Regeling vervallen per 01-01-2021

Financiële verordening provincie Zuid-Holland 2017

Geldend van 01-01-2017 t/m 31-12-2020

Intitulé

Financiële verordening provincie Zuid-Holland 2017 (Besluit van Provinciale Staten van Zuid-Holland van 9 november 2016, Prov. Blad 2016, 6693)

Provinciale Staten van Zuid-Holland,

Gelet op artikel 216 van de Provinciewet;

Overwegende:

- dat implementatie van het gewijzigde Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten, dat ingaat bij begroting 2017, in de financiële verordening, bedoeld in artikel 216 van de Provinciewet, noodzakelijk is;

- dat aanleiding bestaat de financiële verordening uit 2007, laatstelijk gewijzigd in 2014, in te trekken en te vervangen door een nieuwe financiële verordening;

Besluiten:

Vast te stellen de Financiële verordening provincie Zuid-Holland 2017

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie die nodig is voor het besturen, functioneren en beheersen van de provinciale organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd;

  • b.

    Bbv: Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten;

  • c.

    effectindicator: beleidsindicator als bedoeld in artikel 8, derde lid, onderdeel a, van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten, waarmee de gevolgen van beleidsdoelstellingen in beeld worden gebracht;

  • d.

    rechtmatigheid: het in overeenstemming zijn van financiële beheershandelingen met wet- en regelgeving.

Hoofdstuk 2 Begroting en verantwoording

Artikel 2 Planning- en controlcyclus

De planning- en controlcyclus levert de volgende producten op:

  • a.

    de kadernota;

  • b.

    de programmabegroting;

  • c.

    tussentijdse rapportages;

  • d.

    de jaarstukken.

Artikel 3 Kadernota

Provinciale staten stellen uiterlijk in de vergadering in juni een meerjarig perspectief vast met de kaders voor het volgende begrotingsjaar en minimaal de drie daarop volgende jaren. De kaders betreffen een meerjarige raming op hoofdlijnen van de belangrijkste ontwikkelingen in de baten en lasten en reserves, voorzien van een toelichting. Bij de baten en lasten wordt een onderscheid gemaakt tussen incidentele en structurele baten en lasten. Tevens wordt ingegaan op de relevante beleids-ontwikkelingen.

Artikel 4 Programmabegroting

  • 1. Provinciale staten stellen bij de aanvang van de statenperiode de indeling van de begroting in programma’s vast.

  • 2. Provinciale staten verdelen de programma’s in doelen. Per doel wordt aangegeven wat de provincie wil bereiken. Dit wordt meetbaar gemaakt met effectindicatoren.

  • 3. De doelen worden onderverdeeld in taken. Gedeputeerde staten geven met deze taken aan wat ze gaan doen om de doelen te realiseren.

Artikel 5 Tussentijdse rapportages

  • 1. Gedeputeerde staten informeren provinciale staten tweemaal per jaar met een voorjaarsnota, onderscheidenlijk een najaarsnota tenminste over de op basis van de actuele stand van zaken noodzakelijke bijstellingen van de programmabegroting in het lopende boekjaar.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde nota’s bevatten;

    • a.

      eventuele budgettaire en beleidsmatige afwijkingen ten opzichte van de vastgestelde programmabegroting

    • b.

      eventuele nieuwe beleidsmatige ontwikkelingen

    • c.

      eventuele afwijkingen in tijd en geld ten aanzien van de investeringskredieten.

  • 3. In deze nota’s worden de wijzigingen van de programmabegroting voor het lopende jaar aangeboden.

  • 4. Provinciale staten stellen de voorjaarsnota uiterlijk in juli van het betreffende jaar vast. Provinciale staten stellen de najaarsnota uiterlijk in oktober van het betreffende begrotingsjaar vast.

Artikel 6 Jaarstukken

  • 1. De jaarstukken bestaan uit programma’s, paragrafen en de jaarrekening.

  • 2. De indeling van de jaarstukken is gelijk aan die van de begroting van het betreffende jaar

Hoofdstuk 3 Paragrafen

Artikel 7 Paragrafen

In aanvulling op de door het Bbv in artikel 7, tweede lid, onderdeel b en titel 2.3 van het Bbv voorgeschreven paragrafen, lokale heffingen, weerstandsvermogen en risicobeheersing, onderhoud kapitaalgoederen, financiering, bedrijfsvoering, verbonden partijen, grondbeleid, bevatten de begroting en de jaarstukken de navolgende paragrafen:

  • a.

    subsidies, waarin budgettaire grenzen voor de subsidieverstrekking en de subsidieplafonds zijn opgenomen;

  • b.

    EU-subsidies, waarin wordt ingegaan op de ontwikkelingen rond EU-projecten waar de provincie Zuid-Holland bij betrokken is.

Hoofdstuk 4 Financieel beleid

Artikel 8 Beleidsnota’s

  • 1. Provinciale staten stellen de kaders waarbinnen het financieel beleid moet passen vast in beleidsnota’s.

  • 2. Provinciale staten stellen ten minste eenmaal in de vier jaar de volgende beleidsnota’s vast:

    • a.

      investeringen, waarderingen en afschrijvingen;

    • b.

      reserves en voorzieningen;

    • c.

      kostprijsberekening en rentetoerekening;

    • d.

      weerstandsvermogen en risicomanagement;

    • e.

      onderhoud kapitaalgoederen;

    • f.

      verbonden partijen en overige deelnemingen;

    • g.

      grondbeleid.

  • 3. Gedeputeerde staten stellen ten minste eenmaal in de vier jaar een beleidsnota bedrijfsvoering vast. Deze wordt ter informatie aan Provinciale staten aangeboden.

Artikel 9 Beleidsnota investeringen, waarderingen en afschrijvingen.

De beleidsnota investeringen, waarderingen en afschrijvingen verschaft in ieder geval voorschriften ten aanzien van waardering en afschrijving van investeringen.

Artikel 10 Beleidsnota reserves en voorzieningen

De beleidsnota reserves en voorzieningen behandelt in ieder geval de uitgangspunten en criteria voor de vorming en aanwending van reserves en voorzieningen.

Artikel 11 Beleidsnota kostprijsberekening en rentetoerekening

De beleidsnota kostprijsberekening en rentetoerekening verschaft in ieder geval de uitgangspunten voor:

  • a.

    de kostprijsbepaling en de wijze van toerekening van lasten aan de programma’s, en

  • b.

    de wijze van rentetoerekening over de vaste activa en het eigen vermogen en de wijze van toerekening aan de programma’s.

Artikel 12 Beleidsnota weerstandsvermogen en risicomanagement

De beleidsnota weerstandsvermogen en risicomanagement gaat in ieder geval in op:

  • a.

    de samenstelling van de weerstandscapaciteit

  • b.

    een streefwaarde voor het weerstandsvermogen

  • c.

    de wijze waarop de provincies om wil gaan met de beheersing van risico’s

Artikel 13 Beleidsnota onderhoud kapitaalgoederen

  • 1. De nota onderhoud kapitaalgoederen geeft de beleidsuitgangspunten weer voor de inrichting van het onderhoud en het beoogde onderhoudsniveau. Daarbij worden de normkostensystematiek, het meerjarig budgettair beslag, en de eventuele noodzaak voor de vorming van een onderhoudsvoorziening aangegeven.

  • 2. Binnen de nota worden in elk geval de volgende onderdelen onderscheiden:

    • a.

      onderhoud infrastructuur;

    • b.

      onderhoud gebouwen, en

    • c.

      kapitaalgoederen recreatiegebieden.

Artikel 14 Beleidsnota verbonden partijen en overige deelnemingen

De beleidsnota verbonden partijen en overige deelnemingen bevat ten minste:

  • a.

    de criteria op grond waarvan tot oprichting van of deelneming in publiekrechtelijke of privaatrechtelijke organisaties kan worden overgegaan en de voorwaarden die daarop van toepassing zijn;

  • b.

    de uitgangspunten ten aanzien van de provinciale vertegenwoordiging in deze organisaties.

Artikel 15 Beleidsnota grondbeleid

In de beleidsnota grondbeleid worden de meerjarige doelstellingen van het grondbeleid weergegeven. Ten minste wordt ingegaan op:

  • a.

    de strategie betreffende het grondbeleid, ten minste uitgesplitst naar:

    • 1.

      strategie ten behoeve van gebiedsontwikkeling;

    • 2.

      strategie ten behoeve van taakgebonden aspecten van grond;

  • b.

    de algemene strategie omtrent grondverwerving, met in het bijzonder:

    • 1.

      criteria om van minnelijke verwerving over te gaan op onteigening

    • 2.

      een kader over gelegenheidsaankopen

  • c.

    de meerjarige doelstelling voor grondaankopen.

  • d.

    algemene uitgangspunten ten aanzien winstneming van grondexploitaties.

  • e.

    algemene uitgangspunten betreffende grondverkopen.

Hoofdstuk 5 Financiële organisatie en administratie

Artikel 16 Administratie

Gedeputeerde staten dragen zorg voor een deugdelijke administratie die erop gericht is adequate sturingsinformatie te leveren. De administratie is zodanig van opzet en werking dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

  • a.

    het voldoen aan de vereisten van het Bbv en de Provinciewet;

  • b.

    het verstrekken van een actuele en volledige administratie van bezittingen.

Artikel 17 Financiële organisatie

Gedeputeerde staten leggen in besluiten vast:

  • a.

    een adequate scheiding van taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden, zodat aan de eisen van interne controle wordt voldaan en de betrouwbaarheid van de verstrekte informatievoorziening is gewaarborgd;

  • b.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van budgetten en investeringskredieten;

  • c.

    de regels voor de opdrachtverlening, inkoop en aanbesteding van werken en diensten;

  • d.

    het integriteitsbeleid;

  • e.

    het treasurystatuut, waarin de uitvoering van de financieringsfunctie is vastgelegd. Het statuut wordt ter informatie aan provinciale staten aangeboden.

Artikel 18 Interne controle

  • 1. Gedeputeerde staten zorgen ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking.

  • 2. Gedeputeerde staten waarborgen de rechtmatigheid van de beheershandelingen.

  • 3. Gedeputeerde staten nemen bij afwijkingen maatregelen tot herstel.

  • 4. Gedeputeerde staten dragen zorg voor een stelsel van interne controle op de goede werking van de verantwoordelijkheden genoemd onder lid 1, 2 en 3.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 19 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2017.

Artikel 20 Intrekking huidige verordening

De Financiële Verordening, zoals vastgesteld bij besluit van 17-10-2007, Provinciaal blad 2007, 102, wordt ingetrokken.

Artikel 21 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Financiële verordening provincie Zuid-Holland 2017.

Den Haag, 9 november 2016

Provinciale staten van Zuid-Holland,

wnd. griffier, voorzitter,

Toelichting

Artikel 216 van de Provinciewet schrijft voor dat Provinciale staten bij verordening de uitgangspunten voor het financiële beleid, alsmede voor het financiële beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie vaststellen. De verordening waarborgt dat aan de eisen van rechtmatigheid, verantwoording en controle kan worden voldaan.

Met deze financiële verordening wordt aan dit voorschrift tegemoet gekomen. Hierbij zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd: zaken die al geregeld worden in de Provinciewet of in het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (Bbv) worden niet nogmaals in deze verordening geregeld. Dit betekent ook dat begrippen die in Provinciewet of Bbv worden gedefinieerd niet in de begripsbepaling zijn opgenomen.

Het Bbv is met het besluit van 5 maart 2016 op onderdelen gewijzigd. Deze wijzigingen vereisen een nieuwe Financiële verordening. De wijzigingen van het Bbv gaan in bij begroting 2017. Dit betekent dat voor de nog vast te stellen planning- en controlproducten die betrekking hebben op het begrotingsjaar 2016 (najaarsnota en jaarstukken 2016) nog de Financiële Verordening zoals vastgesteld bij besluit van 17-10-2007 geldt.

Artikelsgewijs

Artikel 2 Planning- en controlcyclus

Het Bbv schrijft ook een bijlage uitvoeringsinformatie voor bij de begroting en bij de jaarstukken. Deze uitvoeringsinformatie bestaat uit een overzicht van baten en lasten per taakveld. De taakvelden zijn bij ministeriële regeling vastgesteld.

Artikel 4 Programmabegroting

In het tweede lid is opgenomen dat de programma’s in doelen worden verdeeld overeenkomstig artikel 8, derde lid, van het Bbv. Op grond van deze bepaling moeten deze doelen worden voorzien van beleidsindicatoren. Met deze indicatoren worden beleidsresultaten meetbaar en inzichtelijk gemaakt en – tussen provincies – onderling vergelijkbaar. Met ingang van de begroting 2018 zullen beleidsindicatoren bij ministeriële regeling worden vastgesteld. Daarnaast kunnen eigen indicatoren gebruikt worden.

Artikel 8 Beleidsnota’s

Het Bbv biedt op een aantal onderdelen ruimte om beleid te voeren, maar vereist wel dat in interne regelgeving voorschriften worden gesteld hoe met deze beleidsvrijheid omgegaan wordt. Gekozen is voor het opstellen van beleidsnota’s over - deels verplicht voorgeschreven – onderwerpen waarin de kaders van het te voeren beleid worden omschreven.