Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR440810
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR440810/1
Beleidsregel Schadevergoeding verleggen kabels en leidingen waterschap Brabantse Delta
Geldend van 09-02-2017 t/m 31-12-2023
Intitulé
Beleidsregel Schadevergoeding verleggen kabels en leidingen waterschap Brabantse Delta1 Kader
1.1 Wettelijk kader voor schadevergoeding
Het waterschap neemt binnen zijn taakuitoefening veel maatregelen en besluiten die in het algemene belang en rechtmatig genomen zijn. Burgers en bedrijven kunnen echter nadeel ondervinden door dit optreden van het waterschap. Artikel 7.14 e.v. van de Waterwet bevat een algemene regeling die voorziet in de vergoeding van schade als gevolg van de rechtmatige uitoefening van een taak of bevoegdheid van het waterschap. Wie schade lijdt, kan zich op dit artikel beroepen. Daarnaast kent ook de Algemene wet bestuursrecht bepalingen over het toekennen van schadevergoedingen als gevolg van rechtmatig overheidsoptreden.
Op basis van de Waterwet en de Algemene wet bestuursrecht heeft het waterschap de ‘Verordening schadevergoeding waterschap Brabantse Delta’ vastgesteld. Daarin worden de verdere procedurele aspecten van het beoordelen en toekennen van schadevergoedingen door het waterschap geregeld. Het waterschap is bevoegd om voor de verschillende schadesoorten nadere beleidsregels op te stellen waarin het begrip schade verder wordt geconcretiseerd. Dit is een dergelijke beleidsregel.
1.2 Landelijke afspraken over schadevergoeding bij kabels en leidingen
In de jaren ’90 is de basis gelegd voor de huidige regelingen voor nadeelcompensatie bij kabels en leidingen die landelijk gangbaar zijn. In die tijd is intensief overleg gepleegd door het ministerie van Verkeer en Waterstaat met brancheorganisaties van kabel- en leidingbeheerders (EnergieNed, Vewin en Velin) over het schadevergoedingsregime bij een rechtmatige overheidsdaad voor het verleggen van kabels en leidingen ten behoeve van infrastructuurprojecten van het ministerie van Verkeer en Waterstaat. Dit overleg heeft geleid tot de ‘overeenkomst inzake verleggingen van kabels en leidingen buiten beheersgebied’ van 10 februari 1999 waarin afspraken zijn vastgelegd met betrekking tot vergoeding van verleggingskosten die veroorzaakt worden door projecten van de minister.
Die afspraken zijn vervolgens in regelgeving voor Rijkswaterstaatswerken vervat door de minister in de ‘Regeling Nadeelcompensatie Kabels en Leidingen 1999’ (oftewel NKL 1999; een ministeriele regeling). Daarna hebben ook de provincies en gemeenten regelingen opgesteld, die allemaal zijn gebaseerd op de Regeling Nadeelcompensatie Kabels en Leidingen 1999.
De belangrijkste verschillen van de provinciale en gemeentelijke regelingen met de Regeling Nadeelcompensatie Kabels en Leidingen 1999 zijn de termijnen die gehanteerd worden voor de trapsgewijze afbouw van de schadevergoeding. De Regeling Nadeelcompensatie Kabels en Leidingen 1999 hanteert hiervoor 30 jaar bij natte infrastructuur (zoals waterwegen en waterkeringen). De provincies hanteren voor natte infrastructuur in hun beheer een termijn van 20 jaar. Gemeenten hanteren gezien hun omstandigheden (in tegenstelling tot Rijk en provincies is dat veelal binnen de bebouwde kom) een termijn van 15 jaar. Deze termijnen zijn allemaal onderbouwde concretiseringen van een aftrekpost op het schadebedrag vanwege het ‘maatschappelijk risico’ en deze zijn allemaal breed geaccepteerd. Dit is voor het waterschap reden om hier zo veel mogelijk rechtstreeks op aan te sluiten.
Een bijzondere categorie kabels zijn deze welke bestemd zijn voor telecommunicatie. Hierop is de Telecommunicatiewet (Tw) al rechtstreeks van toepassing. De Telecommunicatiewet sluit overigens ook weer qua systematiek aan op de Regeling Nadeelcompensatie Kabels en Leidingen 1999. Heel concreet is in beiden geregeld dat schade door verlegging de eerste 5 jaar na vergunning voor de kabel of leiding 100% is en pas daarna het ‘maatschappelijk’ risico een rol gaat spelen.
1.3 Begripsbepalingen
Omdat wordt aangesloten op de Regeling Nadeelcompensatie Kabels en Leidingen 1999, wordt ook primair uitgegaan van de begrippen die in artikel 1 van de Regeling Nadeelcompensatie Kabels en Leidingen 1999 zijn opgenomen (deze begrippen worden in deze beleidsregel daarom niet verder toegelicht), met dien verstande dat:
- ·
Daar waar er in de Regeling Nadeelcompensatie Kabels en Leidingen 1999 gesproken wordt over ‘rijkswaterstaatswerken’ dient dit gelezen te worden als ‘waterstaatswerken in beheer bij het waterschap’.
- ·
Het bepaalde over ’spoorwegwerken’ in de Regeling Nadeelcompensatie Kabels en Leidingen 1999 is niet van toepassing.
- ·
Daar waar er in de Regeling Nadeelcompensatie Kabels en Leidingen 1999 gesproken wordt over ‘vergunning’ dient dit gelezen te worden als ‘watervergunning’ c.q, ‘omgevingsvergunning’. Voor alle duidelijkheid zij vermeldt dat dit ook vergunningen en ontheffingen kunnen zijn die verleend zijn voor de inwerkingtreding van de Waterwet en die door de Waterwet gelijkgesteld zijn aan een watervergunning, en vervolgens via de Omgevingswet met een omgevingsvergunning.
- ·
Het bepaalde over ‘droge infrastructuur’ in de Regeling Nadeelcompensatie Kabels en Leidingen 1999 is niet van toepassing.
- ·
Daar waar er in de Regeling Nadeelcompensatie Kabels en Leidingen 1999 gesproken wordt over ‘natte infrastructuur’ dient dit gelezen te worden als ‘waterstaatswerk’.
1.4 Toepassingsgebied
Deze beleidsregel is van toepassing op het vergoeden van schade aan een verzoeker (zoals bedoeld in artikel 1 van de Regeling Nadeelcompensatie Kabels en Leidingen 1999), als gevolg van het moeten verleggen van een kabel of leiding die, naast, in, onder of boven een waterstaatswerk verlegd moet worden, in het kader van de aanleg of verbetering van een waterstaatswerk door of vanwege het waterschap. In de praktijk zullen verzoekers veelal kabel- en leidingbeheerders zijn.
Daar waar de Telecommunicatiewet (Tw) al rechtstreeks van toepassing is, geldt uiteraard het bepaalde in die wet.
2 Doel van de beleidsregel
Deze beleidsregel beoogt te komen tot een eenduidige bepaling van de hoogte van schadevergoedingen als gevolg van het verleggen van kabels en leidingen vanwege publiekrechtelijke ingrepen van het waterschap. Hierbij beoogt het waterschap, in aanvulling op de ‘Verordening schadevergoeding waterschap Brabantse Delta’, zo veel mogelijk aan te sluiten bij algemeen geaccepteerde landelijke regeling, te weten de Regeling Nadeelcompensatie Kabels en Leidingen 1999.
Deze beleidsregel geeft invulling aan wat verstaan wordt onder de schade die uitgaat boven het normale maatschappelijke risico en vertaalt dat in concrete vergoedingsnormen. Bij die normering wordt primair aangesloten bij de standaardregelingen van Verkeer en Waterstaat (Regeling Nadeelcompensatie Kabels en Leidingen 1999 en de ‘overeenkomst inzake verleggingen van kabels en leidingen buiten beheersgebied’ van 10 februari 1999) en bij daarvan afgeleide regionale regelingen van IPO en VNG.
3 Motivering van de beleidsregel
Basisprincipe: uitgaan van de Regeling Nadeelcompensatie Kabels en Leidingen 1999
Gelet op de landelijke afspraken die er zijn over schadevergoedingen bij verleggingen van kabels en leidingen die in hoofdstuk 1 en 2 zijn toegelicht, hanteert het waterschap als basis voor de bepaling van hoogte van de schadevergoeding de Regeling Nadeelcompensatie Kabels en Leidingen 1999. Hierbij wordt meteen aangetekend dat het voor het gebruik door het waterschap noodzakelijk is enige concrete aanvullingen op de Regeling Nadeelcompensatie Kabels en Leidingen 1999 te doen, omdat de Regeling Nadeelcompensatie Kabels en Leidingen 1999 niet volledig toepasbaar is op de praktijk van het waterschap. De Regeling Nadeelcompensatie Kabels en Leidingen 1999 is immers opgesteld met het oog op Rijkswaterstaatswerken van nationaal belang en niet waterstaatswerken van regionaal of lokaal belang zoals deze in het beheer zijn van het waterschap. Voor vele kabels en leidingen geldt dat deze meer gemeen hebben met de kabels en leidingen (en de omstandigheden waaronder ze verlegd worden) van provincies en gemeenten. Zodoende sluiten de regelingen van de provincies resp. de gemeenten in bepaalde gevallen beter aan op de praktijk van het waterschap dan de Regeling Nadeelcompensatie Kabels en Leidingen 1999.
Voor de kabels en leidingen zoals ze specifiek in bijlage 1 van de Regeling Nadeelcompensatie Kabels en Leidingen 1999 benoemd zijn geldt dat dit leidingen van een bovenregionaal en vaak ook nationaal belang zijn. Zij behoren veelal het de ondergrondse hoofdinfrastructuur. Hiervoor geldt dan ook dat de Regeling Nadeelcompensatie Kabels en Leidingen 1999 onverkort gevolgd wordt.
Overige kabels en leidingen buiten de bebouwde kom
Voor kabels en leidingen buiten de bebouwde kom en die niet specifiek in bijlage 1 van de Regeling Nadeelcompensatie Kabels en Leidingen 1999 benoemd zijn, geldt dat deze qua aard en qua omstandigheden vergelijkbaar zijn met de kabels en leidingen met betrekking tot natte infrastructuur zoals deze in de regelingen van provincies is opgenomen. Dit zijn kabels en leidingen met een regionaal of lokaal karakter die in een omgeving liggen met gemiddelde omgevingsdynamiek. Als maat voor het maatschappelijk risico is een termijn van 20 jaar, zoals de provincies deze gemotiveerd hanteren, dan ook op zijn plaats.
Overige kabels en leidingen binnen de bebouwde kom
Voor kabels en leidingen binnen de bebouwde kom en die niet specifiek in bijlage 1 van de Regeling Nadeelcompensatie Kabels en Leidingen 1999 benoemd zijn, geldt dat deze qua aard en qua omstandigheden vergelijkbaar zijn met andere kabels en leidingen waarop de regelingen van gemeenten van toepassing zijn. Dit zijn kabels en leidingen met een veelal lokaal karakter die in een omgeving liggen met hoge omgevingsdynamiek. Voor de mate van voorzienbaarheid maakt het niet uit of een kabel of leiding binnen de bebouwde kom toevallig onder de bevoegdheid van een gemeente of het waterschap valt. De dynamiek in de bebouwde omgeving is hetzelfde en daarmee ook het maatschappelijk risico.
Gemeenten hanteren een termijn van 15 jaar. Die termijn is mede op grond van adviezen van de commissie Burgering en de Regeling Nadeelcompensatie Kabels en Leidingen 1999 gebaseerd op de binnen gemeenten te voorziene planningshorizon. Voor gemeenten is het niet wenselijk een langere termijn vast te stellen omdat het zelf voor hen al ondoenlijk is te voorspellen hoe de openbare ruimte over 15 jaar eruit zal zien. De ontwikkelingen volgen elkaar in een steeds sneller tempo op. Bovendien hebben alle overheden te maken met mondigere burgers, bedrijven, instellingen en lobbygroepen die via inspraak hun eigen stempel op de openbare ruimte proberen achter te laten. Gemeenten merken dat de inrichting van de openbare ruimte steeds vaker plaatsvindt op basis van incidentele initiatieven, maar dat dit wel steeds een grote weerslag heeft op de inrichting van de ondergrondse infrastructuur. Verder merken gemeenten op dat de leidingen veelal om niet liggen, zodat een verschuiving van het risico van de kosten van verlegging na de gestelde termijnen in beginsel niet meer dan redelijk is.
Wat vanwege de toenemende onvoorspelbaarheid voor de gemeenten als hoofdregisseur binnen de bebouwde kom geldt, geldt voor het waterschap vanuit haar rol in het stedelijke des te meer. Als maat voor het maatschappelijk risico is daarom een termijn van 15 jaar, zoals de gemeenten deze gemotiveerd hanteren, op zijn plaats.
Bepalingen rondom de procedure en indieningsvereisten
Qua procedure- en indieningsvereisten geldt dat alle regelingen en de Verordening schadevergoeding waterschap Brabantse Delta’ in hoge mate bepalingen van gelijke strekking kennen. Dat is logisch, omdat op al deze regelingen de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is.
Het enige beperkte verschil tussen de verordening schadevergoeding en de Regeling Nadeelcompensatie Kabels en Leidingen 1999 voor wat betreft procedure- en indieningsvereisten is dat in de Regeling Nadeelcompensatie Kabels en Leidingen 1999 meer concreet is aangegeven welke technische informatie aangeleverd moet worden bij een verzoek om de schadeberekening uit te kunnen voeren. Deze informatie is uiteraard ook relevant voor de schadeberekening door het waterschap zodra het waterschap de berekeningsmethode uit de Regeling Nadeelcompensatie Kabels en Leidingen 1999 gaat toepassen.
Op grond van artikel 2 lid 2 onder e van de verordening schadevergoeding geldt dat een verzoek om schadevergoeding een opgave bevat van de aard van de geleden of te lijden schade en, voor zover redelijkerwijs mogelijk, het bedrag van de schade en een specificatie daarvan. Daarnaast bepaald artikel 2 lid 3 van de verordening schadevergoeding dat de verzoeker tevens de gegevens en bescheiden verschaft die voor het nemen van een beschikking op zijn verzoek nodig zijn. In het geval zijn dat de gegevens die in de Regeling Nadeelcompensatie Kabels en Leidingen 1999 genoemd zijn.
4 Toetsingscriteria
- 1.
Primair gelden de procedurele en inhoudelijke bepalingen uit de ‘Verordening schadevergoeding waterschap Brabantse Delta’.
- 2.
Voor het berekenen van de omvang van de schade bij kruisende en/of langsleidingen wordt bijlage 1 van de Regeling Nadeelcompensatie Kabels en Leidingen 1999 gevolgd.
- 3.
Voor het bepalen van de hoogte van de schadevergoeding bij kruisende en/of langsleidingen worden de artikel 4 tot en met 6 van de Regeling Nadeelcompensatie Kabels en Leidingen 1999 toegepast met dien verstande dat:
- a.
Voor kabels en leidingen gelegen buiten de bebouwde kom en die niet specifiek zijn genoemd in het overzicht in artikel 5 van bijlage 1 van de Regeling Nadeelcompensatie Kabels en Leidingen 1999 benoemd zijn, in plaats van bijlage 2 van de Regeling Nadeelcompensatie Kabels en Leidingen 1999 geldt;
de vergoeding bedraagt de eerste 5 jaar na aanleg 100%, vanaf het 5e jaar loopt deze geleidelijk met jaarlijkse intervallen terug naar 0% na 20 jaar na aanleg.
- b.
Voor kabels en leidingen gelegen binnen de bebouwde kom en die niet specifiek zijn genoemd in het overzicht in artikel 5 van bijlage 1 van de Regeling Nadeelcompensatie Kabels en Leidingen 1999 benoemd zijn, in plaats van bijlage 2 van de Regeling Nadeelcompensatie Kabels en Leidingen 1999 geldt;
- a.
- 4.
de vergoeding bedraagt de eerste 5 jaar na aanleg 100%, vanaf het 5e jaar loopt deze geleidelijk met jaarlijkse intervallen terug naar 0% na 15 jaar na aanleg.
- 5.
Conform artikel 2 lid 3 van de ‘Verordening schadevergoeding waterschap Brabantse Delta’ verstrekt de verzoeker ten minste de bescheiden die in artikel 12 van de Regeling Nadeelcompensatie Kabels en Leidingen 1999 vermeldt zijn.
5 Toelichting
De hierboven beschreven werkwijze is hieronder in een stroomschema nader toelicht. Op de inhoudelijke motivering van deze beleidsregel wordt hier niet meer ingegaan omdat dit in hoofdstuk 3 al behandeld is.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl