Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Alkmaar houdende regels voor werkzaamheden aan kabels en leidingen Verordening werkzaamheden kabels en leidingen Alkmaar

Geldend van 01-01-2017 t/m heden

Intitulé

Verordening werkzaamheden kabels en leidingen Alkmaar

De raad van de gemeente Alkmaar,

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van [datum en nummer];

gelet op artikel 147 van de Gemeentewet en artikel 5.4, vierde lid, van de Telecommunicatiewet;

gezien het advies van de commissie Ruimte;

besluit vast te stellen de navolgende:

Verordening werkzaamheden kabels en leidingen Alkmaar

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • -

    Aanbieder: de aanbieder zoals bedoeld in artikel 5.4 eerste lid van de Telecommunicatiewet.

  • -

    huisaansluiting: niet met andere kabels of leidingen samengebonden delen van kabels of leidingen die een verbinding vormen tussen een net dat naar zijn aard voor aansluiting van huishoudens wordt opengesteld en één onroerende zaak als bedoeld in artikel 16, onder a tot en met e, van de Wet waardering onroerende zaken;

  • -

    kabels en leidingen: één of meer kabels of leidingen, daaronder in ieder geval begrepen dat wat onder kabels wordt verstaan in artikel 1.1, onder z, van de Telecommunicatiewet en daaronder mede begrepen lege buizen, ondergrondse en bovengrondse ondersteuningswerken en beschermingswerken, bestemd voor transport van vaste, vloeibare of gasvormige stoffen, van energie of van informatie;

  • -

    Netbeheerder: de natuurlijke persoon handelende in de uitoefening van een beroep of een bedrijf dan wel de rechtspersoon onder wiens verantwoordelijkheid een leiding wordt aangelegd, beheerd of geëxploiteerd.

  • -

    openbare gronden: dat wat daaronder wordt verstaan in artikel 1.1, onder aa, van de Telecommunicatiewet;

  • -

    werkzaamheden van niet-ingrijpende aard:

    • a.

      werkzaamheden inzake de aanleg, instandhouding of opruiming van een (huis)aansluiting voor zover daarbij geen groenvoorzieningen, wegen of fietspaden geheel of gedeeltelijk worden gekruist en/of opengebroken, met een gezamenlijke lengte van minder dan 25 meter;

    • b.

      reparatie of onderhoudswerk aan kabels en/of leidingen met een gezamenlijke lengte van minder dan 25 meter;

  • -

    calamiteiten: reparatie of onderhoudswerk waarvan uitstel niet mogelijk is in verband met eenernstige belemmering of storing in de dienstverlening of openbare veiligheid.

Artikel 2. Coördinatie van werkzaamheden

  • 1.

    Burgemeester en wethouders zijn belast met de coördinatie van werkzaamheden in of op openbare gronden in verband met de aanleg, instandhouding en opruiming van kabels en leidingen.

  • 2.

    Hierbij worden mede betrokken andere werkzaamheden in of op openbare gronden.

    3.Burgemeester en wethouders bevorderen het medegebruik van voorzieningen, waarbij in ieder geval de technische mogelijkheden in acht worden genomen.

Artikel 3. Nadere regels

Burgemeester en wethouders stellen in ieder geval nadere regels vast met betrekking tot:

  • a.

    de eisen aan de uitvoering van werkzaamheden in verband met de aanleg, instandhouding en opruiming van kabels en leidingen;

  • b.

    ordening, planning en coördinatie van werkzaamheden in verband met de aanleg, instandhouding en opruiming van kabels en leidingen;

  • c.

    de omgang met kabels en leidingen in verontreinigde gronden, rond watergangen en stedelijk groen, en op verhardingen boven kabels en leidingen;

  • d.

    informatie-uitwisseling tussen de gemeente en netbeheerders of aanbieders.

Hoofdstuk 2. Werkzaamheden inzake kabels en leidingen, uitgezonderd kabels ten dienste van een openbaar elektronisch communicatienetwerk

Artikel 4. Reikwijdte van hoofdstuk 2

Dit hoofdstuk is van toepassing op werkzaamheden in of op openbare gronden in verband met de aanleg, instandhouding en opruiming van kabels en leidingen, met uitzondering van werkzaamheden die onder de reikwijdte van hoofdstuk 3 vallen.

Artikel 5. Vergunning

  • 1. Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders werkzaamheden uit te voeren in of op openbare gronden inzake de aanleg, instandhouding of opruiming van kabels en leidingen.

  • 2. Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de provinciale wegenverordening of de waterschapskeur.

Artikel 6. melding werkzaamheden niet-ingrijpende aard

  • 1. Het verbod zoals opgenomen in artikel 5, eerste lid, geldt niet bij werkzaamheden van niet-ingrijpende aard voor zover de werkzaamheden vooraf zijn gemeld aan burgemeester en wethouders.

  • 2. Het college kan naar aanleiding van de melding zoals bedoeld in lid 1 voorschriften en beperkingen stellen aan de uit te voeren werkzaamheden.

  • 3. De melding vindt plaats door middel van het digitale door het college aangewezen meldsysteem.

  • 4. Het college kan nadere regels stellen over de gegevens en documenten die moeten worden ingediend ten behoeve van de beoordeling van de melding.

  • 5. Het eerste lid is niet van toepassing op de in bijlage 1 aangewezen gebieden.

Artikel 7. Beslistermijnen

  • 1. Burgemeester en wethouders beslissen op een aanvraag voor een vergunning binnen 8 weken na de datum van ontvangst van de aanvraag.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen de beslistermijn verlengen met 8 weken. Voor zover het een aanvraag betreft waarbij meerdere gedoogplichtigen zijn betrokken, kan de beslistermijn met 12 weken worden verlengd.

  • 3. Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is niet van toepassing.

Artikel 8. Weigeringsgronden

Een vergunning kan worden geweigerd in het belang van:

  • a.

    de openbare orde;

  • b.

    de veiligheid;

  • c.

    het voorkomen of beperken van overlast;

  • d.

    de bereikbaarheid van gronden en gebouwen;

  • e.

    de ondergrondse ordening.

Artikel 9. Intrekking- en wijzigingsgronden

  • 1. het college kan een vergunning wijzigen of intrekken indien:

    • a.

      niet binnen een jaar na het onherroepelijk worden van de vergunning met de werkzaamheden als omschreven in de vergunning is begonnen;

    • b.

      de in de vergunning benoemde werkzaamheden langer dan een aaneengesloten periode van zes maanden stilliggen;

    • c.

      de vergunning is verleend ten gevolge van onjuiste of onvolledige gegevens;

    • d.

      het bepaalde bij of krachtens deze verordening of de vergunningvoorschriften niet naleeft;

    • e.

      na het verlenen van de vergunning naar het oordeel van het college gegrond aanleiding bestaat te veronderstellen dat het van kracht blijven van de vergunning onaanvaardbare schadelijke gevolgen heeft voor mens, natuur of milieu en hieraan door het stellen van nadere voorschriften en beperkingen aan de verleende vergunning niet kan worden tegemoetgekomen;

  • 2. het college gaat niet over tot intrekking of wijziging van de vergunning nadat het college de houder van de vergunning heeft gehoord.

Artikel 10. Voorschriften en beperkingen

  • 1. Aan een vergunning kunnen met inachtneming van het handboek Kabels en Leidingen voorschriften en beperkingen worden verbonden.

  • 2. Deze kunnen slechts betrekking hebben op:

    • a.

      de plaats van de werkzaamheden;

    • b.

      het tijdstip van de werkzaamheden, met dien verstande dat het toegestane tijdstip van aanvang, behoudens zwaarwichtige redenen van publiek belang, niet later mag liggen dan 12 maanden na de datum van verlening van de vergunning;

    • c.

      de wijze van uitvoering van de werkzaamheden;

    • d.

      het bevorderen van medegebruik van voorzieningen;

    • e.

      het afstemmen van de voorgenomen werkzaamheden met beheerders van overige in de grond aanwezige werken.

Artikel 11. Melding en aanvraag vergunning en Gegevensverstrekking

  • 1. Een melding of eenaanvraag voor een vergunning wordt ingediend door of namens de netbeheerder.

  • 2. De aanvraag wordt ingediend door middel van het door het college aangewezen digitale meldsysteem.

  • 3. Bij een aanvraag voor een vergunning wordt een uitvoeringsplan gevoegd.

  • 4. Het uitvoeringsplan omvat in ieder geval:

    • a.

      een omschrijving van de kabels en leidingen die worden aangelegd, in stand gehouden of opgeruimd, alsmede een omschrijving van de voorzieningen die worden medegebruikt of voor medegebruik worden aangelegd;

    • b.

      een omschrijving van de werkzaamheden die worden uitgevoerd;

    • c.

      de contactgegevens van degene onder wiens verantwoordelijkheid de werkzaamheden worden verricht, inclusief een contactgegeven dat gedurende de uitvoering van de werkzaamheden de gehele dag bereikbaar zal zijn;

    • d.

      een opgave van het voorgenomen tijdvak waarbinnen de werkzaamheden zullen plaatsvinden en, indien van toepassing, een opgave van de fasering binnen dit tijdvak;

    • e.

      een aanduiding van de wijze waarop omwonenden en andere belanghebbenden vooraf in kennis worden gesteld van de werkzaamheden;

    • f.

      een omschrijving van de maatregelen die om reden van openbare orde, veiligheid, het voorkomen of beperken van overlast, de bereikbaarheid van gronden of gebouwen, dan wel ondergrondse ordening zijn voorgenomen.

  • 5. Het uitvoeringsplan wordt voorzien van één of meerdere tekeningen waarop in ieder geval de aan te leggen, in stand te houden of te verwijderen kabels en leidingen en de daartoe te verrichten werkzaamheden staan aangeduid.

Artikel 12. Herstel openbare gronden na beëindiging werkzaamheden

Openbare gronden dienen na beëindiging van de werkzaamheden in de oude staat te worden teruggebracht conform het handboek Kabels en leidingen, tenzij burgemeester en wethouders anders hebben besloten.

Artikel 13. Calamiteiten

  • 1. Het verbod, bedoeld in artikel 5, eerste lid, geldt niet bij calamiteiten als de voorgenomen werkzaamheden zijn gemeld via het daartoe bestemde digitale meldingsysteem. De melding kan worden ingediend uiterlijk 1 werkdag na start van de werkzaamheden.

  • 2. Ingeval de openbare orde of gevaar dan wel de vrees voor het ontstaan van gevaar zich verzet tegen de uitvoering van voorgenomen werkzaamheden als bedoeld in het eerste lid, kan de burgemeester besluiten dat deze werkzaamheden op een ander dan het voorgenomen tijdstip plaatsvinden.

  • 3. Het besluit wordt onverwijld na het tijdstip van ontvangst van de melding genomen.

  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op de in bijlage 1 aangewezen gebieden.

  • 5. Degene die werkzaamheden overeenkomstig het eerste lid heeft uitgevoerd, verstrekt binnen 8 weken na beëindiging van de werkzaamheden een uitvoeringsverslag aan burgemeester en wethouders.

  • 6. Het uitvoeringsverslag omvat in ieder geval:

    • a.

      een omschrijving van de kabels en leidingen die zijn aangelegd, in stand gehouden of opgeruimd;

    • b.

      een omschrijving van de werkzaamheden die zijn uitgevoerd; en

    • c.

      een aanduiding van de spoedeisende aard van de werkzaamheden.

Hoofdstuk 3. Werkzaamheden inzake kabels ten dienste van een openbaar elektronisch telecommunicatienetwerk

Artikel 14. Reikwijdte van hoofdstuk 3

Hoofdstuk 3 is van toepassing op werkzaamheden in of op openbare gronden in verband met de aanleg, instandhouding en opruiming van:

  • a.

    kabels als bedoeld in artikel 1.1, onder z, van de Telecommunicatiewet, die ten dienste staan van een openbaar elektronisch communicatienetwerk als bedoeld in artikel 1.1, onder h, van de Telecommunicatiewet; en

  • b.

    ondergrondse ondersteuningswerken en beschermingswerken als bedoeld in artikel 5.15 van de Telecommunicatiewet.

Artikel 15. Meldings- en beslistermijnen

  • 1. Het voornemen, bedoeld in artikel 5.4, eerste lid, onder a, van de Telecommunicatiewet, wordt tenminste 8 weken voor de voorgenomen aanvang van de werkzaamheden bij burgemeester en wethouders gemeld.

  • 2. Burgemeester en wethouders beslissen over de instemming, bedoeld in artikel 5.4, eerste lid, onder b, van de Telecommunicatiewet, binnen 8 weken na de datum van ontvangst van de melding.

  • 3. Als het werkzaamheden van niet-ingrijpende aard betreft, wordt, in afwijking van het eerste lid, het voornemen tenminste 5 werkdagen voor de voorgenomen aanvang van de werkzaamheden bij burgemeester en wethouders gemeld.

  • 4. Als het werkzaamheden van niet-ingrijpende aard betreft, beslissen burgemeester en wethouders, in afwijking van het tweede lid, binnen 5 werkdagen na de datum van ontvangst van de aanvraag.

  • 5. Indien de werkzaamheden mede betrekking hebben op gronden van een andere gedoogplichtige dan de gemeente, wordt het college uiterlijk vier weken na ontvangst van de melding in het eerste lid schriftelijk in kennis gesteld van de resultaten van het overleg tussen de aanbieder en de andere gedoogplichtige.

Artikel 16. Gegevensverstrekking

  • 1. Bij de melding van een voornemen als bedoeld in artikel 5.4, eerste lid, onder a, van de Telecommunicatiewet, wordt een uitvoeringsplan gevoegd.

  • 2. Het uitvoeringsplan omvat in ieder geval:

    • a.

      een omschrijving van de kabels die worden aangelegd, in stand gehouden of opgeruimd, alsmede een omschrijving van de voorzieningen die worden medegebruikt of voor medegebruik worden aangelegd;

    • b.

      een omschrijving van de werkzaamheden die worden uitgevoerd;

    • c.

      de contactgegevens van degene onder wiens verantwoordelijkheid de werkzaamheden worden verricht, inclusief een contactgegeven dat gedurende de uitvoering van de werkzaamheden de gehele dag bereikbaar zal zijn;

    • d.

      een opgave van het voorgenomen tijdvak waarbinnen de werkzaamheden zullen plaatsvinden en, indien van toepassing, een opgave van de fasering binnen dit tijdvak;

    • e.

      een aanduiding van de belanghebbenden die vooraf in kennis worden gesteld van de werkzaamheden;

    • f.

      een omschrijving van de maatregelen die om reden van openbare orde, veiligheid, het voorkomen of beperken van overlast, de bereikbaarheid van gronden of gebouwen, dan wel ondergrondse ordening zijn voorgenomen.

  • 3. Het uitvoeringsplan wordt voorzien van één of meerdere tekeningen waarop in ieder geval de aan te leggen, in stand te houden of te verwijderen kabels en de daartoe te verrichten werkzaamheden staan aangeduid.

  • 4. Voor een melding van werkzaamheden van niet-ingrijpende aard wordt, in afwijking van het eerste lid, gebruik gemaakt van het door burgemeester en wethouders daarvoor beschikbaar gestelde electronische meldingssysteemr.

Artikel 17. Herstel openbare gronden na beëindiging werkzaamheden

Openbare gronden worden na beëindiging van de werkzaamheden in de oude staat teruggebracht conform het Handboek kabels en leidingen, tenzij burgemeester en wethouders anders hebben besloten.

Artikel 18. Ernstige belemmeringen en storingen

  • 1. Artikel 5.6 van de Telecommunicatiewet is niet van toepassing op de in bijlage 1 aangewezen gebieden.

  • 2. Degene die spoedeisende werkzaamheden als bedoeld in artikel 5.6, eerste lid, van de Telecommunicatiewet heeft uitgevoerd verstrekt binnen 8 weken na beëindiging van de werkzaamheden een uitvoeringsverslag aan burgemeester en wethouders.

  • 3. Het uitvoeringsverslag omvat in ieder geval:

    • a.

      een omschrijving van de kabels die zijn aangelegd, in stand gehouden of opgeruimd;

    • b.

      een omschrijving van de werkzaamheden die zijn uitgevoerd;

      en

    • c.

      een aanduiding van de spoedeisende aard van de werkzaamheden.

Artikel 19 (Mede)gebruik van voorzieningen en vooroverleg

1Een aanbieder is verplicht om bij de aanleg van kabels in openbare gronden zoveel mogelijk (mede) gebruik te maken van bestaande, hetzij door andere aanbieders dan wel door of in opdracht van het college aangelegde voorzieningen.

  • 1.

    Indien de aanbieder een redelijk aanbod wordt gedaan om gebruik te maken van de vooraangelegde voorziening, zoals mantelbuizen, kabelgoten, glasvezelbuizen, subducts of kabel- en leidingentunnels, is de aanbieder verplicht om voor de aanleg of uitbreiding van zijn netwerk van deze voorzieningen gebruik te maken.

  • 2.

    Indien de openbare gronden geen ruimte bieden voor de aanleg van nieuwe kabels dient de aanbieder een alternatief tracé te kiezen of aan derde aanbieders een billijk verzoek tot medegebruik van de kabels te doen op grond van artikel 5.12 van de Telecommunicatiewet.

Hoofdstuk 4. Overige en slotbepalingen

Artikel 20. Melding wijziging voorziening

De aanbieder stelt het college onverwijld schriftelijk in kennis van het feit dat de eigendom, deexploitatie of het beheer van (de) kabel(s) of leiding(en) niet langer ten dienste van een openbaarelektronisch telecommunicatienetwerk in of op openbare gronden staat.

Artikel 21. Toezicht

Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde zijn belast de door burgemeester en wethouders aangewezen personen.

Artikel 22. Strafbepaling

Overtreding van artikel 5, eerste lid, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie.

Artikel 23. Intrekken oude regeling en overgangsrecht

  • 1. De Telecommunicatieverordening 2010 gemeente Alkmaar, de Telecommunicatieverordening Graft de Rijp en de Telecommunicatieverordening Schermer worden ingetrokken.

  • 2. De onder 1 ingetrokken verordeningen blijven van toepassing ten aanzien van aanvragen die zijn ingediend voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening.

  • 3. Voor kabels en leidingen die op de datum van inwerkingtreding van deze Verordening werkzaamheden kabels en leidingen aanwezig en in gebruik zijn, geldt de schriftelijke toestemming dan wel vergunning op grond waarvan zij gelegd zijn als een vergunning krachtens deze Verordening werkzaamheden kabels en leidingen, zulks met terzijdestelling van de voorschriften die verbonden zijn aan de reeds verleende schriftelijke toestemming dan wel vergunning.

Artikel 24. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2017

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening werkzaamheden kabels en leidingen Alkmaar.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in door de raad van de gemeente Alkmaar in haar vergadering van 15 december 2016
De voorzitter,
De griffier,

Toelichting

Algemeen

Deze verordening bevat regels met betrekking tot de uitvoering van werkzaamheden in verband met de aanleg, instandhouding en opruiming van kabels en leidingen.

Twee regimes voor kabels en leidingen

Een onderscheid dient gemaakt te worden tussen werkzaamheden in verband met de aanleg, instandhouding en opruiming van kabels ten dienste van een openbaar elektronisch telecommunicatienetwerk en werkzaamheden in verband met aanleg, instandhouding en opruiming van overige kabels en leidingen.

Voor de uitvoering van werkzaamheden in verband met de aanleg, instandhouding en opruiming van kabels ten dienste van een openbaar elektronisch telecommunicatienetwerk bepaalt de Telecommunicatiewet (afgekort: Tw), dat de aanbieder van een openbaar elektronisch communicatienetwerk die het voornemen heeft werkzaamheden uit te voeren, slechts overgaat tot het verrichten van deze werkzaamheden als het voornemen daartoe schriftelijk is gemeld aan het college van burgemeester en wethouders (hierna: college) en de aanbieder van het college instemming heeft verkregen voor de uitvoering van de werkzaamheden (artikel 5.4, eerste lid, van de Tw). De Telecommunicatiewet bepaalt daarbij (onder andere) eveneens dat het college in het instemmingsbesluit bijzondere voorschriften kan opnemen (artikel 5.4, tweede en derde lid, van de Tw) en dat de gemeenteraad met betrekking tot het verrichten van de werkzaamheden bij verordening regels vaststelt (artikel 5.4, vierde lid, van de Tw).

Voor de werkzaamheden in verband met de aanleg, instandhouding en opruiming van de overige kabels en leidingen ontbreekt een dergelijke vorm van wetgeving. In de meeste gemeenten wordt de vergunning voor die werkzaamheden op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening (hierna: APV) verleend, als vergunning voor het aanleggen, beschadigen of veranderen van een weg. Enkele gemeenten kennen reeds een afzonderlijke kabels en leidingenverordening.

In deze verordening is voor elk regime een apart hoofdstuk met bepalingen opgenomen. Hoofdstuk 2 is van toepassing op de werkzaamheden voor wat betreft de (zogenoemde) overige kabels en leidingen. Hoofdstuk 3 is van toepassing op werkzaamheden voor wat betreft kabels die ten dienste staan of komen van een openbaar elektronisch telecommunicatienetwerk.

De bepalingen van hoofdstuk 2 sluiten inhoudelijk en voor wat betreft de afweging die de gemeente dient te maken zo veel mogelijk aan bij de bepalingen voor werkzaamheden in verband met de aanleg, instandhouding of opruiming van de kabels ten dienste van een openbaar elektronisch telecommunicatienetwerk, zoals deze zijn opgenomen in de Telecommunicatiewet (zie paragraaf 5.1.2, van de Tw).

Publiekrechtelijke vergunning of instemming en privaatrechtelijke toestemming

De vergunning of instemming voor het uitvoeren van werkzaamheden in verband met kabels en leidingen is van publiekrechtelijke aard. Dat wil zeggen dat de verkrijger van de vergunning of instemming het recht krijgt om (tijdelijk en onder bepaalde voorwaarden) de openbare orde te mogen verstoren, dit om de gewenste werkzaamheden te kunnen uitvoeren.

De vergunning ofinstemming tot het uitvoeren van werkzaamheden geeft geen privaatrechtelijke toestemming aan de vergunningverkrijger om daadwerkelijk de werkzaamheden uit te voeren. De verkrijger van de vergunning ofinstemming dient daartoe eveneens een privaatrechtelijke toestemming te verkrijgen van de eigenaar van de openbare gronden. Dat kan weliswaar de gemeente zijn, maar ook een andere overheid of een instelling, bedrijf of privépersoon.

Medegebruik van voorzieningen

De Telecommunicatiewet en deze verordening bevatten diverse bepalingen om medegebruik van voorzieningen te bevorderen. Echter, niet elke voorziening leent zich voor medegebruik. Wat onder mede te gebruiken voorzieningen moet worden verstaan kan afgeleid worden uit de volgende passage uit de memorie van toelichting bij wijziging van de Telecommunicatiewet (Kamerstukken II 2004/05, 29 834, nr.3, pp.60-61):

“Het gaat hierbij om medegebruik van de voorzieningen ter zake van de aanleg en instandhouding van kabels; daaronder kunnen de bij de kabel behorende ondersteunings- en beschermingswerken worden verstaan. Het medegebruik betreft niet de kabeldraad of glasvezel zelf. Onder bij de kabel behorende ondersteunings- en beschermingswerken worden in dit verband ondermeer verstaan de kabelgoten en kabelsleuven. Ook vallen mantelbuizen ter bescherming van kabels en de handholes, lasdozen en duikers onder de voor medegebruik in aanmerking komende voorzieningen”.

Voor wat betreft medegebruik van voorzieningen geldt in de eerste plaats dat degene die de voorziening ter beschikking stelt en degene die de kabel wil aanleggen tot een overeenstemming moeten komen. Voor zover het betreft kabels ten dienste van een openbaar elektronisch telecommunicatienetwerk kan de Autoriteit Consument en Markt (ACM, per 1 april 2013 de opvolger van de OPTA) daarbij verzocht worden om een eventueel geschil te beslechten (op grond van artikel 12.2, eerste lid, van de Tw, zie tevens de OPTA-beleidsregels inzake de aanleg, instandhouding en opruiming van kabels).

De gemeente is bevoegd te bevorderen dat voorzieningen medegebruikt worden. Voor het onderzoeken van het medegebruik kan degene die voornemens is werkzaamheden uit te voeren gebruik maken van reeds aanwezige informatie bij de gemeente. Als het voornemen tot werkzaamheden voldoende uitgewerkt is – bekend is bijvoorbeeld langs welk tracé de kabels zullen lopen – dan kan de gemeente naar degene die over de voorziening beschikt door verwijzen of, als de gemeente zelf degene is die de voorziening ter beschikking kan stellen, daarover in gesprek gaan.

Herstraten

Voor het herstraten geldt dat de vraagstukken hieromtrent in eerste instantie een kwestie zijn tussen degene die de grond ter beschikking stelt en degene die de werkzaamheden wil uitvoeren. Dat de gemeente in het overgrote deel de eigenaar is van de openbare gronden doet daar niets aan af. Bij overeenkomst worden afspraken gemaakt over welke partij tot herstraten overgaat, tegen welke kosten en met welke kwaliteit (als onderdeel van de privaatrechtelijke toestemming).

Toch heeft de gemeente vanuit haar verordenende bevoegdheid en vanuit de belangen die met deze verordening zijn gegeven, wel degelijk een belang bij de wijze van herstraten. Dit belang is overigens niet direct gelegen bij de vraag wie herstraat en tegen welke kosten, maar juist bij het kwaliteitsniveau van de openbare gronden na beëindiging van de werkzaamheden.

Om dit belang te waarborgen bevat deze verordening de bepaling dat de gronden na beëindiging van de werkzaamheden in de oude staat terug behoren te worden gebracht, het college kan evenwel anders beslissen (artikelen 12 en 17). Deze regel vormt het uitgangspunt voor de afspraken tussen degene die de grond ter beschikking stelt en degene die de werkzaamheden wil uitvoeren. Als de gemeente geen eigenaar is van de gronden, vormt deze bepaling een belangrijk instrument van sturing, en de grond waarop de gemeente kan optreden tegen een slechte oplevering van werkzaamheden.

Artikelsgewijze toelichting

In deze artikelsgewijze toelichting worden enkel de artikelen behandeld die in aanvulling op het algemeen deel verdere toelichting behoeven.

Artikel 1. Begripsbepalingen

Huisaansluiting

Voor wat betreft het begrip huisaansluiting is aangesloten bij de aanduiding van een huisaansluiting in het kader van de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten (afgekort WION). Een nadere toelichting op dit begrip huisaansluiting kan gevonden worden in de memorie van toelichting bij de wet van 28 januari 2010 tot wijziging van de Wet informatie ondergrondse netten in verband met uitsluiting van huisaansluitingen (Kamerstukken II 2007/08, 31 540, nr.3, blz.2):

“Het gaat daarbij om netten die bedoeld zijn voor reguliere levering of afname die – onverminderd eventuele wettelijke of contractuele voorwaarden en beperkingen – doorgaans beschikbaar zijn voor de huishoudens in het desbetreffende gebied. Of het feitelijk gaat om een verbinding met een huishouden is niet relevant. Aansluitingen van ondernemingen en andere organisaties op gas, water en elektra zijn derhalve eveneens huisaansluitingen in de zin van dit wetsvoorstel, zo lang het net waarop wordt aangesloten naar zijn aard maar óók open staat voor aansluiting van een huishouden. Geen huisaansluiting daarentegen is de aansluiting van een bedrijf op een net dat een specifieke functie heeft en dat niet is bestemd voor algemene openstelling voor huishoudens. Het gaat dan bijvoorbeeld om een situatie waarin de aansluiting van het net op huishoudens technisch onmogelijk of moeilijk realiseerbaar is, of waarbij aansluiting op een huishouden niet in de rede ligt vanwege de functie van het net. Denkbaar is dat bij wijze van uitzondering een verbinding is gelegd tussen een net en een huishouden. Het enkele feit dat er een verbinding is tussen een net en een huishouden, maakt deze en andere verbindingen met dat net nog niet tot een huisaansluiting. Bepalend is of dit net naar zijn aard open wordt gesteld voor aansluiting van huishoudens”.

De WION kent het begrip huisaansluiting overigens niet en spreekt van: “de niet met andere kabels of leidingen samengebonden delen van kabels of leidingen die een verbinding vormen tussen een net dat naar zijn aard voor aansluiting van huishoudens wordt opengesteld, en één onroerende zaak als bedoeld in artikel 16, onderdeel a tot en met e, van de Wet waardering onroerende zaken” (artikel 1, lid 2, van de WION). Het is deze zinsnede die in deze verordening is overgenomen.

In het bijzonder houdt de begripsbepaling rekening met het bestaan van zogenoemde stervormig aangelegde aansluitnetwerken (zie blz.2-3 van de hiervoor aangehaalde memorie van toelichting):

“Bij stervormige aansluitnetwerken loopt vanaf een centraal punt in een wijk een groot aantal, bijv. ca 60, kabels naar verschillende huishoudens, althans onroerende zaken. Deze kabels lopen in een bundel in de ondergrond van een straat en na elke aansluiting ligt er een kabel minder in de grond. Het is niet gewenst dat een dergelijke bundel van kabels die elk een verbinding met één onroerende zaak buiten de reikwijdte van de WION worden gebracht. Daarom is een uitzondering gemaakt voor samengebonden delen van kabels en leidingen. Bij stervormig aangelegde netwerken geldt derhalve als huisaansluiting het deel van de kabel vanaf de aftakking van de samengebonden kabels tot aan de onroerende zaak”.

Kabels en leidingen

Het begrip kabels en leidingen is gebaseerd op de begripsbepaling van net uit de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten (artikel 1, onder e, van de genoemde wet), waarbij een verbreding is aangebracht om ook de werkzaamheden in verband met bovengrondse kabels en leidingen, inclusief ondersteunings- en beschermingswerken onder de werking van deze verordening te brengen.

Als voorbeeld van dergelijke bovengrondse ondersteunings- en beschermingswerken kunnen schakelkasten worden genoemd, trafohuisjes, alsmede ook inrichtingen voor het telecommunicatieverkeer. Mantelbuizen, kabelgoten, handholes, lasdozen en duikers kunnen worden genoemd als voorbeelden van ondergrondse ondersteunings- en beschermingswerken. Met lege buizen worden bedoeld de werken die worden aangelegd met het oogmerk deel uit te gaan maken van een netwerk en ook buizen die worden aangelegd als voorziening voor medegebruik.

Openbare gronden

Het begrip openbare gronden is dezelfde als de begripsbepaling zoals deze in de Telecommunicatiewet is opgenomen (artikel 1.1, onder aa, van de Tw). Door in de verordening voortdurend te spreken over “werkzaamheden in of op openbare gronden” (evenals in de Telecommunicatiewet overigens, zie bijvoorbeeld artikel 5.4, eerste lid, van de genoemde wet) behoort duidelijk te zijn, dat het hier gaat om zowel werkzaamheden onder het maaiveld alsook werkzaamheden boven het maaiveld.

Verordening in medebewind

Naast de hiervoor genoemde begripsbepalingen zijn ook de begripsbepalingen uit de Telecommunicatiewet van toepassing op deze verordening. Voor de uitvoering van werkzaamheden in verband met de aanleg, instandhouding en opruiming van kabels ten dienste van een openbaar elektronisch telecommunicatienetwerk is deze verordening namelijk een verordening in medebewind. En aangezien een medebewindsverordening valt onder de zinsnede “en de daarop berustende bepalingen” (zie artikel 1.1, aanhef, van de Tw), werken de wettelijke begripsbepalingen uit de Telecommunicatiewet ook door in deze verordening.

Artikel 2. Coördinatie van werkzaamheden

Het college is belast met de coördinatie van de binnen haar grondgebied uit te voeren werkzaamheden in verband met de aanleg, instandhouding en opruiming van kabels en leidingen. Degene die voornemens is om werkzaamheden uit te voeren moet een vergunning of instemming van burgemeester en wethouders hebben. Deze instemming betreft het tijdstip, de plaats en de wijze van uitvoering van de werkzaamheden. Burgemeester en wethouders kunnen bij het instemmingsbesluit zonodig in afwijking van het gemelde voornemen voorwaarden stellen aan het tijdstip en de werkwijze van de werkzaamheden. Door deze coördinatie kan de overlast van graafwerkzaamheden voor burgers en bedrijfsleven beperkt worden.

Artikel 7. Beslistermijnen

In lid 4 is bepaald dat paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (de lex silencio positivo) niet van toepassing is op de beslistermijnen van artikel 7; hetgeen betekent dat de vergunning voor werkzaamheden in verband met de aanleg, instandhouding of opruiming van kabels en leidingen niet als van rechtswege verleend mag worden beschouwd bij het verstrijken van de beslistermijn.

Artikelen 8 Weigeringsgronden en 10 Voorschriften en beperkingen

Artikel 8 somt de weigeringsgronden voor het verlenen van de vergunning op. De gronden zijn gelijkluidend met de belangen zoals genoemd in artikel 5.4, tweede lid, van de Telecommunicatiewet. Ook kan het college, op grond van artikel 10, voorschriften en beperkingen aan vergunningen verbinden. Dit artikel is in lijn met artikel 5.4, tweede en derde lid, van de Telecommunicatiewet.

Wat betreft eventueel te stellen voorschriften met betrekking tot het tijdstip van de werkzaamheden geldt dat dit (parallel aan artikel 5.4, derde lid, onder b, van de Tw) in beginsel niet later mag liggen dan 12 maanden na het gemelde voornemen. Hiermee wordt voorkomen dat de termijnen waarbinnen gemeenten de werkzaamheden toestaan te zeer uiteen gaan lopen. Het tijdstip van de werkzaamheden zal echter in het overgrote deel van de gevallen veel eerder liggen dan de genoemde 12 maanden. Deze termijn wordt genoemd om aanbieders de zekerheid te bieden dat de aanvang niet later kan liggen dan 12 maanden, tenzij er zwaarwichtige redenen zijn van publiek belang die zich hier tegen verzetten. Slechts in dat geval kan het college een later gelegen tijdstip voorschrijven.

Artikel 11. Aanvraag vergunning en Gegevensverstrekking

In het tweede lid is bepaald dat bij de aanvraag een uitvoeringsplan moet worden gevoegd. Het uitvoeringsplan is een figuur dat bekend is uit het stelsel van de Telecommunicatiewet (zie artikel 5.4, lid 4, van de Tw). Bij de melding van werkzaamheden in het kader van deze wet dient eveneens een uitvoeringsplan te worden gevoegd. Het vierde en vijfde lid bepalen vervolgens wat dit uitvoeringsplan ten minste moet bevatten.

Voor de uitvoering van werkzaamheden van niet-ingrijpende aard behoeft overeenkomstig het vierde lid geen uitvoeringsplan te worden opgesteld<zie ik niet staan?>. Een dergelijke eis zou niet in niet proportioneel zijn gezien de aard van de werkzaamheden. Het college stelt voor wat betreft de gegevensverstrekking een standaardformulier vast <is dat er?>(op grond van artikel 4:4 van de Awb), waarmee degene die de werkzaamheden van niet-ingrijpende aard wil uitvoeren op eenvoudigere en verkorte wijze een aanvraag kan doen.

Artikel 13. Calamiteiten

Het eerste lid omvat een uitzondering op het verbod in het geval van calamiteiten. Calamiteiten moeten in beginsel onmiddellijk kunnen worden verholpen, waarbij als voorwaarde wordt gesteld dat de werkzaamheden wel vooraf dienen te worden gemeld bij de burgemeester (of bij een gemachtigde). In het tweede lid is aansluitend geregeld dat de burgemeester alsnog kan besluiten dat werkzaamheden in verband met het verhelpen van calamiteiten niet op het voorgenomen tijdstip plaatsvinden.

Het regime voor werkzaamheden in verband met het verhelpen van calamiteiten geldt niet in de bijlage 1 aangewezen gebieden (vierde lid).

De strekking van dit artikel is in lijn met artikel 5.6 van de Telecommunicatiewet en artikel 18 van deze verordening.

Artikel 18. Ernstige belemmeringen en storingen

In dit artikel wordt aan de artikelen 5.4, vierde lid, onder f, en 5.6 van de Telecommunicatiewet voldaan. In het geval van spoedeisende werkzaamheden in verband met ernstige belemmeringen en storingen aan een openbaar elektronisch netwerk kan worden volstaan met een melding aan de burgemeester of een door hem of haar aan te stellen ambtenaar. Ernstige belemmeringen of storingen in de communicatie zijn niet nader omschreven, wel wordt in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel als voorbeeld gegeven de situatie van een kabelbreuk (Kamerstukken II 2004/05, 29 834, nr.3, p.55). Het gemeentebestuur zal moeten beoordelen of een ernstige belemmering of storing in de communicatie voor één individuele aansluiting voldoende reden is om als spoedeisend te worden aangemerkt.

Het regime voor werkzaamheden in verband met het verhelpen van ernstige belemmeringen en storingen geldt niet in de bijlage 1 aangewezen gebieden (eerste lid).

Artikel 23. Strafbepaling

De strafbaarstelling is op deze plaats beperkt tot een aantal handelingen uit hoofdstuk 2. Strafbaarstelling van de mededeling en instemming met bijbehorende voorschriften voor werkzaamheden inzake de aanleg, instandhouding en opruiming van kabels ten dienst van een openbaar communicatienetwerk, anders gezegd de handelingen waarop hoofdstuk 3 van toepassing is, verloopt via de Wet op de Economische Delicten (via artikel 1, onder vier, van de genoemde wet).