Beleidsregels van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Reimerswaal inhoudende regels voor het maken of veranderen van een uitweg ex. artikel 2:12, tweede lid, APV

Geldend van 01-03-2017 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Reimerswaal inhoudende regels voor het maken of veranderen van een uitweg ex. artikel 2:12, tweede lid, APV

Beleidsregels inzake het maken of veranderen van een uitweg (inrit), artikel 2:12, tweede lid, APV

Ad a. Verkeersveiligheid

Een inrit wordt verboden indien deze wordt aangevraagd:

  • 1.

    op een plaats waar door de inrit de verkeersveiligheid in gevaar komt;

  • 2.

    op of nabij een rotonde, kruising of splitsing van wegen;

  • 3.

    op of nabij een voetgangersoversteekplaats;

  • 4.

    op of nabij een bushalte;

  • 5.

    op een plaats waar belemmeringen ontstaan voor het in- en uitrijden met een personenauto van één of meer bestaande garages;

  • 6.

    op een plaats waar de inrit op een fiets- en/of voetpad uitkomt en dat het pad moet worden bereden om vanaf de openbare weg het perceel te bereiken;

  • 7.

    op een plaats waar verlichting of bebording is aangebracht en deze uit een oogpunt van veilig gebruik van de weg niet verplaatst kan worden;

  • 8.

    op een plaats waar het zicht vanaf de inrit op het verkeer op de weg/voetpad/fietspad onvoldoende is.

Ad b. Instandhouding en bruikbaarheid van de weg

Een inrit wordt verboden indien:

1.de inrit tot gevolg heeft dat straatmeubilair of een nutsvoorziening en/of een ander obstakel moet worden verplaatst, terwijl er in de nabije omgeving geen alternatieve locatie voor genoemde objecten voorhanden is en/of er geen overeenstemming tot verplaatsen van het obstakel is met de eigenaar.

Ad c. Mogelijkheid onderhoud, uitbreiding of reconstructie

Geen aanvullende beleidsregels.

Ad d. Openbare parkeerplaats

Een inrit wordt verboden indien:

1.het aanleggen van de inrit ten koste gaat van meerdere openbare parkeerplaatsen. Wanneer het ten koste gaat van één openbare parkeerplaats, wordt de noodzaak van de inrit bekeken. In deze context wordt met een openbare parkeerplaats bedoeld: een parkeervak of parkeerstrook aangelegd in het openbaar gebied en ingericht om te parkeren.

Ad e. Openbaar groen

Een inrit wordt verboden indien:

  • 1.

    schade aan een monumentale boom of aan de groeiplaats van een monumentale boom wordt toegebracht, tenzij deze boom onveilig is en kap onvermijdelijk is. Monumentale bomen zijn opgenomen op de door het college van burgemeester en wethouders vastgestelde lijst “Monumentale bomen”;

  • 2.

    schade aan een kapvergunningplichtige boom of aan de groeiplaats van een

kapvergunningplichtige boom wordt toegebracht, tenzij deze boom onveilig is en kaponvermijdelijk is;

  • 3.

    de inrit dichter dan 2 meter van de buitenzijde van de stam van een boom ligt;

  • 4.

    de inrit gelegen is in de hoofdgroenstructuur;

  • 5.

    de inrit reststukken haag (<5 m¹) of reststukken groen (<5 m²) veroorzaakt.

Ad f. Tweede uitweg

Een inrit wordt verboden:

  • 1.

    indien dit de tweede inrit van het perceel is en de aanleg ten koste gaat van openbaar groen (zie aanvullende beleidsregels onder e.) of een openbare parkeerplaats (zie aanvullende beleidsregels onder d.), tenzij alle inritten nodig zijn voor een legaal gerealiseerde garage of carport die na afstemming tussen BMH en Gemeentewerken gerealiseerd is of mag worden en deze niet via bestaande mogelijkheden te bereiken is;

  • 2.

    indien het een tweede inrit betreft en deze aangevraagd wordt op een plaats waar het zicht vanaf de inrit op het verkeer op de weg/voetpad/fietspad onvoldoende is;

  • 3.

    indien niet achter de voorgevelrooilijn geparkeerd kan worden (zie afbeelding 3).

Ad g. Uiterlijk aanzien omgeving

Een inrit wordt verboden indien:

  • 1.

    er niet geparkeerd kan worden achter de voorgevelrooilijn waardoor de inrit leidt tot parkeren in de voortuin* (zie afbeelding 4 en 5);

  • 2.

    de inrit afwijkt van de vastgestelde maximale breedtes (zie uitvoeringsaspecten);

  • 3.

    de inrit in strijd is met het geldende inrichtings- of bestemmingsplan;

  • 4.

    naar oordeel van het college van burgemeester en wethouders sterk afbreuk wordt gedaan aan de ruimtelijke belevingswaarde van het desbetreffende gebied.

* in het verleden is dit wel toegestaan. Na vaststelling van deze aanvullende beleidsregels

gelden situaties uit het verleden echter niet als een precedent waaraan men rechten kan

ontlenen.

Ad h. Voorwaarden college

Een inrit wordt verboden indien:

1.er door het college aanvullende voorwaarden gesteld zijn en de inrit niet conform deze voorwaarden wordt aangelegd. In dat geval moet de inrit verwijderd worden of zodanig aangepast worden dat deze wel aan de voorwaarden voldoet.

Afwijking van de beleidsregels is altijd mogelijk op grond van artikel 4:84 Algemene Wet Bestuursrecht.