Besluit van Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen houdende regels betreffende reizen Provinciaal reisbesluit binnenland 2000

Geldend van 16-06-2005 t/m 31-12-2007 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2005

Gedeputeerde Staten

der provincie Groningen;

 

Besluit van Gedeputeerde Staten der provincie Groningen van 31 oktober 2000, nr. 00/14.411, CM, houdende bekendmaking van hun besluit van 3 oktober 2000, nr. 00/13.339, CM, tot vaststelling van op de Collectieve Arbeidsvoorwaardenovereenkomst, sector Provincies, gebaseerde uitvoe-ringsregelingen;

 

 

Maken bekend dat in hun vergadering van 3 oktober 2000, nr. 00/13.339, CM is vastgesteld het-geen volgt:

 

Gedeputeerde Staten

der provincie Groningen;

 

Gelet op het SPA-akkoord 2000/2001;

Gelet op het besluit van Provinciale Staten tot vaststelling van de Collectieve Arbeidsvoorwaar-denregeling Provincies;

Gelet op het standpunt van de commissie van georganiseerd overleg;

besluiten:

I. Vast te stellen de navolgende regelingen:

F. het Provinciaal reisbesluit binnenland 2000 wordt vastgesteld als volgt:

 

Provinciaal reisbesluit binnenland 2000

Hoofdstuk I Algemene bepalingen

Artikel 1 (begripsomschrijvingen)

  • a.

     CAP Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling Provincies;

  • b.

     bestuursorgaan: Gedeputeerde Staten of de directeur van de dienst aan wie de bevoegdheid ter zake is gemandateerd of de functionaris aan wie deze bevoegdheid is doorgemandateerd;

  • c.

     belanghebbende:

    • 1.

       degene die op basis van de CAP in provinciale dienst werk-zaam is;

    • 2.

       degene, die op verzoek of met goedvinden van het bestuurs-orgaan zich ten behoeve van de provincie met enige dienstver-richting belast;

  • d.

     standplaats; de gemeente, waar de plaats van tewerkstelling van de belang-hebbende is gelegen;

  • e.

     plaats van tewerkstelling: - het gebouw, gebouwencomplex, terrein of vaartuig waar de belanghebbende gewoonlijk zijn werkzaamheden verricht, dan wel, als de uitoefening van het ambt zich uitstrekt over een ambtsgebied, de door het bestuursorgaan aangewezen plaats;

    - voor de belanghebbende bedoeld onder c, ten tweede: zijn woning;

  • f.

     dienstreis: een naar het oordeel van het bestuursorgaan noodzakelijke ver-plaatsing van een belanghebbende tot het verrichten van dienst buiten de plaats van tewerkstelling, alsmede het hiermee verband houdende verblijf buiten deze plaats;

  • g.

     uitvoeringsregeling: de door Gedeputeerde Staten vastgestelde Uitvoeringsregeling provinciaal reisbesluit binnenland 2000.

Artikel 2 (reikwijdte van het besluit)

  • 1  Naar de regels bij of krachtens dit besluit wordt vergoeding verleend van reis- en verblijfkosten in verband met dienstreizen binnen Nederland.

  • 2  Dienstreizen, die in Nederland zijn begonnen en waarbij het reisgedeelte buiten Nederland be-perkt is of waarbij de grensoverschrijding niet noodzakelijkerwijs leidt tot uitgaven voor maal-tijden of overnachting in het buitenland, worden voor de toepassing van dit besluit aangemerkt als dienstreizen binnen Nederland.

  • 3  Als van derden een vergoeding wordt ontvangen voor de in het eerste lid bedoelde kosten, wordt deze in mindering gebracht op de vergoeding waarop ingevolge dit besluit aanspraak bestaat.

Artikel 3 (tijdelijke tewerkstelling elders)

  • 1  Als en zodra is te voorzien dat de belanghebbende tijdelijk, voor een periode van ten minste vier weken, gedurende meer dan de helft van de voor hem gebruikelijke werkdagen zijn werk-zaamheden in of vanuit één bepaalde plaats buiten zijn standplaats moet gaan verrichten, heeft hij, in afwijking van de artikelen 5 tot en met 9, aanspraak op de tegemoetkoming in de reis- en pensionkosten krachtens Hoofdstuk IV van de Regeling verplaatsingskosten 2000 Provincie Groningen.

  • 2  In afwijking van het eerste lid heeft de belanghebbende, die niet in een pension verblijft, aan-spraak op de tegemoetkoming in de reiskosten, als bedoeld in artikel 5 tussen de woning en de plaats van de tijdelijke tewerkstelling en als tegemoetkoming in de gemaakte kosten de dagcomponent, bedoeld in artikel 4 van de uitvoeringsregeling.

Artikel 4 (begin en einde der dienstreizen)

  • 1  Voor de vergoeding van reis- en verblijfkosten geldt dat de plaats van tewerkstelling het be-ginpunt en het eindpunt van de dienstreis is.

  • 2  In afwijking van het eerste lid kan de woning van de belanghebbende of een andere plaats als beginpunt respectievelijk eindpunt van de dienstreis worden aangemerkt, tenzij op de heenreis onderscheidenlijk de terugreis de plaats van tewerkstelling wordt bezocht.

Hoofdstuk II Vergoedingen wegens reiskosten

Artikel 5 (openbaar vervoer en eigen motorvoertuig)

  • 1  Dienstreizen worden in beginsel met het openbaar vervoer gemaakt. Indien het reizen per openbaar vervoer niet doelmatig is, wordt gebruik gemaakt van een dienstauto. Indien een dienstauto niet beschikbaar is, kan het bevoegde gezag toestemming verlenen voor het gebruik van een eigen motorvoertuig.

  • 2  Een dienstreis die per motorvoertuig buiten de provincie Groningen wordt ondernomen, zonder dat daartoe toestemming door het bestuursorgaan is verleend, komt niet voor vergoeding in aanmerking.

  • 3  Het bestuursorgaan kan voor dienstreizen binnen de provinciegrenzen die naar zijn oordeel niet op doelmatige wijze met het openbaar vervoer kunnen worden gemaakt, toestemming verlenen voor het gebruik van een eigen motorvoertuig.

  • 4  Voor de dienstreizen per trein worden door de provincie treinkaarten eerste klasse verstrekt en kunnen geen treinkosten worden gedeclareerd, behoudens het bepaalde in het vijfde en zesde lid.

    Als, ingevolge het zevende lid, gebruik moet worden gemaakt van de trein-taxi, wordt de trein-taxi kaart door de provincie verstrekt en kunnen geen taxikosten worden gedeclareerd.

  • 5  Als voor de dienstreis per trein gebruik wordt gemaakt van een eigen NS-jaarkaart, NS-kortingkaart of OV-jaarkaart kunnen de kosten van de treinreis worden vergoed tegen het tarief van een plaatsbewijs, dat de provincie voor dat traject zou hebben moeten betalen.

  • 6  Als het een onverwachte dienstreis per trein betreft, waardoor de gelegenheid ontbreekt om gebruik te maken van de door de provincie beschikbaar gestelde treinkaarten, kunnen de kos-ten worden vergoed op basis van het tarief van de eerste klasse.

  • 7  Als naar het oordeel van het bestuursorgaan het dienstbelang er mee gebaat is dat tijdens een dienstreis naast het vervoer per trein gebruik wordt gemaakt van een taxi, worden de aan dat taxigebruik verbonden kosten op vertoon van bewijsstukken vergoed, behoudens in het geval door de provincie trein-taxi kaarten kunnen worden verstrekt.

Artikel 6 (gebruik eigen motorvoertuig of bromfiets als openbaar vervoer niet mogelijk of niet doelmatig is)

Binnen de standplaats kunnen voor het gebruik van een eigen motorvoertuig geen kosten worden gedeclareerd, tenzij het gebruik ervan noodzakelijk is voor het vervoer van materialen, spullen.

Artikel 7 (fiets)

Als voor de dienstreis gebruik wordt gemaakt van een eigen fiets wordt hiervoor een vergoeding verleend overeenkomstig het in de uitvoeringsregeling vast te stellen bedrag.

Artikel 8 (bijkomende kosten)

Als naar het oordeel van het bestuursorgaan het gebruik van een eigen motorvoertuig of brom-fiets voor het vervoer tussen de woning en de plaats van tewerkstelling noodzakelijk is voor het op doelmatige wijze uitvoeren van een op die dag voorkomende dienstreis en de belanghebbende normaliter niet met zijn motorvoertuig van zijn woning naar de plaats van tewerkstelling reist, kan daarvoor per kilometer een vergoeding worden verleend tot ten hoogste de kilometervergoeding die geldt voor de dienstreis met dat vervoermiddel.

Hoofdstuk III Vergoedingen wegens verblijfkosten

Artikel 9 (verblijfkosten)

  • 1  De in verband met een dienstreis noodzakelijk gemaakte kosten voor maaltijden en logies en voor kleine uitgaven worden vergoed volgens in de uitvoeringsregeling vast te stellen regels.

  • 2  Geen aanspraak op vergoeding wegens verblijfkosten bestaat voor een dienstreis korter dan vier uur en voor een dienstreis binnen de standplaats.

  • 3  Aan de belanghebbende die tijdens de dienstreis overnachting van overheidswege ontvangt en daarvoor betaling verschuldigd is, wordt een vergoeding verleend volgens in de uitvoeringsre-geling vast te stellen regels. In het geval van de verstrekking van overheidswege geen gebruik is gemaakt, bestaat geen aanspraak op vergoeding.

  • 4  Geen aanspraak op vergoeding voor maaltijden bestaat als tijdens een dienstreis gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid al dan niet tegen betaling maaltijden van overheidswege te ontvangen.

  • 5  In dit artikel worden onder overnachting van overheidswege en maaltijden van overheidswege verstaan: overnachting en maaltijden verstrekt vanwege of voor rekening van het Rijk, een an-der Nederlands publiekrechtelijk lichaam of semi-publiekrechtelijk lichaam, een door het Rijk gesubsidieerde instelling, dan wel vanwege of voor rekening van een buitenlandse mogend-heid of een internationale organisatie.

Artikel 10

  • 1  Medewerkers die geen koffie- en theevoorziening hebben kunnen voor de kosten van kleine consumpties tijdens het werk de dagcomponent declareren.

  • 2  De medewerkers, genoemd in het eerste lid, hebben bij reizen binnen de provincie geen aanspraak op de in artikel 9 vermelde verblijfkostenvergoedingen.

Hoofdstuk IV Diverse bepalingen; slotbepalingen

Artikel 11 (reisdeclaraties)

  • 1  Het declareren van de reis- en verblijfkosten geschiedt op een door Gedeputeerde Staten voorgeschreven wijze, onder overlegging van de nota's, rekeningen e.d. van de gemaakte kos-ten, met uitzondering van buskaarten en bonnetjes voor kleine uitgaven.

  • 2  De aanspraak op een vergoeding vervalt, als de belanghebbende de declaratie niet indient binnen drie maanden na de maand waarop de declaratie betrekking heeft.

Artikel 12 (hardheidsclausule)

Het bestuursorgaan kan, voor zover nodig in individuele gevallen en ten aanzien van een door hem aan te wijzen groep van belanghebbenden, in afwijking van de bij of krachtens dit besluit gestelde regelen besluiten, als bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven.

Artikel 13 (inwerkingtreding)

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 oktober 2000.

Artikel 15 (citeerartikel)

Dit besluit wordt aangehaald als: Provinciaal reisbesluit binnenland 2000.

Ondertekening

III. Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 oktober 2000.

Groningen, 3 oktober 2000.

 

Gedeputeerde Staten voornoemd:

 

J.G.M. Alders, voorzitter.

 

L.P.A. van Kats, griffier.