Verordening van de regioraad van de Vervoerregio Amsterdam houdende regels omtrent subsidie wet personenvervoer (Subsidieverordening Wet Personenvervoer 2000 (2019))

Geldend van 01-01-2020 t/m heden

Intitulé

Verordening van de regioraad van de Vervoerregio Amsterdam houdende regels omtrent subsidie wet personenvervoer (Subsidieverordening Wet Personenvervoer 2000 (2019))

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze Verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    de wet: de Wet BDU verkeer en vervoer;

  • b.

    het besluit: het Besluit BDU verkeer en vervoer;

  • c.

    Rijksbijdrage: de bijdrage van de minister op grond van de Wet BDU Verkeer en Vervoer en het besluit BDU Verkeer en Vervoer, alsmede overige bedragen die door de Minister worden verstrekt ten behoeve van de exploitatie van het openbaar vervoer;

  • d.

    de Minister: de Minister van Infrastructuur en Waterstaat;

  • e.

    de Vervoerregio Amsterdam: het bij gemeenschappelijke regeling ingesteld openbaar lichaam op grond van hoofdstuk I van de Wet gemeenschappelijke regelingen;

  • f.

    de Regioraad; het algemeen bestuur van de Vervoerregio Amsterdam;

  • g.

    het Dagelijks Bestuur: het Dagelijks Bestuur van de Vervoerregio Amsterdam;

  • h.

    concessie: het recht om met uitsluiting van anderen openbaar vervoer te verrichten in een bepaald gebied gedurende een bepaald tijdvak (artikel 1 Wp2000);

  • i.

    concessiehouder: de vergunninghoudende vervoerder aan wie de Concessie is verleend;

  • j.

    concessieverlener:het Dagelijks Bestuur van een bij gemeenschappelijke regeling ingesteld openbaar lichaam dat ingevolge artikel 20 van de Wp2000 jo. artikel 36b lid 1 sub a en lid 2 van het Besluit personenvervoer 2000 bevoegd gezag is om de Concessie te verlenen. In het kader van voorliggende subsidieverordening wordt met Concessieverlener het Dagelijks Bestuur van de Vervoerregio Amsterdam bedoeld;

  • k.

    het Programma van Eisen: het/de programma(‘s) van eisen voor de exploitatie van het openbaar vervoer dan wel voor het beheer en onderhoud en de vervanging van railinfrastructuur in het gebied van de Vervoerregio Amsterdam, dan wel voor de exploitatie van het openbaar vervoer in de onderscheiden concessiegebieden, zoals vastgesteld door het Dagelijks Bestuur;

  • l.

    concessiegebied: het gebied/de gebieden zoals nader gepreciseerd in de concessies en de bijbehorende Programma’s van Eisen voor de exploitatie van het openbaar vervoer in het gebied van de Vervoerregio Amsterdam, dan wel voor de exploitatie van het openbaar vervoer in de onderscheiden concessiegebieden, zoals vastgesteld door het Dagelijks Bestuur;

  • m.

    Awb: de Algemene wet bestuursrecht;

  • n.

    Convenant: Convenant Beheer en Onderhoud Railinfrastructuur Amsterdam 2013–2024 en/of Convenant Meerjaren Vervangingsonderhoud Programma Metro 2015-2031 of hun opvolgers;

  • o.

    informatieprofiel: het door het Dagelijks Bestuur op te stellen profiel voor de door de concessiehouder te verstrekken informatie;

  • p.

    Vervallen;

  • q.

    Vervallen;

  • r.

    Vervallen;

  • s.

    Wp2000: de Wet Personenvervoer 2000;

  • t.

    Wls: de Wet lokaal spoor

  • u.

    uitkering: een brede doeluitkering als bedoeld in artikel 3, eerste lid van de wet;

  • v.

    verkeer- en vervoerbeleid: het samenstel van maatregelen gericht op aanleg, verbetering van de functionaliteit en op de instandhouding van de gebruiksfunctie van onroerende voorzieningen ten behoeve van het vervoer van personen en goederen, op exploitatie van openbaar en daarmee gelijkgesteld vervoer als bedoeld in de Wp2000, op verkeersveiligheid en op de overige maatregelen gericht op beïnvloeden van de keuze van een vervoermodaliteit.

Artikel 2.1 Bevoegdheid van het Dagelijks Bestuur

  • 1. Het Dagelijks Bestuur is op grond van artikel 22 van de Wp2000 bevoegd tot het verstrekken van subsidies voor de in een concessie omschreven verplichtingen. Deze verplichtingen houden onder meer in het verrichten van openbaar vervoer, het verzorgen van de sociale veiligheid, het beheer en onderhoud en al datgene waartoe de concessiehouder ingevolge besluiten van het Dagelijks Bestuur wordt verplicht uit te voeren.

  • 2. Het Dagelijks Bestuur is op grond van artikel 3, lid 2, sub a van de Wet bevoegd om een gedeelte van de uitkering te verstrekken aan een gemeente die deel uitmaakt van de Vervoerregio Amsterdam ten behoeve van de kosten van uitvoering van het gemeentelijke verkeer- en vervoerbeleid.

  • 3. Het Dagelijks Bestuur verstrekt, op grond van artikel 17 lid 3 Wls, de benodigde subsidie ter realisatie van beheer en onderhoud van lokale spoorweginfrastructuur.

  • 4. Titel 4.2 Awb is van toepassing op de subsidies, die worden verleend op grond van deze Verordening. Afdeling 4.2.8 Awb is van toepassing op subsidies die per boekjaar worden verstrekt.

  • 5. Het Dagelijks Bestuur is bevoegd om op grond van deze Verordening nadere regels op te stellen.

Artikel 2.2 Subsidieplafond

  • 1. Het Dagelijks Bestuur kan jaarlijks het subsidieplafond vastellen voor het totale bedrag dat beschikbaar is voor de subsidies voor de concessie(s), resp. concessiegebied(en), dan wel voor de concessiehouder(s), dan wel de onderscheiden vervoermodaliteit(en) binnen een concessie, resp. een concessiegebied.

  • 2. Vervallen.

Artikel 2.3 Verdelen van subsidie

  • 1. Het Dagelijks Bestuur kan de subsidie verdelen over de concessie(s), resp. concessiegebied(en) of over de betreffende concessiehouder(s), dan wel de onderscheiden vervoermodaliteit(en) binnen een concessie, resp. een concessiegebied.

Artikel 3.1 De aanvraag voor een subsidieverlening

  • 1. Een definitieve en volledige aanvraag voor een subsidieverleningsbeschikking moet uiterlijk per 1 oktober van het jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor de subsidie wordt verleend bij het Dagelijks Bestuur worden ingediend.

  • 2. Van bovengenoemde termijn kan slechts worden afgeweken na onderlinge afstemming tussen het Dagelijks Bestuur en de aanvrager.

Artikel 3.2 Verstrekking gegevens

  • 1. Bij de definitieve en volledige aanvraag kan het Dagelijks Bestuur vragen tenminste de volgende gegevens over te leggen:

    • een begroting gebaseerd op het loon- en prijspeil van het jaar van de aanvraag waarin de verschillende kostenposten zijn gespecificeerd;

    • een onderbouwing van de kosteneffectiviteit van de investering;

    • een financieringsplan met een gedetailleerde opgave van de dekking van de geraamde kosten, de eventuele inkomsten en opbrengsten en een opgave van de financiële inbreng van de betrokken partijen, inclusief de gevraagde subsidie van de Vervoerregio.

  • 2. Vervallen

  • 3. Het Dagelijks Bestuur is te allen tijde bevoegd nadere gegevens te verlangen.

Artikel 3.3 Beslistermijn

  • 1. Het Dagelijks Bestuur beslist op een aanvraag voor de subsidie binnen tien weken na de dag waarop de aanvraag definitief en volledig is ontvangen.

  • 2. Het Dagelijks Bestuur kan zijn beslissing voor ten hoogste twintig weken verdagen. De aanvrager wordt hiervan schriftelijk in kennis gesteld. De artikelen 4:5 en 4:15 Awb zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 3.4 Weigering van de subsidie

  • 1. De aanvraag voor een subsidiebeschikking kan, naast de in artikel 4:35 Awb genoemde gronden, worden geweigerd indien:

    • a.

      de aanvrager niet beschikt over een vergunning in de zin van artikel 4 van de WP2000;

    • b.

      de aanvrager niet beschikt over een concessie in de zin van artikel 1 sub l van de WP2000;

    • c.

      de aanwijzing tot beheerder van de lokale spoorweginfrastructuur als bedoeld in artikel 18, eerste lid, Wls, wordt geschorst of ingetrokken;

    • d.

      de aanvrager niet beschikt over een veiligheidscertificaat in de zin van artikel 27, eerste lid, Wls;

    • e.

      de aanvraag niet voldoet aan het Programma van Eisen dat door het Dagelijks Bestuur wordt vastgesteld;

    • f.

      de aanvrager reeds uit anderen hoofde een bijdrage heeft ontvangen voor dezelfde activiteiten, als waarvoor de subsidie is aangevraagd;

    • g.

      het bepaalde bij of krachtens de Wet of het Besluit, de Wp2000 of de Wls zich daartegen verzet;

    • h.

      de aanvrager niet op een behoorlijke, deugdelijke en transparante wijze, een financiële onderbouwing alsmede een onderbouwing van noodzaak kan verstrekken omtrent de te verrichten activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten.

  • 2. Vervallen

Artikel 4.1 Verlenen van subsidie

  • 1. Voorafgaande aan het vaststellen van de subsidie wordt een beschikking tot het verlenen van subsidie gegeven. De subsidie wordt per kalenderjaar, danwel dienstregelingjaar verleend.

  • 2. Indien de Rijksbijdrage op enig moment wordt aangepast, wordt de subsidie per het resterende tijdvak tot het einde van het betreffende kalenderjaar verleend.

  • 3. Vervallen.

Artikel 4.2 Omschrijving gesubsidieerde activiteiten

  • 1. De subsidie kan, onder meer, worden verleend voor de volgende activiteiten:

    • het verzorgen van het openbaar vervoer binnen het concessiegebied;

    • het zorgdragen voor de sociale veiligheid;

    • het opstellen van een noodplan;

    • het verzorgen van informatie en dynamische reisinformatie;

    • het bevorderen van de toegankelijkheid van het openbaar vervoer;

    • het verzorgen van het beheer en onderhoud van de railinfrastructuur;

    • het invoeren van een nieuw betaalsysteem;

    • het bevorderen van zero-emissietechnieken;

    • het investeren in (strategische) activa;

  • 2. De onder 1 genoemde omschrijving kan door het Dagelijks Bestuur bij de subsidieverleningbeschikking worden uitgewerkt.

Artikel 4.3 Subsidieovereenkomsten

  • 1. Naast de voorschriften die in deze Verordening of in de subsidiebeschikking zijn vermeld, kunnen op de voet van artikel 4:36 Awb met de subsidieontvanger uitvoeringsovereenkomsten worden gesloten.

  • 2. In deze uitvoeringsovereenkomsten kunnen de volgende verplichtingen tot het uitvoeren van de volgende activiteiten in ieder geval worden opgenomen:

    • de verplichting tot het exploiteren van het openbaar vervoer binnen het concessiegebied;

    • de verplichting tot het zorgdragen voor de sociale veiligheid;

    • de verplichting tot het opstellen van een noodplan;

    • de verplichting tot het verzorgen van informatie en dynamische reisinformatie;

    • de verplichting tot het bevorderen van de toegankelijkheid van het openbaar vervoer;

    • de verplichting tot beheer en onderhoud en de vervanging van de railinfrastructuur;

    • de verplichting tot het invoeren en in stand houden van een nieuw betaalsysteem;

    • de verplichting tot instandhouding en overdracht van (strategische) activa;

Artikel 4.4 Subsidievoorwaarden

  • 1. De subsidie kan onder voorwaarden worden verleend.

  • 2. De subsidie wordt in ieder geval verleend onder tenminste dezelfde voorwaarden als waaronder aan de Vervoerregio Amsterdam de Rijksbijdrage door de Minister is verleend.

  • 3. Het Dagelijks Bestuur is bevoegd nadere voorwaarden te stellen.

  • 4. De subsidie wordt verleend onder de voorwaarde dat de subsidieontvanger niet meer gelden ontvangt van het Dagelijks Bestuur dan dat de Vervoerregio Amsterdam ontvangt van de Minister als Rijksbijdrage.

Artikel 4.5 Subsidieverplichtingen

  • 1. Het dagelijks Bestuur kan aan de subsidieverlening verplichtingen verbinden.

  • 2. In elk geval kan het Dagelijks Bestuur de verplichtingen stellen, zoals genoemd in artikel 4.3, tweede lid van de Verordening.

  • 3. Het Dagelijks Bestuur kan de verplichting opleggen dat de subsidie niet hoger is dan nodig om de kosten van de uitvoering van (een gedeelte van) de concessie te dekken, waaronder begrepen een specifieke vervoermodaliteit, en de verplichting om, indien de opbrengst uit de concessie hoger is dan bij de aanvraag tot subsidieverlening geschat, het bedrag boven de opbrengst terug te betalen aan de subsidieverlener.

  • 4. Het Dagelijks Bestuur is bevoegd om verplichtingen te stellen ten aanzien van de financiële verantwoording en de gegevens die hierbij moeten worden verstrekt.

Artikel 5.1 Subsidievaststelling

  • 1. Voor 1 augustus volgend op het jaar waarvoor de subsidie is verleend, dient de subsidieontvanger een aanvraag in bij het Dagelijks Bestuur tot vaststelling van de subsidie verleend voor het afgelopen jaar.

  • 2. Vervallen.

  • 3. Binnen vier maanden na het ontvangen van de aanvraag tot subsidievaststelling beslist het Dagelijks Bestuur omtrent de subsidievaststelling.

  • 4. Indien de subsidieontvanger niet voor de in het eerste lid genoemde datum een aanvraag heeft ingediend, kan het Dagelijks Bestuur de subsidie ambtshalve vaststellen.

  • 5. Het Dagelijks Bestuur kan in de subsidieverleningsbeschikking afwijken van bovengenoemde termijnen.

Artikel 5.2 Verstrekking gegevens

  • 1. Bij de aanvraag tot subsidievaststelling worden de volgende gegevens verstrekt:

    • de gegevens die het informatieprofiel voor het betreffende concessiegebied of Convenant eist;

    • de gegevens die nodig zijn voor het voldoen aan de voorwaarden waaronder de Rijksbijdrage is verleend aan de Vervoerregio Amsterdam;

    • de gegevens voortvloeiend uit de wet en/of het besluit en/of de Wp2000en/of de Wls;

    • een financieel verslag, dat bij niet openbaar aanbestede concessies is voorzien van een goedkeurende verklaring van een registeraccountant;

    • bij niet openbaar aanbestede concessies: een rekening en verantwoording van de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten overeenkomstig het URS-systeem;

    • bij niet openbaar aanbestede concessies: verantwoording voor het hebben voldaan aan de verplichtingen zoals opgenomen in de verleningsbeschikking.

  • 2. Vervallen.

  • 3. Het Dagelijks Bestuur is te allen tijde bevoegd om nadere gegevens te verlangen.

Artikel 5.3 Vaststelling

  • 1. De subsidie wordt overeenkomstig de beschikking tot subsidieverlening vastgesteld.

  • 2. De subsidie kan, naast de in artikel 4:46, tweede lid Awb genoemde gronden, lager worden vastgesteld indien:

    • niet is voldaan aan de verplichtingen uit hoofde van de concessie;

    • niet is voldaan aan de verplichtingen uit hoofde van de concessieovereenkomst;

    • niet is voldaan aan de verplichtingen uit hoofde van de subsidieovereenkomst;

    • niet is voldaan aan de verplichtingen uit hoofde van de subsidieverleningsbeschikking;

    • niet is voldaan aan enige bij of krachtens de wet en/of het besluit en/of de Wp2000 en/of de Wls gestelde verplichting(en);

    • de concessie- en/of de subsidieovereenkomst in deze mogelijkheid voorziet, zoals in het geval van lagere dan geraamde opbrengsten aan de zijde van de concessiehouder;

    • de opbrengsten uit de exploitatie van de concessie, dan wel per vervoermodaliteit, hoger zijn dan de kosten.

  • 3. De subsidie kan hoger of lager worden vastgesteld, indien de bedragen die aan de Vervoerregio Amsterdam zijn verstrekt als Rijksbijdrage door de Minister voor het betreffende tijdvak zijn geïndexeerd.

Artikel 6 Intrekking van de subsidie

  • 1. Indien de subsidie nog niet is vastgesteld kan de subsidieverleningbeschikking worden ingetrokken, naast de in artikel 4:48 Awb genoemde gronden, op de gronden zoals vermeld in artikel 5.3, tweede lid.

  • 2. Indien de subsidie reeds is vastgesteld kan de subsidievaststellingbeschikking worden ingetrokken, naast de in artikel 4:49 Awb genoemde gronden, op de gronden zoals vermeld in artikel 5.3, tweede lid.

  • 3. Vervallen.

Artikel 7 Betaling

  • 1. Het subsidiebedrag wordt overeenkomstig de subsidievaststelling betaald, onder verrekening van de betaalde voorschotten.

  • 2. Het subsidiebedrag wordt betaald binnen vier weken na de subsidievaststelling, tenzij bij de subsidiebeschikking anders is bepaald.

  • 3. Het subsidiebedrag kan worden verrekend met een vordering van de Vervoerregio Amsterdam op de subsidieontvanger

  • 4. In de subsidieverleningsbeschikking, dan wel, de subsidieovereenkomst kunnen ten aanzien van de betaling nadere regels worden gesteld.

Artikel 8 Bevoorschotting

  • 1. Het Dagelijks Bestuur kan de subsidieontvanger voorschotten verlenen.

  • 2. Vervallen.

  • 3. In de subsidieverleningsbeschikking, dan wel, de subsidieovereenkomst kunnen ten aanzien van de bevoorschotting nadere regels worden gesteld.

Artikel 9.1 Toezicht en informatieplicht

  • 1. Het Dagelijks Bestuur kan personen aanwijzen die belast zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze Verordening, de Wp2000 of het bepaalde krachtens de Awb.

  • 2. De accountantsdienst van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat en van de Vervoerregio Amsterdam, dan wel een door de Vervoerregio Amsterdam aan te wijzen accountant, kan te allen tijde inzage vorderen in de gegevens van de subsidieontvanger die ten grondslag liggen aan de beoordeling van de gevoerde administratie over enig jaar.

  • 3. Aan subsidies op grond van deze Verordening is de verplichting verbonden dat de subsidieontvanger aan een toezichthouder alle medewerking verleent die deze redelijkerwijs kan vorderen bij de uitoefening van zijn bevoegdheden.

Artikel 9.2 Meldingsplicht bij wijziging omstandigheden

  • 1. De aanvrager respectievelijk ontvanger van subsidie doet onmiddellijk schriftelijke mededeling aan het Dagelijks Bestuur van alle feiten en omstandigheden die van belang kunnen zijn voor de beslissing op de aanvraag dan wel voor een beslissing tot wijziging, intrekking of vaststelling van de subsidie.

Artikel 10.1 Zaken waarin de verordening niet voorziet

Het dagelijks bestuur kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening voor zover toepassing daarvan, gelet op het doel of de strekking van deze bepalingen voor de aanvrager zal leiden tot onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 10.2 Inwerkingtreding

  • 1. Deze Verordening treedt in werking nadat zij is bekendgemaakt en werkt terug tot en met 1 juli 2006. Op subsidies die zijn aangevraagd na 1 juli 2006 is deze Verordening van toepassing.

Artikel 10.3 Verhouding Verordening met Wet en Besluit

  • 1. Indien deze Verordening in strijd mocht zijn of komen met een bij of krachtens de Wet of Besluit gegeven regeling of beschikking van de Minister, geldt de Verordening op dat punt niet. In dat geval geldt in plaats van de Verordening de regeling of de beschikking van de Minister als onderdeel van deze Verordening en is het Dagelijks Bestuur bevoegd die regeling of beschikking toe te passen als ware deze onderdeel van de Verordening.

Artikel 10.4 Citeertitel

  • 1. Deze Verordening kan worden aangehaald als “Subsidieverordening Wet personenvervoer 2000 (2019)”.