Regeling vervallen per 01-06-2023

Verordening burgerinitiatief Vlissingen 2017

Geldend van 01-03-2017 t/m 31-05-2023

Intitulé

Verordening burgerinitiatief Vlissingen 2017

Verordening burgerinitiatief Vlissingen 2017(versie geldig vanaf 1 maart 2017)

Artikel 1

In deze verordening wordt onder een burgerinitiatief verstaan: een voorstel van een initiatiefgerechtigde ter plaatsing op de agenda van de vergadering van de raad.

Artikel 2

  • 1. De raad plaatst een burgerinitiatief op de agenda van zijn vergadering, indien daartoe door een initiatiefgerechtigde een geldig verzoek is ingediend.

  • 2. Een verzoek is niet ontvankelijk indien het:

    • a.

      een onderwerp als bedoeld in artikel 4 bevat, of;

    • b.

      niet voldoet aan de voorwaarden, gesteld in artikel 5;

    • c.

      niet door tenminste honderd initiatiefgerechtigden wordt ondersteund.

Artikel 3

Initiatiefgerechtigd zijn alle ingezetenen.

Artikel 4

  • 1. Een burgerinitiatief kan geen betrekking hebben op:

    • a.

      een onderwerp dat niet behoort tot de bevoegdheid van het gemeentebestuur;

    • b.

      een vraag over het gemeentelijk beleid;

    • c.

      een klacht in de zin van hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht ;

    • d.

      een bezwaar in de zin van hoofdstuk 7 van de Algemene wet bestuursrecht tegen een besluit van het gemeentebestuur, of

    • e.

      een onderwerp waarover korter dan 24 maanden voor indiening van het burgerinitiatief door de raad een besluit is genomen, tenzij nieuwe feiten of argumenten tot een nieuwe afweging zouden kunnen leiden.

  • 2. Een burgerinitiatief over een onderwerp of voorstel dat niet behoort tot de bevoegdheid van de raad, maar wel valt onder de bevoegdheid van een ander bestuursorgaan zal door de griffier namens de raad worden doorgezonden naar het betreffende bestuursorgaan.

  • 3. Is het bevoegde bestuursorgaan het college of de burgemeester dan dit bestuursorgaan een onderwerp of voorstel als bedoeld in lid 2 behandelen als ware het een burgerinitiatief.

Artikel 5

  • 1. Het verzoek tot plaatsing van een burgerinitiatief op de agenda van de vergadering van de raad wordt schriftelijk ingediend bij de voorzitter van de raad. De griffie zal de initiatiefnemer ten aanzien van de formulering van het burgerinitiatief en gedurende de verdere procedure adviseren en begeleiden.

  • 2. Het verzoek bevat ten minste:

    • a.

      een nauwkeurige omschrijving van het burgerinitiatief;

    • b.

      een toelichting op het burgerinitiatief, en;

    • c.

      de achternaam, de voornamen, het adres, de geboortedatum en de handtekening(en) van de initiatiefnemer(s) en ondersteuners;

    • d.

      die gegevens die de raad naar haar oordeel nodig heeft om tot een besluit te komen. Hieronder moet in ieder geval verstaan worden een overzicht van de kosten die zijn gemoeid bij een positief besluit en een oplossingsrichting voor de financiering daarvan.

    • e.

      artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 6

  • 1. De raad agendeert het burgerinitiatief, indien het voldoet aan de vereisten zoals gesteld in artikel 5, bij voorkeur voor zijn eerstvolgende vergadering en anders uiterlijk de derde vergadering na de datum van indiening van het initiatief.

  • 2. De voorzitter van de raad nodigt de initiatiefnemer schriftelijk uit voor de vergadering waarvoor het burgerinitiatief is geagendeerd. De initiatiefnemer of zijn plaatsvervanger heeft tijdens deze vergadering de gelegenheid om zijn burgerinitiatief mondeling nader toe te lichten.

  • 3. Indien niet uiterlijk de derde vergadering na de datum van indiening van het initiatief een besluit op het initiatief genomen kan worden, deelt de raad dit aan de initiatiefgerechtigde mee en neemt de raad uiterlijk binnen drie maanden alsnog een besluit op het burgerinitiatief.

  • 4. Zo spoedig mogelijk nadat de raad over het burgerinitiatief een besluit heeft genomen, wordt dit besluit bekendgemaakt door kennisgeving van het besluit of van de zakelijke inhoud ervan in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, dan wel op een andere geschikte wijze.

  • 5. Tegelijkertijd met de bekendmaking wordt van het besluit mededeling gedaan aan de initiatiefnemer.

  • 6. De initiatiefnemer wordt daarna ingelicht over de vervolgstappen inzake de uitwerking van het burgerinitiatief.

Artikel 7

De burgemeester brengt in het burgerjaarverslag verslag uit over de werking van het recht van burgerinitiatief in de praktijk.

Artikel 8

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 maart 2017.

  • 2.

    De verordening wordt aangehaald als 'Verordening burgerinitiatief Vlissingen 2017'.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van de gemeente Vlissingen op 26januari 2017.

de griffier, de voorzitter,

mr. F. Vermeulen drs. A.R.B. van den Tillaar

Toelichting

Artikel 1

Hier is de keuze gemaakt voor een beperkt begrip van het burgerinitiatief. Deze beperkt de mogelijkheid om burgers een onderwerp aan de gemeenteraad aan te dragen, zonder dat hierbij een concreet voorstel is gevoegd.

Artikel 2

Uit dit artikel blijkt dat de gemeenteraad een burgerinitiatiefvoorstel op de agenda van een raadsvergadering moet plaatsen, indien er sprake is van een geldig verzoek, ingediend door een initiatiefgerechtigde. De gemeenteraad zal zich in dat geval uit moeten spreken over het voorstel. Over het vereiste dat het verzoek door ten minste honderd initiatiefgerechtigden wordt ondersteund, kan het volgende worden opgemerkt. Het burgerinitiatief biedt burgers de mogelijkheid om invloed uit te oefenen op de agenda van de gemeenteraad. Het is daarom een inbreuk op het uitgangspunt dat de raad zijn eigen agenda vaststelt. Dit is alleen gerechtvaardigd als het burgerinitiatiefvoorstel ook daadwerkelijk door een bepaald gedeelte van de bevolking wordt gedragen. De gemeenten zijn hierbij vrij om hun eigen drempels vast te stellen. De omvang van de drempel moet wel zodanig van aard zijn dat het toch een zekere garantie biedt dat het desbetreffende verzoek door een gedeelte van de bevolking gedragen wordt. Het schept duidelijkheid door te spreken van een absoluut minimum aantal initiatiefgerechtigden in plaats van een bepaald percentage.

Artikel 4

De beperkingen die dit artikel stelt aan de inhoud van een burgerinitiatiefvoorstel vloeien vooral voort uit doelmatigheidsoverwegingen. Het is bijvoorbeeld weinig efficiënt om de raad te belasten met een beraadslaging over een onderwerp waarover de raad uiteindelijk geen beslissingsbevoegdheid heeft. Een ander argument voor deze uitzondering is, dat de afstand tussen burger en bestuur alleen maar zou worden vergroot als de burger na het doorlopen van de burgerinitiatiefprocedure te horen krijgt, dat de raad niets met het burgerinitiatiefvoorstel kan doen, omdat de raad er niet over gaat. Een vraag over gemeentelijk beleid kan ook geen onderwerp van een burgerinitiatief zijn. Voor dit soort vragen staan de burger andere wegen open, zoals het spreekrecht in een commissie- of raadsvergadering of een spreekuur van een wethouder. Ook moet voorkomen worden dat het burgerinitiatief andere procedures zoals bezwaar – of klachtenprocedure doorkruist. Hiervoor zijn andere wegen. Het is niet de bedoeling dat zaken waarover de raad minder dan 24 maanden geleden een besluit heeft genomen opnieuw onderwerp van bespreking worden als gevolg van een burgerinitiatief. Dit zou de besluitvorming in de raad te zeer kunnen frustreren. Agendering van een onderwerp door middel van burgerinitiatief waarvan de besluitvorming in de raad aanstaande is ook niet de bedoeling.

Artikel 5

Aan het verzoek zal een aantal minimumvereisten gesteld moeten worden. Op grond van artikel 5, tweede lid, sub b heeft de raad het recht om die informatie of gegevens te verlangen die nodig zijn voor een besluit op een specifiek initiatief. Ook de initiatiefgerechtigden die het verzoek ondersteunen zullen uiteraard vermeld moeten worden. Om fraude met namen te voorkomen moet naar personalia gevraagd worden als adressen en geboortedata. Met name dat laatste gegeven kan niet aan openbare bronnen als telefoonboeken worden ontleend. Op grond van deze gegevens kan de gemeente onderzoeken of het verzoek de steun van voldoende gerechtigde personen heeft.

Artikel 6

De raad beslist in twee etappes over het burgerinitiatief. Allereerst beslist de griffier namens de raad of het initiatief voldoet aan de formele vereisten. Is dat het geval dan kan het voorstel geagendeerd worden voor een inhoudelijke behandeling in een vergadering. De termijn waarbinnen beslist wordt of een voorstel voldoet aan de formele vereisten moet niet te lang zijn, maar ook niet zo kort dat ze onvoldoende is om het voorstel te kunnen controleren. In de leden vier tot en met zes zijn waarborgen opgenomen voor de transparantie bij de afhandeling van een burgerinitiatiefvoorstel door de raad. Op grond van het zesde lid wordt de verzoeker altijd schriftelijk geïnformeerd over de besluitvorming in de raad. Wordt het verzoek tot plaatsing van het burgerinitiatiefvoorstel door de griffier namens de raad afgewezen, dan is er sprake van een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht waartegen bezwaar en beroep op de rechter openstaan. Besluit de griffier namens de raad tot agendering dan is er sprake van een voorbereidingsbeslissing die niet vatbaar is voor bezwaar of beroep (artikel 6:3 Awb). Afhankelijk van de inhoud van de beslissing op het initiatiefvoorstel zal er sprake zijn van een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht die vatbaar is voor bezwaar en beroep.

Artikel 7

Hierbij valt te denken aan getalsmatige gegevens (aantal ingediende, aantal toegewezen en aantal afgewezen burgerinitiatiefvoorstellen, alsmede een beknopt overzicht van de inhoud van de burgerinitiatiefvoorstellen, de besluiten van de raad op de voorstellen.