Verordening commissie bezwaren en klachten

Geldend van 01-01-2017 t/m heden

Intitulé

Verordening commissie bezwaren en klachten

De raad, het college en de burgemeester van Teylingen; ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft; gelezen het voorstel van het college;

gelet op artikel 7:13 en artikel 9: 14 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb);

besluiten vast te stellen de volgende verordening:

Verordening commissie bezwaren en klachten 2017

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    verwerend orgaan:

    bestuursorgaan dat het bestreden besluit heeft genomen;

  • b.

    commissie:

    vaste commissie van advies voor de bezwaren en klachten.

  • c.

    bezwaar:

    het gebruik maken van de ingevolge wettelijk voorschrift bestaande bevoegdheid, voorziening aan te vragen bij het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen;

  • d.

    klacht:

    een uiting van ongenoegen over de wijze waarop het bestuursorgaan of een ambtenaar van de gemeente zich in een bepaalde aangelegenheid jegens een natuurlijk persoon of een rechtspersoon heeft gedragen.

Artikel 2. Inleidende bepaling commissie

  • 1. Er is een commissie ter voorbereiding van de beslissing op bezwaren tegen besluiten van de raad, het college en de burgemeester.

  • 2. De commissie adviseert tevens over klachten als bedoeld en overeenkomstig de procedure genoemd in hoofdstuk 9 van de Awb;

  • 3. De commissie is niet bevoegd ten aanzien van bezwaren, die:

    • a)

      kennelijk ongegrond of kennelijk niet ontvankelijk zijn;

    • b)

      zijn ingediend tegen besluiten:

      • I.

        op grond van een wettelijk voorschrift inzake sociale wet- en regelgeving van de Intergemeentelijke Sociale Dienst;

      • II.

        op grond van een wettelijk voorschrift inzake belastingen of de Wet waardering onroerende zaken

      • III.

        op grond van een wettelijk voorschrift inzake de rechtspositie van het personeel in dienst van de gemeente Teylingen.

      • IV.

        tot vaststelling, wijziging of intrekking van een beschikking over individuele jeugdhulpvoorziening.

      • V.

        waarvan de bezwaren door de bestuursorganen op een andere wijze worden afgedaan.

  • 4. Het college is bevoegd om in voorkomende gevallen een andere adviescommissie aan te wijzen die adviseert over ingediende bezwaren en klachten.

Artikel 3. Samenstelling van de commissie

  • 1. De commissie bestaat uit een voorzitter en ten minste twee leden.

  • 2. De voorzitter en de leden worden door het college benoemd, geschorst en ontslagen.

  • 3. Het college benoemt een of meer plaatsvervangende voorzitters.

  • 4. Het college stelt de vergoeding vast voor de voorzitter en de leden van de commissie in verband met het voorbereiden en bijwonen van een hoorzitting en het formuleren van het advies over de bezwaren of klachten.

  • 5. De voorzitter en de leden van de commissie kunnen geen deel uitmaken van of werkzaam zijn onder verantwoordelijkheid van een gemeentelijk bestuursorgaan van Lisse.

  • 6. De voorzitter en minimaal de helft van de leden zijn niet woonachtig in de gemeente Lisse.

Artikel 4. Secretaris

  • 1. De secretaris van de commissie is een door het college aangewezen ambtenaar.

  • 2. Het college wijst tevens een of meer plaatsvervangers van de secretaris aan.

Artikel 5. Zittingsduur

  • 1. De voorzitter en de leden van de commissie worden benoemd voor een termijn van maximaal vier jaar. Het is mogelijk één keer herbenoemd te worden.

  • 2. De voorzitter en de leden van de commissie kunnen op elk moment ontslag nemen. Zij doen daarvan schriftelijk mededeling aan het college.

  • 3. De aftredende of ontslag nemende voorzitter of leden van de commissie blijven hun functie vervullen totdat in de opvolging is voorzien.

Artikel 6. Ingediend bezwaar/klacht

Op het ingediende bezwaar of klacht wordt de datum van ontvangst aangetekend.

Artikel 7. Werkwijze/Bemiddeling

Over het behandelen van bezwaren en klachten kan het college een werkwijze vaststellen, waarbij aandacht is voor de mogelijkheid van bemiddeling om te bezien of de zaak in de minne kan worden geschikt alvorens de zaak in behandeling wordt genomen.

Artikel 8. Uitoefening bevoegdheden

De bevoegdheden ingevolge de hierna genoemde artikelen van de Awb worden voor de toepassing van deze verordening uitgeoefend door de voorzitter van de commissie, die de secretaris hiertoe een mandaat kan verlenen:

  • a.

    artikel 2:1, tweede lid (vragen om schriftelijke machtiging);

  • b.

    artikel 6:6, wat betreft het de indiener stellen van een termijn (stellen termijn voor aanvullen bezwaar);

  • c.

    artikel 6:17, voor zover het de verzending van stukken betreft tijdens de behandeling door de commissie (verzending stukken aan gemachtigde tijdens procedure);

  • d.

    artikel 7:4, tweede lid (ter inzage leggen, een week voor de hoorzitting);

  • e.

    artikel 7:6, vierde lid (oordelen over geheimhouding en/of afzonderlijk horen van betrokkenen).

Artikel 9. Vooronderzoek

  • 1. De voorzitter van de commissie, of namens hem de secretaris, is bevoegd rechtstreeks alle gewenste inlichtingen in te winnen of te laten inwinnen.

  • 2. De voorzitter, of namens hem de secretaris, kan uit eigen beweging of op verlangen van de commissie bij deskundigen advies of inlichtingen inwinnen en hen zo nodig uitnodigen daartoe op de hoorzitting te verschijnen. Indien daaraan kosten zijn verbonden, is vooraf machtiging van het college vereist.

Artikel 10. Hoorzitting

  • 1. De voorzitter van de commissie, of namens hem de secretaris, bepaalt plaats en tijdstip van de zitting waarin de belanghebbenden en het verwerend orgaan in de gelegenheid worden gesteld zich door de commissie te laten horen.

  • 2. De voorzitter beslist over de toepassing van artikel 7:3 en 9:10 van de Awb.

  • 3. Indien de voorzitter op grond van het tweede lid besluit af te zien van het horen, doet hij daarvan mededeling aan de belanghebbenden en het verwerend orgaan.

Artikel 11. Uitnodiging zitting

  • 1. De voorzitter, of namens hem de secretaris, nodigt de belanghebbenden en het verwerend orgaan voor de zitting schriftelijk uit.

  • 2. Binnen drie dagen na de uitnodiging kunnen de belanghebbenden of het verwerend orgaan onder opgaaf van redenen de voorzitter verzoeken het tijdstip van de zitting te wijzigen.

  • 3. De beslissing van de voorzitter op dit verzoek wordt uiterlijk één week voor het tijdstip van de zitting aan de belanghebbenden en het verwerend orgaan meegedeeld.

  • 4. De voorzitter is bevoegd in bijzondere omstandigheden af te wijken of afwijking toe te staan van de termijnen die genoemd zijn in het eerste tot en met het derde lid.

Artikel 12. Quorum

Voor het houden van een zitting is vereist dat de meerderheid van het aantal leden, onder wie in elk geval de voorzitter, of zijn plaatsvervanger, aanwezig is.

Artikel 13. Niet-deelneming aan de behandeling

De voorzitter en de leden van de commissie nemen niet deel aan de behandeling van een bezwaar of klacht indien daarbij hun onpartijdigheid in het geding kan zijn. Zij laten zich zo nodig vervangen.

Artikel 14. Openbaarheid zitting

  • 1. De zitting van de commissie is openbaar, met uitzondering van de hoorzitting waarin een klacht behandeld wordt.

  • 2. De deuren kunnen worden gesloten indien de voorzitter van de commissie of een van de aanwezige leden het nodig oordeelt of indien een belanghebbende daartoe een verzoek doet.

  • 3. Indien de commissie vervolgens beslist dat gewichtige redenen aanwezig zijn die zich tegen openbaarheid van de zitting verzetten, vindt de zitting plaats achter gesloten deuren.

Artikel 15. Schriftelijke verslaglegging

  • 1. Het verslag als bedoeld in de artikelen 7:7 en 9:10 Awb vermeldt de namen van de aanwezigen en hun hoedanigheid.

  • 2. Het verslag houdt een zakelijke vermelding in van wat over en weer is gezegd en wat verder ter zitting is voorgevallen.

  • 3. Indien de zitting geheel of gedeeltelijk achter gesloten deuren plaatsvond, of indien belanghebbenden, respectievelijk hun gemachtigden niet in elkaars tegenwoordigheid zijn gehoord, maakt het verslag hiervan melding.

  • 4. Het verslag verwijst naar de op de zitting overgelegde bescheiden, die aan het verslag kunnen worden gehecht.

  • 5. Het verslag wordt ondertekend door de voorzitter en de secretaris van de commissie.

Artikel 16. Nader onderzoek

  • 1. Indien na afloop van de zitting maar voordat het advies wordt opgesteld, nader onderzoek wenselijk blijkt te zijn, kan de voorzitter uit eigen beweging of op verlangen van de andere commissieleden dit onderzoek houden.

  • 2. De uit het nader onderzoek verkregen informatie wordt in afschrift aan de leden van de commissie, het verwerend orgaan en de belanghebbenden toegezonden.

  • 3. De leden van de commissie, het verwerend orgaan en de belanghebbenden kunnen binnen een week na verzending van de nadere informatie aan de voorzitter van de commissie een verzoek richten tot het beleggen van een nieuwe hoorzitting. De voorzitter beslist op zo'n verzoek.

  • 4. Op een nieuwe hoorzitting zijn de bepalingen in deze verordening die betrekking hebben op de hoorzitting, zo veel mogelijk van overeenkomstige toepassing.

Artikel 17. Raadkamer en advies

  • 1. De commissie beraadslaagt en beslist achter gesloten deuren over het door haar uit te brengen advies.

  • 2. De commissie beslist bij meerderheid van stemmen over het uit te brengen advies.

  • 3. Indien bij een stemming de stemmen staken, beslist de stem van de voorzitter.

  • 4. Van een minderheidsstandpunt wordt bij het advies melding gemaakt indien die minderheid dat verlangt.

  • 5. Het advies is gemotiveerd en omvat een voorstel voor de te nemen beslissing op het bezwaar of de klacht.

  • 6. Het advies wordt door de voorzitter en de secretaris van de commissie ondertekend.

Artikel 18. Uitbrengen advies

Het advies wordt, onder medezending van het verslag, bedoeld in artikel 15 en eventueel door de commissie ontvangen nadere informatie en nader verslag, tijdig uitgebracht aan het bestuursorgaan dat op het bezwaar of de klacht dient te beslissen.

Artikel 19. Intrekking oude regeling

De Verordening Commissie Bezwaarschriften en Klachten Teylingen van 2 januari 2006 wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij haar werking behoudt voor de voor het tijdstip van inwerkingtreding reeds ingediende bezwaren en klachten.

Artikel 20. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2017.

Artikel 21. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening commissie bezwaren en klachten.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van

15 december 2016.

de voorzitter,
de griffier,
de burgemeester,
de burgemeester
de secretaris,

Toelichting

Algemeen

Inleiding

Deze verordening geeft een uitwerking van de behandeling van bezwaren en klachten door een adviescommissie. Om een volledig beeld te krijgen van de procedure die moet worden gevolgd bij de behandeling van een bezwaar of klacht is het noodzakelijk om de bepalingen uit de Awb en de verordening naast elkaar te plaatsen. In de artikelsgewijze toelichting zijn onderdelen uit de Awb opgenomen die van belang zijn in de behandelingsprocedure.

Ambtelijke commissie

Niet elke gemeente kiest voor behandeling van een bezwaar of klacht voor een externe commissie. Mogelijk is dat voor bepaalde categorieën besluiten gekozen wordt voor een ambtelijke commissie. Zo kan er gekozen worden voor een systeem waarbij de commissie adviseert over de ingewikkeldere bezwaren, terwijl de eenvoudige ambtelijk worden afgehandeld. Een ambtelijke commissie hoeft zich niet te houden aan de vereisten uit artikel 7:13 Awb. Doordat niet bij de bevestiging van ontvangst van een bezwaar verplicht moet worden medegedeeld dat een commissie zal adviseren, maar doordat in de wet is bepaald dat dit zo spoedig mogelijk dient te gebeuren heeft een gemeente de tijd en mogelijkheid om bezwaren te scheiden. De in deze verordening opgenomen bepalingen over het horen, de gang van zaken tijdens de hoorzitting en het adviseren aan het bestuursorgaan kunnen ook voor een ambtelijke commissie gelden. Voor het horen door een ambtelijke commissie gelden de bepalingen uit artikel 7:5 en 9.10 Awb.

Bestuursorgaan

Sinds de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State, 19 maart 2003, LJN AF6023. is duidelijk dat de bezwarencommissie niet alleen een adviescommissie is maar ook een bestuursorgaan. In deze Verordening zijn regels opgenomen met betrekking tot de adviestaak van de commissie. De raad, het college en de burgemeester stellen de commissie in en hebben daarmee zeggenschap over de wijze waarop de commissie haar adviestaak uitoefent. Zo kunnen afspraken met de commissie worden gemaakt over de termijnen waarbinnen de bezwarencommissie advies uitbrengt. In het kader van de Wet dwangsom en beroep is het van belang dat de commissie op tijd adviseert, zodat ook tijdig een beslissing op het bezwaar kan worden genomen.

De raad, het college en de burgemeester hebben geen zeggenschap over de uitoefening van de bevoegdheden door de commissie als bestuursorgaan.

Er zijn een aantal mogelijkheden denkbaar waarbij de commissie als bestuursorgaan optreedt. Dit is het geval als er een verzoek op grond van de Wet openbaarheid bestuur (Wob) of Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) wordt ingediend of indien er een klacht wordt ingediend.

Op grond van de Wob kan een ieder een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf.

De commissie dient te beslissen op Wob verzoeken om documenten die onder haar berusten. Het gaat dan om alle documenten die vanuit de commissie worden verzonden en om alle documenten die aan de commissie zijn gericht.

Ook is de bezwaren- en klachtencommissie verantwoordelijk voor de verwerking van persoonsgegevens in de zin van de Wbp. De verwerking van persoonsgegeven in het kader van de behandeling van bezwaren en klachten vindt plaats onder verantwoordelijkheid van de commissie. Voor het recht op inzage en het recht op verbetering, aanvulling, verwijdering en afscherming (artikel 35 en 36 Wbp) zal de belanghebbende zich tot de commissie moeten richten.

Op basis van artikel 9:1 Awb kan een ieder een klacht indienen over de wijze waarop het bestuursorgaan of een onder de verantwoordelijkheid van dat orgaan werkzame persoon zich in een concrete situatie jegens de klager of iemand anders heeft gedragen. Dit betekent dat niet alleen klachten over de commissie als geheel, over een commissielid maar ook klachten over de secretaris moeten worden afgedaan door de commissie zelf.

Eveneens kan een klacht over de commissie worden ingediend bij de Nationale Ombudsman.

Het is mogelijk dat de commissie zelf een regeling opstelt voor de werkwijze en besluitvorming in die gevallen dat zij optreedt als bestuursorgaan. Omdat dit relatief weinig voorkomt is het ook mogelijk om tijdens een vergadering van de gehele commissie hierover afspraken te maken.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING OP DE VERORDENING COMMISSIE BEZWAREN EN KLACHTEN

In de aanhef van de regelgeving is bepaald dat de bestuursorganen van de gemeente, de raad, het college en de burgemeester, ieder voorzover het hun bevoegdheden betreft, besluiten de verordening vast te stellen. Duidelijk is dat de raad de verordenende bevoegdheid heeft. Het college en de burgemeester hebben deze bevoegdheid niet, maar nemen hiermee het besluit tot het instellen van de commissie bezwaren en klachten. Op deze manier is het mogelijk dat de bestuursorganen samen een en dezelfde commissie instellen om te adviseren op bezwaren en klachten tegen besluiten van de raad, het college en de burgemeester. De ondertekening gebeurt eveneens door de drie bestuursorganen.

Artikel 1. Begripsbepaling

In dit artikel zijn slechts een beperkt aantal begripsbepalingen opgenomen die in de Awb voorkomen. Zo ontbreekt er een omschrijving van het begrip ‘bestuursorgaan’ hoewel dat op meerdere plaatsen in de verordening voorkomt. Het bestuursorgaan dat het bestreden besluit heeft genomen, wordt in de verordening aangeduid als ‘verwerend orgaan’. Dit kan de gemeenteraad betreffen, het college van burgemeester en wethouders, de burgemeester of een commissie waaraan via delegatie bepaalde bevoegdheden van de hiervoor genoemde bestuursorganen zijn overgedragen.

Artikel 2. Inleidende bepaling commissie

In de algemene toelichting is de keuze ver(ant)woord voor het horen en adviseren door een gemeentelijke commissie. Deze commissie wordt via deze inleidende bepaling als zodanig geïntroduceerd. In artikel 1:5 van de Awb is omschreven wat onder het maken van bezwaar dient te worden verstaan.

Artikel 3. Samenstelling van de commissie

Het eerste lid verwijst naar de adviescommissie zoals bedoeld in artikel 7:13 Awb en 9:14 Awb. De wet stelt op grond van artikel 7:13 Awb als minimale eisen aan de samenstelling van een adviescommissie:

  • 1.

    De commissie bestaat uit een voorzitter en ten minste twee leden (artikel 7:13, eerste lid, onder a, van de Awb)

  • 2.

    De voorzitter maakt geen deel uit en is niet werkzaam onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan.

Door de bepaling in het tweede lid delegeert de raad de benoeming van commissieleden aan het college. Het college is hiermee ook het orgaan dat indien nodig het functioneren van de leden van de commissie evalueert. Indien een lid van de commissie niet naar behoren functioneert is het in eerste instantie de commissie die hierop actie zal ondernemen, het is immers een zelfstandig bestuursorgaan. De voorzitter zal hierbij een rol spelen. Mocht een commissielid niet zelf ontslag nemen dan is het uiteindelijk aan het college om op te treden. Het ligt voor de hand dat voordat een dergelijke stap wordt genomen er diverse gesprekken hebben plaatsgehad en dat er een dossier is gevormd. Bij de bevoegdheid van het college om een lid te schorsen kan gedacht worden aan een situatie waarbij het functioneren van een commissielid wordt onderzocht en deze, hangende het overleg hierover, wordt geschorst.

Artikel 4. Secretaris

Hoewel in de Awb nergens over een secretaris wordt gesproken, is het gebruikelijk dat een commissie beschikt over een secretaris ter ondersteuning van de werkzaamheden.

Artikel 5. Zittingsduur

Een lid kan bij zijn ontslag zelf het tijdstip van dat ontslag bepalen. Het kan ook een later tijdstip kiezen om zodoende eventueel nog bij de afhandeling van lopende zaken betrokken te kunnen zijn. De bepaling van het derde lid is van orde. Een ontslagnemend lid kan niet gedwongen worden ook feitelijk de functie te blijven vervullen.

Artikel 6. Ingediend bezwaar/ klacht

De in artikel 7:13, tweede lid Awb, bepaalde melding dat een commissie over het bezwaar zal adviseren, is van belang omdat hierdoor de beslistermijn van zes weken wordt verlengd tot twaalf weken met een verdagingsmogelijkheid van zes weken (artikel 7:10 Awb). Wellicht ten overvloede wordt hier opgemerkt dat het aanbeveling verdient indieners al in een zo vroeg mogelijk stadium op de hoogte te brengen van de te volgen procedure.

Voor klager en aangeklaagde is deze melding eveneens van belang omdat de beslistermijn bij het inschakelen van de commissie van zes weken wordt verlengd tot tien weken met een verdagingsmogelijkheid van vier weken (artikel 9:11 Awb). De plicht tot het melden van de inschakeling van een commissie is geregeld in artikel 9:6 Awb.

Een bezwaar verzenden per e-mail is ook mogelijk als bestuursorgaan deze weg expliciet heeft opgesteld (artikel 2:15 Awb). Dit geeft de gemeente ook de mogelijkheid om een apart e-mail adres in te richten voor de ontvangst van bezwaren. Indien een bezwaarde per e-mail een bezwaar heeft ingediend terwijl het bestuursorgaan deze mogelijkheid niet heeft toegestaan, dan dient het bestuursorgaan de verzender op de hoogte te brengen dat deze manier niet mogelijk is en de verzender te verzoeken het bezwaar alsnog op de voorgeschreven wijze te versturen. Een per e-mail ingediend bezwaar kan niet automatisch niet-ontvankelijk worden verklaard.

Het aantekenen van de datum van ontvangst wordt in artikel 6:15 Awb uitdrukkelijk voorgeschreven indien het bezwaar wordt ingediend bij een onbevoegd bestuursorgaan of een onbevoegde administratieve rechter. Dit heeft betekenis voor de vraag of het geschrift tijdig bij de bevoegde instantie is ingediend. Ingevolge het derde lid van artikel 6:15 Awb dient namelijk de bevoegde instantie het doorgezonden geschrift als tijdig ingediend te beschouwen indien de indiening bij de onbevoegde instantie tijdig is geschied, tenzij belanghebbende kennelijk misbruik heeft gemaakt van zijn procesrecht. Hiervan is bijvoorbeeld sprake als belanghebbende bij herhaling willens en wetens een bezwaar bij het verkeerde bestuursorgaan indient. Wanneer het derde lid geen toepassing vindt, is de ontvangst bij het bevoegd orgaan beslissend. Er zal dan meestal sprake zijn van verwijtbaar handelen van de indiener die daarvoor zelf het risico loopt. In beginsel moet doorzending binnen twee weken plaatsvinden. Gebeurt dit niet, dan komt dit niet voor risico van belanghebbende.

Artikel 7. Werkwijze/Bemiddeling

Alternatieve geschillenbeslechting wordt bij de meeste bestuursorganen en rechtbanken op een bepaalde manier toegepast. Veel voorkomende vormen zijn (pre)-mediation of een andere aanpak. Bij de andere aanpak wordt vaak na ontvangst van het bezwaar meteen gebeld naar de bezwaarde. Op deze manier kunnen misverstanden worden rechtgezet, het besluit nader worden toegelicht etc. Dit kan leiden tot intrekking van het bezwaar.

Mediation is een formelere vorm. Hierbij kan onder begeleiding van een mediator naar een oplossing gezocht worden waarmee beide partijen uit de voeten kunnen. Belangrijk is dat beide partijen deze stap nemen en afspraken die hierbij horen worden formeel in een overeenkomst vastgelegd. De keuze om al dan niet tot mediation over te gaan is aan het bestuursorgaan, dat ook de grenzen van de onderhandelingsruimte dient vast te stellen.

Artikel 8. Uitoefening bevoegdheden

Er dient een onderscheid te worden gemaakt tussen de bevoegdheden van de voorzitter en die van de commissie. In dit artikel worden specifiek de bevoegdheden genoemd van de voorzitter, die de secretaris hiertoe een mandaat kan verlenen.

Ten aanzien van het inzagerecht wordt opgemerkt dat het inzagerecht is te beschouwen als een van de fundamentele waarborgen voor een goed verlopende bezwaarprocedure. Het maakt het principe van hoor en wederhoor mogelijk. Het is gekoppeld aan de hoorzitting: wordt er niet gehoord, dan is er ook geen sprake van een verplichte terinzagelegging. Stukken toezenden hoeft niet, maar een verzoek van een belanghebbende om stukken in te zien mag niet beperkt blijven tot de termijn van de terinzagelegging.

Artikel 9. Vooronderzoek

De activiteiten van de commissie of haar voorzitter bij de voorbereiding van de te behandelen zaken kunnen kosten met zich meebrengen. Daarbij vallen gewone en bijzondere kosten te onderscheiden. Bij gewone kosten valt te denken aan bijvoorbeeld de vergoedingen voor de leden. Het inschakelen van externe deskundigen zal bijzondere kosten met zich meebrengen. Deze kosten komen ten laste van de gemeentebegroting. Normaal gesproken is er in de begroting voorzien in de normale kosten van een commissie.

Dat kan anders liggen als het om bijzondere kosten gaat. Aangezien het college belast is met de uitvoering van de begroting, ligt het voor de hand dat bijzondere kosten niet gemaakt worden voordat het college de gelegenheid heeft gehad dit te toetsen aan een begrotingspost. Om deze reden is in onderhavige bepaling voor de kosten voor getuigen of deskundigen een machtiging vooraf geïntroduceerd. Uiteraard mag het niet zo zijn dat het college door zo'n toetsing het werk van de commissie frustreert en haar onafhankelijke positie daardoor aantast.

Artikel 10. Hoorzitting

De artikelen 7:3 en 9:10 van de Awb geeft aan in welke gevallen van het horen van betrokkene(n) kan worden afgezien. De bevoegdheid om van het horen af te zien wordt door de verordening toegekend aan de voorzitter van de commissie.

Artikel 11. Uitnodiging zitting Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 12. Quorum

Dit artikel spreekt voor zich. Er is geen wettelijk beletsel tegen het horen in het kader van de bezwaren en klachtenprocedure door de voorzitter en één lid van de adviescommissie, terwijl advisering door de voltallige commissie heeft plaatsgevonden (ABRS 2 maart 2000, GS 2000/ 7119, 5).

Artikel 13. Niet-deelneming aan de behandeling Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 14. Openbaarheid zitting

Uitgangspunt is dat de zitting over een bezwaar openbaar is, met uitzondering van de hoorzitting waarin een klacht wordt behandeld. Uitzondering op de regel van een openbare hoorzitting bij bezwaren is mogelijk, bijvoorbeeld indien bijzonder persoonlijke zaken van familiaire, medische of financiële aard of andere zaken met een vertrouwelijk karakter aan de orde komen.

Artikel 15. Schriftelijke verslaglegging

Gezien de betekenis van de hoorzitting in het kader van de besluitvorming in de bezwaarfase, ligt het voor de hand (hoewel niet voorgeschreven in de Awb) dat het verslag van de zitting uiterlijk gelijktijdig met de beslissing op het bezwaar of met de kennisgeving van de bevindingen van het onderzoek naar de klacht aan betrokkene(n) wordt toegezonden.

Artikel 16. Nader onderzoek

Een nader onderzoek kan feiten of omstandigheden aan het licht brengen die op het moment van de zitting nog niet bekend waren. Dit kan aanleiding zijn om belanghebbenden en het verwerend orgaan opnieuw te horen. De onderhavige bepaling voorziet in de mogelijkheid de commissie te verzoeken daartoe een nieuwe zitting te houden.

Artikel 17. Raadkamer en advies

Het horen kan plaatsvinden door een niet-voltallige commissie. De advisering echter dient plaats te vinden door een commissie die voldoet aan de wettelijke vereisten.

In artikel 7:15 Awb zijn bepalingen opgenomen over de vergoeding van de kosten die belanghebbenden maakt bij de behandeling van een door hem ingediend bezwaar- of administratief beroepschrift. Een verzoek om vergoeding van de kosten moet worden gedaan voordat het bestuursorgaan op het bezwaar of administratief beroep heeft beslist. Doorgaans zal een dergelijk verzoek in het bezwaar of mondeling tijdens de hoorzitting worden gedaan. De bezwarencommissie adviseert in dat geval ook over dit verzoek en zal aangeven of er recht is op een vergoeding en zo ja over de hoogte van het vergoedingsbedrag. Dit laatste kan worden ontleend aan het Besluit proceskosten bestuursrecht.

Artikel 18. Uitbrengen advies

In artikel 7:11 Awb is bepaald dat indien het bezwaar ontvankelijk is een heroverweging van het bestreden besluit dient plaats te vinden. Is een bezwaar niet ontvankelijk, dan wordt aan heroverweging niet toegekomen. Voor zover de heroverweging daartoe aanleiding geeft, herroept het bestuursorgaan het bestreden besluit en neemt het voor zover nodig in plaats daarvan een nieuw besluit. Dit nieuwe besluit treedt daarmee in de plaats van het oorspronkelijke (bestreden) besluit. Omdat in het verleden bestuursorganen nogal eens bij de beslissing op bezwaren louter toetsten op rechtmatigheid is in het eerste lid van artikel 7:11 Awb vastgelegd dat het om een heroverweging gaat. Dat betekent dat de toetsing niet beperkt moet blijven tot vragen van rechtmatigheid, maar binnen de grenzen van de wet zich ook dient uit te strekken tot beleidsmatige en bestuurlijke aspecten. De heroverweging dient ex nunc plaats te vinden, dat wil zeggen dat rekening moet worden gehouden met inmiddels gewijzigde feiten en omstandigheden. De feiten en omstandigheden van het moment waarop het nieuwe besluit wordt genomen zijn van belang.

Daarnaast dient de heroverweging op grondslag van het bezwaar te geschieden. Hieruit vloeit voort dat die onderdelen van het besluit die geheel los van de aangevoerde bezwaren staan, in beginsel buiten beschouwing blijven. Het bestuursorgaan zal daarbij de naar voren gebrachte bezwaren voldoende ruim naar hun strekking moeten opvatten. Indien bijvoorbeeld tijdens de hoorzitting blijkt dat deze, ondanks een beperkte omschrijving in het bezwaar, ruimer bedoeld zijn, dan zal daarmee rekening moeten worden gehouden. Verder is het de bedoeling van deze bepaling dat er geen verslechtering van de positie van degene die het bezwaar indient tijdens de bezwarenprocedure mag optreden (verbod van reformatio in peius). Natuurlijk staat dit er niet aan in de weg dat als een derde bezwaar maakt tegen bijvoorbeeld een afgegeven vergunning, die bezwaren gehonoreerd kunnen worden. Dit is het wezen van de bezwarenprocedure en niet in strijd met genoemd beginsel.

Artikel 19. Intrekking oude regeling

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 20. Inwerkingtreding

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 21. Citeertitel

Dit artikel spreekt voor zich.