Gemeenschappelijke regeling Waddenfonds

Geldend van 05-04-2023 t/m heden

Intitulé

Gemeenschappelijke regeling Waddenfonds

Gedeputeerde staten van Fryslân,

gelet op artikel 36, tweede lid, van de Gemeenschappelijke regeling Waddenfonds,

maken bekend dat provinciale staten en gedeputeerde staten van de provincies Fryslân, Groningen en Noord-Holland de Gemeenschappelijke regeling Waddenfonds gewijzigd hebben vastgesteld. De regeling treedt in werking op de eerste dag na deze bekendmaking.

Gemeenschappelijke regeling Waddenfonds

Provinciale staten en gedeputeerde staten van de provincies Fryslân, Noord-Holland en Groningen, hierna te noemen: Waddenprovincies, ieder voor zover zij bevoegd zijn,

overwegende dat:

- het Kabinet heeft besloten het Waddenfonds te decentraliseren naar de Wadden­provincies; 

- ten behoeve van deze decentralisatie het Rijk en de Waddenprovincies op 14 september 2011 het Bestuursakkoord Decentralisatie Waddenfonds hebben ondertekend; 

- met deze decentralisatie het beheer over het Waddenfonds en de besteding van middelen ten laste van dit fonds een autonome taak van de Waddenprovincies is; 

- in voormeld Bestuursakkoord is opgenomen dat de Waddenprovincies zorg dragen voor een professionele uitvoeringsorganisatie voor het beheer van het Waddenfonds en in gezamenlijkheid beschikken over de gelden van dit fonds, 

gelet op:  

de Wet gemeenschappelijke regelingen

 

BESLUITEN:

 

de volgende gemeenschappelijke regeling te treffen:

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1. In deze regeling wordt verstaan onder:

    • a.

      Awb: Algemene wet bestuursrecht;

    • b.

      de regeling: de gemeenschappelijke regeling Waddenfonds;

    • c.

      het openbaar lichaam: het openbaar lichaam als bedoeld in artikel 2 van deze regeling;

    • d.

      de wet: de Wet gemeenschappelijke regelingen;

    • e.

      provinciale staten: provinciale staten van Fryslân, Noord-Holland en Groningen;

    • f.

      colleges: gedeputeerde staten van Fryslân, Noord-Holland en Groningen;

    • g.

      bestuursakkoord: het door Rijk en Waddenprovincies op 14 september 2011 onder­tekende Bestuursakkoord Decentralisatie Waddenfonds.

  • 2. Waar in de wet of de regeling bepalingen van de Provinciewet van overeenkomstige toepassing worden verklaard, wordt voor provinciale staten, gedeputeerde staten en de commissaris van de Koning gelezen: het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter.

Artikel 2 Openbaar lichaam

  • 1. Er is een openbaar lichaam als bedoeld in artikel 40, eerste lid, juncto artikel 8, eerste lid, van de wet, genaamd Waddenfonds.

  • 2. Het Waddenfonds is gevestigd te Leeuwarden.

Artikel 3 Doelstelling en belangen openbaar lichaam

  • 1. Het Waddenfonds heeft als doelstelling:

    • a.

      het vergroten en versterken van de natuur- en landschapswaarden van het waddengebied;

    • b.

      het verminderen of wegnemen van externe bedreigingen van de natuurlijke rijk­dom van de Waddenzee;

    • c.

      een duurzame economische ontwikkeling in het waddengebied, dan wel het gericht zijn op een substantiële transitie naar een duurzame energiehuishouding in het waddengebied en direct aangrenzende gebieden;

    • d.

      het ontwikkelen van een duurzame kennishuishouding ten aanzien van het wad­dengebied.

  • 2. De regeling heeft ten doel het behartigen van de belangen van de deelnemende provin­cies met betrekking tot het beheer van het Waddenfonds en de besteding van middelen ten laste van dit fonds.

Artikel 4 Taken openbaar lichaam

  • 1. Ter behartiging van de in artikel 3 genoemde belangen heeft het openbaar lichaam de vol­gende taken:

    • a.

      het beheer van het Waddenfonds;

    • b.

      het verstrekken van subsidies ten laste van het Waddenfonds;

    • c.

      het op privaatrechtelijke titel besteden van middelen ten laste van het Waddenfonds;

    • d.

      de voorbereiding van het door provinciale staten vast te stellen Uitvoeringskader Wad­denfonds als bedoeld in artikel 25.

  • 2. De taken als bedoeld in het eerste lid worden uitgevoerd met inachtneming van het bestuurs­akkoord en de door provinciale staten vastgestelde beleidskaders met betrekking tot het werkingsgebied van het Waddenfonds.

Hoofdstuk 2 Inrichting en samenstelling bestuur

Afdeling 1 Het bestuur

Artikel 5 Het bestuur

  • 1. Het bestuur van het openbaar lichaam bestaat uit een algemeen bestuur, een dagelijks bestuur en een voorzitter.

  • 2. Het algemeen bestuur staat aan het hoofd van het openbaar lichaam.

Afdeling 2 Het algemeen bestuur

Artikel 6 Samenstelling

  • 1. Het algemeen bestuur bestaat uit 9 leden.

  • 2. Provinciale staten wijzen elk drie leden aan van het algemeen bestuur, waarbij in elk geval de gedeputeerde die het Waddenfonds in portefeuille heeft wordt aangewezen. Provinciale staten wijzen voorts elk tenminste drie plaatsvervangende leden aan, waarbij in elk geval de gedeputeerde wordt aangewezen die op basis van plaatsvervanging in het betreffende college het Waddenfonds in portefeuille heeft. De aanwijzing vindt zo spoedig mogelijk plaats.

  • 3. Het lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt van rechtswege, zodra men ophoudt lid of voorzitter te zijn van provinciale staten uit wiens midden men is aangewezen of gedeputeerde van de betreffende provincie te zijn.

  • 4. De zittingsduur van de leden van het algemeen bestuur is gelijk aan die van provinciale staten.

  • 5. Indien in het algemeen bestuur een vacature ontstaat wijzen provinciale staten van de betreffende provincie zo spoedig mogelijk een nieuw lid aan.

Artikel 7 Werkwijze

  • 1. Het algemeen bestuur vergadert ten minste twee maal per jaar en voorts zo dikwijls als de voorzitter of het dagelijks bestuur dit nodig oordeelt, dan wel ten minste een vijfde van het aantal leden dit, onder opgaaf van redenen, schriftelijk verzoekt.

  • 2. De vergaderingen van het algemeen bestuur zijn openbaar. Indien de voorzitter dan wel een vijfde gedeelte van de aanwezige leden het nodig oordeelt, dient het algemeen bestuur te besluiten of zal worden vergaderd met gesloten deuren.

  • 3. Het algemeen bestuur stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden vast.

  • 4. De voorzitter roept de leden schriftelijk tot de vergadering op.

  • 5. Tegelijkertijd met de oproeping brengt de voorzitter dag, tijdstip en plaats van de vergade­ring ter openbare kennis. De agenda en de daarbij behorende voorstellen met uitzondering van de in artikel 23, tweede lid, van de wet bedoelde stukken worden tege­lijkertijd met de oproeping en op een bij de openbare kennisgeving aan te geven wijze ter inzage gelegd.

  • 6. De vergadering wordt niet geopend voordat blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is en tevens elke deelnemende provincie tegenwoordig is.

  • 7. Indien ingevolge het zesde lid de vergadering niet kan worden geopend, belegt de voorzit­ter, onder verwijzing naar dit artikel, opnieuw een vergadering tegen een tijdstip dat ten minste vierentwintig uur na het bezorgen van de oproeping is gelegen.

  • 8. Op de vergadering, bedoeld in het zevende lid, is het zesde lid niet van toepassing. Het algemeen bestuur kan echter over andere aangelegenheden dan die waarvoor de ingevolge het zesde lid niet geopende vergadering was belegd alleen beraadslagen of besluiten, indien blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is en tevens elke deelnemende provincie tegenwoordig is.

Artikel 8 Besluitvorming

  • 1. Elk lid van het algemeen bestuur heeft één stem.

  • 2. Een stemming is alleen geldig als meer dan de helft van het aantal leden dat zitting heeft, en zich niet van deelneming aan de stemming moet onthouden, daaraan heeft deel­genomen. Artikel 29, tweede lid, van de Provinciewet is van overeenkomstige toepas­sing.

  • 3. Voor het tot stand komen van een beslissing bij stemming is de volstrekte meerderheid vereist van hen die een stem hebben uitgebracht.

  • 4. Een lid neemt niet deel aan de stemming over:

    • a.

      een aangelegenheid die hem rechtstreeks of middellijk persoonlijk aangaat of waar­bij hij als vertegenwoordiger is betrokken;

    • b.

      de vaststelling of goedkeuring van de rekening van een lichaam waaraan hij reken­plichtig is of tot welk bestuur hij behoort.

Afdeling 3 Het dagelijks bestuur

Artikel 9 Samenstelling

  • 1. Het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter en twee andere leden, door en uit het alge­meen bestuur aan te wijzen, zodanig dat vanuit elke deelnemende provincie de gedepu­teerde die het Waddenfonds in portefeuille heeft wordt aangewezen. De gedeputeerde die als plaatsvervangend lid van het algemeen bestuur is aangewezen, wordt aangewe­zen als plaatsvervangend lid van het dagelijks bestuur.

  • 2. De leden van het dagelijks bestuur worden aangewezen in de eerste vergadering van het algemeen bestuur in nieuwe samenstelling.

  • 3. Een lid van het dagelijks bestuur treedt af, zodra men ophoudt lid van het algemeen bestuur te zijn.

  • 4. Degene die tussentijds ophoudt lid van het algemeen bestuur te zijn, houdt tevens op lid van het dagelijks bestuur te zijn.

  • 5. Indien in het dagelijks bestuur een vacature ontstaat, wijst het algemeen bestuur zo spoe­dig mogelijk een nieuw lid aan.

Artikel 10 Werkwijze en besluitvorming

  • 1. Het dagelijks bestuur vergadert zo dikwijls als de voorzitter of één van de leden dit nodig acht.

  • 2. In de vergadering van het dagelijks bestuur heeft ieder lid één stem. Voor het tot stand komen van een beslissing bij stemming wordt de volstrekte meerderheid vereist van hen die een stem hebben uitgebracht.

  • 3. In de vergaderingen van het dagelijks bestuur kan slechts worden beraadslaagd of beslo­ten, indien alle zitting hebbende leden tegenwoordig zijn.

  • 4. Indien het vereiste aantal leden niet tegenwoordig is belegt de voorzitter, onder verwij­zing naar dit artikel, een nieuwe vergadering.

  • 5. Op de vergadering, bedoeld in het vierde lid, is het derde lid niet van toepassing. Het dage­lijks bestuur kan echter over andere aangelegenheden dan die waarvoor de eerdere vergadering was belegd alleen beraadslagen of besluiten, indien alle zitting hebbende leden tegenwoordig zijn.

  • 6. Indien bij een stemming, anders dan over personen voor het doen van benoemingen, voor­drachten of aanbevelingen, de stemmen staken, wordt opnieuw gestemd. Staken de stemmen andermaal over hetzelfde voorstel, dan beslist de stem van de voorzitter.

  • 7. Het dagelijks bestuur kan voor zijn vergaderingen een reglement van orde vaststellen.

Afdeling 4 De voorzitter

Artikel 11 De voorzitter

  • 1. Het algemeen bestuur benoemt uit zijn midden een voorzitter. Het algemeen bestuur stelt een rooster van benoeming en aftreden vast. Benoeming vindt in beginsel voor een aaneengesloten periode van vier jaren plaats.

  • 2. De voorzitter is tevens voorzitter van het dagelijks bestuur.

  • 3. De voorzitter wordt bij ontstentenis vervangen door een lid van het dagelijks bestuur, dat daartoe door het algemeen bestuur is aangewezen.

Afdeling 5 Commissies

Artikel 12 Adviescommissies

  • 1. Het algemeen bestuur kan commissies van advies instellen. Het algemeen bestuur regelt de bevoegdheden en de samenstelling.

  • 2. De instelling van vaste commissies van advies aan het dagelijks bestuur of de voorzitter en de regeling van haar bevoegdheden en samenstelling geschieden door het algemeen bestuur op voorstel van het dagelijks bestuur onderscheidenlijk de voorzitter.

  • 3. Andere commissies van advies aan het dagelijks bestuur of de voorzitter worden door het dagelijks bestuur onderscheidenlijk de voorzitter ingesteld. Het dagelijks bestuur respectievelijk de voorzitter regelt de bevoegdheden en de samenstelling.

Artikel 13 Commissie Kwaliteitstoetsing Waddenfonds

  • 1. Onverminderd het bepaalde in artikel 12, eerste lid, stelt het algemeen bestuur een commissie Kwaliteitstoetsing Waddenfonds in.

  • 2. De commissie is in ieder geval belast met de advisering over:

    • o

      het ontwerp van het Uitvoeringskader en het ontwerp van het Uitvoeringsprogramma als bedoeld in hoofdstuk 5;

    • o

      het door het algemeen bestuur vastgestelde jaarverslag, met inbegrip van de jaarrekening;

    • o

      de evaluatie- en monitoringsystematiek als bedoeld in artikel 17 van het bestuursakkoord; en

    • o

      periodieke evaluatie van het beheer van het Waddenfonds en de besteding van de middelen ervan, met inbegrip van het ontwerp van de evaluatieopdracht.

  • 3. Bij de samenstelling van de commissie draagt het algemeen bestuur zorg voor voldoende onafhankelijke en diverse deskundigheid.

  • 4. Het algemeen bestuur stelt voor de commissie een reglement vast.

  • 5. De adviezen van de commissie zijn in beginsel openbaar en worden door het dagelijks bestuur ter kennisname aan de colleges en provinciale staten gezonden.

Artikel 14 Bestuurscommissies

  • 1. Het algemeen bestuur kan bestuurscommissies instellen met het oog op de behartiging van bepaalde belangen. Het algemeen bestuur regelt de bevoegdheden en de samen­stelling.

  • 2. Het algemeen bestuur gaat niet over tot het instellen van een bestuurscommissie dan nadat provinciale staten van dit voornemen op de hoogte zijn gesteld en in de gelegen­heid zijn gesteld hun wensen en bedenkingen ter kennis van het algemeen bestuur te brengen.

Afdeling 6 De secretaris / directeur

Artikel 15 De secretaris / directeur

  • 1. De secretaris/directeur is belast met de dagelijkse leiding van het Waddenfonds.

  • 2. De secretaris/directeur is het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter behulpzaam bij de vervulling van hun taak.

  • 3. De secretaris/directeur is bij de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur aanwezig.

  • 4. De stukken die van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur uitgaan worden door de secretaris/directeur mede ondertekend.

  • 5. Het dagelijks bestuur regelt de vervanging van de secretaris/directeur.

Afdeling 7 Personeel

Artikel 16 Personeel

Op verzoek van het dagelijks bestuur kunnen de deelnemers personeel detacheren bij het openbaar lichaam. Aan een dergelijk verzoek wordt zoveel mogelijk tegemoet gekomen.

Hoofdstuk 3 Taken en bevoegdheden van het bestuur

Afdeling 1 Taken en bevoegdheden van het bestuur

Artikel 17 Taken en bevoegdheden

Ter uitvoering van de in artikel 4 genoemde taken worden aan het bestuur van het openbaar lichaam de volgende publiekrechtelijke bevoegdheden overgedragen:

a. verordenende bevoegdheid, voor zover het vaststellen van een wettelijk voorschrift als bedoeld in artikel 4.23, eerste lid, Awb, noodzakelijk is ten behoeve van het verstrekken van subsidies ten laste van de begroting van het Waddenfonds;

b. het nemen van besluiten inzake het verstrekken van subsidie ten laste van de begroting van het Waddenfonds, overeenkomstig titel 4.2 Awb.

Afdeling 2 Taken en bevoegdheden van het algemeen bestuur

Artikel 18 Taken en bevoegdheden

  • 1. Alle taken en bevoegdheden die niet bij of krachtens deze regeling aan het dagelijks bestuur of de voorzitter zijn opgedragen, behoren aan het algemeen bestuur. Tot de taken en bevoegdheden behoren in elk geval:

    • a.

      het vaststellen van de begroting;

    • b.

      het vaststellen van de Jaarrekening en het Jaarverslag;

    • c.

      verordenende bevoegdheid;

    • d.

      het vaststellen van het ontwerp-Uitvoeringskader;

    • e.

      het vaststellen van het Uitvoeringsprogramma;

  • 2. Het algemeen bestuur kan besluiten tot de oprichting van en de deelneming in stichtin­gen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waar­borgmaatschappijen, voor zover dat in het bijzonder aangewezen moet worden geacht voor de behartiging van het daarmee te dienen openbaar belang. Het besluit wordt niet genomen dan nadat provinciale staten van de deelnemende provincies een ontwerp­besluit is toegezonden en in de gelegenheid zijn gesteld hun wensen en bedenkingen ter kennis van het algemeen bestuur van het openbaar lichaam te brengen.

  • 3. Het algemeen bestuur kan aan het dagelijks bestuur bevoegdheden van het algemeen bestuur overdragen, tenzij de aard van de bevoegdheid zich tegen overdracht verzet. Het algemeen bestuur kan beperkingen stellen aan de uitoefening van de overgedragen bevoegdheid.

Afdeling 3 Taken en bevoegdheden van het dagelijks bestuur

Artikel 19 Taken en bevoegdheden

  • 1. Tot de taken en bevoegdheden van het dagelijks bestuur behoren in elk geval:

    • a.

      het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam te voeren, voor zover niet bij of krachtens de wet of de regeling het algemeen bestuur hiermee is belast;

    • b.

      beslissingen van het algemeen bestuur voor te bereiden en uit te voeren;

    • c.

      regels vast te stellen over de ambtelijke organisatie van het openbaar lichaam;

    • d.

      tot privaatrechtelijke rechtshandelingen van het openbaar lichaam te besluiten, met uitzondering van privaatrechtelijke rechtshandelingen als bedoeld in artikel 18, tweede lid;

    • e.

      te besluiten namens het openbaar lichaam, het dagelijks bestuur of het algemeen bestuur rechtsgedingen, bezwaarprocedures of administratief beroepsprocedures te voeren of handelingen ter voorbereiding daarop te verrichten, tenzij het alge­meen bestuur, voor zover het het algemeen bestuur aangaat, in voorkomende gevallen anders beslist;

    • f.

      het beheer van de financiële administratie;

    • g.

      de zorg, voor zover niet aan anderen opgedragen, voor de controle op het gelde­lijk beheer en de boekhouding;

    • h.

      het stimuleren en coördineren van overleg tussen de Waddenprovincies;

    • i.

      het behartigen van de belangen van het Waddenfonds bij andere overheden, instel­lingen, diensten of personen.

  • 2. Het dagelijks bestuur neemt, ook alvorens is besloten tot het voeren van een rechts­geding, alle conservatoire maatregelen en doet wat nodig is ter voorkoming van verjaring of verlies van recht of bezit.

Afdeling 4 Taken en bevoegdheden van de voorzitter

Artikel 20 Taken en bevoegdheden

  • 1. De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur.

  • 2. De voorzitter tekent de stukken die van het algemeen bestuur en dagelijks bestuur uit­gaan.

  • 3. De voorzitter vertegenwoordigt het Waddenfonds in en buiten rechte. De voorzitter kan deze bevoegdheid opdragen aan een door hem aan te wijzen persoon.

Hoofdstuk 4 Inlichtingen en verantwoording

Artikel 21 Inlichtingen door het bestuur aan (leden van) provinciale staten

  • 1. Het bestuur geeft provinciale staten alle inlichtingen die:

    • a.

      zij nodig hebben voor de uitvoering van hun taken; of

    • b.

      door één of meer leden van provinciale staten wordt verlangd.

  • 2. Aan het eerste lid, onderdeel a, wordt in elk geval invulling gegeven door toezending van:

    • o

      het door het algemeen bestuur vastgestelde Uitvoeringsprogramma Waddenfonds, als bedoeld in artikel 27 van de regeling;

    • o

      de algemene financiële en beleidsmatige kaders in de vorm van een begrotingstoelichting en de voorlopige jaarrekening als bedoeld in artikel 28 van de regeling;

    • o

      het vastgestelde jaarverslag en de jaarrekening, als bedoeld in artikel 30 van de regeling;

    • o

      de openbare adviezen van de commissie Kwaliteitstoetsing Waddenfonds,

  • alsmede het organiseren van informatiebijeenkomsten en werkbezoeken voor (leden van) provinciale staten.

  • 3. Bij het verstrekken van inlichtingen is het respectieve reglement van orde van provinciale staten zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing.

Artikel 22 Algemeen Bestuur

  • 1. Een lid van het algemeen bestuur verstrekt aan provinciale staten die dit lid heeft aangewe­zen, alle inlichtingen die door één of meer leden daarvan wordt verlangd op de binnen de betreffende provincie gebruikelijke wijze.

  • 2. Een lid van het algemeen bestuur kan door provinciale staten die dit lid heeft aangewe­zen, ter verantwoording worden geroepen voor het door hem in het algemeen bestuur gevoerde beleid op de binnen de betreffende provincie gebruikelijke wijze.

  • 3. Provinciale staten kunnen een door hem aangewezen lid van het algemeen bestuur ont­slag verlenen, indien dit lid het vertrouwen van de deelnemer niet meer bezit.

  • 4. Bij het verstrekken van inlichtingen of het afleggen van verantwoording verschaft een lid van het algemeen bestuur over zaken waaromtrent krachtens artikel 23 van de wet geheimhouding is opgelegd slechts informatie, indien krachtens artikel 25 van de Provin­ciewet geheimhouding is opgelegd. Laatstbedoelde geheimhouding kan eerst worden opgeheven, nadat door het algemeen bestuur tot opheffing van de geheimhouding is besloten.

Artikel 23 Dagelijks bestuur

  • 1. Het dagelijks bestuur en elk van zijn leden afzonderlijk zijn aan het algemeen bestuur verantwoording schuldig over het door het dagelijks bestuur gevoerde bestuur.

  • 2. Het dagelijks bestuur geeft het algemeen bestuur alle inlichtingen die het algemeen bestuur voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft.

  • 3. Het algemeen bestuur kan besluiten een lid van het dagelijks bestuur ontslag te verle­nen, indien dit lid het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezit. Op het ont­slagbesluit is artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing. De rechter treedt niet in de beoordeling van de gronden waarop het algemeen bestuur tot ontslag van een lid van het dagelijks bestuur heeft besloten.

Artikel 24 Bericht en raad

  • 1. Over al hetgeen het openbaar lichaam betreft dient het dagelijks bestuur Onze Ministers desgevraagd van bericht en raad.

  • 2. Het dagelijks bestuur doet mededeling van het verzoek en de inhoud daarvan aan de deel­nemers.

Hoofdstuk 5 Uitvoeringskader en -programmering

Artikel 25 Uitvoeringskader Waddenfonds

  • 1. Provinciale staten stellen op voorstel van het algemeen bestuur een Uitvoeringskader Waddenfonds vast.

  • 2. Het Uitvoeringskader bevat een programmatisch afwegingskader op hoofdlijnen ten behoeve van de besteding van middelen ten laste van het Waddenfonds

Artikel 26

  • 1. Het Uitvoeringskader wordt voorbereid door het dagelijks bestuur.

  • 2. Het dagelijks bestuur betrekt bij de voorbereiding van het Uitvoeringskader:

    • a.

      de naar zijn oordeel meest belanghebbende overheidsorganen en organisaties. Daar­toe behoren in elk geval de besturen van de in het werkingsgebied van het Waddenfonds gelegen gemeenten en waterschappen;

    • b.

      het advies van de commissie als bedoeld in artikel 13.

  • 3. Het algemeen bestuur stelt het ontwerp van het Uitvoeringskader vast.

Artikel 27 Uitvoeringsprogrammering

  • 1. Het algemeen bestuur stelt een Uitvoeringsprogramma vast.

  • 2. Het Uitvoeringsprogramma bevat in ieder geval een richtinggevende verdeling van beschik­bare budgetten over de respectieve thema’s en een beschrijving van activiteiten om tot besteding van de budgetten te komen.

  • 3. Bij de vaststelling van het Uitvoeringsprogramma houdt het algemeen bestuur rekening met het Uitvoeringskader Waddenfonds.

  • 4. Het Uitvoeringsprogramma wordt ter kennisname aan de colleges en provinciale staten gezonden.

Hoofdstuk 6 Financiën en beheer

Artikel 28 Financiële en beleidsmatige kaders

Het dagelijks bestuur zendt in het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, de algemene financiële en beleidsmatige kaders en de voorlopige jaarrekening aan provinciale staten, met inachtneming van de in de wet genoemde termijn.

Artikel 29 Begroting

  • 1. Het dagelijks bestuur zendt de ontwerpbegroting twaalf weken voordat zij aan het alge­meen bestuur wordt aangeboden, toe aan provinciale staten.

  • 2. De ontwerp-begroting wordt door de zorg van de Waddenprovincies voor een ieder ter inzage gelegd en, tegen betaling van de kosten, algemeen verkrijgbaar gesteld.

  • 3. Provinciale staten kunnen bij het dagelijks bestuur hun zienswijze over de ontwerp­begroting naar voren brengen. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijze is vervat bij de ontwerp-begroting, zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.

  • 4. Het algemeen bestuur stelt de begroting vast in het jaar voorafgaande aan dat waarvoor zij dient.

  • 5. Het dagelijks bestuur zendt de vastgestelde begroting zo nodig toe aan provinciale staten, die ter zake bij de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties hun zienswijze naar voren kunnen brengen.

  • 6. Het dagelijks bestuur zendt de begroting binnen twee weken na vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 september van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

  • 7. Het bepaalde in het eerste, derde en vijfde lid is niet van toepassing op de volgende catego­rieën van begrotingswijzigingen:

    • a.

      wijzigingen die vallen binnen het begrotingsprogramma voor subsidies, zoals gedefi­nieerd in de primaire begroting en in de Nota toelichting begroting Wadden­fonds;

    • b.

      wijzigingen waarmee middelen uit de bestemmingsreserve voor majeure projecten worden aangewend voor het begrotingsprogramma voor subsidies voor majeure projecten; of

    • c.

      technische wijzigingen waarmee resterende subsidiebudgetten uit het vorig boek­jaar worden aangewend voor subsidies in het daaropvolgende boekjaar.

Artikel 30 Jaarrekening en Jaarverslag

  • 1. Het algemeen bestuur stelt de jaarrekening en het jaarverslag vast in het jaar volgende op het jaar waarop deze betrekking heeft.

  • 2. Het dagelijks bestuur zendt de jaarrekening binnen twee weken na vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 juli van het jaar volgende op het jaar waarop de jaarrekening betrek­king heeft, aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

  • 3. De jaarrekening en het jaarverslag worden ter kennisname aan de colleges en provinciale staten gezonden.

Artikel 31 Bijdrage

De uitvoerings- en beheerkosten die rechtstreeks voortvloeien uit deze regeling worden ten laste van het Waddenfonds gebracht.

Artikel 32 De administratie en de controle

  • 1. Het algemeen bestuur stelt bij verordening de uitgangspunten voor het financiële beleid, alsmede voor het financiële beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie vast. De verordening waarborgt dat aan de eisen van rechtmatigheid, verantwoording en controle wordt voldaan.

  • 2. Het algemeen bestuur stelt bij verordening regels vast voor de controle op het financieel beheer en op de inrichting van de financiële organisatie. De verordening waarborgt dat de rechtmatigheid van het financiële beheer en van de inrichting van de financiële orga­nisatie wordt getoetst.

  • 3. Het algemeen bestuur wijst een accountant aan als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, belast met de controle van de jaarrekening en het daarbij verstrekken van een accountantsverklaring en het daarbij uitbrengen van een verslag van de bevindingen. Artikel 217, derde tot en met vijfde lid, van de Provinciewet is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 33 Tegemoetkoming in de kosten en vergoeding van werkzaamheden

  • 1. De leden van het bestuur alsmede de leden van een bestuurscommissie kunnen een tege­moetkoming in de kosten en, voor zover zij niet de functie van commissaris van de Koning of gedeputeerde vervullen, een vergoeding voor hun werkzaamheden ontvangen. Deze tegemoetkoming en vergoeding wordt, met inachtneming van het in de wet bepaalde, door het algemeen bestuur vastgesteld.

  • 2. De leden van commissies van advies die geen commissaris van de Koning, gedepu­teerde of lid van provinciale staten zijn, kunnen een vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen van de commissie ontvangen. De vergoeding wordt, met inachtneming van het in de wet bepaalde, bij verordening door het algemeen bestuur vastgesteld.

Hoofdstuk 7 Archiefbescheiden

Artikel 34 Archief

  • 1. Het dagelijks bestuur draagt zorg voor de archiefbescheiden van het openbaar lichaam, overeenkomstig een door het algemeen bestuur vast te stellen regeling die aan de colleges wordt medegedeeld.

  • 2. Namens de colleges oefent de provinciearchivaris van de provincie Fryslân het toezicht uit op het beheer van de archiefbescheiden.

  • 3. De secretaris/directeur is belast met het beheer van de archiefbescheiden, voor zover deze archiefbescheiden niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats.

  • 4. Voor de bewaring van de op grond van artikel 12 van de Archiefwet 1995 over te bren­gen archiefbescheiden wordt aangewezen de provinciale archiefbewaarplaats, gevestigd aan de Boterhoek 1 8911 DH te Leeuwarden (Tresoar).

  • 5. Ingeval van organisatiewijziging als bedoeld in artikel 4 van de Archiefwet 1995 draagt het dagelijks bestuur zorg voor het treffen van een voorziening voor het beheer van de betrokken archiefbescheiden, welke tenminste inhoudt aanwijzing van degene die belast is met het beheer.

Artikel 34a Wijziging

  • 1. Provinciale staten, de colleges alsmede het bestuur van het Waddenfonds kunnen voorstellen de regeling te wijzigen.

  • 2. Een voorstel tot wijziging wordt door provinciale staten, de colleges, het dagelijks bestuur of de voorzitter van het Waddenfonds ter kennis van het algemeen bestuur gebracht.

  • 3. Het algemeen bestuur legt het wijzigingsvoorstel voor aan provinciale staten en de colleges.

  • 4. Een wijziging verlangt unanimiteit en komt tot stand bij eensluidende besluiten van provinciale staten en de colleges, met inachtneming van het bepaalde in artikel 40, vierde lid jo. artikel 40, vijfde lid, van de wet.

Artikel 34b Toetreding

Toetreden tot de regeling is niet mogelijk.

Artikel 34c Uittreding door provinciale staten

  • 1. Provinciale staten kunnen besluiten om uit de regeling te treden.

  • 2. Het besluit tot uittreding wordt gericht aan het algemeen bestuur.

  • 3. Uittreding vindt plaats per 1 januari van enig jaar, waarbij een opzegtermijn van ten minste één jaar in acht wordt genomen.

  • 4. Uittreden door uitsluitend provinciale staten heeft geen vermogensrechtelijke gevolgen voor het Waddenfonds.

Artikel 34d Uittreding door een college van gedeputeerde staten

  • 1. Een college kan besluiten om uit de regeling te treden, na verkregen toestemming van provinciale staten van de betreffende provincie.

  • 2. Het voorgenomen besluit tot uittreding wordt gericht aan het algemeen bestuur.

  • 3. Het dagelijks bestuur verleent, in overleg met het uittredende college, aan een onafhankelijke deskundige opdracht een uittredingsplan op te stellen. Het uittredingsplan geeft inzicht in de gevolgen van de uittreding, de wijze waarop met deze gevolgen kan of moet worden omgegaan en de voorwaarden voor uittreding. Onder de gevolgen van de uittreding worden verstaan de financiële, juridische, personele en organisatorische consequenties die het directe gevolg zijn van de uittreding.

  • 4. Het uittredingsplan bevat een berekening van de financiële gevolgen van de uittreding (de uittreedsom). De kosten van het uittredingsplan en de uittreedsom komen voor rekening van het uittredende college.

  • 5. Het algemeen bestuur stelt het uittredingsplan vast binnen zes maanden na ontvangst van het voorgenomen besluit tot uittreding.

  • 6. Op grond van het uittredingsplan besluit het betreffende college of tot uittreding wordt overgegaan.

  • 7. Uittreding kan plaatsvinden per 1 januari van enig jaar, met een opzegtermijn van twee jaren.

  • 8. De uittreedsom bestaat uit een vergoeding ter compensatie van de directe kosten van uittreding, te weten frictiekosten en desintegratiekosten, onder aftrek van eventuele baten.

  • 9. Onder frictiekosten wordt verstaan alle incidentele kosten te maken door het Waddenfonds die het directe gevolg zijn van het uittredingsbesluit.

  • 10. Onder desintegratiekosten wordt verstaan alle kosten direct dan wel toekomstig te maken dan wel te dragen door het Waddenfonds, die samenhangen met de afbouw van overcapaciteit in personele en materiële sfeer en andere verplichtingen, de afbouw van risico’s daarbij inbegrepen, ontstaan als direct gevolg van het uittredingsbesluit.

  • 11. Het tiende lid is van overeenkomstige toepassing op kosten te maken of te dragen door het Waddenfonds die samenhangen met de afbouw van overcapaciteit in personele en materiële sfeer en andere verplichtingen, de afbouw van risico’s daarbij inbegrepen, ontstaan binnen een periode van 5 jaar vanaf het moment van uittreding als direct gevolg van het uittredingsbesluit.

  • 12. De berekening van de kosten voor uittreding wordt gebaseerd op de feiten en omstandigheden die bekend waren op het moment van het uittredingsbesluit. Beleidswijzigingen, wijziging van economische omstandigheden en wijziging van inzichten die zich voordoen of opkomen na het moment van dat besluit worden niet betrokken bij de bepaling van de hoogte van de uittreedsom.

  • 13. Het Waddenfonds is gehouden redelijkerwijs al het mogelijke te doen om de uittredingskosten zo laag mogelijk te houden.

  • 14. Het Waddenfonds brengt alle frictiekosten en desintegratiekosten, onder aftrek van eventuele baten, in rekening bij het uittredende college. Het uittredende college is verplicht tot betaling van de definitieve uittreedsom.

Hoofdstuk 8 Slotbepalingen

Artikel 35 Opheffing

  • 1. De regeling wordt gesloten voor bepaalde tijd en eindigt, onverminderd het bepaalde in artikel 34d, van rechtswege op 1 januari 2028.

  • 2. Ten behoeve van de opheffing verstrekt het algemeen bestuur aan een onafhankelijke registeraccountant opdracht om een liquidatieplan op te stellen dat ten minste inzicht geeft in alle kosten die direct en indirect samenhangen met de opheffing. Het plan wordt vastgesteld door het algemeen bestuur.

  • 3. Het dagelijks bestuur draagt er zorg voor dat overeenkomsten ten behoeve van personeel, huur, externe dienstverlening en overige bedrijfsvoering tijdig worden opgezegd. Hierbij houdt het dagelijks bestuur rekening met de periode waarin het openbaar lichaam na ontbinding ten behoeve van de vereffening van het vermogen van het Waddenfonds blijft voortbestaan.

  • 4. De kosten ten behoeve van de liquidatie van het Waddenfonds komen voor gelijke delen ten laste van de provincies.

  • 5. Zodra het openbaar lichaam Waddenfonds ophoudt te bestaan worden de baten en lasten gelijkelijk verdeeld over de provincies.

  • 6. Overeenkomstig het bepaalde in artikel 11 van het Bestuursakkoord Decentralisatie Waddenfonds worden na 31 december 2027 niet door het Waddenfonds bestede middelen door elk van de provincies ingezet ten behoeve van de realisatie van de in de regeling opgenomen doelstellingen.

Artikel 35a Eindevaluatie

  • 1. De colleges dragen zorg voor de eindevaluatie van het Waddenfonds.

  • 2. De evaluatie heeft in elk geval betrekking op:

    • a)

      de mate waarin het Waddenfonds heeft bijgedragen aan de realisatie van de in de regeling opgenomen beleidsdoelen; en

    • b)

      de interprovinciale samenwerking.

  • 3. Het algemeen bestuur stelt, gehoord de commissie Kwaliteitstoetsing Waddenfonds, uiterlijk 31 december 2027 de evaluatieopdracht vast.

  • 4. De eindevaluatie wordt uiterlijk 31 december 2029 aan provinciale staten gezonden.

Artikel 36 Citeertitel, bekendmaking en inwerkingtreding

  • 1. Deze regeling wordt aangehaald als “Gemeenschappelijke regeling Waddenfonds”.

  • 2. Gedeputeerde staten van Fryslân dragen zorg voor de bekendmaking van besluiten tot het vaststellen, wijzigen, verlengen of opheffen van de regeling. Bekendmaking vindt plaats in het provinciaal blad.

  • 3. De regeling treedt in werking op de eerste dag na bekendmaking, tenzij bij besluit van provinciale staten en de colleges anders is bepaald.

  • 4. Gedeputeerde staten van Fryslân zenden besluiten tot wijziging, verlenging of opheffing van de regeling aan gedeputeerde staten van Groningen en Noord-Holland en provinciale staten alsmede aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de minister van Infrastructuur en Waterstaat.

Ondertekening

Leeuwarden, 25 april 2012
J.A. Jorritsma, voorzitter
A. Oortgiesen, griffier
Leeuwarden, 21 februari 2012
J.A. Jorritsma, voorzitter
drs. A.J. van den Berg, secretaris
Haarlem, 7 mei 2012
J.W. Remkes, voorzitter
J. Vrijburg, griffier
Haarlem, 13 maart 2012
J.W. Remkes, voorzitter
mw. mr. G.E.A. van Craaikamp, secretaris
Groningen, 25 april 2012
M.J. van den Berg, voorzitter
ir. J.M.C.A. Berkhout, griffier
Groningen, 6 maart 2012
M.J. van den Berg, voorzitter
H.J. Bolding, secretaris