Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Vaals houdende regels omtrent de heffing en invordering van parkeerbelastingen (Verordening Parkeerbelastingen 2017)

Geldend van 18-12-2020 t/m heden

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Vaals houdende regels omtrent de heffing en invordering van parkeerbelastingen (Verordening Parkeerbelastingen 2017)

DE RAAD VAN DE GEMEENTE VAALS;

B E S L U I T:

vast te stellen de 'Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelastingen 2017' (Verordening parkeerbelastingen 2017).

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van zaken, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande parkeergarage, terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

Houder:degene die naar de omstandigheden als houder van een voertuig moet worden beschouwd, waarbij de omstandigheden bepaald worden door een toets op inschrijving woonadres en geldig kenteken of vrijstelling motorrijtuigenbelasting van de Belastingdienst (onder andere: werknemersvrijstelling, werkgeversvrijstelling, vrijstelling bij kort gebruik in Nederland en vrijstelling op basis van internationaal recht);

parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten, met inbegrip van verzamelparkeermeters en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

Artikel 2 belastbaar feit

Onder de naam 'parkeerbelastingen' worden de volgende belastingen geheven:

  • a.

    een belasting ter zake van het parkeren van een voertuig op een bij, dan wel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door het College van Burgemeester en Wethouders te bepalen plaats, tijdstip en wijze;

  • b.

    een belasting, ingaande op het moment van vergunningverlening, ter zake van een van gemeentewege verleende vergunning voor het parkeren van een voertuig op de in die vergunning aangegeven plaats en wijze.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven van de degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd.

  • 2. Als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd wordt mede aangemerkt:

    • a.

      degene die de belasting voldoet, dan wel te kennen geeft of heeft gegeven de belasting te willen voldoen;

    • b.

      zolang geen voldoening van de belasting genoemd in artikel 2, onderdeel a, heeft plaatsgevonden: de houder van het motorvoertuig, met dien verstande dat

      • 1e:

        als een voor ten hoogste drie maanden aangegane huurovereenkomst wordt overgelegd waaruit blijkt wie ten tijde van het parkeren ingevolge deze overeenkomst de huurder van het motorvoertuig was, niet de houder maar de huurder wordt aangemerkt als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd;

      • 2e:

        als blijkt dat een ander in het kentekenregister had moeten staan ingeschreven, die ander wordt aangemerkt als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd.

  • 3. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt niet geheven van degene die op de voet van het tweede lid, onderdeel b, als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd wordt aangemerkt, als deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het motorvoertuig heeft gebruik gemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.

  • 4. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven van degene die de   vergunning heeft aangevraagd.

Artikel 4 Maatstaf van heffing, belastingtarief en belastingtijdvak

De maatstaf van heffing, het belastingtarief en het belastingtijdvak zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel.

Artikel 5 Wijze van heffing

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2 onderdeel a, wordt geheven door voldoening op aangifte. Als voldoening op aangifte wordt aangemerkt het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur op de daartoe bestemde wijze en met inachtneming van de door het College gestelde voorschriften.

  • 2. De belasting bedoeld in artikel 2 onderdeel b, wordt geheven door voldoening op aangifte.

Artikel 6 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren, tenzij anders aangegeven op de parkeerapparatuur.

  • 2.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.

  • 3

    Indien de belastingplicht als bedoeld in het tweede lid van dit artikel in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4

    Indien de belastingplicht als bedoeld in het tweede lid van dit artikel in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

Artikel 7 Termijnen van betaling

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, moet worden betaald bij de aanvang van het parkeren, tenzij anders aangegeven op de parkeerapparatuur.

  • 2. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt door middel van een aanslag geheven, dient in afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 binnen 14 dagen na dagtekening van het aanslagbiljet te worden betaald.

  • 3. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in het tweede en derde lid gestelde termijnen

Artikel 8 Bevoegdheid tot aanwijzing parkeerplaatsen

De aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, mag worden geparkeerd geschiedt in alle gevallen door het College van Burgemeester en Wethouders bij openbaar te maken besluit.

Artikel 9 Kwijtschelding

Bij de invordering van de parkeerbelastingen wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 10 Kosten

De kosten van de naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 2 onderdeel a, bedragen € 40

Artikel 11 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de parkeerbelastingen.

Artikel 12 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van bekendmaking.

  • 2.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2017

  • 3.

    Deze verordening wordt aangehaald als Verordening Parkeerbelastingen 2017

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de gemeenteraad dd. 12 december 2016

Bijlage 1 Tarieventabel behorende bij de “Verordening parkeerbelastingen 2017

Betaald parkeren op straatparkeerplaatsen met parkeerapparatuur, door het college aangewezen:

  • 1.

    Het tarief voor het parkeren bij parkeerapparatuur als bedoeld in artikel 2 onderdeel a, bedraagt € 0,25 per 10 minuten.

  • 2.

    De maximum parkeerduur bedraagt 90 minuten.

  

Betaald parkeren op parkeerplaatsen met parkeerapparatuur:

Parkeergarage Prins Willem Alexanderplein, Parkeerterrein In ’t Schanes, Parkeerterrein Drieland (Kerkstraat), Parkeerterrein achter de Pauluskerk, Parkeerterrein voor Nederlands Hervormde Kerk,

  • 3.

    Het tarief voor het parkeren bij parkeerapparatuur als bedoeld in artikel 2 onderdeel a, bedraagt € 0,25 per 10 minuten.

  • 4.

    het tarief voor een dagkaart bedraagt € 5.

 

Vergunningparkeren

  • 5.

    Het tarief voor een parkeervergunning als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, van deze verordening bedraagt met ingang van 1 januari 2017:

    • a.

      ten behoeve van een eigenaar of houder van een motorvoertuig die woont in een gebied waar belanghebbendenplaatsen of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn –op de vergunning aangeduid als categorie I : € 3,50 per maand.

    • b.

      ten behoeve van een eigenaar of houder van een motorvoertuig die een beroep of bedrijf uitoefent in een gebied waar belanghebbendenplaatsen of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn –op de vergunning aangeduid als categorie II : € 13,50 per maand.

  • 6.

    Inzake een parkeervergunning voor het parkeren op belanghebbendenplaatsen alsmede op parkeerapperatuurplaatsen als bedoeld in de parkeerverordening 2016 voor de hele gemeente en met per dag onbeperkte parkeerduur en geldend voor één of meer kentekens

    • c.

      ten behoeve van een eigenaar of houder van een motorvoertuig die een beroep of bedrijf uitoefent in een gebied waar belanghebbendenplaatsen of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn– op de vergunning aangeduid als categorie II: €19,80 per maand

    • d.

      ten behoeve van instellingen zonder winstoogmerk, gericht op het verrichten van dienstverlenende c.q. verzorgende c.q. verplegende taken –op de vergunning aangeduid als categorie III : € 6,60 per maand.

Aldus besloten in de raadsvergadering van 23 september 2019

mr. B.G.P. Hoevenagel

Griffier

drs. R.L.T. van Loo

Voorzitter