Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Westland houdende regels omtrent individuele studietoeslag Verordening individuele studietoeslag gemeente Westland 2017

Geldend van 09-02-2017 t/m 15-12-2021 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2017

Intitulé

Verordening individuele studietoeslag gemeente Westland 2017

De raad van de gemeente Westland;

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van de betreffende de vaststelling van de Verordening individuele studietoeslag gemeente Westland 2017;

Gelet op het bepaalde in:

  • -

    artikel 8, eerste lid, aanhef en onderdeel c, en derde lid van de Participatiewet;

  • -

    artikel 36b van de Participatiewet;

 

Overwegende:

  • -

    dat het noodzakelijk is het verstrekken van een individuele studietoeslag bij verordening te regelen.

 

Besluit:

Vast te stellen de Verordening individuele studietoeslag gemeente Westland 2017.

Artikel 1. Begripsbepaling

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westland

    • c.

      de wet: de Participatiewet;

    • d.

      WTOS: Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten;

    • e.

      Inkomsten: inkomsten uit of in verband met arbeid;

  • 2. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2. Indienen verzoek

Een verzoek tot het verlenen van een individuele studietoeslag, als bedoeld in artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet, wordt ingediend met het daarvoor bestemde aanvraagformulier.

Artikel 3. Doelgroep

  • 1. De individuele studietoeslag wordt op verzoek verstrekt aan de persoon, die voldoet aan de criteria van artikel 36b van de Participatiewet; en

    • a.

      van wie is vastgesteld dat hij wegens een arbeidshandicap of langdurige medische beperkingen/belemmeringen niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, maar wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft;

  • 2. Het college beoordeelt of iemand voldoet aan die criteria. Het college kan een deskundige om advies vragen.

Artikel 4. Toekenning en verstrekking individuele studietoeslag

Indien de belanghebbende op de aanvraagdatum voldoet aan de voorwaarden voor de individuele studietoeslag zoals bepaald in artikel 3 van deze beleidsregels, wordt deze verstrekt met ingang van de datum van aanvraag voor de duur dat deze persoon voldoet aan de criteria zoals genoemd in artikel 3 van deze beleidsregels.

Artikel 5. Hoogte individuele studietoeslag

  • 1. Een individuele studietoeslag bedraagt € 150,- netto per maand en wordt halfjaarlijks achteraf betaalbaar gesteld.

  • 2. Inkomsten uit of in verband met arbeid worden volledig verrekend met de studietoeslag

  • 3. Voor de eerste maand zal het bedrag naar evenredigheid vanaf de datum aanvraag worden voldaan.

  • 4. Indien het recht op studietoeslag eindigt zal het bedrag naar evenredigheid tot de datum van beëindiging worden voldaan.

Artikel 6. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van hetgeen bij of krachtens deze verordening is bepaald, indien strikte toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aarde leidt.

Artikel 7. Intrekken oude verordening

De verordening individuele studietoeslag gemeente Westland 2015 wordt ingetrokken.

Artikel 8. Inwerkingtreding en Citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking met terugwerkende kracht op 1 januari 2017.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening individuele studietoeslag gemeente Westland 2017.

Ondertekening

Aldus besloten door de raad in zijn openbare vergadering van 24 januari 2017
De plv. griffier
D. van Vliet.
de voorzitter,
J. van der Tak

Toelichting bij verordening individuele studietoeslag gemeente Westland 2017

Met de inwerkingtreding van de Participatiewet is een studieregeling geïntroduceerd: de individuele studietoeslag. Hiermee krijgt het college de mogelijkheid mensen, van wie is vastgesteld dat ze niet in staat zijn het minimumloon te verdienen een individuele studietoeslag te verstrekken als ze studeren. Het afronden van een studie versterkt de positie op de arbeidsmarkt.

Mensen met een arbeidshandicap hebben volgens de regering een extra steuntje in de rug nodig als het gaat om studeren. Voor hen is de drempel om te lenen hoger, omdat de kans op een baan beperkter is. Een studieregeling stimuleert mensen om toch de stap te zetten om naar school te gaan of een studie te gaan (of blijven) volgen. Ook biedt het een financiële compensatie voor het feit dat het voor deze groep vaak moeilijk is om de studie te combineren met een bijbaan

De individuele studietoeslag moet worden aangemerkt als een vorm van bijzondere bijstand (artikel 5, onderdeel d, van de Participatiewet). De individuele studietoeslag is niet gerelateerd aan bepaalde kosten. Het is een inkomensondersteunende maatregel voor mensen van wie is vastgesteld dat ze niet in staat zijn het minimumloon te verdienen of door een medische urenbeperking onvoldoende kunnen bijverdienen tijdens de studie.

Verordeningsplicht

Op grond van artikel 8, eerste lid, onderdeel c van de Participatiewet is de gemeente verplicht in een verordening regels vast te stellen over het verlenen van een individuele studietoeslag.

De regels moeten in ieder geval betrekking hebben op de hoogte en de frequentie van de betaling van de individuele studietoeslag (artikel 8, derde lid, van de Participatiewet).

Voorwaarden individuele studietoeslag

Een persoon die behoort tot de doelgroep voor ondersteuning bij de arbeidsinschakeling (artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet) kan een aanvraag indienen voor een individuele studietoeslag. Artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet spreekt zowel over verzoek als aanvraag. Het college kan op een dergelijk verzoek – gelet op de individuele omstandigheden van een persoon - een individuele studietoeslag verlenen. Hiervoor is wettelijk vereist dat deze persoon op de datum van de aanvraag:

  • -

    18 jaar of ouder is; en

  • -

    recht heeft op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 of recht heeft op een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten; en

  • -

    geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34 van de Participatiewet heeft; en

  • -

    een persoon is van wie is vastgesteld dat hij niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, doch wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft.

Dat een persoon recht moet hebben op studiefinanciering of een WTOS-tegemoetkoming, betekent niet dat deze persoon ook daadwerkelijk studiefinanciering of een tegemoetkoming moet ontvangen. Het recht op studiefinanciering bestaat, afhankelijk van iemands gekozen opleiding, leeftijd en inkomen. Of van dit recht gebruik gemaakt wordt, is niet in de Participatiewet geregeld en is geen vereiste voor het ontvangen van een individuele studietoeslag op grond van de Participatiewet. Voor het recht op een individuele studietoeslag is het dan ook voldoende dat een persoon recht heeft op studiefinanciering of een tegemoetkoming. De persoon zal - als aanvrager van de toeslag - aannemelijk moeten maken dat hij recht op studiefinanciering of een tegemoetkoming heeft, bijvoorbeeld door een beschikking van DUO of door een bewijs van inschrijving bij een bepaalde opleiding te overleggen.

Doel van de studietoeslag is om mensen die niet in staat zijn om te werken naast hun studie als gevolg van een functiebeperking financiële ondersteuning te bieden. Dat moet dan ook de insteek zijn bij de beoordeling van wie hiervoor in aanmerking komt. Om die reden is in dit artikel een extra vereiste gesteld om voor de individuele studietoeslag in aanmerking te komen.

Advies over de vaststelling of iemand niet in staat is het wettelijk minimumloon te verdienen, maar wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft, zal indien nodig door Patijnenburg gegeven worden. Zij zal daarvoor een arbeidsdeskundige inzetten. Als er sprake is van een persoon met een doelgroepverklaring van het UWV of wanneer er sprake is van een medische urenbeperking is dat een indicatie dat iemand naast de studie onvoldoende kan werken.

Als een aanvrager inkomsten heeft uit of in verband met arbeid, worden die inkomsten volledig verrekend met de studietoeslag.

De aanvraag moet worden ingediend bij het college. In de toepassing van de individuele studietoeslag wijkt deze regeling af van de gebruikelijke toepassing van de Participatiewet. Artikelen 12, 43, 49 en 52 zijn niet van toepassing. Er is daardoor geen sprake van een beoordeling van onderhoudsplicht door de ouders (artikel 12 Participatiewet). Bij de vaststelling op de aanvraag hoeft geen rekening gehouden te worden met houding en gedragingen (artikel 43). Tevens mag deze regeling niet gebruikt worden als een vorm van borgtocht wegens schulden (artikel 49). Artikel 52 gaat over verlening van voorschotten op grond van de Participatiewet Dit maakt dat de individuele studietoeslag niet kan worden verstrekt in de vorm van een voorschot.

Artikelsgewijze toelichting

Alleen die bepalingen die nadere toelichting nodig hebben, worden hier behandeld.

Artikel 1. Begripsbepaling

Dit artikel heeft geen nadere toelichting nodig.

Artikel 2. indienen verzoek

Het college kan aan deze personen, op een daartoe strekkend verzoek, een individuele studietoeslag verlenen (artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet). Onder aanvraag wordt verstaan: een verzoek van een persoon, een besluit te nemen (artikel 1:3, derde lid, van de Awb). Een aanvraag dient in beginsel schriftelijk te worden ingediend (artikel 4:1 van de Awb).

Om onduidelijkheid te voorkomen omtrent de wijze waarop het verzoek als bedoeld in artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet moet worden ingediend, bepaalt artikel 2 van deze verordening dat het verzoek moet worden gedaan met het daarvoor ontwikkelde aanvraagformulier. Een mondeling verzoek kan hiermee dus niet worden aangemerkt als een verzoek om individuele studietoeslag zoals bedoeld in artikel 36b van de Participatiewet.

Artikel 3. Doelgroep

Artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet regelt in welke gevallen het college op verzoek van een persoon, gelet op diens individuele omstandigheden, een individuele studietoeslag kan verlenen. Dit is het geval indien een persoon, als bedoeld in artikel 7 lid 1 onderdeel a, op de datum van de aanvraag:

  • -

    18 jaar of ouder is; en

  • -

    recht heeft op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 of recht heeft op een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten; en

  • -

    geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34 van de Participatiewet heeft; en

  • -

    een persoon is van wie is vastgesteld dat hij niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, maar wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft.

Tijdens de behandeling van de Eerste Kamer is de wens geuit dat ook studenten met een medische urenbeperking in aanmerking te laten komen voor een individuele studietoeslag. Deze studenten zijn wel in staat om per uur het minimumloon te verdienen, maar kunnen dit maar een beperkt aantal uren. De Participatiewet is door het ministerie van SZW hierop aangepast[1].

Met betrekking tot het criterium ‘niet het wettelijke minimumloon kunnen verdienen’ en ‘de medische urenbeperking’ beoordeelt het college aan de hand van beschikbare gegevens van het Uitvoeringsinstituut Werkgeversverzekeringen (UWV), eventuele eerdere medische keuringen en informatie vanuit het netwerk, zoals bijvoorbeeld school, of een persoon hieraan voldoet. Indien dit onvoldoende uitsluitsel geeft, wordt advies van een deskundige ingewonnen.

Artikel 4. Toekenning en verstrekking individuele studietoeslag

Het spreekt voor zich dat aanvrager op de aanvraagdatum moet voldoen aan de eisen om in aanmerking te kunnen komen. Dat betekent dat de aanvraagdatum vrijwel gelijk moet zijn aan de start van de studie, omdat op dat moment pas het recht op studiefinanciering ontstaat.

Artikel 5. Hoogte individuele studietoeslag

In dit artikel is de hoogte van de individuele studietoeslag geregeld. Hierbij wordt de studietoeslag per persoon die voldoet aan de voorwaarden toegekend. Is sprake van gehuwden die allebei afzonderlijk voldoen aan de voorwaarden voor een individuele studietoeslag, dan komen zij afzonderlijk in aanmerking voor een individuele studietoeslag.

De hoogte van de studietoeslag is vastgesteld op € 150,- netto per maand en wordt halfjaarlijks achteraf uitgekeerd.

Als een aanvrager inkomsten heeft uit of in verband met arbeid, worden die inkomsten volledig verrekend met de studietoeslag

Als een ontvanger van de individuele studietoeslag verhuist naar een andere gemeente eindigt daarmee het recht op deze toeslag. Door het achteraf uitbetalen kan er ook niet teveel uitgekeerd worden.

De aanvrager moet wel de eerste zes maanden overbruggen. Daarin kan worden voorzien vanuit het bij DUO te lenen bedrag. Aan het eind van de studie kan het dan te ontvangen bedrag gebruikt worden om de extra benodigde lening af te lossen.

Artikel 6. Hardheidsclausule

dit artikel geeft het college de bevoegdheid om in uitzonderlijke gevallen maatwerk te leveren. Het gaat hierbij om gevallen waarin het toepassen van de regels gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen uitgangspunten, overeenkomstig artikel 4:84 van de Awb.

Artikel 7. Intrekken oude verordening

Geen toelichting

Artikel 8. Inwerkingtreding en Citeertitel

Geen toelichting

[1] EK 33988 nr 6 Voorstel van wet tot wijziging van enkele wetten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Verzamelwet SZW 2015). Hierin is besloten dat in artikel 36b eerste lid onderdeel b (Participatiewet) ‘met voltijds arbeid’ vervalt.