Financiële verordening Bussum 2009

Geldend van 17-04-2009 t/m heden

Intitulé

Financiële verordening Bussum 2009

De raad van de gemeente Bussum;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van

Bussum, nummer RV2009-116;

gelet op artikel 212 van de Gemeentewet;

b e s l u i t :

vast te stellen de volgende verordening:

Verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede de regels voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Bussum

Hoofdstuk I. Inleidende bepalingen

Artikel 1. Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    afdeling:

    iedere organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie met een eigen rechtstreekse verantwoordelijkheid aan het college.

  • b.

    administratie:

    het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, het functioneren en het beheersen van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Bussum en ten behoeve van de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

Hoofdstuk II. Begroting en verantwoording

Artikel 2. Programma-indeling

De raad stelt de programma-indeling van de begroting en jaarstukken vast.

Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1. Bij de begroting is een overzicht beschikbaar van de productenramingen ingedeeld naar programma’s en bij het jaarverslag is een overzicht beschikbaar van de productenrealisatie ingedeeld naar programma’s.

  • 2. In de begroting wordt van de nieuwe investeringen per programma het totaal netto benodigde investeringskrediet weergegeven.

  • 3. In het jaarverslag wordt van de investeringen per programma de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven weergegeven.

Artikel 4. Autorisatie begroting en investeringskredieten en begrotingswijzigingen

  • 1. De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de totale lasten en de totale baten per programma, het overzicht van de algemene dekkingsmiddelen, de vervangingsinvesteringen en de nieuwe investeringen.

  • 2. Bij de behandeling van de tussenrapportages in de raad doet het college voorstellen voor wijzigingen van de geautoriseerde budgetten en investeringskredieten en bijstelling van het beleid.

  • 3. Voor investeringen in de loop van het begrotingsjaar die niet in de begroting zijn opgenomen, legt het college vooraf aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel en een voorstel voor het autoriseren van een investeringskrediet aan de raad voor.

  • 4. Ten behoeve van een soepele voortgang in de bedrijfsvoering en/of besluitvormingstrajecten kan het college in afwijking van de begroting uitgaven doen zonder voorafgaande autorisatie door de raad indien sprake is van uitgaven waarvoor de voorwaarden door derden worden bepaald en daarbij de door de raad bepaalde doelstellingen niet worden belemmerd;

  • 5. Indien sprake is van uitgaven conform lid 4, informeert het college de raad zo spoedig mogelijk doch uiterlijk bij eerstvolgende tussentijdse rapportage als bedoeld in artikel 6.

  • 6. Met de vaststelling van beheers- en onderhoudsplannen voor de openbare ruimte stelt de raad de kaders waarbinnen het college uitvoering geeft aan investeringen en onderhoud.

  • 7. Van investeringen welke uitgevoerd zijn op basis van lid 6 wordt na afloop melding gedaan via een tussentijdse rapportage conform artikel 6 dan wel via de paragraaf Onderhoud Kapitaalgoederen in het jaarverslag.

Artikel 5. Perspectiefnota

Het college biedt aan de raad een Perspectiefnota aan met een voorstel tot het vaststellen van de (financiële) kaders van de ontwerpbegroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming.

Artikel 6. Tussentijdse rapportage

  • 1. Het college informeert de raad door middel van voortgangsrapportages over de realisatie van de begroting van de gemeente.

  • 2. De voortgangsrapportages gaan in op afwijkingen ten opzichte van de programmabegroting, zowel wat betreft de lasten en de baten als de geleverde prestaties en maatschappelijke effecten. Daarnaast wordt ingegaan op de verwachte einduitkomsten aan het einde van het jaar.

  • 3. De inrichting van de voortgangsrapportages sluit aan bij de programma-indeling van de begroting.

Hoofdstuk III. Financieel beleid

Artikel 7. Waardering & afschrijving vaste activa

  • 1. Geactiveerde kosten voor onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief en het saldo van agio en disagio worden lineair in maximaal vijf jaar afgeschreven.

  • 2. Kosten voor het sluiten van geldleningen worden direct ten laste van de exploitatie gebracht.

  • 3. Indien sprake is van activa in de openbare ruimte met een meerjarig maatschappelijk nut, worden de netto aankoop- c.q. vervaardigingskosten in principe geactiveerd. Slechts bij raadsbesluit kan hiervan worden afgeweken.

  • 4. Activa met meerjarig maatschappelijk nut en een verkrijgingsprijs van minder dan € 2.500 worden niet geactiveerd.

  • 5. De materiële vaste activa worden lineair afgeschreven in maximaal:

    • a.

      Gebouwen steen: 40 jaar

    • b.

      Onderwijsgebouwen: 60 jaar

    • c.

      Gebouwen hout: 20 jaar

    • d.

      Technische Installaties: 25 jaar

    • e.

      Inventaris: 20 jaar

    • f.

      Software: 7 jaar

    • g.

      Hardware:

      • i.

        netwerkbekabeling: 20 jaar

      • ii.

        pc’s/laptops/beeldschermen: 5 jaar

      • iii.

        printers: 5 jaar

    • h.

      Onderwijsleerpakketten: 10 jaar

    • i.

      Schoolmeubilair: 20 jaar

    • j.

      Sportvelden: 25 jaar

    • k.

      Speelterreinen: 25 jaar

    • l.

      Straatmeubilair: 25 jaar

    • m.

      Wegen en paden:

      • i.

        Asfalt: 20 jaar

      • ii.

        Klinkers: 15 jaar

      • iii.

        Tegels: 10 jaar

    • n.

      Vervoermiddelen: 15 jaar

    • o.

      Parkeermeters en –automaten: 15 jaar

    • p.

      Openbare verlichting: 30 jaar

    • q.

      Verkeersregelinstallaties: 15 jaar

    • r.

      Openbaar groen: 30 jaar

    • s.

      Waterbouwkundige kunstwerken: 25 jaar

    • t.

      Riolering: 60 jaar

    • u.

      Gereedschappen: 10 jaar

  • 6. Indien sprake is van activa die niet zijn benoemd of niet vallen onder de activa zoals genoemd in lid 5, geldt de eerstvolgende termijn zoals vastgesteld in een college- of raadsbesluit als maximale termijn.

Artikel 8. Kostprijsberekening

  • 1. Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van goederen, werken en diensten wordt een systeem van kostentoerekening gehanteerd. Bij de kostentoerekening worden naast de directe kosten alleen die indirecte kosten betrokken, die in enig verband staan met de door de gemeente verleende diensten. Onder deze indirecte kosten vallen niet de kosten van beleidsvoorbereiding, handhaving en toezicht en van bezwaar- en beroepsprocedures.

  • 2. Bij de indirecte kosten worden betrokken de toevoegingen en onttrekkingen aan reserves en voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa, de kapitaallasten van de in gebruik zijnde activa en voor de rioolheffing, de afvalstoffenheffing, de marktgelden, de (bouw)leges en de parkeerbelastingen de compensabele BTW.

Artikel 9. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

  • 1. Het college doet de raad jaarlijks – in de paragraaf lokale heffingen (onderdeel van de programmabegroting) - een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor de belastingen, bestemmingsheffingen en rechten.

  • 2. Het college biedt periodiek de raad een nota aan met de kaders voor de gemeentelijke tarieven voor de belastingen, bestemmingsheffingen en rechten. De raad stelt deze nota vast.

  • 3. Het college biedt periodiek de raad een nota aan met de kaders voor de prijzen voor de verhuur en verkoop van onroerende zaken en in het bijzonder de prijzen voor de uitgifte van gronden. De raad stelt deze nota vast.

  • 4. Het college biedt periodiek de raad een nota aan met de kaders voor de prijzen van gemeentelijke diensten anders dan genoemd in het tweede lid. De raad stelt deze nota vast.

Artikel 10. Financieringsfunctie

  • 1. Het college zorgt bij het uitoefenen van de financieringsfunctie voor:

    • a.

      het aantrekken van voldoende financiële middelen en het uitzetten van overtollige gelden om de programma’s binnen de door de raad vastgestelde kaders van de begroting uit te voeren;

    • b.

      het beheersen van de risico’s verbonden aan de financieringsfunctie zoals renterisico’s, koersrisico’s en kredietrisico’s;

    • c.

      het beperken van de kosten van leningen en het bereiken van voldoende rendement op uitzettingen;

    • d.

      het beperken van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities.

  • 2. Het college neemt bij het uitvoeren van de financieringsfunctie de volgende richtlijnen in acht:

    • a.

      het uitzetten van overtollige geldmiddelen gebeurt uitsluitend bij financiële instellingen met minimaal een lange termijn creditrating Aa/AA en een korte termijn creditrating van P-1/A-1+/A-1 afgegeven door tenminste één gezaghebbende rating agency, of bij instellingen voor wiens waardepapieren een solvabiliteitseis geldt van 0%;

    • b.

      overtollige geldmiddelen worden uitsluitend uitgezet tegen vastrentende waarden, dan wel in producten waarbij de hoofdsom tenminste aan het eind van de looptijd in tact is;

    • c.

      derivaten worden uitsluitend gebruikt voor het beperken van financiële risico’s;

    • d.

      voor het aantrekken van financieringen met een looptijd langer dan 1 jaar worden tenminste 2 prijsopgaven bij verschillende financiële instellingen gevraagd;

    • e.

      overeenkomsten voor het aangaan van leningen, het uitzetten van middelen of het verlenen van garanties luiden in euro.

  • 3. Bij het uitzetten van middelen, het verstrekken van garanties en het aangaan van financiële participaties uit hoofd van de publieke taak bedingt het college, indien mogelijk, zekerheden. Het college motiveert in zijn besluit het openbaar belang van dergelijke uitzettingen van middelen, verstrekkingen van garanties en financiële participaties.

Hoofdstuk IV. Financieel beheer en interne controle

Artikel 11. Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij dienstbaar is voor:

  • a.

    het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de afdelingen;

  • b.

    het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van activa met economisch nut, activa met maatschappelijk nut, voorraden, vorderingen, schulden, en contracten;

  • c.

    het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

  • d.

    het verschaffen van informatie over indicatoren over de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;

  • e.

    het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving;

  • f.

    de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 12. Interne controle

Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties, voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

Artikel 13. Misbruik en oneigenlijk gebruik

Het college zorgt voor en legt vast de regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen.

Hoofdstuk V. Financiële organisatie

Artikel 14. Financiële organisatie

  • 1. Het college zorgt voor en legt vast:

    • a.

      een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidige toewijzing van de gemeentelijke taken aan de afdelingen;

    • b.

      een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden, zodat aan de eisen van interne controle wordt voldaan en de betrouwbaarheid van de verstrekte informatie aan beleids- en beheersorganen is gewaarborgd;

    • c.

      de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

    • d.

      de regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

    • e.

      de kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van de lasten en baten aan de producten van de productraming en de productrealisatie.

Artikel 15. Inkoop en aanbesteding

  • 1. Het college zorgt voor en legt vast de interne regels voor de inkoop en aanbesteding van goederen, werken en diensten.

Hoofdstuk VI. Slotbepalingen

Artikel 16. Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na bekendmaking.

  • 2. Deze verordening treedt in de plaats van de ‘Financiële verordening gemeente Bussum 2007’ vastgesteld door de raad op 12 april 2007.

Artikel 17. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: ‘Financiële verordening Bussum 2009’.

Ondertekening

De raad voornoemd,

de griffier

de voorzitter

III Bijlage 1

De kredietwaardigheid van een onderneming, dus ook van een bank, speelt een belangrijke rol in de prijs die de bank moet betalen voor het aantrekken van vreemd vermogen (bijvoorbeeld obligaties) en bij het afsluiten van derivatencontracten. Een mindere kredietwaardigheid betekent een hogere prijs (rentevergoeding).

In principe is een credit rating een inschatting van de kans op een eventuele wanbetaling bij toekomstige rente- en aflossingsbetalingen op schuldpapier. Een hogere rating houdt een betere kredietwaardigheid in. De gebruikte ratingsystemen zijn dermate consistent, dat rating zowel gelijkertijd als in de tijd met elkaar vergelijkbaar zijn.

Ratings worden toegekend op aanvraag door de onderneming. De rating agency stelt daarop een comité samen (bestaande uit specialisten), dat de rating zal gaan bepalen. Dit onderzoek duurt drie tot zes maanden, in welke periode de aanvrager tevens gedurende enkele dagen door het comité wordt bezocht. Door interviews en presentaties met het topmanagement wordt een beeld van de organisatie verkregen. De uiteindelijke rating is dan ook gebaseerd op meer informatie dan hetgeen publiekelijk bekend is. Na bekendmaking van de rating zal de rating agency blijvend contacten onderhouden met de onderneming en deze één of twee keer per jaar bezoeken, teneinde zich op de hoogte te houden van alle relevante ontwikkelingen. Enkele bekende rating agency's zijn Standard & Poor's, Moody's, IBCA en Fitch.

Credit ratings zijn er in verschillende vormen, zoals "long term" ratings, waarbij het risico van wanbetaling op langere termijn wordt voorspeld en "short term" ratings, die de kredietwaardigheid voor de termijn van één jaar weergeven.

Overzicht lange termijnratings

Moody's

Standard & Poor's

Kwalificatie kredietwaardigheid

Aaa

AAA

Extreem kredietwaardig.

Aa

AA

Zeer kredietwaardig. De veiligheidsmarges zijn echter niet zo hoog als bij de AAA-categorie.

A

A

Zeer kredietwaardig. Er zijn echter factoren aanwezig waardoor afbetaling in de toekomst enig gevaar loopt.

Baa

BBB

Kredietwaardig, maar gevoelig voor slechte economische tijding.

Ba

BB

Speculatief, matige bescherming van afbetaling aanwezig.

B

B

Heeft momenteel capaciteit voor rente en aflossing, maar is gevoelig voor faillissement.

Caa

CCC

Enige bescherming voor investeerders is aanwezig, maar grote risico's onzekerheid aanwezig.

Ca

CC

Zeer speculatief, meestal achtergestelde schuld aanwezig.

C

C

Rentebetalingen zijn reeds gestopt.

D

Failliet

Overzicht korte termijnratings

Moody's

Standard & Poor's

Kwalificatie kredietwaardigheid

P-1

A-1 + /A-1

Capaciteit voor rente en aflossing is extreem respectievelijk zeer groot.

P-2

A-2

Voldoende capaciteit voor tijdige betaling aanwezig. Echter niet zo groot als in de bovenste categorie.

P-3

A-3

Adequate capaciteit voor tijdige betalingen aanwezig. Echter kwetsbaar indien de omstandigheden tegenzitten.

NP

B

Speculatief.

C

Capaciteit voor tijdige betalingen is zeer twijfelachtig.

D

Reeds failliet of binnenkort failliet.

Ratings van enkele Nederlandse ondernemingen en instellingen

Bank

Langetermijnrating

Kortetermijnrating

BNG

Aaa

P-1

Rabobank

Aaa

P-1

Nationale Investeringsbank

Aa

P-1

ING Bank NV

Aa

P-1

Nederlandse Waterschapsbank NV

Aaa

P-1

SNS Bank Nederland NV

A

P-1

Toelichting op de Financiële verordening Bussum 2009

I. Indeling en inhoud van de financiële verordening

Voor de indeling van de nieuwe financiële verordening is de inhoud van artikel 212 Gemeentewet gevolgd. Dit artikel uit de Gemeentewet zegt dat de financiële verordening de uitgangspunten voor het financieel beleid en regels voor het financieel beheer en de inrichting van de financiële organisatie moet bevatten. De elementen financieel beleid, financieel beheer en financiële organisatie komen terug in de hoofdstukindeling; achtereenvolgens de hoofdstukken 3, 4 en 5 gaan over deze onderwerpen.

Het eerste lid van artikel 212 Gemeentewet stelt aanvullende eisen aan de inhoud van de verordening. De verordening moet waarborgen dat aan de eisen van rechtmatigheid, verantwoording en interne controle wordt voldaan. Ook deze eisen komen terug in de indeling van de verordening. Zo behandelt het 2e hoofdstuk de verantwoording over de uitvoering van de begroting.

In hoofdstuk 3 zijn kaders voor het financieel beleid opgenomen en in hoofdstuk 5 kaders voor de financiële organisatie. Deze kaders bepalen tezamen de spelregels waarop de interne controle, waaronder de controle op de rechtmatigheid van de (financiële) beheershandelingen, wordt uitgeoefend. Regels over interne controle zelf staan in hoofdstuk 4, het hoofdstuk over het financieel beheer. De interne controle richt zich mede op de rechtmatigheid van de (financiële) beheershandelingen.

Het tweede lid van artikel 212 Gemeentewet geeft aan welke regels in elk geval in de verordening moeten zijn opgenomen. De verordening moet in elk geval regels bevatten voor waardering en afschrijving van vaste activa, grondslagen voor de berekening van tarieven en prijzen en de algemene doelstellingen en te hanteren richtlijnen en limieten voor de financieringsfunctie. Deze regels zijn opgenomen in het hoofdstuk 3, het hoofdstuk over het financieel beleid.

II. Toelichting op de artikelen.

Artikel 1. Definities

Voor de gehanteerde begrippen in de verordening gelden de definities uit de Gemeentewet, de Wet Fido, het Besluit begroting en verantwoording Provincies en Gemeenten (BBV) en het Besluit accountantscontrole Provincies en Gemeenten. Overige begrippen worden in artikel 1 van de verordening gedefinieerd.

In de oude Financiële verordening werden van veel meer begrippen de definities gegeven, zoals van doelmatigheid, doeltreffendheid, etc. Definities die in andere verordeningen of wetten zijn vastgelegd, zijn in deze nieuwe verordening nu achterwege gelaten.

Verder bevatte de oude verordening ook nog veel bepalingen over bijvoorbeeld de inhoud van de verplichte paragrafen bij de programmabegroting. Het BBV geeft hierover al veel nadere regels. Daarom zijn in de nieuwe verordening ook deze bepalingen achterwege gelaten.

Artikel 2. Programma-indeling

Dit artikel bevat de bepalingen over de inrichting van de begroting en de jaarstukken. De indeling van de programma’s wordt door de gemeenteraad vastgesteld. In de oude verordening was aangegeven dat de gemeenteraad dat doet bij de aanvang van de nieuwe raadsperiode. In de nieuwe verordening kan de gemeenteraad dit doen wanneer zij dit wenselijk acht.

Het BBV bepaalt in aanvulling hierop dat het college de producten aan de programma’s toewijst.

Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken

In dit artikel zijn in aanvulling op het BBV bepalingen opgenomen voor de inrichting van de begroting en de jaarstukken. Zo wordt in het eerste lid het college van burgemeester en wethouders opgedragen om daarin een overzicht van de productenraming resp. de productenrealisatie beschikbaar te hebben.

Verder wordt de verplichting in het BBV om in de begroting aandacht te besteden aan de investeringen nader uitgewerkt door te bepalen dat er in de begroting een overzicht van de nieuwe investeringen per programma wordt gegeven. De gemeenteraad autoriseert met de vaststelling van de begroting waarin dit overzicht is opgenomen ook deze investeringen (zie ook artikel 4).

Artikel 4. Autorisatie begroting en investeringskredieten

Op grond van artikel 189 Gemeentewet berust het budgetrecht bij de gemeenteraad. De gemeenteraad neemt uiteindelijk de beslissing welke bedragen hij voor doelstellingen, taken en activiteiten op de begroting beschikbaar stelt. Gedurende het begrotingsjaar kan de gemeenteraad op grond van artikel 192 Gemeentewet besluiten nemen tot wijziging van de begroting. Het college van burgemeester en wethouders kan slechts uitgaven doen voor de bedragen die hiervoor op de begroting zijn gebracht.

De gemeenteraad kan kiezen op welk niveau hij budgetten beschikbaar stelt. Net als in de oude Financiële verordening is deze keuze vertaald naar het beschikbaar stellen van budgetten per programma.

Artikel 4 bevat nadere regels voor de autorisatie van de begroting en investeringskredieten. Autorisatie van de baten en lasten vindt op programmaniveau plaats (lid 1). Voor begrotingswijzigingen doet het college van burgemeester en wethouders gedurende het jaar en bij de voortgangsrapportages voorstellen aan de gemeenteraad (lid 2).

Met de vaststelling van de begroting autoriseert de gemeenteraad tevens de investeringskredieten die in de begroting zijn opgenomen.

Gedurende het begrotingsjaar kunnen nieuwe investeringsvoornemens op tafel komen die bij het opstellen van de ontwerpbegroting nog niet waren voorzien. Het derde lid van het artikel regelt de autorisatie van de investeringskredieten voor deze investeringen. In de oude verordening was hiervoor niets vastgelegd.

In lid 4 van dit artikel van deze verordening is een bepaling opgenomen over de bevoegdheid van het college van burgemeester en wethouders om, in afwijking van de begroting, uitgaven te doen zonder voorafgaande toestemming van de gemeenteraad. Dit geldt wanneer sprake is van extra middelen onder voorwaarden door derden verstrekt, middelen alvast in te zetten onder de voorwaarde dat de door de gemeenteraad in de begroting vastgelegde doelstellingen niet wordt belemmerd. Hierbij wordt met name gedacht aan extra middelen uit doeluitkeringen van rijk en/of provincie.

Door de beheer- en onderhoudsplannen voor de openbare ruimte vast te stellen stelt de raad naast de kwalitatieve kaders tevens de financiële kaders vast (lid 6). Een voorbeeld hiervan is het Gemeentelijke Rioleringsplan. In de exploitatiebegroting zijn de hieruit voortvloeiende normbedragen opgenomen. Ter uitvoering van deze plannen autoriseert het college de investeringen en het onderhoud .

In lid 7 is vastgelegd dat aan de raad regelmatig verslag wordt gedaan wanneer investeringen vanuit deze plannen zijn afgerond.

Artikel 5. Perspectiefnota

Dit artikel bepaalt dat, voorafgaand aan het opstellen van de begroting, het college van burgemeester en wethouders een Perspectiefnota aan de gemeenteraad aanbiedt met de kaders waarbinnen zij de hoofdlijnen van beleid en de uitvoering van de begroting van het volgend jaar en de drie jaren daarop verantwoord acht. In Bussum is dit al een goed gebruik en wordt jaarlijks de Perspectiefnota door de gemeenteraad behandeld.

Artikel 6. Voortgangsrapportages

Een belangrijk onderdeel van de planning- en controlcyclus voor de gemeenteraad zijn de voortgangsrapportages. Op basis van voortgangsrapportages wordt de gemeenteraad geïnformeerd over de uitputting van budgetten en investeringskredieten en de voortgang van de uitvoering van het beleid. Hiermee wordt aangehaakt bij de planning- en controlcyclus zoals deze naar ieders tevredenheid loopt. Dit artikel geeft ten opzichte van het artikel in de oude verordening meer ruimte om door te blijven ontwikkelen in de planning- en controlcyclus zonder de verordening te moeten aanpassen.

Het tweede lid bevat bepalingen over de minimale inhoud van de rapportage. Hierin komen, wanneer relevant, ook de onderwerpen aan de orde die genoemd zijn in art. 7 lid 4 van de oude verordening.

Het derde lid bepaalt, net als de oude verordening, dat de voortgangsrapportages dezelfde programma-indeling moeten hebben als de begroting.

Het artikel uit de oude verordening omtrent besluitvorming door de gemeenteraad bij nieuwe meerjarige verplichtingen > € 25.000 per jaar is geschrapt, omdat hierin sprake is van een dubbeling. Via de begroting heeft de gemeenteraad budget beschikbaar gesteld voor het realiseren van bepaalde taken. Volgens het oude artikel zou de raad bij het aangaan van een nieuwe meerjarige verplichting hiertoe afzonderlijk moeten besluiten. Dit past niet bij de huidige werkwijze van de gemeenteraad en het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 7. Waardering & afschrijving vaste activa

In het tweede lid van artikel 212 Gemeentewet is onder letter a de uitdrukkelijke bepaling opgenomen dat de financiële verordening in elk geval de regels voor waardering en afschrijving van activa bevat. Hieraan is in artikel 7 invulling gegeven.

In de oude verordening werden de afschrijvingstermijnen in de staat van activa gehanteerd. Dit is feitelijk achteraf omdat deze staat onderdeel uit maakt van de door de accountant te controleren stukken bij de jaarrekening. Het is echter de bedoeling dat in de verordening, dus vooraf, door de gemeenteraad wordt aangegeven welke afschrijvingstermijnen in de staat van activa moeten worden gehanteerd. De nieuwe verordening is hierop aangepast. Er is gekozen voor maximum afschrijvingstermijnen. Hiervan kan door het college van burgemeester en wethouders naar beneden worden afgeweken. Reden hiervoor is dat bijvoorbeeld de economische levensduur van oude riolering korter is dan die van nieuwe riolering. Ook kan de levensduur van verharding in een woonwijk verschillen van het centrum van de gemeente door de verschillende gebruiksintensiteit.

Artikel 8. Kostprijsberekening

Dit artikel wijkt inhoudelijk niet af van de vorige verordening. Artikel 212 Gemeentewet bepaalt in het tweede lid, letter b dat de verordening in ieder geval de grondslagen bevat voor de berekening van de door het gemeentebestuur in rekening te brengen prijzen en tarieven voor rechten. De grondslag voor de prijzen en tarieven vormt de samenstelling van de kostprijs van de diensten waarvoor prijzen en heffingen in rekening worden gebracht. In artikel 7 van de verordening staan de kaders voor de bepaling van de kostprijzen van de gemeentelijke diensten.

Lid 1 van het artikel bepaalt dat de kostprijs bestaat uit de directe kosten en de indirecte kosten die direct met de dienst samenhangen. Ter nadere toelichting is aangegeven welke kosten niet onder de indirecte kosten vallen.

Het tweede lid bepaalt dat onder de indirecte kosten ook worden verstaan toevoegingen aan bestemmingsreserves en voorzieningen voor noodzakelijke vervanging van betrokken activa en de compensabele BTW. Hiermee wordt invulling gegeven aan de mogelijkheid die artikel 229.b Gemeentewet biedt om bijvoorbeeld compensabele BTW door te belasten in rioolheffing, marktgeld, afvalstoffenheffing etc. De kaders in het artikel vormen de basis waarbinnen het college van burgemeester en wethouders zijn systematiek van kostentoerekening kan vormgeven en de kostenverdeelsleutels voor de toerekening van indirecte kosten kan vaststellen.

Het derde lid uit de oude verordening is vervallen omdat de omslagrente onderdeel uit maakt van de kapitaallasten zoals al genoemd in lid 2.

Artikel 9. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

Dit artikel wijkt inhoudelijk niet af van de vorige verordening. Het vaststellen van de tarieven voor belastingen, bestemmingsheffingen en rechten is een bevoegdheid van de gemeenteraad. Het eerste lid van artikel 8 bepaalt dat de gemeenteraad deze tarieven jaarlijks vaststelt. Het tweede lid zegt dat de gemeenteraad periodiek een beleidsnota inzake de lokale heffingen vaststelt. Het vaststellen van de prijs voor een gemeentelijke dienst of de levering van goederen of werken (die niet vallen onder artikel 229 Gemeentewet) is een privaatrechtelijk besluit. Dergelijke besluiten zijn een bevoegdheid van het college van burgemeester en wethouders (eerste lid, letter e artikel 160 Gemeentewet).

Daar waar bij het vaststellen van de prijs voor een gemeentelijke dienst of de levering van goederen of werken een publiek belang in het geding is en prijzen lager dan marktconform worden vastgesteld, is het aan de gemeenteraad om het publiek belang te definiëren en het college van burgemeester en wethouders kaders mee te geven voor het afwijken van marktconforme prijzen. Het derde en vierde lid bepalen dat de gemeenteraad periodiek deze kaders voor de prijzen voor gemeentelijke diensten en de verhuur en verkoop van onroerend goed vaststelt.

Artikel 10. Financieringsfunctie

De financieringsfunctie (treasury) is een belangrijk onderdeel van het middelenbeheer. Gezien de kwetsbaarheid van deze functie bevat artikel 212 Gemeentewet de expliciete bepaling dat de financiële verordening hierover regels voor het beleid en de organisatie bevat. In artikel 9 wordt invulling aan deze wettelijke plicht gegeven.

Het eerste lid bevat richtlijnen voor de uitvoering van de financieringsfunctie.

In het tweede lid staan de kaders voor het financieel beleid opgesomd, die bij de uitvoering in acht moeten worden genomen. Binnen de wet Fido geldt een A rating als ondergrens voor financiële instellingen waar decentrale overheden hun geld mogen onderbrengen. Een toelichting op deze ratings is opgenomen in bijlage 1. De A rating uit de wet Fido, zoals in de vorige verordening, wordt, met het oog op de kredietcrisis 2008, door de gemeente Bussum als te risicovol aangemerkt. Daarom is gekozen voor een hogere/strengere lange termijn creditrating (Aa/AA) en een hogere/strengere korte termijn creditrating (P-1/A-1+/A-1).

Het verstrekken van leningen en garanties en het aangaan van financiële participaties mogen gemeenten alleen uit hoofde van de publieke functie (artikel 2 Wet Fido). Daarbij bepaalt het tweede lid van artikel 160 Gemeentewet dat een besluit tot de oprichting van en de deelneming in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen niet eerder wordt genomen dan nadat de gemeenteraad een ontwerpbesluit is toegezonden en hij zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college van burgemeester en wethouders heeft kunnen brengen.

Het derde lid stelt aanvullende eisen aan dergelijke besluiten. Het publieke belang moet door het college van burgemeester en wethouders worden gemotiveerd. Daarbij draagt de verordening het college van burgemeester en wethouders op bij het aangaan van dergelijke overeenkomsten zo mogelijk zekerheden te bedingen.

Artikel 11. Administratie

Onder artikel 11 zijn algemene bepalingen opgenomen voor de inrichting van de gemeentelijke administratie. Op hoofdlijnen wordt opgedragen welke gegevens systematisch moeten worden vastgelegd en aan welke eisen deze gegevens moeten voldoen. Dit artikel is zo goed als ongewijzigd overgenomen van de vorige verordening.

Artikel 12. Interne controle

De accountant toetst jaarlijks bij de controle van de gemeenterekening of deze een getrouw beeld geeft van de gemeentelijke financiën en of de (financiële) beheershandelingen die eraan ten grondslag liggen rechtmatig zijn verlopen.

Artikel 12 draagt het college van burgemeester en wethouders op maatregelen te treffen op basis waarvan de gemeente zelf nagaat of de cijfers in de administraties een getrouw beeld geven en of de financiële beheershandelingen die aan de baten en lasten en de balansmutaties ten grondslag liggen rechtmatig (zijn) verlopen.

Artikel 13. Misbruik en oneigenlijk gebruik

Artikel 13 bepaalt dat in gemeentelijke regelingen en werkprocedures voldoende maatregelen worden getroffen om misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen te voorkomen. Het gaat hierbij om bijvoorbeeld het treffen van voldoende verificatiemaatregelen vooraf van de antecedenten van een aanvrager van een gemeentelijke subsidie, zodat subsidies daadwerkelijk worden verstrekt aan rechthebbenden. In de oude verordening was dit geregeld in artikel 6 lid 2.

Artikel 14. Financiële organisatie

Artikel 14 geeft de uitgangspunten voor de financiële organisatie. Volgens het eerste lid letter a van artikel 160 Gemeentewet is het college van burgemeester en wethouders bevoegd regels vast te stellen voor de ambtelijke organisatie van de gemeente. Het college van burgemeester en wethouders wordt onder letter a, b, c en d van het artikel uit de verordening opgedragen bepaalde regels die de financiële organisatie betreffen, vast te leggen in besluiten.

De regels bedoeld onder de letters a en b kan het college van burgemeester en wethouders gezamenlijk vastleggen in een organisatiebesluit.

Hierin kunnen ook de regels voor de inrichting van de organisatie van de financieringsfunctie worden opgenomen, zoals wordt bedoeld onder letter d.

In Bussum zijn nadere regels van financiering e.d. nu nog opgenomen in een Financieringsstatuut dat door de gemeenteraad is vastgesteld. In dit artikel wordt het opstellen van het Financieringsstatuut opgedragen aan het college van burgemeester en wethouders. Dit past in de lijn van de verdeling van kaderstellende taken van de gemeenteraad en de uitvoerende taken van het college van burgemeester en wethouders.

Het huidige financieringsstatuut van de gemeente Bussum dateert uit december 2003 zal geactualiseerd worden.

Onder letter f wordt het college van burgemeester en wethouders opgedragen ook de kostenverdeelsleutels voor het toerekenen van kosten aan de producten vast te leggen.

Artikel 15. Inkoop en aanbesteding

Dit artikel draagt het college van burgemeester en wethouders op een inkoopreglement op te stellen.

Artikel 16. Inwerkingtreding

De verordening treedt in de plaats van de vorige op grond van artikel 212 Gemeentewet ingestelde financiële verordening. Het artikel bepaalt dat de verordening in werking treedt met ingang van één dag na publicatie.

Artikel 17. Citeertitel

Dit artikel geeft de naam aan (Financiële verordening Bussum), waarmee in de gemeentelijke stukken naar deze verordening moet worden verwezen.

Vaststelling

Binnen twee weken na vaststelling door de gemeenteraad moet het college van burgemeester en wethouders de verordening aan gedeputeerde staten zenden (artikel 214 Gemeentewet). Gedeputeerde staten kunnen op elk gewenst moment een onderzoek instellen naar het beheer en de inrichting van de financiële organisatie en de verordening ex artikel 212 Gemeentewet (artikel 215 Gemeentewet).