Wro-coördinatieverordening provincie Overijssel, Ontwikkelopgave EHS/Natura 2000

Geldend van 26-11-2016 t/m heden

Intitulé

Wro-coördinatieverordening provincie Overijssel, Ontwikkelopgave EHS/Natura 2000

Wro-coördinatieverordening provincie Overijssel, Ontwikkelopgave EHS/Natura 2000

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

  • In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a. Aanvraag: een aanvraag tot een besluit zoals bedoeld in artikel 1:3 Algemene wet bestuursrecht;

  • b. Aanvrager: een natuurlijk persoon of een rechtspersoon die een aanvraag om een besluit indient;

  • c. Bestemmingsplan: een plan als bedoeld in artikel 3.1 Wet ruimtelijke ordening;

  • d. Coördineren: het gelijktijdig en in samenhang voorbereiden en bekend maken van besluiten in één gezamenlijke procedure volgens de provinciale coördinatieregeling van afdeling 3.6 Wet ruimtelijke ordening;

  • e. Coördinerend bevoegd gezag: Gedeputeerde Staten van Overijssel.

  • f. Deadline Ontwikkelopgave EHS/Natura 2000: de wettelijke termijnen zoals beschreven in het Programma Aanpak Stikstof (PAS), eerste tranche: 1 juli 2021; tweede tranche: 1 juli 2027; derde tranche: 1 juli 2033 en de wettelijke termijnen behorende bij de vaststelling van Natura 2000-beheerplannen.

  • g. Gemeentelijk coördinatiebesluit: een besluit zoals bedoeld in artikel 3.30 lid 1 Wet ruimtelijke ordening;

  • h. Ontwikkelopgave EHS/Natura 2000: de opgave waarin de te nemen maatregelen zijn opgenomen om natuurwaarden in de provincie Overijssel te herstellen, te behouden en te versterken en voldoende economische ontwikkelingsruimte te creëren;

  • i. Project: één of meer bouwwerken, of één of meer werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden en het daarbij behorende gebruik;

  • j. Uitwerkingsplan: een uitwerkingsplan als bedoeld in artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening;

  • k. Verordening: Coördinatieverordening Ontwikkelopgave EHS/Natura 2000

  • l. Wijzigingsplan: een wijzigingsplan als bedoeld in artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening.

Artikel 2. Reikwijdte van deze verordening

  • 1. Ten behoeve van de uitvoering van instandhoudingsmaatregelen die zijn opgenomen in de op grond van artikel 19a van de Natuurbeschermingswet 1998 dan wel de op grond van artikel 2.3 van de Wet Natuurbescherming vastgestelde beheerplannen voor de in de provincie Overijssel aangewezen Natura 2000-gebieden en daarmee samenhangende ruimtelijke projecten kunnen één of meer besluiten worden genomen.

  • 2. De voorbereiding en bekendmaking van de in bijlage 1 bij deze verordening aangeduide besluiten ten behoeve van de in het eerste lid genoemde instandhoudingsmaatregelen en daarmee samenhangende ruimtelijke projecten worden gecoördineerd, dan wel worden gecoördineerd met de voorbereiding en bekendmaking van een provinciaal inpassingsplan als bedoeld in artikel 3.26 van de Wet ruimtelijke ordening, dan wel de uitwerking of wijziging daarvan.

Artikel 3. Afwijkingsmogelijkheid en beëindiging coördinatie

  • 1. Het coördinerend bevoegd gezag kan ambtshalve of op verzoek besluiten om geheel of gedeeltelijk af te zien van gecoördineerde behandeling of verdere gecoördineerde behandeling indien in redelijkheid niet valt te verwachten dat toepassing van de coördinatieregeling als bedoeld in artikel 3.33 van de Wro de besluitvorming in betekenende mate zal versnellen of daaraan anderszins aanmerkelijke voordelen zijn verbonden;

  • 2. Het coördinerend bevoegd gezag beslist binnen vier weken op het in het eerste lid bedoelde verzoek;

  • 3. Indien het coördinerend bevoegd gezag beslist dat behandeling van een besluit buiten de  gecoördineerde behandeling mogelijk is, wordt de aanvraag behandeld overeenkomstig de geldende wettelijke voorschriften van de behandeling van deze aanvraag. Het tijdstip waarop deze aanvraag uit de gecoördineerde behandeling wordt gehaald, wordt geacht het tijdstip te zijn waarop de aanvraag is ingediend. De voor deze aanvraag gebruikelijke wettelijke procedures en termijnen vangen aan op dit tijdstip.

Artikel 4. Procedurebepalingen

  • 1. Op de besluiten vallende onder de gecoördineerde behandeling is afdeling 3.6.2 van de Wro van toepassing;

  • 2. Het coördinerend bevoegde gezag kan een procedurevoorstel vaststellen ten behoeve van de uitvoering van de coördinatieverordening. Hierin kan het coördinerende bevoegde gezag o.a. termijnen opleggen of bepalingen opnemen om besluiten geclusterd tot stand te laten komen;

  • 3. Indien er een gemeentelijk bestemmingsplan, gemeentelijk uitwerkingsplan en/of gemeentelijk wijzigingsplan gecoördineerd moet worden met de overige besluiten, die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van instandhoudingsmaatregelen en daarmee samenhangende ruimtelijke projecten zoals bedoeld in artikel 2 van deze verordening, verzoekt het coördinerend bevoegd gezag voorafgaand aan het indienen van de aanvragen om het gemeentelijk bestemmingsplan, gemeentelijk uitwerkingsplan en/of gemeentelijk wijzigingsplan de betreffende gemeenteraad om een gemeentelijk coördinatiebesluit vast te stellen voor het coördineren daarvan.

Artikel 5. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na publicatie in het Provinciaal Blad.

Artikel 6. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Coördinatieverordening Ontwikkelopgave EHS/Natura 2000.

Bijlage 1 Besluiten als bedoeld in artikel 2 lid 2 van deze verordening

Aangeduide besluiten als bedoeld in artikel 2 lid 2 van deze verordening

Deze provinciale coördinatieverordening is van toepassing op de volgende besluiten:

  • Vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 c.q. op grond van de Wet natuurbescherming;

  • Ontheffing op grond van de Flora- en faunawet c.q. op grond van de Wet natuurbescherming;

  • Vergunning op grond van de Boswet c.q. op grond van de Wet natuurbescherming;

  • Vergunning op grond van de Ontgrondingenwet;

  • Vergunning op grond van de Waterwet;

  • Vergunning op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

  • Toestemming op grond van het Besluit Omgevingsrecht of de Regeling Omgevingsrecht;

  • Beschikking op grond van de wet bodembescherming naar aanleiding van een melding;

  • Toestemming op grond van het Besluit bodemkwaliteit;

  • Toestemming op grond van de Keur van het Waterschap;

  • Toestemming op grond van het Activiteitenbesluit.

Evenals overige besluiten die nodig zijn om de gewenste maatregelen mogelijk te maken.

En op overige toestemmingen of ambtshalve besluiten bij of krachtens deze wetten, algemene maatregelen van bestuur of verordeningen, alsmede op overige toestemmingen of ambtshalve besluiten op grond van regelingen die ten aanzien van het onderwerp waarop bovengenoemde regelingen betrekking hebben als opvolgend moeten worden aangemerkt, alle voor zover benodigd om de in artikel 2.1 van de verordening bedoelde de instandhoudingsmaatregelen en daarmee samenhangende ruimtelijke projecten te kunnen realiseren.

Bijlage 2 Toelichting bij de Verordening

1. Aanleiding en doel

Wettelijk kader natuurbescherming en -ontwikkeling

Planten en dieren laten zich niet tegenhouden door landsgrenzen. Natura 2000 richt zich daarom op het behoud en de ontwikkeling van natuurgebieden in heel Europa. Natura 2000 is de overkoepelende naam voor gebieden die worden beschermd vanuit de Vogel- en Habitatrichtlijn. Volgens deze Europese richtlijnen moeten lidstaten specifieke diersoorten en hun natuurlijke leefomgeving (habitat) beschermen om de biodiversiteit te behouden. De Vogel- en Habitatrichtlijn is in Nederland vertaald in onder andere de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet. Per 1 januari 2017 treedt de Wet natuurbescherming in werking, waarin deze wetten worden opgenomen. Tevens zijn er in Nederland circa 160 natuurgebieden aangewezen als Natura 2000-gebieden, daarvan bevinden zich er 24 binnen de provincie Overijssel.

Per 1 juli 2015 is het Programma Aanpak Stikstof (PAS) in werking getreden. Ten behoeve van het PAS zijn PAS-gebiedsanalyses vastgesteld, waarin de huidige situatie van de Natura 2000-gebieden staat beschreven en de beoogde instandhoudingdoelstellingen in relatie tot stikstof. Om de instandhoudingdoelstellingen te behalen zijn PAS-maatregelen opgenomen die de komende jaren uitgevoerd moeten worden. Realisatie van de PAS-maatregelen in en nabij de Natura 2000-gebieden draagt bij aan een goede balans tussen enerzijds behoud en herstel van natuurlijke kwaliteiten en anderzijds de economische ontwikkeling in de omgeving van deze Natura 2000-gebieden. Op deze manier ontstaat er weer ontwikkelingsruimte.

Op basis van de Natuurbeschermingswet 1998 moeten provincies en/of het Rijk voor alle Natura 2000-gebieden een beheerplan vaststellen. Deze beheerplannen bevatten de huidige situatie van de gebieden en de beoogde instandhoudingdoelstellingen. De PAS-gebiedsanalyses vormen de basis voor de beheerplannen, maar naast de stikstofgerelateerde PAS-maatregelen zijn er ook andere maatregelen die nodig zijn voor realisatie van de instandhoudingdoelstellingen opgenomen. Dit zijn de zogenaamde niet-PAS-maatregelen.

Ontwikkelopgave EHS/Natura 2000 van de provincie Overijssel

De provincie Overijssel werkt de komende jaren aan een aanzienlijke opgave voor natuurbescherming en -ontwikkeling. Hiertoe heeft zij het programma ‘Ontwikkelopgave EHS/Natura2000' opgericht. In samenwerking met de ‘Samen werkt beter' partners zetten zij zich in om de economie en ecologie te versterken en nieuwe kansen te creëren door samenwerking en vernieuwing. 

De ontwikkelopgave bevindt zich momenteel in de planvormingsfase. Dit houdt in dat er voor de 24 Natura 2000-gebieden de benodigde maatregelen (PAS- en niet-PAS-maatregelen) verder worden uitgewerkt. De beoogde maatregelen zijn opgedeeld in interne en externe maatregelen. Interne maatregelen worden binnen de bestaande natuurgebieden uitgevoerd en zijn met name gericht op herstel van de habitattypen. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om plaggen, de herinrichting van beken of het verhogen van het waterpeil. Daarnaast is het noodzakelijk om maatregelen te nemen op de naastgelegen (landbouw)gronden in de uitwerkingsgebieden. Binnen de provincie Overijssel gaat het om ongeveer 4.200 hectare, verspreid rondom de verschillende Natura 2000-gebieden. Deze externe maatregelen zijn veelal gericht op vernatting van de omliggende gronden van het Natura 2000-gebied, het beperken van de bemestingseffecten of een combinatie ervan. De maatregelen moeten over het algemeen voor 1 juli 2021 gerealiseerd zijn.

Doel van deze verordening

De PAS-maatregelen moeten over het algemeen voor 1 juli 2021 gerealiseerd zijn. De niet-PAS maatregelen uit de beheerplannen moeten binnen zes jaar na vaststelling van het beheerplan zijn gerealiseerd. Dit betekent dat er een aanzienlijke ontwikkelopgave voor natuurbescherming en -ontwikkeling ligt voor de provincie Overijssel.

Voor de uitvoering van de beoogde maatregelen zijn meerdere (overheids)besluiten (ruimtelijke plannen, vergunningen, ontheffingen, etc.) noodzakelijk. Elk van deze besluiten kent een eigen voorbereidingsprocedure en termijn(en). Om de beoogde maatregelen tijdig te kunnen nemen, is het noodzakelijk om de deze besluiten en bijbehorende procedures zo goed mogelijk op elkaar af te stemmen. De Wet ruimtelijke ordening (Wro) biedt Provinciale Staten (PS) de mogelijkheid om de voorbereiding, behandeling en bekendmaking van deze besluiten te coördineren door de provinciale coördinatieregeling uit de Wro van toepassing te verklaren op alle percelen waar deze maatregelen nodig zijn. Hiertoe is deze coördinatieverordening vastgesteld. 

2. Wettelijk kader

De wettelijke coördinatieregeling voor de provincie is beschreven in de artikelen 3.33 en 3.34 van de Wro.

Artikel 3.33 Wro

In artikel 3.33 Wro, eerste lid, is bepaald dat Provinciale Staten gevallen of categorieën van gevallen kunnen aanwijzen ten behoeve van de realisatie van (een onderdeel van) provinciaal ruimtelijk beleid, waarop de provinciale coördinatieregeling van toepassing is. De benodigde besluiten en/of provinciaal inpassingsplan komen dan gecoördineerd tot stand.

Bij toepassing van de provinciale coördinatieregeling wordt Gedeputeerde Staten aangewezen als coördinerend bevoegd gezag. De rol van het coördinerend bevoegd gezag is om de procedure voor de verschillende besluiten te begeleiden en de besluiten inhoudelijk op elkaar af te stemmen. Het coördinerend bevoegd gezag neemt geen bevoegdheden over van andere bevoegde gezagen.

De overige leden van artikelen 3.33 Wro geven nadere bepalingen omtrent de provinciale coördinatieregeling. Hierin is onder andere opgenomen dat Gedeputeerde Staten als coördinerend bevoegd gezag om medewerking kan verzoeken van andere bevoegde gezagen die voor het welslagen van de coördinatie nodig is. Indien het andere bevoegde gezag geen medewerking wil verlenen, kan Gedeputeerde Staten besluiten om, met uitsluiting van het bevoegde gezag, en met uitzondering van Rijksbesluiten, de voor de bedoelde verwezenlijking benodigde besluiten op aanvraag of ambtshalve zelf nemen. Daarnaast kan Gedeputeerde Staten als coördinerend bevoegd gezag op basis van de Wro besluiten om een belemmerende bepaling of regeling van de betrokken gemeente of waterschap (bijvoorbeeld beleid dat een belemmering kan vormen voor de realisatie van de Ontwikkelopgave EHS/Natura 2000) buiten toepassing te verklaren.

Artikel 3.34 Wro

In artikel 3.34 Wro is bepaald dat bij geen, te trage of een ongewillige beslissing van een ander bevoegd gezag, Gedeputeerde Staten, na overleg met het betreffende bevoegde gezag, zelf een besluit kunnen nemen en dus de bevoegdheid overnemen van dat betreffende bevoegde gezag.

Ondanks dat de Wro deze mogelijkheden biedt, zal de provincie hier zeer terughoudend mee omgaan. Wro-coördinatie zal worden toegepast in goed overleg met de andere bevoegde gezagen. Indien echter de realisatie van de Ontwikkelopgave EHS/Natura 2000 in gevaar dreigt te komen, of wanneer de deadline dreigt te worden overschreden, kan Gedeputeerde Staten besluiten om gebruik te maken van de genoemde mogelijkheden in de wet.

3. Voorwaarden voor toepassing provinciale coördinatieregeling

De Wro stelt grenzen aan het toepassen van de provinciale coördinatieregeling. Het in artikel 3.33 Wro neergelegde kader bevat twee eisen:

  • Het moet gaan om de verwezenlijking van (een onderdeel van) provinciaal ruimtelijk beleid;

  • Het moet wenselijk zijn om de gecoördineerde besluitvorming in te zetten voor de verwezenlijking van dat beleid.

Verwezenlijking van (een onderdeel van) provinciaal ruimtelijk beleid

De realisatie van de beoogde maatregelen ten behoeve van de Ontwikkelopgave EHS/Natura2000 is bij uitstek een provinciale opgave. Provincie Overijssel heeft, samen met de andere provincies, met het bestuursakkoord ‘Decentralisatie Natuurbeheer (2011)' onder andere de verantwoordelijkheid voor de realisatie van de nieuw begrensde Ecologische Hoofdstructuur (EHS) op zich genomen. Daarvoor hebben Provinciale Staten onder andere in 2013 de actualisatie van de Provinciale Omgevingsverordening vastgesteld. Daarmee staat onder meer de herbegrenzing van de EHS vast, waar de Natura 2000-gebieden binnen vallen, en zijn gronden aangewezen als ‘Uitwerkingsgebied ontwikkelopgave Natura 2000'.

Coördinatie is gewenst

Voor de uitvoering van de Ontwikkelopgave EHS/Natura2000 moeten per gebied diverse besluiten worden genomen door verschillende bevoegde gezagen. Zonder toepassing van coördinatie doorlopen deze besluiten verschillende procedures en moeten betrokkenen op verschillende momenten en bij verschillende bevoegde gezagen/bestuursrechters hun zienswijze, bezwaar of beroep kenbaar maken. Dit leidt voor betrokkenen tot zeer onduidelijke situaties.

Door toepassing van coördinatie worden alle benodigde besluiten voor de uitvoering van de Ontwikkelopgave EHS/Natura2000 per gebied zoveel mogelijk gelijktijdig (danwel geclusterd) voorbereid en ter inzage gelegd. Deze ter inzage legging wordt in één gezamenlijke kennisgeving bekend gemaakt. Alle gecoördineerde (ontwerp)besluiten kunnen ingezien worden bij één loket (de provincie). Desgewenst kan met één zienswijze gereageerd worden op diverse ontwerpbesluiten. Vervolgens kunnen belanghebbenden tegen alle besluiten gelijktijdig beroep indienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Dit zorgt voor meer overzichtelijkheid van de (samenhang) van de procedures.

De efficiency van de besluitvorming neemt toe in het geval van toepassing van coördinatie, omdat in plaats van meerdere besluitvormingsprocedures maar één procedure wordt gevoerd. De termijn van de aanvraag van de vergunning tot het definitieve besluit is maximaal zes maanden, maar bij coördinatie kunnen afspraken worden gemaakt over een kortere of langere termijn. Hier worden met de bevoegde gezagen en de aanvrager afspraken over gemaakt, zonder afbreuk te doen aan rechtsbescherming voor derden.

Daarnaast worden de (voorgenomen) besluiten zoveel mogelijk in een vroeg stadium inhoudelijk al op elkaar afgestemd, waarmee tegenstijdigheden in de verschillende besluiten wordt uitgesloten. Dit verkleint het risico op niet-uitvoerbare projecten.

4. Inhoud van deze coördinatieverordening

Reikwijdte (artikel 2 van de verordening)

Deze provinciale coördinatieverordening is van toepassing op alle benodigde besluiten die nodig zijn voor de uitvoering van de instandhoudingsmaatregelen zoals opgenomen in de beheerplannen (op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 c.q. de Wet natuurbescherming) en voor de uitvoering van daarmee samenhangende ruimtelijke projecten (bijvoorbeeld het realiseren van maatregelen op grond van de Kaderrichtlijn Water en/of EHS-beleid). Hierbij wordt gedacht aan de volgende besluiten:

  • Vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 c.q. op grond van de Wet natuurbescherming;

  • Ontheffing op grond van de Flora- en faunawet c.q. op grond van de Wet natuurbescherming;

  • Vergunning op grond van de Boswet c.q. op grond van de Wet natuurbescherming;

  • Vergunning op grond van de Ontgrondingenwet;

  • Vergunning op grond van de Waterwet;

  • Vergunning op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

  • Toestemming op grond van het Besluit Omgevingsrecht of de Regeling Omgevingsrecht;

  • Beschikking op grond van de wet bodembescherming naar aanleiding van een melding;

  • Toestemming op grond van het Besluit bodemkwaliteit;

  • Toestemming op grond van de Keur van het Waterschap;

  • Toestemming op grond van het Activiteitenbesluit;

En alle overige besluiten die nodig zijn voor de uitvoering van de maatregelen.

Dit betekent dat elk besluit dat nodig is voor de uitvoering van de instandhoudingsmaatregelen zoals opgenomen in de beheerplannen en voor de uitvoering van daarmee samenhangende ruimtelijke projecten gecoördineerd tot stand moet komen. Deze besluiten kunnen eventueel gekoppeld (gecoördineerd) worden aan de procedure van een provinciaal inpassingsplan.

Afwijkingsmogelijkheid en beëindiging coördinatie (artikel 3 van de verordening)

In deze coördinatieverordening is een mogelijkheid opgenomen voor Gedeputeerde Staten, als coördinerend bevoegd gezag, om af te wijken van de reikwijdte van deze verordening. Zo kunnen Gedeputeerde Staten besluiten dat bepaalde besluiten zonder toepassing van de coördinatieverordening tot stand mogen komen, indien in redelijkheid niet valt te verwachten dat toepassing van coördinatie de besluitvorming in betekenende mate zal versnellen of daaraan anderszins aanmerkelijke voordelen zijn verbonden. Hiermee wordt o.a. bedoeld dat besluiten buiten de coördinatie tot stand kunnen komen als er sprake is van niet complicerende onderdelen (waar bijvoorbeeld weinig weerstand wordt verwacht), bij besluiten die gericht zijn op tijdelijkheid (bijvoorbeeld besluiten voor de aanleg van tijdelijke werkwegen, reclameborden en dergelijke) of wanneer het behalen van de deadline van de PAS/beheerplan niet behaald kan worden wanneer coördinatie wordt toegepast). Deze mogelijkheid is opgenomen om flexibiliteit te behouden en om ervoor te zorgen dat niet voor elke wijziging van de reikwijdte van deze verordening, Provinciale Staten een aangepaste verordening hoeft vast te stellen.

Bovenstaande besluiten zullen vergezeld moeten gaan van een deugelijke motivering, waarop Gedeputeerde Staten hun besluit kan baseren.

Gedeputeerde Staten dient binnen vier weken te reageren op een verzoek om bepaalde besluiten zonder coördinatie tot stand te laten komen. Wanneer Gedeputeerde Staten besluit in te stemmen met het verzoek, dan gelden voor het beoogde besluit de wettelijke voorschriften voor de behandeling hiervan.

5. Coördinatieprocedure

Coördinatieprocedure (artikel 4, lid 1 van de verordening)

Bij toepassing van coördinatie is afdeling 3.6.2 van de Wro van toepassing. Hierin staat de te volgen procedure beschreven of wordt verwezen naar andere procedurele wetsartikelen.  

Bij het toepassen van de coördinatieregeling is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure zoals beschreven in afdeling 3.4 Awb van toepassing. Dit betekent kort gezegd dat alle gecoördineerde besluiten dezelfde procedure doorlopen (aanvraag - ontwerpbesluit - zienswijzen - definitief besluit - beroep). Hun ‘eigen' procedures komen hiermee te vervallen. De beslissingsbevoegdheid blijft in principe bij het bevoegde gezag.

Procedurevoorstel (artikel 4, lid 2 van de verordening)

Gedeputeerde Staten kan op grond van de coördinatieverordening een procedurevoorstel vaststellen voor het coördinatieproces. In eerste instantie zullen met de betrokken partijen werkafspraken gemaakt worden zonder officieel een procedurevoorstel vast te stellen. Wanneer blijkt dat er geen werkafspraken gemaakt kunnen worden met de betrokken partijen voor de toepassing van coördinatie kunnen Gedeputeerde Staten een procedurevoorstel vast stellen waarin dit wordt vastgelegd.

Onderstaande lijn zou onderdeel uit kunnen maken van het procedurevoorstel (en maakt ook deel uit van de werkafspraken met de betrokken partijen).

  • Aanvragen om besluiten moeten schriftelijk ingediend worden bij de betreffende bevoegde gezagen, met de vermelding dat de coördinatieverordening van toepassing is.

  • De betrokken bevoegde gezagen stellen het coördinerend bevoegd gezag in kennis van de binnengekomen aanvragen en sturen tevens een afschrift van de aanvraag toe.

  • Het coördinerend bevoegd gezag stemt met de aanvrager van de besluiten en de betrokken bevoegde gezagen af omtrent de inhoud van de aanvragen, de clustering en fasering van de aanvragen, de plannen en het coördinatieproces (werkafspraken en coördinatieplanning).

  • Er worden geen publicaties geplaatst van de aanvraag van de vergunningen, het eerste publicatiemoment vindt plaats bij de ter inzage legging van de ontwerpbesluiten.

  • De betrokken bevoegde gezagen stellen vervolgens een concept ontwerp-besluit op. Dit concept ontwerp-besluit wordt inhoudelijk afgestemd met de andere betrokken bevoegde gezagen, de aanvrager en het coördinerend bevoegd gezag.

  • De ter inzage legging van de ontwerpbesluiten vindt gelijktijdig plaats (wettelijke termijn van zes weken) en wordt gezamenlijk kennisgegeven (digitaal en analoog) door het coördinerend bevoegd gezag;

  • Een ieder kan in de periode van terinzagelegging een zienswijze inbrengen tegen alle ontwerpbesluiten gezamenlijk, waarbij de provincie Overijssel als loket fungeert;

  • De binnengekomen zienswijzen worden verzameld en samengevat en door de betrokken bevoegde gezagen en de aanvrager gezamenlijk beantwoord in een zienswijzennota, onder leiding van het coördinerend bevoegd gezag;

  • Elk bevoegd gezag stelt het definitieve besluit vast (inclusief de zienswijzennota), in afstemming met de andere bevoegde gezagen, aanvrager en coördinerend bevoegd gezag;

  • De ter inzage legging van de definitieve besluiten vindt gelijktijdig plaats (wettelijke termijn van zes weken) en wordt gezamenlijk kennisgegeven (digitaal en analoog) door het coördinerend bevoegd gezag;

  • De gecoördineerde besluiten worden als één besluit aangemerkt in de beroepsfase, zodat in de beroepsfase gelijktijdige behandeling plaatsvindt bij de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State. Hiervoor wordt door de bevoegde gezagen een gezamenlijk verweerschrift opgesteld;

  • Mocht één van de besluiten vernietigd worden door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, dan heeft dat in principe alleen gevolgen voor het betreffende besluit en niet voor de overige besluiten.

Verzoek om een gemeentelijk coördinatiebesluit (artikel 4, lid 3 van de verordening)

Bestemmingsplannen (en gemeentelijke uitwerkingsplannen, wijzigingsplannen en exploitatieplannen) vallen niet onder de provinciale coördinatieregeling uit de Wro (provinciale inpassingsplannen wel). Om bestemmingsplan te coördineren met de overige besluiten, moet  een apart gemeentelijk coördinatiebesluit genomen worden. Daarin moet de gemeenteraad van de betreffende gemeente besluiten dat het bestemmingsplan (of uitwerkingsplan / wijzigingsplan / exploitatieplan) gecoördineerd wordt met de te verlenen omgevingsvergunning. De omgevingsvergunning wordt vervolgens met deze coördinatieverordening gekoppeld aan de overige besluiten die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de Ontwikkelopgave EHS/Natura 2000. Op deze manier wordt de provinciale coördinatieverordening gekoppeld aan het gemeentelijke coördinatiebesluit.

Op basis van de provinciale coördinatieregeling uit de Wro is Gedeputeerde Staten het coördinerend bevoegd gezag. Op basis van de gemeentelijke coördinatieregeling uit de Wro is het college van Burgemeester en wethouders van de betreffende gemeente het coördinerend bevoegd gezag voor het bestemmingsplan. In gevallen waar een bestemmingsplan gecoördineerd wordt met de overige besluiten, is er sprake van twee coördinerende bevoegde gezagen. In de Wro is niet opgenomen hoe hiermee omgegaan moet worden. De wetgever heeft dit bewust niet ondervangen in de wet. De wetgever gaat er vanuit dat in dergelijke gevallen in het overleg tussen de verschillende bevoegde gezagen de noodzakelijke afstemming zal plaatsvinden en een verdeling gemaakt zal worden in de coördinatiewerkzaamheden (bron: memorie van toelichting Wro). In het gemeentelijke coördinatiebesluit kan ook opgenomen worden dat Gedeputeerde Staten het coördinerend bevoegd gezag is.

6. Tot slot

Inwerkintreding van de coördinatieverordening (artikel 5 van de verordening)

Zodra provinciale Staten de coördinatieverordening vaststellen, wordt het besluit tot vaststelling gepubliceerd in o.a. het Provinciaal Blad. Deze coördinatieverordening treedt in werking na deze publicatie.

Citeertitel (artikel 6 van de verordening)

De coördinatieverordening wordt aangehaald als ‘Coördinatieverordening Ontwikkelopgave EHS/Natura 2000'.