Subsidieverordening monumenten gemeente Maasdriel 2011

Geldend van 01-01-2011 t/m heden

Intitulé

Subsidieverordening monumenten gemeente Maasdriel 2011

De raad van de gemeente Maasdriel;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 2 november 2010;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

besluit:

vast te stellen de volgende: Subsidieverordening monumenten gemeente Maasdriel 2011

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1. Deze verordening verstaat onder:

    • a.

      Gemeentelijke monumenten: onroerende en roerende zaken die zijn opgenomen in het monumentenregister van de gemeente Maasdriel zoals bedoeld in de "Monumentenverordening".

    • b.

      Rijksmonumenten: monumenten welke zijn opgenomen in het monumentenregister zoals bedoeld in artikel 6 van de Monumentenwet 1988.

    • c.

      Stads- en straatbeeldbepalende elementen van bijzondere waarde: gevelelementen aan panden, voorgevels, tuinmuren - inclusief eventuele beplanting - en stoepen die gelegen zijn aan de openbare weg, dan wel andere al dan niet daarbij behorende elementen welke naar het oordeel van burgemeester en wethouders bijdragen aan het stads- of dorpsschoon in de historische kernen van de gemeente Maasdriel.

    • d.

      Monumentencommissie: de op basis van artikel 15, lid 1 Monumentenwet 1988 ingestelde commissie met als taak het college op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over de toepassing van de Monumentenwet 1988, de Monumentenverordening en het monumentenbeleid.

    • e.

      Onderhoud: werkzaamheden noodzakelijk om een monument in goede staat te houden of als zodanig in stand te houden of toekomstig onderhoud en kostbare restauraties te voorkomen of te verminderen.

    • f.

      Restauratie: werkzaamheden die noodzakelijk zijn voor de instandhouding van een monument en die het onderhoud, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, sub e, te boven gaan.

    • g.

      Vergunning: een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, of artikel 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

    • h.

      College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maasdriel.

    • i.

      Eigenaar: een natuurlijk persoon of rechtspersoon die het recht van eigendom heeft op een rijks- of gemeentelijk monument of een stads- en straatbeeldbepalend element van bijzondere waarde.

    • j.

      Fiscaal relevante eigenaar: Eigenaar van een monument die recht heeft op fiscale aftrek van onderhoudskosten rijksmonumenten, bedoeld in artikel 6.31 Wet op de inkomstenbelasting 2001.

    • k.

      Bouwhistorisch onderzoek: in schriftelijke rapportage vastgelegd onderzoek naar de bouwgeschiedenis en de bouwhistorische kwaliteit van een monument.

    • l.

      Historisch interieur: binnenruimte van bijzondere waarde.

  • 2. In deze verordening wordt onder eigenaar mede verstaan:

    • a.

      degene die het recht van opstal heeft;

    • b.

      de houder van een recht van opstal;

    • c.

      de toekomstige eigenaar, erfpachter of houder van een recht van opstal.

Artikel 2 Reikwijdte verordening

Deze verordening is van toepassing op subsidieaanvragen van een eigenaar voor bouwhistorischonderzoek, restauratie en onderhoud.

Artikel 3 Bevoegdheid

  • 1. Het college is bevoegd tot het verlenen, vaststellen en uitbetalen van subsidie als bedoeld in deze verordening en aan deze besluiten voorschriften te verbinden.

  • 2. Het college is eveneens bevoegd tot het intrekken of wijzigen van subsidieverlenings- of subsidievaststellingsbesluiten, alsmede tot het geheel of gedeeltelijk terugvorderen van subsidiegelden.

  • 3. Het college is bevoegd nadere regels te stellen betreffende het bepaalde in deze verordening.

Artikel 4 Subsidieplafond

  • 1. De raad stelt voor ieder kalenderjaar een subsidieplafond, als bedoeld in artikel 4:25 e.v. van de Algemene wet bestuursrecht, vast, voor de in deze verordening beschreven subsidies.

  • 2. Bij de vaststelling van het subsidieplafond wordt bepaald hoe het beschikbare bedrag wordt verdeeld, over de in deze verordening beschreven subsidies voor restauratie en onderhoud.

  • 3. Bij de bekendmaking van het subsidieplafond wordt de wijze van verdeling vermeld.

Artikel 5 Afhandeling aanvragen op volgorde van binnenkomst

Aanvragen om subsidie op grond van deze verordening worden in volgorde van binnenkomst afgehandeld.

Artikel 6 Nader verdeelcriterium

  • 1. Indien een subsidieplafond als bedoeld in artikel 4 na toepassing van artikel 5 dreigt te worden overschreden of wordt overschreden als gevolg van het aantal aanvragen dat op dezelfde dag wordt ontvangen, worden de aanvragen die op die dag ontvangen zijn, door middel van loting gerangschikt.

  • 2. De hoogst gerangschikte aanvraag komt het eerst voor subsidie in aanmerking.

HOOFDSTUK 2 AANVRAAGPROCEDURE

Artikel 7 Indiening subsidieaanvraag

  • 1. Voor hetzelfde rijks- of gemeentelijk monument, of stads- en straatbeeldbepalend element van bijzondere waarde, kan éénmaal per kalenderjaar subsidie op grond van deze verordening worden aangevraagd.

  • 2. Een aanvraag om subsidie op grond van deze verordening wordt schriftelijk bij het college ingediend, op een daartoe beschikbaar gesteld formulier, in het desbetreffende kalenderjaar.

  • 3. Bij het aanvraagformulier wordt gevoegd:

    • a.

      een gespecificeerde begroting van de kosten;

    • b.

      een bestek c.q. werkomschrijving;

    • c.

      tekeningen van de bestaande en te maken toestand (schaal 1 : 100);

    • d.

      een BTW-verklaring;

    • e.

      een verzekeringsovereenkomst tegen brandschade;

    • f.

      een inspectierapport, niet ouder dan 1 jaar, van de bouwkundige staat, volgens de methodiek van de Monumentenwacht, opgesteld door een onafhankelijke deskundige of een deskundige instantie.

HOOFDSTUK 3 SUBSIDIEVERLENING

Artikel 8 Advies Monumentencommissie

Alvorens een beslissing te nemen op de aanvraag, kan het college het advies inwinnen van de

Monumentencommissie.

Artikel 9 Subsidiepercentage en maximum restauratie

  • 1. Aan de eigenaar van een gemeentelijk monument kan een subsidie worden verleend ter tegemoetkoming in de kosten van het treffen van:

    • a.

      voorzieningen tot opheffing van bouwtechnische gebreken, het normale onderhoud te boven gaand;

    • b.

      overige voorzieningen, het normale onderhoud te boven gaand, die voor de instandhouding van het monument noodzakelijk zijn, oftewel restauratie.

  • 2. De subsidie, zoals bedoeld in het eerste lid, bedraagt 40% van de door of namens het college goedgekeurde subsidiabele kosten, met een maximum van € 18.500,00.

  • 3. Indien de restauratie, zoals bedoeld in het eerste lid, geheel in zelfwerkzaamheid wordt uitgevoerd, kan slechts een subsidie worden verleend in de materiaalkosten. De subsidie bedraagt dan 40% van de subsidiabele materiaalkosten, met een maximum van € 7.500,00.

Artikel 10 Subsidiepercentage en -maximum onderhoud

  • 1. Aan de eigenaar van een gemeentelijk- of een niet-fiscaalrelevante eigenaar van een rijksmonument kan een subsidie worden verleend in de kosten voor onderhoud.

  • 2. Aan de eigenaar van een stads- en straatbeeldbepalend element met bijzondere waarde kan een subsidie worden verleend in de kosten van herstel van deze elementen.

  • 3. De subsidie bedraagt maximaal 30% van de onderhoudskosten of van de herstelkosten, tot een maximum van € 2.500,00.

  • 4. Subsidie wordt uitsluitend verleend als:

    • a.

      de door het college subsidiabel geachte kosten voor onderhoud een bedrag van € 600,00 te boven gaan. Als het onderhoud geheel in zelfwerkzaamheid wordt uitgevoerd wordt slechts subsidie verleend in de materiaalkosten voor zover deze een bedrag van € 450,00 te boven gaan;

    • b.

      de door het college subsidiabel geachte kosten voor herstel een bedrag van € 200,00 te boven gaan. Als het herstel geheel in zelfwerkzaamheid wordt uitgevoerd kan subsidie slechts worden verleend in de materiaalkosten voor zover deze een bedrag van € 100,00 te boven gaan.

Artikel 11 Subsidiepercentage en -maximum bouwhistorisch onderzoek

  • 1. Aan de eigenaar kan een subsidie worden verleend in de kosten voor een bouwhistorisch onderzoek.

  • 2. De subsidie zoals bedoeld in het eerste lid, bedraagt maximaal 75% van de totale onderzoekskosten, met een maximum van € 3.000,00.

  • 3. Subsidie kan uitsluitend worden verleend indien:

    • a.

      er een sloop, verbouw of restauratie behoefte aan ten grondslag ligt;

    • b.

      het pand niet eerder voor subsidie, betreffende het uitvoeren van een bouwhistorisch onderzoek, op grond van deze verordening in aanmerking is gekomen.

Artikel 12 Subsidiabele kosten

  • 1. De subsidie voor restauratie en onderhoud wordt verleend in de door het college goedgekeurde subsidiabele kosten overeenkomstig een door het college vast te stellen "Lijst van subsidiabele restauratie- en onderhoudskosten".

  • 2. Onder kosten van voorzieningen worden in elk geval begrepen de geraamde en de door of namens het college goedgekeurde bedragen van:

    • a.

      de aannemingssom;

    • b.

      de risicoverrekening van loon- en materiaalprijsstijgingen;

    • c.

      het honorarium van de architect en de constructeur, de kosten van het dagelijks toezicht en de bestedingskosten;

    • d.

      eventueel noodzakelijk meerwerk;

    • e.

      de leges voor enige vergunning die nodig is voor het treffen van de voorzieningen;

    • f.

      de verschuldigde omzetbelasting, voor zover die niet op grond van de Wet op de omzetbelasting op verschuldigde belastingen in mindering kan worden gebracht.

    • g.

      het abonnement van de Monumentenwacht;

    • h.

      de kosten van de CAR-verzekering.

Artikel 13 Restauratiewerkzaamheden

1.Subsidie kan worden verleend in de volgende kosten van voorzieningen:

  • a.

    herstel van het casco. Onder casco wordt verstaan: de hoofdstructuur van het gemeentelijk monument, bestaande uit de dragende onderdelen en het omhulsel. Te weten dak-, kap- en gebintconstructie, vloeren, balklagen, dragende muren, fundering, kelder en gewelven;

  • b.

    het aanbrengen van een dakbeschot waar dit niet aanwezig is en voor zover hiertoe een constructieve noodzaak bestaat. Indien de voorkeur wordt gegeven aan isolerende dakplaten kan de helft van de kosten in de meeste gevallen als subsidiabel worden aangemerkt;

  • c.

    alle onderhoudswerkzaamheden als nader omschreven in artikel 16, indien deze tegelijk met één of meer van de hier genoemde restauratiewerkzaamheden worden uitgevoerd;

  • d.

    herstel van afzonderlijke monumentale onderdelen (in- en exterieur) al dan niet in combinatie met herstel van het casco. Het gaat dan om zaken als schouwen, vloeren, trappartijen, plafonds, schilderingen, pleister- en schilderwerk, bijzonder behang, raam- en deurpartijen met omlijsting en gevelonderdelen;

  • e.

    herstel van specifieke technische installaties ten behoeve van bedrijf en techniek, bijvoorbeeld dieselmotoren, raamzagen, persen en poldergemalen;

  • f.

    het aanbrengen van technische installaties ten behoeve van bescherming van zeer waardevolle interieurelementen, bijvoorbeeld verwarming- of luchtbevochtigingsinstallaties;

  • g.

    het treffen van maatregelen en het aanbrengen van installaties ter voorkoming van brand en blikseminslag (sprinklerinstallaties en rookdetectoren, brandmeldingssystemen, loze brandleidingen, slanghaspels en bliksemafleiders);

  • h.

    het aanbrengen van goten en hemelwaterafvoeren, waar deze voordien ontbraken;

  • i.

    het opstellen van een restauratieplan;

  • j.

    het verrichten van bouwhistorisch onderzoek of een haalbaarheidsonderzoek.

Artikel 14 Onderhoudswerkzaamheden

1.Subsidie kan worden verleend in de volgende onderhoudskosten:

  • a.

    herstel en vernieuwen van rieten daken (met deklatten en beperkt herstel van sporen);

  • b.

    herstel van dakvlakken gedekt met pannen (met deklatten), leien, lood, zink of koper met beperkt herstel van dakbeschot en sporen;

  • c.

    herstel van goten (in zink, koper of lood) inclusief bijbehorende hemelwaterafvoeren; het aanbrengen van goten waar deze niet eerder aanwezig waren, inclusief aansluitingen op riolering en open water;

  • d.

    herstel van buitenkozijnen, buitendeuren, raampartijen, luiken, stoepen, roedeverdeling, lijstwerk;

  • e.

    herstel van windveren, schoorstenen, kapellen en loodaansluitingen;

  • f.

    herstel van dak- en torenluiken, loopbruggen, het afgazen van torenluiken;

  • g.

    inboeten, beperkt herstel van muurwerk en opvoegen of pleisteren van gevels;

  • h.

    beperkt vervangen of inboeten van natuursteen;

  • i.

    behandeling van muur- en houtwerk ter regulering van de vochthuishouding dan wel ter bestrijding van zwamaantasting of houtaantasters;

  • j.

    herstel, vervangen en indien nodig aanbrengen van een nieuwe bliksembeveiliging;

  • k.

    buitenschilderwerk en binnenschilderwerk wat betreft buitenramen en -kozijnen en -deuren;

  • l.

    beperkt herstel van dragende constructies (ankerbalkgebinten, schoren en platen, balkkoppen, spantbenen);

  • m.

    herstel van glas-in-lood-beglazing en het aanbrengen van beschermende beglazing voor gebrandschilderd glas;

  • n.

    het aanbrengen van inspectievoorzieningen zoals dakluiken en klimhaken;

  • o.

    herstel van waardevolle interieuronderdelen;

  • p.

    vervanging en herstel van overige bouwelementen met waarde van grote zeldzaamheid of historische waarde.

Artikel 15 Afwijzingscriteria

Het college weigert de subsidie als:

  • a.

    door het verlenen van subsidie, het in artikel 4 bedoelde subsidieplafond wordt overschreden;

  • b.

    een eventueel voor de werkzaamheden vereiste vergunning(en) niet is/zijn verleend;

  • c.

    de kosten van de voorzieningen niet geacht kunnen worden te staan in redelijke verhouding tot het te verkrijgen resultaat;

  • d.

    met het treffen van de voorzieningen is begonnen voordat de eigenaar bij het college een aanvraag om subsidie heeft ingediend;

  • e.

    de kosten door een verzekeringsuitkering zijn of worden gedekt;

  • f.

    duidelijk is dat het pand waaraan de voorzieningen worden getroffen binnen een periode van 10 jaar wordt afgebroken;

  • g.

    het bedrijf dat de voorzieningen zal treffen niet is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel;

  • h.

    het monument of element na het treffen van de voorzieningen of onderhoud niet aan de wettelijke eisen voldoet op grond van andere regelgeving dan de monumentenregelgeving;

  • i.

    dezelfde onderhoudswerkzaamheden binnen een periode van 5 jaar al voor subsidie in aanmerking zijn gekomen.

HOOFDSTUK 4 SUBSIDIEVASTSTELLING EN -UITBETALING

Artikel 16 Gereedmelding

  • 1. De aanvrager is verplicht om binnen 12 weken na het gereedkomen van de restauratie- of onderhoudswerkzaamheden, met gebruikmaking van een daartoe door het college beschikbaar gesteld formulier, te verklaren dat de werkzaamheden zijn voltooid.

  • 2. Een gereedmeldingsformulier gaat vergezeld van alle gegevens, facturen en betalingsbewijzen als bedoeld in artikel 22, eerste lid sub. c.

  • 3. Indien de gereedmelding naar het oordeel van het college niet voldoet aan het bepaalde in het eerste lid, doen zij daarvan binnen vier weken na ontvangst schriftelijk mededeling aan de aanvrager onder vermelding van de nog te verstrekken gegevens.

  • 4. De aanvrager dient binnen de in de mededeling aangegeven termijn zijn gereedmelding aan te vullen, met de nog ontbrekende gegevens of deze gegevens desgevraagd te verduidelijken.

  • 5. De gereedmelding is tevens een verzoek om vaststelling van de definitieve subsidie en uitbetaling van de subsidie.

  • 6. Het recht op vaststelling en uitbetaling vervalt, indien niet is voldaan aan het bepaalde in het eerste of derde lid. De aanvrager ontvangt hiervan een schriftelijk besluit.

Artikel 17 Subsidievaststelling

  • 1. De definitieve vaststelling van de hoogte van een op grond van deze verordening verleende subsidie vindt plaats nadat:

    • a.

      de in de aanvraag opgenomen werkzaamheden conform artikel 20 schriftelijk zijn gereed gemeld onder indiening van de daarop betrekking hebbende gegevens

    • b.

      de onder a bedoelde werkzaamheden door of namens het college zijn gecontroleerd en akkoord bevonden;

    • c.

      de rekeningen en betalingsbewijzen inzake de uitgevoerde werkzaamheden alsmede de totale kostenopstelling waarin de verrichte werkzaamheden op dezelfde wijze zijn gerangschikt, als in de in artikel 7 derde lid bedoelde begroting door het college is gecontroleerd en akkoord bevonden.

  • 2. De definitieve subsidie is gelijk aan de verleende subsidie, tenzij de werkelijke subsidiabele kosten lager zijn dan geraamd dan wel minder voorzieningen zijn getroffen dan in de subsidieaanvraag is aangegeven.

  • 3. Het besluit tot subsidievaststelling wordt binnen acht weken na indiening van de gereedmelding en het verzoek om subsidievaststelling als bedoeld in artikel 21, vierde lid genomen.

  • 4. Uitbetaling geschiedt binnen acht weken na bekendmaking van het besluit tot subsidievaststelling op een bij de gereedmelding door de aanvrager op te geven bankrekeningnummer.

Artikel 18 Voorschot

In daarvoor naar het oordeel van het college in aanmerking komende gevallen, kan op verzoek van de

aanvrager, indien 50% of meer van de in de aanvraag vermelde werkzaamheden zijn verricht en akkoord bevonden, een voorschot op de subsidie worden verstrekt van maximaal 50% van de verleende subsidie,

HOOFDSTUK 5 OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 19 Hardheidsclausule

Het college kan in het belang van de monumentenzorg van de bepalingen van deze verordening afwijken, indien de strikte toepassing ervan zou leiden tot een onbillijk besluit.

Artikel 20 Overgangsbepaling

Deze verordening is niet van toepassing op subsidies die voor de inwerkingtreding van deze verordening zijn verleend of vastgesteld.

Artikel 21 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2011.

  • 2. Bij de inwerkingtreding van deze verordening vervalt de "Subsidieverordening gemeentelijke monumenten 1999", vastgesteld bij raadsbesluit van 4 januari 1999.

Artikel 22 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als “Subsidieverordening Monumenten Gemeente Maasdriel2011”.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 16 december 2010.

De raad voornoemd,

de griffier,

de voorzitter,

J.F. van Zutphen

A.Frankfort