Regeling vervallen per 21-10-2017

Beleidsregel maken en veranderen van een uitweg op basis van artikel 2:12 van de APV

Geldend van 11-12-2014 t/m 20-10-2017

Intitulé

Beleidsregel maken en veranderen van een uitweg op basis van artikel 2:12 van de APV

Aanleiding

Binnen de gemeente Amstelveen bestaat behoefte aan een duidelijke, simpele lijn inzake het maken dan wel veranderen van in-/uitritten. Dit heeft voordelen voor zowel burgers als de gemeente zelf; iedereen weet waar hij aan toe is, zowel qua aanvraag als vergunningverlening. Dit komt de snelheid ten goede.

De wens tot verduidelijking is mede ingegeven door een recente procedure bij de rechtbank Amsterdam (zaaknummer AMS 12/5036) waarin de rechter constateerde dat binnen de gemeente Amstelveen geen duidelijke lijn geldt voor de afhandeling van dergelijke aanvragen. Duidelijk moet zijn wat het toetsingskader voor vergunningverlening precies is.

Om bovenstaande redenen is het APV artikel inzake het maken en veranderen van een uitweg aangepast en is deze beleidsregel ter uitwerking van het APV artikel opgesteld.

Bij de totstandkoming van deze beleidsregel is rekening gehouden met verkeerskundige, stedenbouwkundige en openbaar groen aspecten enerzijds en wensen van burgers om op eigen terrein te kunnen parkeren anderzijds.

Relatie met bestemmingsplannen

In bestemmingsplannen tot stand gekomen voor de inwerkingtreding van deze beleidsregel was de aanduiding Tuinen-parkeren toegestaan (Tp) opgenomen. Deze aanduiding werd alleen toegepast daar waar een parkeerplaats in de tuin werd meegerekend voor de parkeer- capaciteit. Overschrijdingen van de bouwgrens in de voortuinen met een dergelijke aanduiding was alleen toegestaan indien er voldoende ruimte overbleef voor het parkeren vaneen auto. Een in-/uitritvergunning kon op dat moment worden verleend als voldaan was aan de voorwaarden zoals opgenomen in het betreffende (oude) artikel uit de APV. Indien parkeren in de voortuin op grond van het bestemmingsplan niet was toegestaan, kon ingevolge het voormalige APV artikel ook geen in-/uitritvergunning worden verleend wegens deze strijd met het bestemmingsplan.

Onderhavige beleidsregels maakt mogelijk dat bij de eerstvolgende actualisatie ronde van bestemmingsplannen een algemene vrijstellingsbepaling kan worden opgenomen waarin staat dat mee gewerkt kan worden aan een afwijking van het bestemmingsplan ten aanzien van gebruik van de tuin als parkeerplaats indien voldaan wordt aan de voorwaarden voor een in-/uitritvergunning zoals opgenomen in de APV en deze beleidsregel. De Tp aanduiding kan blijven bestaan om de situatie in stand te laten dat overschrijdingen van de bouwgrens in de voortuinen alleen zijn toegestaan indien er voldoende ruimte overblijft voor het parkeren van een auto. Dit ook, omdat de woningen met een koop- en huurcontract waarin staat dat zij een parkeerplaats op eigen terrein moeten realiseren en onder- houden in het bestemmingsplan tot nu toe zijn verbijzonderd met een dergelijke aanduiding. Hiermee wordt voorkomen dat bewoners van dergelijke woningen hun voortuin dusdanig gaan inrichten dat er geen auto meer in kan staan.

Voorwaarden

Een in-/ uitrit bij een woning is toegestaan indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  • -

    op het perceel dient een parkeerplaats gerealiseerd te kunnen worden met een oppervlakte van 3 meter breed x 5,5 meter diep;

  • -

    een in-/ uitrit dient aan de straatzijde minimaal 4 meter breed te zijn (deze maatvoering geldt niet voor gebieden waar de Tp aanduiding van toepassing is);

  • -

    de aanleg van een in-/ uitrit mag niet ten koste gaan van openbaar groen;

  • -

    de in-/ uitrit mag niet ten koste gaan van meer dan 1 openbare parkeerplek;

  • -

    de in-/ uitrit mag geen negatief effect hebben op de verkeersveiligheid.

Een tweede in-/ uitrit bij een woning is enkel toegestaan indien deze noodzakelijk is om een legaal gerealiseerde carport te bereiken en voldaan is aan de hierboven genoemde voorwaarden.

Een eerste of tweede in-/ uitrit bij een utiliteitsgebouw is toegestaan indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  • -

    een in-/ uitrit dient aan de straatzijde minimaal 7 meter breed te zijn (deze maatvoering geldt niet voor gebieden waar de Tp aanduiding van toepassing is).

  • -

    de aanleg van een in-/ uitrit mag niet ten koste gaan van openbaar groen;

  • -

    de in-/ uitrit mag niet ten koste gaan van meer dan 1 openbare parkeerplek;

  • -

    de in-/ uitrit mag geen negatief effect hebben op de verkeersveiligheid.

Samenhang met vergunningen voor carports en/ of garages

Indien iemand een vergunning aanvraagt voor een carport/garage dient bij de beoordeling van de aanvraag gekeken te worden of er een in-/uitrit mogelijk is. Voor een in-/uitrit kunnen namelijk verkeerskundige bezwaren zijn, terwijl er wel een carport of garage mag worden gerealiseerd. In de vergunning kan in zo’n geval worden opgenomen dat een in-

/uitrit pas mag worden aangelegd na realisering carport/garage.

Uitvoering aanleg in-/ uitrit en kosten

Het college van burgemeester en wethouders is verantwoordelijk voor de aanleg en het onderhoud van de in-/uitrit.

De aanvrager is verantwoordelijk voor de aanlegkosten.

Vervallen vergunning en niet meer in gebruik zijnde in-/ uitritten

Indien van een in-/uitritvergunning binnen een half jaar na vergunningverlening nog geen gebruik gemaakt is, komt deze vergunning te vervallen.

Indien de vergunning is verleend voor inwerkingtreding van deze beleidsregel en hiervan binnen een half jaar na inwerkingtreding van deze beleidsregel nog geen gebruik is ge- maakt, komt deze vergunning te vervallen.

Indien vergunning is verleend voor een in-/uitrit welke ook gerealiseerd is, maar gedurende 26 weken niet meer in gebruik is dan wel door de inrichting van de tuin niet meer als zodanig kan worden gebruikt, is het college bevoegd om op eigen kosten de in-/uitrit op te heffen.

Hardheidsclausule

Op grond van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht handelt het college overeenkomstig deze beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.

Overgangsbepaling

Handhavingsverzoeken die zijn ingekomen voor inwerkingtreding van deze beleidsregel in samenhang met artikel 2:12 van de APV, maar nog niet zijn afgehandeld, worden afgehandeld conform de inhoud van onderhavige beleidsregel.