Geurverordening ten behoeve van de drijvende boerderij ‘Floating Farm’ in Merwe-Vierhavens

Geldend van 01-01-2017 t/m heden

Intitulé

Geurverordening ten behoeve van de drijvende boerderij ‘Floating Farm’ in Merwe-Vierhavens

De raad van de gemeente Rotterdam,

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 20 september 2016; registratienummer: 16bb6915; raadsstuk 16bb9227;

gelet op artikel 6 van de Wet Geurhinder en veehouderij en het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer;

overwegende, dat het wenselijk en noodzakelijk is een verordening Geurhinder vast te stellen voor de tijdelijke vestiging van een drijvende veehouderij in de Merwe-Vierhavens nabij de Marconistraat/Gustoweg te Rotterdam in verband met de overschrijding van de wettelijke afstandsnorm tot geurgevoelige objecten;

besluit vast te stellen:

Geurverordening ten behoeve van de drijvende boerderij (‘Floating Farm’) in Merwe-Vierhavens (M4H)

Artikel 1 Begripsomschrijving

In deze verordening wordt verstaan onder:

Artikel 2 Aanwijzing gebied

Als gebied als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de wet wordt aangewezen het deel van het grondgebied zoals dat is aangegeven op de bij deze verordening behorende en als zodanig gewaarmerkte kaart.

Artikel 3 Andere waarden voor de afstanden

In afwijking van artikel 4, eerste lid, van de wet bedraagt de minimumafstand tussen een veehouderij en een geurgevoelig object in het gebied als genoemd in artikel 2 van deze verordening 50 meter.

Artikel 4 Wijze van bepalen geurbelasting en meten afstanden

De geurbelasting wordt bepaald en de afstanden worden gemeten op de wijze die in de regeling op grond van artikel 10 van de wet is vastgesteld.

Artikel 5 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2017 en vervalt na beëindiging van het experiment met de drijvende boerderij ‘Floating Farm’.

Artikel 6 Citeertitel

De verordening wordt aangehaald als: Geurverordening drijvende boerderij Marconistraat/Gustoweg Rotterdam.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 24 november 2016.

De griffier,
J.M. van Midden
De voorzitter,
A. Aboutaleb

Toelichting Geurverordening drijvende boerderij Marconistraat/Gustoweg Rotterdam

Inleiding

De aanleiding voor het vaststellen van een geurverordening wordt gevormd door het initiatief om een tijdelijke veehouderij op een drijflichaam in de Merwehaven te realiseren. Dit initiatief, bekend onder de naam “Floating Farm”, betreft een rundveestal voor maximaal 40 melkkoeien en een kippenhouderij voor maximaal 6.000 legkippen, beide met bijbehorende voorzieningen.

De drijvende boerderij vervult een educatieve functie waar onder andere groepen schoolgaande kinderen en studenten kunnen worden rondgeleid. Naast voorlichting, onderwijs en research zullen ook op relatief kleine schaal de dagverse producten worden verkocht. Naar verwachting vormt de drijvende boerderij een publiekstrekker in dit deel van de stad en gelet op de experimentele en tijdelijke status ervan, wordt het initiatief wenselijk geacht.

Het educatieve en experimentele karakter van het initiatief neemt echter niet weg dat er sprake is van een veehouderij zoals bedoeld in de Wet milieubeheer. Het wettelijk toetsingskader ten aanzien van geurhinder, zoals opgenomen in de Wet geurhinder veehouderij (Wgv) en het Activiteitenbesluit milieubeheer, maakt het oprichten van de drijvende boerderij in de Merwehaven niet (zonder meer) mogelijk. De schaal van de drijvende boerderij staat echter niet in verhouding tot de omvang van de productie veehouderijen waarvoor de regelgeving is bedoeld. Hierdoor, en door het geurarme stalsysteem dat wordt toegepast, zien wij aanleiding om de standaardwaarden ten aanzien van de aan te houden afstanden en toegestane geurbelasting nader te beschouwen. De wet biedt hier dan ook mogelijkheid voor. Gelet op artikel 6 van de Wgv, kunnen door middel van een geurverordening andere (doch binnen bepaalde grenzen) waarden voor de afstanden en geurbelasting, worden vastgesteld.

Bij het bepalen van een andere waarde voor geurbelasting of afstand dienen in ieder geval te worden betrokken:

  • a.

    de huidige en de te verwachten geursituatie vanwege de veehouderijen in het gebied;

  • b.

    het belang van een geïntegreerde aanpak van de verontreiniging, en

  • c.

    de noodzaak van een even hoog niveau van de bescherming van het milieu.

Alsmede:

  • d.

    de gewenste ruimtelijke inrichting van het gebied, of

  • e.

    de afwijkende relatie tussen geurbelasting en geurhinder.

Inhoudelijke beschouwing

Geur- en ruimtelijke situatie

In de situatie van de drijvende boerderij (Floating Farm) aan de Marconistraat/Gustoweg is sprake van een nieuw agrarisch bedrijf met een experimentele, tijdelijke status, dat is gelegen op een industrieterrein. Er zijn geen bestaande veehouderijen in de nabijheid aanwezig. Het gebied rondom de geplande drijvende boerderij kenmerkt zich door een aaneengesloten bebouwing van bedrijfsgebouwen (kantoren, werkplaatsen) en een bijeenkomstgebouw (partycentrum) met overwegend een verblijffunctie. Hierdoor is sprake van een gebied vallende binnen de bebouwde kom, zoals bedoeld in de Wgv. Binnen dit gebied zijn in de Wgv alsmede in het Activiteitenbesluit milieubeheer ten aanzien van de bescherming van geurgevoelig objecten normen vastgesteld. Naast woningen kunnen ook andere gebouwen, zoals kantoorgebouwen, objecten zijn die als geurgevoelig moeten worden beschouwd. Gezien de structurele bezetting van de bedrijfsgebouwen en bijeenkomstgebouw (verblijfsfunctie) rondom de geplande drijvende boerderij, merken wij deze gebouwen dan ook als geurgevoelige objecten aan. De dichtstbijzijnde gebouwen liggen op een afstand van 50 à 60 meter vanaf de buitenzijde van de stallen.

Geurnormen

Met betrekking tot de drijvende boerderij zijn twee soorten geurnormen van toepassing, te weten een berekende waarde voor de maximale geurbelasting veroorzaakt door de kippen en een gestandaardiseerde minimale afstand van 100 meter tot geurgevoelige objecten ten aanzien van de koeien.

Dit geldt zowel voor omgevingsvergunningplichtige bedrijven (op grond van de Wet geurhinder veehouderij) als voor meldingsplichtige bedrijven (op grond van het Activiteitenbesluit).

Zoals later in de overwegingen nader wordt toegelicht zal de geuremissie van de kippen niet tot een overschrijding van de norm leiden.

De afstandsnorm van 100 meter ten aanzien van de koeien is daarentegen niet haalbaar. De afstandsnorm is echter vast en derhalve niet afhankelijk gesteld van het aantal koeien. Er geldt dus eenzelfde afstandsnorm voor veehouderijen met 40 koeien als voor veehouderijen met bijvoorbeeld meer dan 500 koeien. In de praktijk is er natuurlijk wel een relatie tussen het aantal koeien en de geuremissie. Uitgaande dat de 100 meter norm is vastgesteld op basis van een gemiddelde veehouderij met (ten minste) 100 koeien en gelet op het gegeven dat binnen de drijvende boerderij maximaal 40 koeien worden gehuisvest, achten wij een verantwoorde reductie van de afstand in beginsel mogelijk.

Geuremissie stalsysteem en kuilvoer

De stal van de drijvende boerderij betreft een vrijloopstal en heeft een lagere geuremissie dan een traditionele ligboxenstal.

De urine stroomt door de semipermeabele vloer. De resterende droge mest wordt regelmatig met mestrobots afgevoerd. De geproduceerde mest en urine worden gescheiden opgeslagen in afgesloten drijvende bakken (in de ponton). Omdat de “mestkelders” zijn afgesloten van de buitenlucht vindt hierdoor een reductie van geur plaats ten opzichte van gangbare bedrijven. Bij gangbare bedrijven valt de geproduceerde mest en urine op een betonrooster of geprofileerde betonvloer. In beide laatste gevallen is er een gedeeltelijke vermenging van mest en urine waarbij o.a. ammoniakvorming optreedt. Bij de drijvende boerderij is er een scheiding bij de bron en worden zowel mest als urine in afgesloten bakken opgeslagen en vindt de ammoniakvorming in sterk verminderde mate plaats, waardoor de geurvorming eveneens sterk afneemt.

Naast de stallucht is de opslag van kuilvoer een andere bron van geuroverlast op een melkveebedrijf. De geuremissie van het kuilvoer valt buiten het toepassingsgebied van de geurverordening, maar wordt volledigheidshalve toch genoemd. Normaliter is kuilvoer opgeslagen in sleufsilo’s of betonplaten, waarbij de kuil gedeeltelijk is afgesloten door plastic. Omdat de balen voor de koeien in de drijvende boerderij volledig gesloten zijn (anaeroob) is er echter geen sprake van geuremissie.

Geurbelasting

Op een afstand van circa 50 tot 100 meter, gerekend vanaf de buitenzijde van de stallen zijn geurgevoelige objecten aanwezig. Zoals gesteld is het door middel van onderhavige geurverordening mogelijk om de standaard minimale afstand van 100 meter te reduceren tot 50 meter. Een dergelijke reductie dient echter verantwoord plaats te vinden en er moet dan ook sprake zijn (en blijven) van een goed woon- en leefklimaat ten aanzien van geur.

Om te bepalen of een goed woon- en leefklimaat ook op een kortere afstand kan worden gewaarborgd is het noodzakelijk inzichtelijk te maken wat de daadwerkelijke geurbelasting is. Omdat er geen geuremissiecijfer van melkkoeien bekend is, is er een indicatieve geurberekening gemaakt van het toekomstige bedrijf met 40 melkkoeien en 6000 kippen, waarbij als geuremissiefactor voor de melkkoeien de geurcijferemissiefactor voor vleesstieren (zijnde 35,6 ou/s/dier) is gehanteerd. Deze diercategorie achten wij vergelijkbaar met die van koeien.

Als veiligheidsmarge is voor het verblijf van de kippen de waarde met de grootst denkbare geuremissie (behorende bij een traditionele stal) in de berekening opgenomen.

Uit de indicatieve berekening met het programma V-stacks blijkt dat de totale geurbelasting (de geurbelasting van de kippen én de koeien) op de rondom gelegen geurgevoelige objecten onder de maximaal toegestane waarde van 2,0 odour units per kubieke meter lucht blijft. Hieruit concluderen wij dat een goed woon- en leefklimaat gewaarborgd is.

Omdat de geurgevoelige objecten niet exact op 50 meter vanaf de buitenzijde van de stallen zijn gelegen (namelijk op iets grotere afstand) en wij vanuit praktisch oogpunt één nieuwe vaste afstand van 50 meter wensen vast te stellen, is een controleberekening uitgevoerd ter bepaling van de geurbelasting op (exact) 50 meter, gerekend vanaf de buitenzijde van de stallen. Uit deze berekening blijkt dat de norm van 2.0 odour units per kubieke meter (eveneens) niet wordt overschreden. Hierdoor kan gesteld worden dat ook met een halvering van afstandswaarde van 100 meter naar 50 meter, uitgaande van 40 melkkoeien en 6000 kippen, sprake is van een goed woon- en leefklimaat ten aanzien van geur.

Ter volledigheid merken wij op dat, aangezien de berekende totale geurbelasting onder de 2,0 odour units per kubieke meter lucht blijft, de geurbelasting van de 6.000 kippen afzonderlijk beschouwd, per definitie ook onder deze waarde blijft.

Conclusie

Op basis van bovenstaande argumenten is een halvering van de gewenste afstand van 100 meter naar 50 meter verantwoord aangezien er geen sprake is van een verminderde bescherming van het milieu.

Slotoverwegingen

Het doel van deze verordening is om op een zorgvuldige en verantwoorde wijze het oprichten van het ‘Floating Farm’-initiatief juridisch gezien mogelijk te maken. Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat het niet de bedoeling is om andere veehouderij activiteiten dan voornoemd initiatief binnen het betrokken gebied mogelijk te maken. De geurverordening en het gebied waarop het betrekking heeft, zijn dan ook eng geformuleerd c.q. vastgesteld en dienen ook als zodanig gelezen te worden.

Kaart als bedoeld in artikel 2 van de ‘Geurverordening drijvende boerderij Marconistraat/Gustoweg Rotterdam’  

 

afbeelding binnen de regeling

Dit gemeenteblad 2016, nummer 241, is uitgegeven op 15 december 2016 en ligt op werkdagen van 8.30 tot 16.00 uur ter inzage bij het Bestuurlijk Informatiecentrum Rotterdam (BIR), locatie Stadswinkel Centrum, Coolsingel 40 (zijde Doelwater, tegenover hoofdbureau politie)

(Zie ook: www.bis.rotterdam.nl – Regelgeving of Gemeentebladen chronologisch)