Regeling vervallen per 03-04-2024

Verordening van de raad van Goeree-Overflakkee houdende de uitgangspunten voor het financiële beleid, het financiële beheer en de inrichting van de financiële organisatie (Financiële verordening Goeree-Overflakkee 2017)

Geldend van 15-03-2017 t/m 02-04-2024 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2017

Intitulé

Financiële verordening Goeree-Overflakkee 2017

De raad van de gemeente Goeree-Overflakkee;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 10 januari 2017;

gelet op artikel 212 van de Gemeentewet;

besluit:

vast te stellen de Financiële verordening Goeree-Overflakkee 2017.

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    begroting: het geheel van budgetten voor de uitvoering van de programma’s, nader onderverdeeld in thema´s;

  • -

    kapitaalgoederen: door de gemeente aangekochte of tot stand gebrachte objecten die gedurende meerdere jaren nut geven;

  • -

    thema: onderdeel van een programma en opgebouwd uit een of meerdere taakvelden.

Artikel 2 Programma-indeling

  • 1. De raad kan bij aanvang van een raadsperiode de programma-indeling wijzigen, nader onderverdeeld in thema’s.

  • 2. In de begroting is voor elk thema opgenomen:

    • a.

      het hoofddoel, de beoogde maatschappelijke effecten;

    • b.

      de te bereiken doelen binnen de raadsperiode;

    • c.

      de te bereiken (sub)doelen voor het komende begrotingsjaar.

  • 3. De raad stelt op voorstel van het college per thema de beleidsindicatoren vast.

Artikel 3 Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1. Bij de begroting worden onder elk van de programma’s de lasten en baten per thema weergegeven en bij de jaarstukken worden onder elk van de programma’s de gerealiseerde lasten en baten per thema weergegeven.

  • 2. Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven en wordt van de lopende investeringen het geautoriseerde investeringskrediet en de raming van de uitputting van het investeringskrediet in het lopende boekjaar weergegeven.

  • 3. In de jaarrekening wordt van de investeringen de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven en inkomsten weergegeven.

Artikel 4 Kaders begroting

  • 1. Burgemeester en wethouders bieden in het eerste halfjaar de raad een Kadernota aan met een voorstel voor het beleid en de financiële kaders van de begroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming.

  • 2. De in de begroting en meerjarenbegroting opgenomen onderhoudsbudgetten voor kapitaalgoederen zijn normaliter gebaseerd op meerjarige periodiek geactualiseerde onderhoudsplannen.

Artikel 5 Autorisatie begroting en investeringskredieten

  • 1. De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de baten en de lasten per thema.

  • 2. Bij de begrotingsbehandeling kan de raad expliciet aangeven van welke nieuwe investeringen hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen. De overige nieuwe investeringen worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de financiële positie geautoriseerd.

  • 3. Na de vaststelling van de begroting kunnen burgemeester en wethouders de raad ter autorisatie een afzonderlijk voorstel doen tot het opnemen van nieuwe baten en lasten in de begroting en het vaststellen van nieuwe investeringskredieten.

  • 4. Bij de behandeling van de tussenrapportages in de raad kunnen burgemeester en wethouders de raad voorstellen doen voor:

    • a.

      het wijzigen van de geautoriseerde baten en lasten per thema en de investerings-kredieten, met name bij (dreigende) overschrijdingen van de totaal geautoriseerde lasten per thema en investeringskredieten of wanneer de geautoriseerde baten per thema worden onderschreden of dreigen te onderschrijden;

    • b.

      het opnemen van nieuwe baten en lasten;

    • c.

      het saldo van de wijzigingen van de te autoriseren baten en lasten, genoemd onder a en b, bedraagt maximaal een extra last van € 100.000,- per thema;

    • d.

      het bijstellen van het beleid.

Artikel 6 Tussentijdse rapportages

  • 1. Burgemeester en wethouders informeren de raad periodiek door middel van tussentijdse rapportages over de realisatie van de begroting van de gemeente.

  • 2. De tussenrapportages bestaan uit:

    • a.

      een weergave van de stand van zaken van de (sub)doelen binnen een thema voor het lopende begrotingsjaar;

    • b.

      de ontwikkeling van de baten en lasten per thema, inclusief de mutaties van de reserves;

    • c.

      een overzicht van de wijzigingen van de geautoriseerde baten en lasten en investe-ringskredieten;

  • 3. In de tussenrapportages worden in ieder geval incidentele en structurele afwijkingen groter dan € 25.000,- op de oorspronkelijke ramingen van de baten en lasten binnen de thema’s toegelicht.

Artikel 7 Nota’s

Burgemeester en wethouders beoordelen tenminste eens in de vier jaar de noodzaak van het actualiseren van de door de raad vastgestelde onderstaande nota’s. Dit oordeel wordt opgenomen in de Kadernota. De raad bepaalt uiteindelijk de noodzaak tot het al dan niet actualiseren van de nota’s. Het betreffen de navolgende nota’s:

  • a.

    reserves en voorzieningen;

  • b.

    verbonden partijen;

  • c.

    kadernota grondbeleid;

  • d.

    inkoop- en aanbestedingsbeleid;

  • e.

    misbruik en oneigenlijk gebruik;

  • f.

    risicomanagement.

Artikel 8 Waardering en afschrijving vaste activa

  • 1. Voor de aangeschafte activa tot en met het verslagjaar 2015 worden de al eerder bepaalde afschrijvingstermijnen gecontinueerd.

  • 2. Immateriële en materiële vaste activa worden afgeschreven volgens de methodiek en de termijnen zoals vermeld in de bijlage afschrijvingsbeleid bij deze verordening.

  • 3. Kosten voor het afsluiten van geldleningen en een saldo voor agio en disagio worden direct ten laste van de exploitatie gebracht.

  • 4. Het afschrijven op activa begint in beginsel in het jaar volgend op de totstandkoming c.q. realisatie van het investeringswerk.

  • 5. Afschrijving vindt in principe lineair plaats. Indien op een andere wijze wordt afgeschreven wordt dit gemotiveerd aangegeven.

  • 6. Investeringen met een aanschaffingswaarde kleiner dan € 25.000,- worden niet geactiveerd.

  • 7. Investeringen worden volledig afgeschreven met uitzondering van vervoers-/tractiemiddelen waar rekening gehouden wordt met een restwaarde.

Artikel 9 Voorziening voor oninbare vorderingen

  • 1. Voor openstaande vorderingen betreffende belastingen en heffingen wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd ter grootte van het historische percentage van oninbaarheid.

  • 2. Voor de overige openstaande vorderingen wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van een historisch percentage van oninbaarheid of een individuele beoordeling op inbaarheid van de openstaande vorderingen ouder dan drie maanden.

Artikel 10 Kostprijsberekening

  • 1. Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken en diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een extracomptabel stelsel van kostentoerekening gehanteerd. Bij deze kostentoerekening worden naast de directe kosten, de overheadkosten en de omslagrente van de lopende begroting betrokken.

  • 2. Bij de directe kosten worden betrokken de bijdragen aan en de vrijval van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa en de afschrijvingskosten van de in gebruik zijnde activa. Voor de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, worden daarbij ook de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW) en de gederfde inkomsten van het kwijtscheldingsbeleid betrokken.

  • 3. Voor de kostenonderbouwing van de overheadkosten bedoeld in het 1e lid wordt gebruik gemaakt van een kostenverdeelstaat waarin de toerekening van de kosten plaatsvindt op basis van fte’s en uiteindelijk wordt uitgedrukt in een bedrag per direct productief uur.

  • 4. Het percentage van de omslagrente voor de toerekening van rente aan de taakvelden voor de financiering van de in gebruik zijnde activa wordt jaarlijks met de begroting vastgesteld.

  • 5. Bij een verstrekte lening wordt voor de bepaling van de rentekosten in de kostprijs uitgegaan van het gemiddelde rentepercentage op de leningportefeuille van de lopende begroting. Deze rente kan worden verhoogd met een opslag voor het debiteurenrisico.

Artikel 11 Financieringsfunctie

  • 1. Burgemeester en wethouders nemen bij het uitzetten en het aantrekken van middelen de volgende kaders in acht:

    • a.

      voor het aantrekken van financieringen met een looptijd langer dan één jaar worden tenminste twee prijsopgaven bij verschillende financiële instellingen gevraagd; en

    • b.

      er wordt geen gebruik gemaakt van financiële derivaten als bedoeld in artikel 1, onder c, van de Wet financiering decentrale overheden.

  • 2. Bij het verstrekken van leningen, het verstrekken van garanties en het verstrekken van risicodragend kapitaal bedingen burgemeester en wethouders indien mogelijk zekerheden.

  • 3. Burgemeester en wethouders dragen zorg voor een treasurystatuut waarin is opgenomen het sturen en het beheersen van, en het toezicht houden op de financiële geldstromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico's.

Artikel 12 Bedrijfsvoering

Burgemeester en wethouders geven in de paragraaf bedrijfsvoering bij de begroting en de jaarstukken in algemene zin de stand van zaken aan en de beleidsvoornemens ten aanzien van de bedrijfsvoering. Daarnaast worden in ieder geval opgenomen:

  • a.

    de omvang, opbouw en ontwikkeling van het personeelsbestand en de loonkosten;

  • b.

    de kosten van inhuur derden;

  • c.

    ziekteverzuimpercentage.

Artikel 13 Financiële organisatie

Burgemeester en wethouders dragen voor wat betreft de financiën zorg voor:

  • a.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie;

  • b.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden en verantwoordelijkheden;

  • c.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • d.

    de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

  • e.

    de kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van de lasten en baten aan de producten of taakvelden binnen een thema.

Artikel 14 Interne controle

Burgemeester en wethouders zorgen voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de financiële beheershandelingen. Bij afwijkingen nemen burgemeester en wethouders zo nodig maatregelen tot herstel.

Artikel 15 Intrekken oude verordening

De Financiële verordening Goeree-Overflakkee 2016 wordt ingetrokken.

Artikel 16 Overgangsbepaling

  • 1. De regeling genoemd in artikel 15 blijft van toepassing op de jaarrekening en het jaarverslag met bijbehorende stukken van het begrotingsjaar voorafgaand aan het jaar waarin deze verordening in werking treedt.

  • 2. Besluiten, genomen op grond van de regeling genoemd in artikel 15, worden aangemerkt als besluiten op grond van deze verordening.

Artikel 17 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na die van de bekendmaking en werkt terug tot en met 1 januari 2017.

Artikel 18 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Financiële verordening Goeree-Overflakkee 2017.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad
van de gemeente Goeree-Overflakkee op 23 februari 2017.
griffier, voorzitter,
drs. J. Mimpen mr. A. Grootenboer-Dubbelman

Bijlage - Afschrijvingstabel ingevolge art. 8 lid 2

In de tabel wordt uitgegaan van het principe van een maximale afschrijvingstermijn. Dit houdt in dat de afschrijving op het actief nooit langer mag zijn dan het aangegeven aantal jaren. Wel mag afgeweken worden naar een kortere duur. Deze methodiek is overeenkomstig de modelverordening van de VNG. De hierop betrekking hebbende tekst uit de modelverordening is als volgt:

Optioneel is het stellen van een maximale afschrijvingstermijn. Van een maximale afschrijvingstermijn kan naar beneden worden afgeweken. Reden hiervoor is dat de economische levensduur van bijvoorbeeld nieuwe riolering langer is dan die van oude riolering. Door het opnemen van de maximale afschrijvingstermijn kan voor oude riolering een korte afschrijvingstermijn worden toegepast zonder hiervoor in de verordening een aparte bepaling op te nemen.

In de tabel is voor enige activa een bandbreedte opgenomen ten aanzien van de afschrijvingstermijn. Dit houdt in dat naast een maximale termijn ook een minimale termijn in acht genomen moet worden.

Soort actief

Maximale

Afschrijvingstermijnen

Huidige verordening

Maximale

Afschrijvingstermijnen

Concept nwe verordening

 

1. Immateriële vaste activa

 

 

-saldo van agio en disagio

-

 

-kosten van sluiten van geldleningen

-

 

-kosten van onderzoek en ontwikkeling

-

 

 

 

 

2. Materiële vaste activa

 

 

2.1 gronden en terreinen

 

 

- gronden en terreinen

-

 

 

 

 

2.2 woonruimten

 

 

- woonruimten

40 jaar

40 jaar

- woonwagens

30 jaar

30 jaar

 

 

 

2.3 bedrijfsgebouwen

 

 

- Gebouwen - algemeen (incl. school en verenigingsgebouwen)

50 jaar

50 jaar

- Gebouwen - noodgebouwen/tijdelijke gebouwen

20 jaar

20 jaar

- Gebouwen - bouwkundige aanpassingen/renovatie (incl. school en verenigingsgebouwen)

25 jaar

25 jaar

- Gebouwen - reddings- en strandpost en daarbij behorende schuren, werkplaatsen, loodsen

25 jaar

25 jaar

 

 

 

2.4 grond-, weg-, en waterbouwkundige werken

 

 

- Riolering - Algemeen

50 jaar

50 jaar

- Riolering - persleidingen

50 jaar

50 jaar

- Riolering - gemalen bouwkundig

50 jaar

50 jaar

- Riolering - gemalen elektrisch/mechanisch (drukpompen, drainage e.d.)

15 jaar

15 jaar

- Wegen - aanleg en reconstructie van wegen, pleinen, rotondes en

fietspaden

25 jaar

25 jaar

- Openbare verlichting - masten

30 jaar

30 jaar

- Openbare verlichting - armaturen

15 jaar

15 jaar

- Verkeersmeubilair - w.o. abri’s, plattegrondkasten e.d.

5 jaar

5 jaar

- Civiele kunstwerken (aanleg, renovatie en vervanging)

 

 

* bruggen en tunnels

25 - 75 jaar

25 - 75 jaar

* kademuren

25 - 75 jaar

25 - 75 jaar

* watergangen

25 - 75 jaar

25 - 75 jaar

* beschoeiingen

15 jaar

15 jaar

* steigers, stuwen, remmingswerken

25 jaar

25 jaar

* overige kunstwerken (w.o. geluidswallen, duikers en keermuren)

25 - 75 jaar

25 - 75 jaar

 

 

 

- Begraafplaatsen - aanleg (incl. uitbreiding)

40 jaar

40jaar

- Begraafplaatsen - herinrichting

25 jaar

25 jaar

 

 

 

- Sportaccommodaties - aanleg kunst- en natuurgrasvelden

(onderbouw incl hekwerken en beregeningsinstallaties)

30 jaar

30 jaar

- Sportaccommodaties - aanleg toplaag en renovatie van kunst- en

natuurgrasvelden, inclusief bijbehorende investeringen (doelen

e.d.)

10 jaar

10 jaar

 

 

 

- Aanschaf (ondergrondse) containers afvalinzameling (waaronder glas, kunststof, papier e.d.)

10 jaar

10 jaar

 

 

 

2.5 vervoersmiddelen/tractiemiddelen

 

 

- Groot materieel - w.o. vrachtwagens,

gladheidsbestrijdingsmaterieel, tractoren, reinigingsvoertuigen

10 jaar

10 jaar

- Vervoermiddelen - w.o. personenauto’s, bestelwagens, lichte

  transportmiddelen

8 jaar

8 jaar

- Klein materieel - w.o. maaimachines e.d.

8 jaar

8 jaar

 

 

 

2.6 machines, apparaten en installaties

 

 

- Klein materieel - w.o. gereedschappen, apparatuur e.d.

5 jaar

5 jaar

- Investeringen begraafplaatsen (grafliften e.d.)

8 jaar

8 jaar

- Investeringen reiniging/milieu

10 jaar

10 jaar

 

 

 

- Inventaris/meubilair

10 jaar

10 jaar

- Installaties/machines

15 jaar

15 jaar

 

 

 

2.7 ICT

 

 

Hard- en software

 

5 jaar

Mobiele devices (smartphones, notebooks, laptops en tablets)

 

3 jaar

Toelichting Financiële verordening Goeree-Overflakkee 2017

Algemeen

De financiële verordening is op grond van artikel 212 Gemeentewet verplicht. Dit artikel bepaalt het volgende:

  • 1.

    De raad stelt bij verordening de uitgangspunten voor het financiële beleid, alsmede voor het financiële beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie vast. Deze verordening waarborgt dat aan de eisen van rechtmatigheid, verantwoording en controle wordt voldaan.

  • 2.

    De verordening bevat in ieder geval:

    • a.

      regels voor waardering en afschrijving van activa;

    • b.

      grondslagen voor de berekening van de door het gemeentebestuur in rekening te brengen prijzen en van tarieven voor rechten als bedoeld in artikel 229b, alsmede, voor zover deze wordt geheven, voor de heffing bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer;

    • c.

      regels inzake de algemene doelstellingen en de te hanteren richtlijnen en limieten van de financieringsfunctie.

Met de financiële verordening kan de gemeenteraad nadere invulling geven aan zijn kaderstellende rol voor de financiële functie van de gemeente.

Financiële functie

De financiële functie omvat alle directe en indirecte activiteiten en processen ter uitvoering van de onderwerpen die zijn opgenomen in het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten. De kernonderwerpen in het besluit zijn de begroting, de meerjarenraming, de paragrafen en de jaarstukken. Het zijn onderwerpen waarbij vooral de raad een centrale rol vervult. De begroting betreft immers het vaststellen van de beschikbare gelden en de programma’s met de thema’s die daarmee gerealiseerd moeten worden. Om de financiële positie van de gemeente te kunnen beoordelen, moet de vraag beantwoord worden of de financiën met name op de langere termijn gezond zijn. Zo kan de begroting sluitend zijn, terwijl de meerjarige financiële positie kwetsbaar is. Andersom kan de financiële positie gezond zijn en de rekening een tekort laten zien. De raad zal de begroting steeds in relatie moeten bezien met de financiële positie. De begroting en de financiële positie zijn in onderlinge samenhang van belang voor het inzicht in de gemeentelijke financiën.

De paragrafen gaan over onderwerpen die van invloed zijn op de begroting en de financiële positie en waarbij sprake is van bestuurlijke en financiële risicofactoren.

Financieel beleid

Het financieel beleid omvat de uitgangspunten voor de financiële functie. In de eerste plaats zijn dat de algemene uitgangspunten en doelen voor uitoefening, organisatie en werking van de financiële functie en de daarbij behorende informatievoorziening. Ten tweede gaat het specifiek om uitgangspunten die de budgettaire ruimte beïnvloeden. Artikel 212 noemt in dat verband drie onderwerpen:

  • 1.

    de regels voor de waardering en afschrijving van activa;

  • 2.

    de grondslagen voor de berekening van de tarieven, heffingen en prijzen die gemeenten heffen;

  • 3.

    de algemene doelstellingen, richtlijnen en limieten voor de financieringsfunctie;

Financieel beheer

Het financieel beheer omvat de activiteiten die moeten bewerkstelligen dat de uitvoering van de begroting volgens de gestelde plannen en doelen en binnen de gestelde kaders plaatsvinden en dat de financiële positie daarmee in overeenstemming is. Die activiteiten dienen er voor te zorgen dat de financiële situatie onder controle is.

Toelichting op de artikelen

Artikel 1

Begripsbepalingen

De omschrijving van het begrip begroting is overgenomen uit de budgethoudersregeling Goeree-Overflakkee 2016. De term budgetten is in voornoemde regeling als volgt verwoord: het geheel van directe (financiële) middelen voor het realiseren van een samenhangend geheel aan doelstellingen, resultaten en activiteiten.

Onder kapitaalgoederen worden verstaan investeringen met een economisch nut en investeringen met een maatschappelijk nut. Deze goederen worden geactiveerd en hierop afgeschreven.

Artikel 2

Programma-indeling

1e lid

Na gehouden gemeenteraadsverkiezingen heeft de nieuwe raad de mogelijkheid de bestaande indeling van de begroting te wijzigen.

2e lid

De vraag wat willen we bereiken is uitgewerkt in drie verschillende niveaus voor de doelen.

3e lid

Het gaat hier vooral om de gewenste maatschappelijke effecten en de te realiseren beleidsdoelen te kunnen meten met behulp van indicatoren.

Artikel 3

Inrichting begroting en jaarstukken

1e lid

Het autorisatieniveau van de begroting is bepaald op het niveau onder die van de programma’s.

2e lid

Ingevolge het Besluit begroting verantwoording provincies en gemeenten (BBV) dient bij de uiteenzetting van de financiële positie van de gemeente aandacht besteed te worden aan investeringen. In dit lid wordt dit geregeld voor nieuwe investeringen, maar ook voor de nog lopende investeringen.

3e lid

Bij de jaarrekening dient eveneens aandacht geschonken te worden aan de stand van zaken ten aanzien van de geautoriseerde investeringskredieten.

Artikel 4

Kaders begroting

1e lid

Voor het opstellen van de begroting en de meerjarenbegroting worden aan burgemeester en wethouders beleidsuitgangspunten en financiële kaders meegegeven die door de raad zijn vastgesteld in de Kadernota.

2e lid

Een belangrijk kader voor de begroting is het beschikbaar hebben van geactualiseerde ramingen voor het onderhoud van kapitaalgoederen. Het inzichtelijk hebben van de onderhoudstoestand van deze goederen is nodig voor het kunnen beoordelen van de financiële positie van de gemeente. Voorbeelden van deze kapitaalgoederen zijn: wegen, riolering, gebouwen, openbare verlichting.

Artikel 5

Autorisatie begroting en investeringskredieten

1e lid

Art. 191 van de Gemeentewet bepaalt dat de raad de begroting vaststelt in het jaar voorafgaande aan dat waarvoor zij dient. Met deze vaststelling worden burgemeester en wethouders gemachtigd om alle baten en lasten van de begroting te behartigen. Het autorisatieniveau is in dit lid bepaald op themaniveau.

2e lid

Met het vaststellen van de begroting door de raad zijn alle opgenomen investeringen gelijktijdig mee vastgesteld. De raad kan een voorbehoud maken ten aanzien van expliciet genoemde investeringen. De raad heeft dan de mogelijkheid burgemeester en wethouders overwegingen mee te geven voor de daadwerkelijke invulling van de beoogde investering.

3e lid

Na de vaststelling van de begroting kunnen zich nieuwe baten en lasten en investeringen zich voordoen die met behulp van een begrotingswijziging ter autorisatie worden voorgelegd aan de raad. In de regel vindt dit vooraf plaats. Voor het pragmatisch kunnen handelen hebben burgemeester en wethouders de mogelijkheid om nieuwe baten en lasten mee te nemen in de tussenrapportages, ingevolge het 4e lid. Dit geldt niet voor nieuwe investeringen.

4e lid

Voor het behandelen van de daadwerkelijke begrotingswijzigingen en bijstellingen van beleid is er voor gekozen deze mee te nemen bij de behandeling van de tussenrapportages. Dit geldt in ieder geval voor geconstateerde overschrijdingen of bij dreigende overschrijdingen. In de tussenrapportages mogen nieuwe baten en lasten opgenomen worden, zie ook de toelichting bij het vorige lid.

Daar het maximum bijstellingsbedrag kan bestaan uit de volgende componenten:

a.het bijstellen van de raming voor al opgetreden overschrijdingen;

b.het bijstellen van de raming voor (verder) dreigende overschrijdingen;

c.het opnemen van het saldo van nieuwe lasten en baten;

wordt de echte ruimte voor het achteraf rechtmatig laten bijramen van de begroting voor het opnemen van nieuwe lasten beperkt.

Artikel 6

Tussentijdse rapportage

1e lid

Het aantal tussentijdse rapportages vindt plaats naar behoefte, ontwikkelingen en mogelijkheden.

2e lid

In dit lid is aangegeven wat burgemeester en wethouders dienen op te nemen in de tussenrapportages.

3e lid

Een grensbedrag is opgenomen voor het verplicht toelichten van de gerapporteerde afwijking. In art. 5 lid 4a is geregeld dat burgemeester en wethouders maatregelen dienen te nemen ter voorkoming van overschrijdingen op themaniveau. Afwijkingen van deze omvang, ongeacht van het al of niet overschrijden van een thema, moeten altijd toegelicht worden.

Artikel 7

Nota’s

Het in de Kadernota beargumenteerd opnemen van de noodzaak van het al of niet actualiseren van een beleidsnota komt het efficiënt werken ten goede. De raad blijft op deze manier in positie om te bepalen de daadwerkelijke noodzaak en kan zo nodig nadere kaders of richtlijnen aan burgemeester en wethouders meegeven voor de actualisatie.

Artikel 8

Waardering en afschrijving vaste activa

De verordening moet volgens artikel 212 van de Gemeentewet in elk geval bevatten de “regels voor waardering en afschrijving activa”. Een aantal basisregels is voor het waarderen en afschrijven opgenomen in dit artikel.

Artikel 9

Voorziening voor oninbare vorderingen

1e lid

De mogelijke oninbaarheid van openstaande vorderingen betreffende belastingen en heffingen wordt beoordeeld op basis van het historisch percentage van oninbaarheid. Hierin wordt een bestendige gedragslijn gevolgd.

2e lid

Voor de overige vorderingen geldt hetzelfde als de te hanteren gedragslijn voor de belastingen en heffingen met daarnaast de mogelijkheid van individuele beoordeling.

Artikel 10

Kostprijsberekening

Artikel 212 Gemeentewet bepaalt in het tweede lid, onder b, dat de verordening in ieder geval bevat de grondslagen voor de berekening van de door het gemeentebestuur in rekening te brengen prijzen en tarieven voor rechten en heffingen. De grondslag voor de prijzen en tarieven vormt de opbouw van de kostprijs van de goederen en diensten waarvoor prijzen en heffingen in rekening worden gebracht. In dit artikel staan de kaders voor de bepaling van de kostprijzen van de gemeentelijke diensten die worden geleverd aan derden.

1e lid

Hier wordt bepaald dat de kostprijs bestaat uit de directe kosten, overheadkosten en het percentage van de omslagrente.

2e lid

Een aantal specifieke lasten worden in dit lid betrokken bij het begrip kosten.

3e lid

De toerekening van de overhead wordt met behulp van een kostenplaats verdeeld op basis van direct productieve uren.

4e lid

De jaarlijkse vaststelling van de omslagrente vindt plaats via de begroting.

5e lid

Wanneer de gemeente een lening aan een derde wordt verstrekt, wordt voor het bepalen van de rentevergoeding de omslagrente toegepast.

Artikel 11

Financieringsfunctie

1e lid

Voor het aantrekken van lang lopende leningen geldt de verplichting om tenminste twee offertes op te vragen. Daarnaast is verboden gebruik te maken van financiële derivaten.

2e lid

Hier is geregeld dat de raad wordt geïnformeerd indien de toezichthouder wordt bericht over de genoemde overschrijdingen.

3e lid

Burgemeester en wethouders hebben een inspanningsverplichting voor het zoveel mogelijk zorgdragen voor zekerheden wanneer leningen worden verstrekt of garanties worden afgegeven.

4e lid

Burgemeester en wethouders zijn verplicht een treasurystatuut op te stellen.

Artikel 12

Bedrijfsvoering

In dit artikel is aangegeven wat burgemeester en wethouders naast hetgeen al wettelijk verplicht is dient op te nemen in de paragraaf bedrijfsvoering.

Artikel 13

Financiële organisatie

In dit artikel zijn de uitgangspunten opgesomd voor de financiële organisatie en draagt burgemeester en wethouders op hiervoor zorg te dragen. Verschillende aspecten dienen uitgewerkt te worden in nadere beleidsregels.

Artikel 14

Interne controle

Burgemeester en wethouders zijn verantwoordelijk voor het nemen van maatregelen voor het zorgdragen van de betrouwbaarheid van de gegevens in de administraties en het toetsen of de financiële beheershandelingen rechtmatig hebben plaatsgevonden.

Artikel 15

Intrekken oude verordening en overgangsrecht

Bij het inwerkingtreden van de nieuwe verordening moet de oude worden ingetrokken. Volgens de Gemeentewet is een begrotingsjaar gelijk aan een kalenderjaar. Het overgangsrecht is van toepassing op de jaarrekening en het jaarverslag van het begrotingsjaar 2016 voorafgaand aan het begrotingsjaar waarop deze nieuwe verordening van toepassing is.