Gemeenschappelijke Regeling Werkplein Fivelingo

Geldend van 01-01-2017 t/m heden

Intitulé

Gemeenschappelijke Regeling Werkplein Fivelingo

De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeente Delfzijl, Appingedam en Loppersum ieder voor hun eigen bevoegdheid;

Gelet op de gegeven toestemming van de gemeenteraden op grond van artikel 1, tweede lid Wet gemeenschappelijke regelingen.

Gelet op de overige bepalingen van de Wet gemeenschappelijke regelingen en de Gemeentewet

Overwegende, dat de colleges van de gemeenten Delfzijl, Appingedam en Loppersum wensen samen te werken op het terrein van Werk en Inkomen, teneinde:

de kwaliteit van de dienstverlening te versterken;

de continuïteit van de dienstverlening te waarborgen;

de efficiency en effectiviteit van algemene en meer specialistische taken te vergroten

B E S L U I T E N :

Te wijzigen de

Gemeenschappelijke Regeling werkvoorziening Fivelingo en omstreken

die als volgt komt te luiden:

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Algemene bepalingen

  • 1. Deze regeling verstaat onder:

    • a)

      Deelnemende gemeente(n): de bij de regeling aangesloten gemeenten, zijnde Appingedam, Delfzijl en Loppersum.

    • b)

      Gemeentebesturen: de Colleges van Burgemeester en Wethouders.

    • c)

      Gedeputeerde Staten: Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen.

    • d)

      Regeling: De gemeenschappelijke regeling Werkplein Fivelingo.

    • e)

      (Uitvoerings)organisatie: het openbaar lichaam als bedoeld in artikel 2 van deze Regeling waaraan de uitvoering van de in deze regeling beschreven bevoegdheden organisatorisch is toegekend.

    • f)

      Uitvoerende bevoegdheden: de uitvoerende bevoegdheden op grond van de Participatiewet en de Wet sociale werkvoorziening.

    • g)

      Dienstverleningsovereenkomst: document waarin afspraken die in de Regeling zijn opgenomen nader worden uitgewerkt.

Artikel 2 Openbaar lichaam

Er is een openbaar lichaam Werkplein Fivelingo. Het openbaar lichaam is rechtspersoon en is gevestigd te Appingedam.

Artikel 3 Doel

De regeling heeft tot doel om de inkomensondersteuning voor inwoners die geen of onvoldoende inkomen hebben te verzorgen en deze inwoners te stimuleren en te ondersteunen bij het vinden van passend werk.

Artikel 4 Bevoegdheden

  • 1. Uitvoerende (college)bevoegdheden genoemd in de Participatiewet, het Besluit Bijstandsverlening Zelfstandigen 2004, de Wet Inkomensvoorziening voor Oudere en gedeeltelijk Arbeidsongeschikte Werknemers, de Wet Inkomensvoorziening oudere en Arbeidsongeschikte Zelfstandigen, de Wet sociale werkvoorziening, de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, het minimabeleid, de Wet kinderopvang, de Wet inburgering en de Wet educatie beroepsonderwijs en de op deze wetten gebaseerde regelgeving (hierna: de uitvoerende bevoegdheden), worden overgedragen aan het algemeen bestuur.

  • 2. De bevoegdheden genoemd in het eerste lid omvatten mede de bevoegdheid tot het beslissen op bezwaarschriften die worden ingediend tegen besluiten op het werkterrein van het openbaar lichaam, inclusief de voorbereiding daarvan.

  • 3. De beleidsbepalende en – voorbereidende bevoegdheden genoemd in voornoemde wetten en de daarop gebaseerde regelgeving blijven bij de afzonderlijke raden en colleges van de deelnemende gemeenten.

  • 4. Door middel van een afzonderlijke mandaatregeling regelen de gemeenten welke bevoegdheden aan Werkplein Fivelingo worden overgedragen.

Artikel 5 Taken

  • 1. Om het doel te bereiken verricht Werkplein Fivelingo taken met betrekking tot de uitvoering van de in artikel 4 genoemde wet- en regelgeving.:

  • 2. De bevoegde bestuursorganen van de gemeenten kunnen bij afzonderlijk besluit extra taken opdragen aan Werkplein Fivelingo.

Artikel 6 Dienstverleningsovereenkomst

  • 1. De raden stellen het beleid voor het sociaal domein vast.

  • 2. Op basis van dit beleid sluiten de colleges en het bestuur van de organisatie jaarlijks een dienstverleningsovereenkomst (DVO) af.

  • 3. In dit DVO wordt in ieder geval beschreven:

    • -

      welk gezamenlijk beleid de deelnemende gemeenten hanteren;

    • -

      welk beleid voor de afzonderlijke gemeenten van toepassing is;

    • -

      een verdere specificatie van de taakverdeling tussen organisatie en gemeenten;

    • -

      welke resultaten worden afgesproken;

    • -

      welke informatie wordt verstrekt en hoe verantwoording wordt afgelegd.

  • 4. Op basis van het DVO wordt door de leiding van de uitvoeringsorganisatie viermaandelijks een managementrapportage uitgebracht, die ter kennisname wordt voorgelegd aan de colleges en de raden van de deelnemende gemeenten.

Hoofdstuk 2 Bestuursbepalingen

Artikel 7 Bestuursorganen

  • 1. Het bestuur van het openbaar lichaam bestaat uit een algemeen bestuur, een dagelijks bestuur en een voorzitter.

  • 2. Het algemeen bestuur staat aan het hoofd van het openbaar lichaam.

  • 3. De voorzitter is tevens voorzitter van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur.

Artikel 8 Samenstelling en plaatsvervanging

  • 1. Het algemeen bestuur bestaat uit leden afkomstig uit de colleges van de deelnemende gemeenten.

  • 2. Iedere college wijst twee leden en plaatsvervangende leden uit zijn midden aan.

  • 3. Het algemeen bestuur wijst uit hun midden een dagelijks bestuur, een voorzitter en een plaatsvervanger aan.

  • 4. Het algemeen bestuur vergadert jaarlijks tenminste twee keer en stelt een reglement van orde vast voor de vergaderingen.

  • 5. Het dagelijks bestuur bestaat uit een voorzitter en twee leden.

Artikel 9 Bevoegdheden algemeen bestuur

Het algemeen bestuur heeft de volgende bevoegdheden:

  • 1.

    het aanwijzen, schorsen en ontslaan van een voorzitter, plaatsvervangend voorzitter en de overige leden van het dagelijks bestuur;

  • 2.

    het wel of niet aanvaarden van extra taken vanuit de deelnemende gemeenten;

  • 3.

    het vaststellen van uitvoeringsregels;

  • 4.

    het vaststellen van de begroting, respectievelijk begrotingswijzigingen;

  • 5.

    het vaststellen van de jaarrekening;

  • 6.

    het vaststellen van een liquidatieplan;

  • 7.

    het doen van voorstellen tot wijziging, toetreding, uittreding en opheffing van deze gemeenschappelijke regeling.

Artikel 10 Bevoegdheden dagelijks bestuur

Het dagelijks bestuur heeft de volgende bevoegdheden:

  • 1.

    het voorbereiden en uitvoeren van beslissingen van het algemeen bestuur;

  • 2.

    het benoemen, schorsen en ontslaan van het personeel, inclusief de directeur of diens waarnemer;

  • 3.

    het vaststellen van de bezoldiging en de overige rechtspositie van het personeel; het dagelijks bestuur draagt er zorg voor dat als grondslag daarvoor de CAR-UWO gehanteerd wordt voor het ambtelijk personeel en de Cao sociale werkvoorziening voor de medewerkers met een indicering voor de sociale werkvoorziening.

  • 4.

    het vaststellen van regels over de ambtelijke organisatie van het openbaar lichaam;

  • 5.

    privaatrechtelijke rechtshandelingen van het openbaar lichaam, met uitzondering van privaatrechtelijke rechtshandelingen als bedoeld in artikel 31a van de Wet gemeenschappelijke regelingen;

  • 6.

    te besluiten namens het openbaar lichaam, het dagelijks bestuur of het algemeen bestuur rechtsgedingen, bezwaarprocedures of administratief beroepsprocedures te voeren of het verrichten van handelingen ter voorbereiding daarop, tenzij het algemeen bestuur in voorkomende gevallen anders beslist.

Artikel 11 Bevoegdheden voorzitter

De voorzitter heeft de volgende bevoegdheden:

  • 1.

    De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur.

  • 2.

    Bij verhindering van de voorzitter wordt deze vervangen door de plaatsvervangende voorzitter.

  • 3.

    De voorzitter tekent de stukken die van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur uitgaan. De voorzitter kan de ondertekening opdragen aan een door hem aan te wijzen gemachtigde.

  • 4.

    De voorzitter vertegenwoordigt de dienst in en buiten rechte. De voorzitter kan de vertegenwoordiging opdragen aan een door deze aan te wijzen gemachtigde.

  • 5.

    De voorzitter is belast met het toezicht op de uitvoering van de besluiten van het algemeen bestuur en dagelijks bestuur.

  • 6.

    Indien de voorzitter behoort tot het bestuur van een gemeente die partij is in een geding waarbij de organisatie is betrokken, wordt deze door de plaatsvervangende voorzitter vertegenwoordigd.

Artikel 12 Commissies

  • 1. Het algemeen bestuur van de organisatie kan commissies van advies instellen. Het regelt de bevoegdheden en de samenstelling.

  • 2. Andere commissies van advies aan het dagelijks bestuur of aan de voorzitter worden door het dagelijks bestuur respectievelijk de voorzitter ingesteld.

  • 3. Het algemeen bestuur van de organisatie kan commissies instellen met het oog op de behartiging van bepaalde belangen zoals bedoeld in artikel 25 Wgr. Het algemeen bestuur regelt de bevoegdheden en de samenstelling.

  • 4. Het algemeen bestuur gaat niet over tot het instellen van een commissie als bedoeld in het eerste lid dan nadat de raden van de deelnemende gemeenten van dit voornemen op de hoogte zijn gesteld en in de gelegenheid zijn gesteld hun wensen en bedenkingen ter kennis van het algemeen bestuur te brengen.

Hoofdstuk 3 Financieel beheer

Artikel 13 Algemeen

  • 1. Het algemeen bestuur stelt nadere regels vast over het financieel-economisch beheer en de verrekening van de bijdragen van de deelnemende gemeenten, zulks in aanvulling op het gestelde in de artikelen 14 tot en met 19.

  • 2. Het boekjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 14 Kaders voor de begroting

  • 1. Het dagelijks bestuur geeft door middel van een kaderbrief voor 1 februari van ieder jaar inzicht in te verwachten ontwikkelingen (financieel en prestatie indicatoren) op de meerjarenbegroting Werkplein Fivelingo (lopend boekjaar en de drie jaar daaropvolgend), ten einde de gemeente in staat te stellen daar in haar begrotingscyclus op te anticiperen.

  • 2. De kaderbrief is het startdocument voor het overleg met de gemeente over het te voeren beleid en de dienstverlening. Dit overleg resulteert in het opstellen van een concept dienstverleningsovereenkomst.

  • 3. De dienstverleningsovereenkomst wordt voor 1 juni aan de gemeenteraden voorgelegd.

  • 4. De gemeenteraden kunnen hierop een zienswijze indienen, waarna deze door het college en het bestuur van de organisatie worden ondertekend.

Artikel 15 Begroting

  • 1. Het dagelijks bestuur stelt jaarlijks een ontwerpbegroting op.

  • 2. De begroting geeft een overzicht aan de hand van de in artikel 4 gegeven indeling van de aan de regeling opgedragen taken en geeft een overzicht van de kosten voortvloeiend uit deze taken.

  • 3. De begroting geeft naast het in de vorige leden bepaalde tevens zoveel mogelijk inzicht in de te verwachten kosten van ondersteuning, bijstand en samenwerking zoals bedoelt in artikel 6.

  • 4. Naast de begroting stelt het dagelijks bestuur voor de aansluitende periode van tenminste drie jaren een meerjarenraming op.

  • 5. De ramingen in de ontwerpen van de begroting en van de meerjarenraming worden voorzien van een specificatie en een toelichting.

  • 6. Taken voor derden worden kostendekkend, dat wil zeggen met inbegrip van een risico-opslag, begroot.

  • 7. In de begroting wordt de door elke deelnemende gemeente voor het desbetreffende boekjaar verschuldigde bijdrage vermeld, zulks met inachtneming van het gestelde in artikel 13.

  • 8. Het dagelijks bestuur zendt de ontwerpbegroting acht weken voordat zij aan het algemeen bestuur wordt aangeboden, respectievelijk acht weken voordat zij door het bestuur wordt vastgesteld, toe aan de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 9. De raden van de deelnemende gemeenten kunnen bij het dagelijks bestuur hun zienswijze over de ontwerpbegroting naar voren brengen. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijze is vervat bij de ontwerpbegroting, zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.

  • 10. Indien aan het algemeen bestuur blijkt dat een gemeente weigert deze uitgaven, voor zover de uitvoeringsorganisatie niet in staat is deze uit eigen middelen te voldoen, op de begroting te zetten, doet het algemeen bestuur aan gedeputeerde staten het verzoek over te gaan tot toepassing van artikelen 194 en 195 Gemeentewet.

  • 11. Het dagelijks bestuur zendt de begroting binnen twee weken na de vaststelling, maar in ieder geval vóór 1 augustus van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, aan gedeputeerde staten.

  • 12. Nadat deze is vastgesteld, zendt het algemeen bestuur de begroting aan de raden van de deelnemende gemeenten, die zo nodig bij gedeputeerde staten hun zienswijze naar voren kunnen brengen.

  • 13. Lid 5, 6, 7 en 8 zijn van toepassing op besluiten tot wijziging van de begroting.

  • 14. De gemeenten verstrekken bij wijze van voorschot in 12 termijnen de begrote kosten, waarbij in mei 2/13e van het jaarbedrag worden verstrekt.

Artikel 16 Rekening en verantwoording

  • 1. De directeur dient de jaarrekening over het afgelopen jaar in bij het dagelijks bestuur.

  • 2. Het dagelijks bestuur zendt vóór 15 april de voorlopige jaarrekening aan de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 3. Het dagelijks bestuur biedt deze jaarrekening na toevoeging van een verslag van het onderzoek naar de deugdelijkheid van de jaarrekening, ingesteld door de ingevolge artikel 19 eerste lid, aangewezen deskundige(n), en van hetgeen het dagelijks bestuur te zijner verantwoording dienstig acht, met alle bijbehorende bescheiden ter vaststelling aan het algemeen bestuur aan.

  • 4. In de jaarrekening wordt het door elk der deelnemende gemeenten over het desbetreffende jaar werkelijk verschuldigde bedrag opgenomen.

  • 5. Het dagelijks bestuur zendt de jaarrekening binnen twee weken na de vaststelling, maar in ieder geval vóór 15 juli van het jaar volgende op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft, aan gedeputeerde staten.

  • 6. Verrekening van het verschil tussen het betaalde en het werkelijk verschuldigde vindt plaats binnen twee maanden na de vaststelling van de rekening.

Artikel 17 Verslag

Het dagelijks bestuur draagt jaarlijks zorg voor de samenstelling van een verslag met betrekking tot de uitvoering van de werkzaamheden die voortvloeien uit de taken genoemd in artikel 4 alsmede uit de taken die voortvloeien uit of samenhangen met de ondersteuning, bijstand en samenwerking zoals bedoeld in artikel 6.

Artikel 18 Inkomsten van de uitvoeringsorganisatie

  • 1. De inkomsten van de uitvoeringsorganisatie bestaan uit:

    • a.

      door de deelnemende gemeenten te betalen vergoeding voor de uitkeringskosten van de in hun gemeente wonende uitkeringsgerechtigden;

    • b.

      door de deelnemende gemeenten te betalen vergoeding voor de loonkosten van de in hun gemeente woonachtige sw-medewerkers;

    • c.

      het gemeentelijk beschikbaar gestelde budget voor re-integratie en begeleiding beschut werk;

    • d.

      door de deelnemende gemeenten te betalen vergoeding voor de uitvoering van de aan de uitvoeringsorganisatie opgedragen taken en activiteiten;

    • e.

      door de deelnemende gemeenten te betalen vergoeding voor de uitvoering van aanvullende dienstverlening op grond van eigen beleid van een gemeente;

  • 2. De definitieve hoogte van de bijdrage per individuele gemeente (artikel 1) wordt vastgesteld door het algemeen bestuur via vaststelling van de jaarrekening.

  • 3. De deelnemende gemeenten zullen er steeds voor zorgdragen dat de uitvoeringsorganisatie over voldoende liquide middelen beschikt om aan zijn verplichtingen ten opzichte van derden, die de uitvoeringsorganisatie ter uitvoering van de aan hem opgedragen taken redelijkerwijs is aangegaan te kunnen voldoen.

Artikel 19 Toerekening kosten aan de deelnemende gemeenten

  • 1. De netto programma-uitgaven wat betreft het uitkeringsdeel (PW, IOAW, IOAZ, Bbz2004,etc.), re-integratie, bijzondere bijstand en minimabeleid worden op basis van werkelijke kosten per gemeente per maand verrekend.

  • 2. De programma-uitgaven op het gebied van de loonkosten per SW-medewerker worden verrekend op basis van de werkelijke loonkosten per gemeente per maand.

  • 3. Alle uitvoeringskosten worden jaarlijks verrekend per deelnemende gemeente op basis van integrale kostprijs.

  • 4. Totdat de gemeenteraad van de deelnemende gemeente heeft ingestemd met de verrekening op basis van integrale kostprijs zoals bedoeld in het derde lid, wordt de volgende verdeelsystematiek gehanteerd:

    • a)

      25% van het aantal inwoners per deelnemende gemeente op 1 januari van het boekjaar.

    • b)

      70% van het aantal uitkeringsgerechtigden per deelnemende gemeente op 1 januari van het boekjaar

    • c)

      5% van het aantal sw-medewerkers woonachtig per deelnemende gemeente per 1 januari van het boekjaar.

  • 5. Voor de jaarlijkse verrekening zoals in het derde en vierde is aangegeven, wordt de wijze van berekening vastgesteld in de gemeenteraad.

  • 6. Na verrekening van de onder lid 7 bedoelde opgebouwde reserves worden positieve of negatieve resultaten volledig verrekend met de deelnemende gemeenten.

  • 7. De uitvoeringsorganisatie kan op basis van een risicoanalyse reserves vormen, dit op basis van nader te stellen regels door de gemeenteraad.

Artikel 20 Controle

  • 1. Er is een door het algemeen bestuur aangewezen deskundige die met inachtneming van de in deze regeling gestelde regels belast is met de controle op het financieel beheer en de boekhouding van de door het algemeen bestuur aangewezen functionaris.

  • 2. Ten aanzien van de in het eerste lid bedoelde controle is artikel 213 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 4 Overige bepalingen

Artikel 21 Externe klachtrecht

De afhandeling van verzoekschriften op grond van titel 9.2 Algemene wet bestuursrecht geschiedt door de externe ombudscommissie van de gemeente Delfzijl.

Artikel 22 Informatie en verantwoordingsplicht

  • 1. Het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur geven aan de raden van de gemeenten uit eigen beweging of op verzoek van de raden of een of meer raadsleden alle inlichtingen die nodig zijn voor een juiste beoordeling van het door het bestuur gevoerde beleid.

  • 2. Een lid van het algemeen bestuur verschaft de raad van zijn gemeente alle inlichtingen die door de raad of een of meer raadsleden worden verlangd.

  • 3. De leden van het algemeen bestuur zijn aan de raden van hun gemeente verantwoording verschuldigd voor het door hen in dat bestuur gevoerde beleid.

  • 4. Het op verzoek verstrekken van inlichtingen als bedoeld in het eerste en het tweede lid, alsmede het afleggen van verantwoording als bedoeld in het derde lid geschiedt op de wijze, zoals die in het reglement van orde voor de vergaderingen van de raad van de betreffende gemeente is bepaald.

  • 5. De informatie- en verantwoordingsplicht van het algemeen bestuur en de individuele leden geldt ook ten opzichte van de colleges die hen hebben aangewezen. Het algemeen bestuur legt in het reglement van orde vast op welke wijze aan deze plicht wordt voldaan.

  • 6. Een lid van het algemeen bestuur kan door het college dat hem heeft aangewezen worden ontslagen indien dit lid niet langer het vertrouwen van dat college bezit.

  • 7. In het DVO worden de manier van verantwoorden en het verstrekken van informatie verder geconcretiseerd.

Artikel 23 Toetreding

  • 1. Toetreding door andere gemeenten kan door een besluit van het algemeen bestuur plaatsvinden, indien tenminste tweederde van de deelnemers daarmee instemmen.

  • 2. Aan de toetreding kunnen door het algemeen bestuur nadere voorwaarden, waaronder financiële, worden gesteld. De uitgangspunten voor deze voorwaarden worden door het algemeen bestuur vastgesteld.

  • 3. Toetreding gaat in op 1 januari van het jaar volgend op dat waarin de voor de toetreding noodzakelijke wijziging van de regeling in werking is getreden.

Artikel 24 Uittreding

  • 1. Het college van een deelnemende gemeente kan besluiten tot uittreding uit de regeling. Het besluit tot uittreding wordt terstond ter kennis gebracht van het algemeen bestuur.

  • 2. De uittreding vindt plaats met ingang van 1 januari van het tweede kalenderjaar volgend op het jaar waarin het besluit tot uittreding is genomen.

  • 3. De uittredende gemeente betaalt een vergoeding die bestaat uit de financiële schade die de GR en de achterblijvende deelnemers lijden door de uittreding. Hierbij wordt rekening gehouden met de verplichting voor de GR om de schade zoveel mogelijk te beperken.

  • 4. Het algemeen bestuur en de uittredende gemeente wijzen in overleg een onafhankelijk financieel deskundige aan die een berekening opstelt ten aanzien van de onder lid 3 genoemde schade.

  • 5. Het algemeen bestuur besluit over de hoogte van de uittreedsom en overige uittreedvoorwaarden. (financiële) gevolgen voor de uittredende deelnemer, met inachtneming van het advies van de deskundige.

Artikel 25 Wijziging

  • 1. Een voorstel tot wijziging van de gemeenschappelijke regeling kan door het algemeen bestuur aan de deelnemers worden voorgelegd, al dan niet op initiatief van een van de deelnemers.

  • 2. Een wijzigingsvoorstel wordt door het algemeen bestuur vastgesteld indien minimaal tweederde van de leden van het algemeen bestuur daarmee instemmen.

Artikel 26 Opheffing en liquidatie

  • 1. Het algemeen bestuur besluit tot het opheffen van de regeling en stelt daartoe een liquidatieplan op.

  • 2. Het liquidatieplan wordt pas vastgesteld nadat de colleges van de deelnemende gemeenten daarover hun zienswijze hebben kunnen indienen.

  • 3. Het liquidatieplan voorziet in ieder geval in de financiële verplichtingen van de gemeenten na de opheffing van de regeling en in de gevolgen voor het personeel.

  • 4. Het dagelijks bestuur is belast met de uitvoering van de liquidatie.

  • 5. De bestuursorganen van het openbaar lichaam blijven na het tijdstip van opheffing in stand totdat de liquidatie is voltooid.

Artikel 27 Archief

  • 1. Het dagelijks bestuur is op grond van artikel 40 van de Archiefwet 1995 belast met de zorg voor de bewaring en het beheer van de archiefbescheiden van het openbaar lichaam en zijn bestuursorganen, overeenkomstig een door het algemeen bestuur vast te stellen regeling die aan Gedeputeerde Staten moet worden meegedeeld.

  • 2. De algemeen directeur is, onder verantwoordelijkheid van het dagelijks bestuur, belast met de bewaking van de archiefbescheiden als bedoeld in het vorige lid.

  • 3. Bij opheffing van de regeling wordt voor de archiefbescheiden een voorziening getroffen conform artikel 4, eerste lid, van de Archiefwet 1995.

Artikel 28 Geschillenregeling

  • 1. Voordat een geschil als bedoeld in artikel 28 Wgr ter beslissing wordt voorgelegd aan gedeputeerde staten, legt het algemeen bestuur het geschil voor aan een geschillencommissie.

  • 2. De geschillencommissie bestaat uit drie leden. Een lid wordt aangewezen door het algemeen bestuur en een lid door het college van de betrokken gemeente. Deze leden wijzen gezamenlijk een derde lid aan dat tevens zal optreden als voorzitter van de commissie.

  • 3. De geschillencommissie hoort de bij het geschil betrokken bestuursorganen en zo nodig derden die van belang kunnen zijn voor de vaststelling van de aard van het geschil en/of het feitencomplex.

  • 4. De geschillencommissie brengt binnen drie maanden na de start van haar werkzaamheden aan de betrokken bestuursorganen advies uit over de mogelijkheden om tot overeenstemming te komen in het gerezen geschil.

  • 5. Indien het advies van de commissie niet leidt tot een oplossing van het geschil, wordt dit voorgelegd aan gedeputeerde staten overeenkomstig het bepaalde in artikel 28 van de wet. Aan gedeputeerde staten wordt eveneens het dossier van de geschillencommissie voorgelegd.

Artikel 29 Slotbepalingen

  • 1. Deze regeling geldt voor onbepaalde tijd.

  • 2. De regeling treedt in werking per 1 januari 2017 nadat zij is bekend gemaakt door de gemeente Appingedam op de wijze zoals voorgeschreven in artikel 26 van de Wet.

  • 3. De gewijzigde regeling kan worden aangehaald als Gemeenschappelijke Regeling Werkplein Fivelingo.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare
vergadering d.d. 15 december 2016.