Regeling vervallen per 06-02-2018

Verordening inzake werkzaamheden in verband met de aanleg, instandhouding en opruiming van telecommunicatiekabels

Geldend van 17-04-2003 t/m 05-02-2018 met terugwerkende kracht vanaf 15-12-1998

Intitulé

Verordening inzake werkzaamheden in verband met de aanleg, instandhouding en opruiming van telecommunicatiekabels

De raad van de gemeente Midden-Drenthe;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 21 maart 2003; 

gelet op artikel 5.2, vierde lid, van de Telecommunicatiewet en artikel 108, juncto 147 en 149 van de Gemeentewet;

  

Besluit:

 

Vast te stellen de volgende verordening:

 

Verordening inzake werkzaamheden in verband met de aanleg,

instandhouding en opruiming van telecommunicatiekabels

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Indeze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    wet:  Telecommunicatiewet;

  • b.

    openbaar telecommunicatienetwerk: telecommunicatienetwerk als genoemd in artikel 1.1, onder g, van de wet;

  • c.

    omroepnetwerk: omroepnetwerk als genoemd in artikel 1.1, onder o, van de wet;

  • d.

    KLIC: het Kabels en Leidingen Informatie Centrum;

  • e.

    kabels: kabels, genoemd in artikel 1.1, onder r, van de wet;

  • f.

    openbare gronden: openbare wegen en wateren, als genoemd in artikel 1.1, onder s, van de wet;

  • g.

    aanbieder: aanbieder van een openbaartelecommunicatienetwerk of een omroepnetwerk;

  • h.

    werkzaamheden: werkzaamheden in verband met de aanleg,instandhouding en opruimingvan kabels ten dienste van een openbaar

    telecommunicatienetwerk of van een omroepnetwerk in en op openbare gronden;

  • i.

    gedoogplichtige: degene op wie een gedoogplicht rust als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, van de wet;

  • j.

    college: college van burgemeester en wethouders;

  • k.

    melding: melding als bedoeld in artikel 5.2, derde lid, aanhef en onder a, van de wet;

  • l.

    instemmingbesluit besluit van het collegeals bedoeld in artikel 5.2, derde lid, aanhef en onder b, van de wet.

Artikel 2 Tijdstip van melding van voorgenomen werkzaamheden

Een aanbieder die werkzaamheden wil verrichten, meldt in ieder geval acht weken voor de aanvang van de werkzaamheden het voornemen daartoe bij het college.

Artikel 3 Melding werkzaamheden

  • 1. Voor de melding maakt de aanbieder gebruik van een daartoe door het college vastgesteld formulier.

  • 2. Bij de meldingverstrekt de aanbieder in ieder gevalde volgende gegevens:

    • a.

      de door de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit afgegeven registratie;

    • b.

      een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel;

    • c.

      een afschrift van het door het KLIC afgegeven deelnemersbewijs;

    • d.

      naam, adres en telefoonnummer van degene die de kabelin eigendom heeft, degene die de kabel beheert en degene die de kabelexploiteert;

    • e.

      een opgave van de soort kabel en het beoogde gebruik;

    • f.

      welke belanghebbenden en instanties vooraf in kennis worden gesteld van de voorgenomen datum van aanvang, beëindiging en de aard van de werkzaamheden;

    • g.

      een uitvoeringsplan met daarin opgenomen: 

      - een opgave van het gewenste tracé;

      - een opgave van de objecten die ten tijde van de werkzaamheden worden geplaatst, alsmede van de situering daarvan;

      - een omschrijving van eventuele opbrekingen; 

      - de doorsnede van de kabel of kabelgoot;

      - de lengte en breedte van de kabelsleuf;

      - de maatregelen voor de bereikbaarheid van in de openbare gronden aanwezige kabels en leidingen;

      - het voorgenomen tijdstip van aanvang en beëindiging van de werkzaamheden;

      - naam, adres en telefoonnummer van de aannemer(s) of onderaannemers(s) die belast is (zijn) met de werkzaamheden en van een contactpersoon 

      ten tijde van de uitvoering van de werkzaamheden.

  • 3. Indien de werkzaamheden mede betrekking hebben op gronden van een andere gedoogplichtige dan de gemeente, wordt uiterlijk vier weken na ontvangst van de melding, als genoemd in het eerste lid, het college schriftelijk in kennis gesteld van de uitkomsten van het overleg tussen de aanbieder en de andere gedoogplichtige.

  • 4. Het college kan nadere regels stellen inzake de gegevens die bij de melding worden verstrekt.

Artikel 4 Voorschriften en beperkingen bij instemming

  • 1. Het college kan aan het instemmingbesluit voorschriften en beperkingen verbinden in het belang van de:

    • a.

      openbare orde;

    • b.

      het voorkomen of beperken van schade of overlast;

    • c.

      de bruikbaarheid van de openbare gronden;

    • d.

      het veilig en doelmatig gebruik van de openbare gronden;

    • e.

      het doelmatig beheer en onderhoud van de openbare gronden;

    • f.

      de belemmering van doelmatig beheer en onderhoud van de openbare gronden;

    • g.

      de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving;

    • h.

      de bescherming van groenvoorzieningen.

  • 2. Ter bescherming van de belangen als genoemd in het eerste lid, kan het college in ieder geval aan het instemmingsbesluit voorschriften of beperkingen verbinden over het medegebruik van voorzieningen, zoals kabelgoten en geleidingen, en een zekerheidsstelling voor de nakoming van verplichtingen die gesteld zijn bij de voorschriften en beperkingen aan het instemmingbesluit

  • 3. De wijze van uitvoering bij aanleg, onderhoud, verplaatsing en opruiming van kabels en medegebruik van voorzieningen dient te geschieden conform de Leidraad voor gemeenten en nutsbedrijven inzake (her-)straatwerkzaamheden uitgave VNG 1990

Artikel 5 Zakelijk karakter instemmingbesluit

Indien de kabel wordt overgedragen aan een nieuwe aanbieder gaan de rechten en plichten die betrekking hebben op de kabel van de oude aanbieder over op de nieuwe aanbieder.

Artikel 6 Melding wijziging

De aanbieder stelt het college onverwijld in kennis van het feit dat het eigendom, de exploitatie of het beheer van de kabel verandert of het feit dat de kabel niet langer ten dienste staat van een openbaar telecommuncitienetwerk of van een omroepnetwerk in of op openbare gronden.

Artikel 7 Overgangsbepaling

De aanwezigheid van kabels en kabelwerken in of op openbare gronden, voorzover deze zijn aangelegd met toepassing van hoofdstuk VI van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen, dient door de aanbieder binnen een jaar na inwerkingtreding van deze verordening te worden gemeld aan het college via het aanmeldingsformulier als genoemd in artikel 3, tweede lid.

Artikel 8 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de datum van inwerkingtreding van artikel 5.2, vierde lid, van de wet.

Artikel 9 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Telecommunicatieverordening gemeente Midden-Drenthe

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad,
gehouden op 27 maart 2003,
de griffier,
T. Stelpstra
de voorzitter,
R.W. ter Avest

Toelichting telecommunicatieverordening

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

a wet

De verordening is gebaseerd op de Telecommunicatiewet (TW). Deze wet is de opvolger van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen, die op zijn beurt de Telegraaf- en Telefoonwet van 1904 heeft vervangen.

b openbaar telecommunicatienetwerk

Een openbaar telecommunicatienetwerk wordt in artikel  1, onder g, TW omschreven als een telecommunicatienetwerk  dat onder meer voor de verrichting van openbare telecommunicatiediensten wordt gebruikt of een telecommunicatienetwerk waarmee aan het publiek de mogelijkheid tot overdracht van signalen tussen netwerkaansluitpunten ter beschikking gesteld wordt. Deze omschrijving valt in twee delen uiteen. In de eerste plaats geldt dat een openbaar telecommunicatienetwerk wordt gebruikt voor de verrichting van openbare telecommunicatiediensten. Dit betekent dat de betreffende telecommunicatiedienst beschikbaar is voor het publiek. Deze dienst wordt openbaar aangeboden en is beschikbaar voor eenieder die van dat aanbod gebruik wil maken. Dit betekent dat telecommunicatiediensten die uitsluitend beschikbaar zijn voor leden van een besloten gebruikersgroep, niet openbaar zijn. Het kan bijvoorbeeld gaan om een besloten netwerk op een bedrijventerrein. In het tweede deel van de omschrijving wordt gesproken over de 'mogelijkheid tot overdracht van signalen tussen netwerkaansluitpunten'. Hiermee wordt onder meer gedoeld op huurlijnen. Een huurlijn wordt in de TW in artikel 1, onder i, gedefinieerd als het aan het publiek ter beschikking stellen van transparante transmissiecapaciteit tussen twee netwerkaansluitpunten van een telecommunicatienetwerk, zonder routeringsfuncties waarover gebruikers kunnen beschikken als onderdeel van de geleverde huurlijn.

Met een voorbeeld zal worden verduidelijkt wat hiermee precies wordt bedoeld. Stel dat een bedrijf twee filialen met elkaar wil verbinden door middel van een kabel voor telecommunicatie en dataverkeer. De kabel is voor exclusief gebruik van het bedrijf. Er doen zich twee mogelijkheden voor:

- Het bedrijf neemt een aanbieder van openbare telecommunicatienetwerken in de arm. Die zorgt ervoor dat de kabel wordt gelegd en exploiteert deze in het vervolg. Het bedrijf huurt vervolgens de lijn. Deze huurlijn is te beschouwen als een openbaar telecommunicatienetwerk en moet dus worden gedoogd.

- Het bedrijf laat in eigen beheer en voor eigen kosten de kabel leggen en exploiteert de lijn zelf. Het betreft een niet-openbaar netwerk, waarvoor de gemeente niet gedoogplichtig is.

c omroepnetwerk

Een omroepnetwerk wordt in artikel 1, onder o, TW omschreven als technische inrichtingen, of onderdelen daarvan, die worden gebruikt om met gebruik van kabels of radioverbindingen tussen punten programma=s te verspreiden naar een of meer bij anderen in gebruik zijnde gronden, woningen of niet tot woning dienende gebouwen. In de meeste gevallen zal het gaan om het kabeltelevisienetwerk, met behulp waarvan radio- en televisieprogramma's worden doorgegeven. De aanbieder van een omroepnetwerk kan via ditzelfde netwerk ook openbare telecommunicatiediensten aanbieden, dan wel het netwerk als openbaar telecommunicatienetwerk gebruiken. Voor beide activiteiten is een afzonderlijke registratie verplicht.

d kabels

Onder het begrip kabels vallen, overeenkomstig artikel 1.1, onder r, TW, niet alleen de feitelijke kabels, maar ook de ondersteuningswerken, beschermingswerken en signaalinrichtingen. Tevens worden tot het begrip kabels gerekend: de inrichtingen bestemd om daarin verbinding tot stand te brengen tussen kabels in, op of boven openbare gronden enerzijds en kabels in gebouwen en daarmee één geheel vormende gronden anderzijds, dan wel tussen laatstgenoemde kabels onderling. Of een bepaald object dat een telecomaanbieder wil aanbrengen onder de omschrijving van het begrip kabels valt, is in de eerste plaats een technisch vraagstuk. Daarnaast moet ook worden bezien welke objecten gemeenten in het verleden hebben gedoogd. Materieel bezien moet onder de TW namelijk hetzelfde worden gedoogd als onder de Wet op de telecommunicatievoorzieningen (WTV). Formeel bezien valt op dat de letterlijke omschrijving van het begrip kabels in de TW is verruimd ten opzichte van de omschrijving uit de WTV. Dit komt doordat nu ook kabelwerken onder de omschrijving van kabels zijn gebracht, terwijl deze in de WTV afzonderlijk waren gedefinieerd. De kabelwerken uit de WTV moesten echter ook worden gedoogd. De invoering van de TW betekent op dit punt dus geen verruiming van de mogelijkheden voor aanbieders om objecten te plaatsen. Onder de TW vallen alleen openbare kabels. Werkzaamheden aan andere telecomkabels kunnen onder het vergunningenregime van de algemene plaatselijke verordening (APV) vallen; zie bijvoorbeeld artikel 2.1.5.2 model-APV van de VNG.

e openbare gronden

In artikel 1, onder s, TW wordt het begrip openbare gronden beschreven. Hiertoe worden gerekend openbare wegen, met inbegrip van de daartoe behorende stoepen, glooiingen, bermen, sloten, bruggen, viaducten, tunnels, duikers, beschoeiingen  en andere werken, alsmede wateren met de daartoe behorende bruggen, plantsoenen, pleinen en andere plaatsen, die voor eenieder toegankelijk zijn. Onder het begrip openbare gronden wordt ook het begrip weg, zoals gebruikt wordt in de model-APV van de VNG, begrepen. Het begrip openbare gronden is echter ruimer dan het begrip weg uit de

model-APV, aangezien hieronder ook de wateren met de daarbij behorende bruggen, plantsoenen, pleinen en andere plaatsen die voor eenieder toegankelijk zijn worden gerekend.

f aanbieder

Het begrip aanbieder wordt gedefinieerd als een aanbieder van een openbaar telecommunicatienetwerk of een omroepnetwerk. Voor deze aanbieders geldt de verplichting, zoals genoemd in artikel 5.2, derde lid, TW om voorafgaand aan de aanvang van werkzaamheden ten behoeve van een openbaar telecommunicatie of omroepnetwerk deze werkzaamheden te melden en vervolgens een instemmingsbesluit van het college van burgemeester en wethouders af te wachten.

g werkzaamheden

Werkzaamheden in verband met de aanleg, instandhouding en opruiming van kabels ten dienste van een openbaar telecommunicatienetwerk of van een omroepnetwerk in en op openbare gronden betreffen ook de werkzaamheden die verband houden met het medegebruik van voorzieningen. Bij het medegebruik van voorzieningen moet onder andere gedacht worden aan het medegebruik van kabelgoten of geleidingen. Voor dergelijke werkzaamheden geldt ook de meldingsplicht en is eerst een instemmingsbesluit vereist voordat zij mogen worden uitgevoerd. Over het medegebruik van voorzieningen wordt nader ingegaan bij de toelichting op artikel 4.

h gedoogplichtige

In artikel 5.1, eerste lid, TW wordt bepaald dat eenieder verplicht is om de aanleg en instandhouding van kabels ten dienste van een openbaar telecommunicatienetwerk  of van een omroepnetwerk in en op openbare gronden, alsmede de opruiming daarvan, te gedogen. De beheerders van openbare gronden moeten dus goedvinden ('gedogen') dat aanbieders van een openbaar telecommunicatienetwerk  of een omroepnetwerk kabels in hun grond leggen. Tot de beheerders van het openbare gebied behoren gemeenten, provincies, waterschappen, het rijk en particulieren in het bezit van openbare grond.

i college

Ten behoeve van de leesbaarheid van de verordening wordt het college van burgemeester en wethouders aangeduid met het college. Waar in hoofdstuk 5 van de TW wordt gesproken over >het college=, wordt OPTA bedoeld, en niet het college van B & W.

j en k melding en instemmingsbesluit

In artikel 5.2, derde lid, TW staat dat een aanbieder van een openbaar telecommunicatienetwerk of van een omroepnetwerk slechts overgaat tot het verrichten van werkzaamheden indien deze:

a. het voornemen daartoe heeft gemeld bij burgemeester en wethouders van de desbetreffende gemeente, en

b. van burgemeester en wethouders instemming heeft verkregen over tijdstip, plaats en werkwijze van uitvoering van de werkzaamheden.

Deze bepaling brengt met zich mee dat een aanbieder niet met de werkzaamheden mag beginnen voordat hij instemming daarvoor heeft verkregen van het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 2 Tijdstip van melding

In artikel 5.2, vierde lid, TW is bepaald dat de gemeenteraad bij verordening in ieder geval regels stelt inzake het tijdstip, voorafgaand aan het verrichten van werkzaamheden waarop de melding uiterlijk moet zijn gedaan. Artikel 2 van de verordening is hier een nadere uitwerking van. Gekozen is voor een termijn van acht weken. Deze termijn sluit aan bij de termijn als genoemd in artikel 4:13, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit staat het college van burgemeester en wethouders echter niet in de weg om eerder, bijvoorbeeld na drie weken, op een melding te besluiten.

Het staat de gemeente vrij om een andere termijn dan acht weken in de verordening op te nemen. Wordt gekozen om in de verordening een kortere termijn op te nemen, dan wordt aanbevolen om deze termijn ook als beslistermijn te hanteren. Het zou immers onlogisch zijn indien twee weken voor de voorgenomen aanvang van de werkzaamheden een melding moet worden ingediend, terwijl  binnen die termijn nog geen uitsluitsel kan worden gegeven over de instemming.

Het tijdstip van melding voorafgaand aan de aanvang van de werkzaamheden zou ook afhankelijk gesteld kunnen worden van de plaats van de werkzaamheden. Het is voorstelbaar dat voor een graafwerkzaamheid in het centrum van de gemeente meer coördinatie van de zijde van de gemeente nodig is dan voor een graafwerkzaamheid in het buitengebied van de gemeente. Bij werkzaamheden in het centrum of op een hoofdroute door de gemeente moeten al dikwijls verkeersmaatregelen worden getroffen of andere voorzieningen. Om die reden heeft de gemeente voor de coördinatie van die werkzaamheden meer tijd nodig. Artikel 2 zou daarom kunnen worden uitgebreid met een lid, luidende:

Als werkzaamheden worden verricht op hoofdroutes en in het centrumgebied, zoals omschreven op de bijgevoegde kaart, of als bij werkzaamheden meerdere gedoogplichtigen zijn betrokken, wordt de melding uiterlijk ...... weken voor de aanvang van de werkzaamheden gemeld bij het college.

Vanzelfsprekend dient in dat geval een kaart van de gemeente met daarop getekend de hoofdroutes of het centrumgebied tesamen met de verordening te worden vastgesteld.

Artikel 3 Melding

Artikel 5.2, vierde lid, TW bepaalt onder meer dat de gemeenteraad bij verordening in ieder geval regels vaststelt over de gegevens die bij de melding moeten worden verstrekt, waaronder een uitvoeringsplan. Artikel 3 van de verordening is hiervan een nadere uitwerking. Gegevens die op basis van artikel 4:2 van de Awb, zoals de dagtekening van de aanvraag, moeten worden vermeld, zijn niet nog eens opgenomen in de opsomming van artikel 3. De verplichting om deze gegevens te verstrekken volgt immers rechtstreeks uit de Awb.

In artikel 3, eerste lid, is het gebruik van een aanmeldingsformulier voorgeschreven. Een ordelijke en efficiënte afhandeling van de aanvraag wordt immers bevorderd door de gebruikmaking van een speciaal daartoe bestemd formulier.

In de opsomming uit het tweede lid van artikel 3 wordt allereerst de registratie, afgegeven door de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (OPTA) genoemd. De OPTA is per 1 augustus 1997 ingesteld in verband met de liberalisering van de Europese telecommunicatiemarkt.  De taken van de OPTA zijn: toezicht op de telecommunicatiemarkt, beslechting van geschillen, uitgifte van nummers en de registratie van marktpartijen.

Een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel wordt genoemd in de opsomming van artikel 3. Indien getwijfeld wordt of de werkzaamheden gedoogd moeten worden, vormt de inschrijving bij de Kamer van Koophandel namelijk een aanwijzing voor het vermoeden dat het bedrijf in ieder geval openbare telecommunicatiediensten aanbiedt en daarmee dat hun werkzaamheden, werkzaamheden aan een te gedogen openbare kabel kunnen zijn.

Van belang is verder of er sprake is van een huurlijn. Om die reden wordt bij de melding gevraagd aan te geven om wat voor soort kabel het gaat. Een huurlijn is te beschouwen als een openbaar telecommunicatienetwerk en moet dus worden gedoogd. Lijnen in eigen beheer of voor eigen exploitatie vormen een niet-openbaar netwerk. De gemeente is voor deze lijnen niet gedoogplichtig op grond van de wet. Voor werkzaamheden aan deze lijnen dient een vergunning op grond van de APV te worden verleend; zie bij voorbeeld artikel 2.1.5.2 model-APV van de VNG.

Tevens moet worden aangegeven wie vooraf in kennis worden gesteld van de voorgenomen werkzaamheden. Gedacht kan worden aan burgers of ondernemers die overlast zullen ondervinden van de werkzaamheden. In sommige gevallen kan het ook noodzakelijk zijn dat de politie en de brandweer op de hoogte worden gesteld. Dit zal zich vooral voordoen wanneer de werkzaamheden met wegversperringen  gepaard gaan.

Uit het uitvoeringsplan moet voorts blijken op welke wijze de werkzaamheden worden uitgevoerd. Van belang is onder andere dat de kabels zo worden aangelegd dat de bereikbaarheid voor in de grond reeds aanwezige kabels blijft behouden. Om die reden is het van belang waar de kabelsleuf precies word gesitueerd.

Het derde lid ziet op de situatie dat de werkzaamheden ook betrekking hebben op gronden van andere gedoogplichtigen. In dat geval dienen ook de belangen van deze gedoogplichtigen bij het instemmingsbesluit te worden betrokken. Uit artikel 5.2, eerste en  tweede lid, TW vloeit immers voort dat de gemeente met de coördinatie wordt belast van de werkzaamheden aan telecommunicatie- en omroepnetwerken binnen haar grondgebied en dat de gemeente hierbij andere belangen moet betrekken. Gelet hierop is in het derde lid van artikel 3 van de verordening opgenomen dat de uitkomst van het overleg tussen de aanbieders en de andere gedoogplichtigen uiterlijk vier weken na ontvangst van de melding aan het college van burgemeester en wethouders wordt gemeld. De aanbieder kan op deze wijze tegelijkertijd met de melding aan het college van burgemeester en wethouders de andere gedoogplichtigen benaderen. Om geen discussie te krijgen over de aanvang van de vier weken termijn is het aan te bevelen om na ontvangst van de melding een ontvangstbevestiging te sturen. Voordat tot instemming wordt besloten, dient het resultaat van dit overleg bij de gemeente bekend te zijn. Deze procedure draagt bij aan een redelijke afdoeningstermijn door het college van burgemeester en wethouders. Indien de belangen van de andere gedoogplichtigen niet overeenkomen met de belangen van de gemeente, ligt het vervolgens op de weg van de het college van burgemeester en wethouders

om de belangen zo goed mogelijk tegen elkaar af te wegen. Daartoe zou bijvoorbeeld van de zijde van de gemeente een overleg kunnen worden geëntameerd met alle betrokkenen, waaronder in ieder geval de aanbieders en de andere gedoogplichtigen. Indien de partijen er niet in onderling overleg uitkomen, moet het college van burgemeester en wethouders na afweging van alle belangen een beslissing nemen.

In het vierde lid is opgenomen dat het college nadere regels kan stellen voor de gegevens die bij de melding worden verstrekt. Het is mogelijk dat het college bij werkzaamheden in het centrum andere eisen stelt aan het uitvoeringsplan dan bij werkzaamheden in het buitengebied. Door het stellen van nadere regels kan hierin onderscheid worden gemaakt. De bevoegdheid tot het stellen van nadere regels is gebaseerd op artikel 156, derde lid, van de Gemeentewet. Indien het college bij een individuele melding meent dat er onvoldoende gegevens zijn overgelegd om een beslissing te nemen over de instemming, kan het op basis van artikel 4:5 van de Awb nadere gegevens opvragen.

Artikel 4 Voorschriften en beperkingen bij instemming

Uit artikel 5.2, tweede lid, TW volgt dat de gemeente bij de coördinatie andere werkzaamheden  en andere belangen waarin de TW niet voorziet, moet betrekken. Gedacht kan worden aan de belangen zoals genoemd in het eerste lid van artikel 4 van de verordening. Bij de formulering van deze belangen is aansluiting gezocht bij de terminologie uit de model-APV van de VNG.

De belangenafweging kan ertoe leiden dat aan het  instemmingsbesluit voorschriften of beperkingen worden verbonden. Deze voorschriften of beperkingen mogen niet zodanig belemmerend werken dat niet meer gesproken zou kunnen worden van de gedoogplicht van de gemeente. Een dergelijke aanpak zou in strijd zijn met de Telecommunicatiewet. Artikel 5.2, tweede lid, TW bepaalt immers dat de coördinatie niet mag leiden tot een zodanige vertraging van voorgenomen werkzaamheden  dat redelijkerwijs niet meer kan worden gesproken van gedogen.

In het instemmingsbesluit kan het tijdstip van aanvang van de werkzaamheden op enige tijd na het tijdstip van de melding van de voorgenomen aanvang worden gesteld. De gedoogplicht wordt hierdoor in beginsel niet geschonden. In de Nota naar aanleiding van het verslag van 29 december 1997 zegt de minister hierover: 'Of dit tijdstip één maand of zes maanden verder weg kan zijn gelegen is niet aan de wetgever om voor eens en altijd te bepalen. Van gemeente tot gemeente, maar zelfs binnen een gemeente kunnen de omstandigheden verschillen. Denk hierbij aan omstandigheden als: buitenwijk, centrum, soort grond, wanneer meest recente opbreking.'

De wetgever heeft gelet op deze diversiteit geen termijn willen stellen waarbinnen met de werkzaamheden moet zijn begonnen. Het college van burgemeester en wethouders zal daarom voor elke concrete situatie moeten afwegen of op de voorgenomen aanvangsdatum van de werkzaamheden ook daadwerkelijk een aanvang kan worden gemaakt.

De coördinatieplicht brengt met zich mee dat vanuit de gemeenten zo veel mogelijk onderzocht wordt of verschillende verzoeken tot werkzaamheden in de openbare grond niet kunnen worden gecombineerd. Dit voorkomt dat een weg bijvoorbeeld om het halfjaar wordt opengebroken. Voor bijvoorbeeld burgers, ondernemers et cetera. kan dit veel overlast met zich meebrengen. Daarnaast kan het ook in het belang van de aanbieders zijn om gezamenlijk de kosten van het openbreken van de grond te dragen.

Niet alleen beperkingen in de tijd kunnen aan het instemmingsbesluit worden verbonden, maar ook voorschriften of beperkingen omtrent de wijze van uitvoering. Een bepaald traject van de kabel kan, gelet op de belangen die genoemd worden in het eerste lid, op grote bezwaren stuiten. Het is dan van belang om samen met de aanbieder te onderzoeken of de kabel ook via een ander traject kan worden aangelegd. De gemeente kan vervolgens instemming geven voor een van de melding afwijkend traject.

Werkzaamheden ten behoeve van huisaansluitingen  komen dikwijls in een gemeente voor. Deze kleine werkzaamheden  dienen op grond van de TW te worden gemeld aan de gemeente. Om te voorkomen

dat de gemeente voor elke huisaansluiting een apart instemmingsbesluit moet nemen, kan in het instemmingsbesluit voor het 'moedertraject' worden opgenomen dat de instemming ook geldt voor toekomstige huisaansluitingen. Door in een voorschrift te bepalen dat werkzaamheden hiervoor vooraf moeten worden gemeld aan het college van burgemeester en wethouders, blijft de gemeente op de hoogte van waar en wanneer de openbare grond wordt opengebroken.

Er kan ook een voorschrift aan het instemmingsbesluit worden verbonden waarin wordt geregeld hoe te handelen bij storingen aan het telecommunicatie-  of omroepnetwerk. Indien zich een storing voordoet, dient deze immers dikwijls direct verhopen te worden. Het vooraf melden en het wachten op voorafgaande instemming is dan niet in alle gevallen mogelijk. Denk bijvoorbeeld aan een storing die zich in het weekend voordoet. Indien de storing direct verholpen moet worden, is het van belang dat wel achteraf melding wordt gemaakt van de werkzaamheden. Met het oog daarop kan een voorschrift aan het instemmingsbesluit worden verbonden dat bepaalt dat indien bij storingen de daarvoor uit te voeren werkzaamheden niet vooraf gemeld kunnen worden en het college van burgemeester en

wethouders niet vooraf gevraagd kan worden om instemming, binnen 48 uur na de werkzaamheden het college alsnog hiervan in kennis wordt gesteld.

Bij de kamerbehandeling van de TW heeft de minister gesteld dat de gemeente een marktpartij kan verplichten om kabelgoten te gebruiken die voor andere telecomaanbieders toegankelijk zijn. In de verordening wordt uitdrukkelijk bepaald dat een voorschrift hierover aan het instemmingsbesluit kan worden verbonden. Dit betekent niet alleen dat een marktpartij door  het college van burgemeester en wethouders kan worden verplicht om van bestaande kabelgoten gebruik te maken, maar ook dat een marktpartij kan worden verplicht om nog niet aanwezige kabelgoten te realiseren. Omdat dit grote kosten met zich mee kan brengen voor een aanbieder, moet de gemeente zich er terdege van bewust zijn dat het verbinden van een dergelijk voorschrift aan het instemmingsbesluit op een daadkrachtige motivering moet berusten. Overigens zijn de aanbieders van telecommunicatienetwerken  verplicht, op basis van artikel 5.10, TW, om elkaar medegebruik van voorzieningen (waaronder kabelgoten) te verlenen, mits daar een redelijke vergoeding tegenover staat. Dit is echter een zaak waar de gemeente buiten staat.

Ook kan de gemeente een voorschrift of beperking aan het instemmingsbesluit verbinden waarbij een zekerheid wordt verlangd over de nakoming van bepaalde verplichtingen. In het bestuursrecht is het verbinden van een financiële voorwaarde aan een besluit in beginsel toegestaan als daarmee de met het besluit meespelende belangen worden gediend. Als voorbeeld kan genoemd worden het verbinden van een voorschrift aan het instemmingsbesluit inhoudende dat een waarborgsom moet worden gestort om het wegoppervlak weer in de oude staat terug te brengen.

Artikel 5.2, vierde lid, onder c, TW bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening in ieder geval regels vaststelt over de wijze van uitvoering bij aanleg, onderhoud, verplaatsing en opruiming en van medegebruik van voorzieningen. Gelet hierop moet in het derde lid van artikel 4 een verwijzing naar de in de gemeente gebruikte technische vereisten worden opgenomen. Veel gemeenten gebruiken in de praktijk een handboek met technische gegevens waaraan graafwerkzaamheden moeten voldoen. Een verwijzing hiernaar in artikel 4 zorgt ervoor dat de wijze van uitvoering bij aanleg, onderhoud en verplaatsing, alsmede de opruiming van kabels en het medegebruik van voorzieningen, dient te geschieden conform deze technische vereisten.

De TW laat de publiekrechtelijke bevoegdheden van de gemeente en andere overheden die zijn gebaseerd op specifieke wettelijke regelingen onverlet. Dat wil zeggen dat de aanbieder van een telecommunicatie-  of omroepnetwerk bij deze overheden de benodigde vergunningen, ontheffingen etc. dient aan te vragen (bijvoorbeeld een vergunning op basis van de keur van het waterschap als de kabel in een dijklichaam wordt aangelegd). Het ontbreken van dergelijke vergunningen of ontheffingen kan echter geen reden zijn om het instemmingsbesluit te weigeren.

Bekendmaking

Het instemmingsbesluit  zal bekendgemaakt moeten worden overeenkomstig artikel 3:41 Awb. Toezending van het instemmingsbesluit aan de aanvrager, welke meestal de aanbieder zal zijn, ligt dan in de rede. De Awb vereist niet dat besluiten die, ingevolge artikel 3:41, aan een of meer belanghebbenden  zijn gericht, openbaar bekendgemaakt worden. Indien het gemeentelijk gebruik is dat dergelijke besluiten toch worden gepubliceerd, zijn ook anderen tijdig op de hoogte van de verlening.

Bezwaar,  beroep en schadevergoeding

Tegen het instemmingsbesluit kunnen belanghebbenden  bezwaar aantekenen bij het college van burgemeester en wethouders. Vervolgens staat ingevolge artikel  17.1, TW beroep open op de arrondissementsrechtbank  te Rotterdam en ingevolge artikel 20 van de Wet bestuusrechtspraak bedrijfsorganisatie hoger beroep bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBB). Is er schade veroorzaakt die verband houdt met de gedoogplicht, dan beperkt het recht op schadevergoeding, ingevolge artikel 5.4, TW,  zich voor eigenaren en beheerders van openbare gronden tot vergoeding van de kosten van de voorzieningen en van de meerdere kosten van onderhoud. Artikel 5.9, TW bepaalt dat een eis tot schadevergoeding aanhangig gemaakt dient te worden bij de kantonrechter in wiens ambtsgebied de onroerende zaak is gelegen waaraan schade wordt toegebracht. Hoger beroep tegen de uitspraak van de kantonrechter is voorts toegestaan.

Artikel 5.7, TW regelt de kostenvergoeding in het geval dat de kabels verplaatst moeten worden. Indien de gemeente als gedoogplichtige wil dat kabels worden verplaatst in verband met de oprichting van een gebouw of de uitvoering van werken, dan dient de aanbieder dit op eigen kosten te doen. In andere gevallen moeten de kosten van het verplaatsen worden vergoed aan de aanbieder. Ontstaat een geschil over de kosten, dan kan de OPTA om een beschikking worden gevraagd, waartegen beroep openstaat bij de bovengenoemde  arrondissementsrechtbank  en hoger beroep bij het CBB.

Artikel 5.8, TW geeft een regeling voor bomen en beplanting die hinderlijk zijn voor de telecommunicatie- of omroepnetwerken. Rechthebbenden van bomen of beplantingen zijn verplicht te voldoen aan een verzoek van de aanbieder van een openbaar telecommunicatie- of omroepnetwerk om deze te snoeien of in te korten indien deze hinderlijk zijn of worden voor de aanleg, instandhouding en exploitatie van deze netwerken. De OPTA is bevoegd om bestuursdwang toe te passen indien de rechthebbende niet voldoent aan een dergelijk verzoek van de aanbieder. De aanbieders kunnen, ingevolge het derde lid van artikel 5.8, TW, ook zelf tot het opsnoeien of inkorten van wortels of takken overgaan. Er moet dan wel sprake zijn van ernstige belemmering of storing van de telecommunicatie. Artikel 5.9, TW bepaalt verder dat de rechthebbenden ten aanzien van de bomen of beplantingen het recht op schadevergoeding aanhangig kunnen maken bij de kantonrechter. Hoger beroep hiervan is toegelaten.

Ontstaat er een geschil over de gedoogplicht ex artikel 5.1, tweede lid, TW van interlokale en internationale kabels in niet-openbare gronden, met uitzondering van huizen en aangrenzende tuinen, dan kan op basis van artikel 5.3, tweede lid, TW de OPTA als geschillenbeslechter optreden. De OPTA kan vervolgens een beschikking afgeven waartegen beroep openstaat bij de Rotterdamse arrondissementsrechtbank  en hoger beroep bij het CBB. De wet kent ten aanzien van deze gedoogplicht geen beperking toe aan de omvang van het verzoek tot schadevergoeding. Alle schade kan opgevoerd worden in een procedure voor de kantonrechter. Hoger beroep is hierop mogelijk.

Worden kabels boven de grond aangebracht zonder dat deze de grond raken of in en aan gebouwen bijbehorende gronden, dan is eenieder verplicht om deze te gedogen. Is er schade geleden, dan kan deze via de bovengenoemde procedure bij de kantonrechter aanhangig worden gemaakt. In de artikelen 5.5 en 5.9, TW is dit nader geregeld.

Handhaving

Indien de aanbieder zonder voorafgaande melding of zonder instemming van het college van burgemeester en wethouders werkzaamheden verricht, wordt in strijd gehandeld met artikel 5.2, derde lid, TW. Dit vormt een economisch delict in de zin van de Wet op de economische delicten (WED). Ook het handelen in strijd met artikel 5.2, derde lid, inhoudende het handelen in strijd met het in het instemmingsbesluit opgenomen tijdstip van aanvang of voltooiing en de wijze van uitvoering, is onder de werking van de WED gebracht. Handhaving van deze artikelen vindt plaats door de daarvoor in artikel  17 WED aangewezen ambtenaren.

Naast deze strafrechtelijke handhaving is bestuursrechtelijke handhaving mogelijk. Het college van burgemeester en wethouders kan via een bestuursdwangprocedure  ex artikel  125 Gemeentewet of een dwangsomprocedure ex artikel 125 Gemeentewet juncto  5:32 Awb naleving van de bepalingen uit de verordening  afdwingen.

Artikel 5 Zakelijk karakter instemmingsbesluit

Het verdient aanbeveling om aan het instemmingsbesluit een zakelijk karakter mee te geven. In de situatie dat een nieuwe aanbieder van de kabel gebruikmaakt, is het gewenst dat ook voor hem de voorschriften en beperkingen gelden die aan het instemmingsbesluit zijn verbonden. Het is bijvoorbeeld van belang dat ook een nieuwe aanbieder zich houdt aan het voorschrift over het ruimen van de kabel indien deze niet meer ten dienste staat van een openbaar telecommunicatie- of omroepnetwerk.

Artikel 6 Meldingswijziging

Voor de gemeente is het van belang om een actueel overzicht te hebben en te houden van de ondergrondse infrastructuur. Daarbij gaat het niet alleen om waar welke kabel liggen, maar ook wie de eigenaar is, de beheerder of de exploitant. Om deze reden is in de verordening een verplichting opgenomen om de wijziging van het eigendom, de exploitatie of het beheer van de kabel te melden. Het eigendom, de exploitatie of het beheer kunnen in verschillende handen liggen. Het is bijvoorbeeld mogelijk dat de aanbieder niet alleen degene is die gebruikmaakt van de kabel, de exploitant, maar ook het eigendom van de kabel heeft, terwijl het beheer van de kabel is uitbesteed aan een aannemer die alle onderhoudswerkzaamheden uitvoert. Tevens is het van belang voor de gemeente om te weten of de kabels nog steeds ten dienste staan van een openbaar telecommunicatie- of omroepnetwerk. Zijn de kabels niet meer openbaar, dan zijn ze niet meer gedoogplichtig. Dit is bijvoorbeeld van belang voor de precarioheffing. De heffing van precariobelasting  is namelijk niet toegestaan over openbare kabels, maar wel over niet-openbare kabels.

Artikel 7 Overgangsbepaling

Het is wenselijk dat de gemeente binnen afzienbare tijd een volledig overzicht heeft van de kabels die in het verleden in de grond zijn gelegd. Sommige gemeenten zijn  aangesloten bij KLIC, een stichting die registreert waar kabels zijn gelegen. Voor deze gemeenten en de gemeenten die zelf alle kabels hebben geregistreerd is artikel 7 wellicht overbodig. Voor gemeenten die een actueel overzicht ontberen, is in artikel 7 opgenomen dat de aanbieders van de kabels en kabelwerken die in het verleden zijn gelegd, de aanwezigheid daarvan moeten melden bij het college met het daartoe bestemde aanmeldingsformulier. Voor toekomstige werkzaamheden  aan kabels en kabelwerken die voor de inwerkingtreding van de TW zijn aangebracht, geldt het regime van de TW. Dit is bepaald in artikel 20.5, eerste lid, TW.

Artikel 8 Inwerkingtreding

In artikel 5.2, vierde lid, TW is de verplichting vastgelegd om een verordening vast te stellen. Dit artikel treedt op 1 juni  1999 in werking. Voor werkzaamheden  die na het tijdstip van inwerkingtreding van de TW, zijnde 15 december  1998, moeten worden uitgevoerd maar voor het inwerkingtreding van de verordening geldt wel de melding en het vereiste van een instemmingsbesluit. Aanbevolen wordt om deze meldingen op een gelijke wijze te behandelen als voor de inwerkingtreding van de TW.

Artikel 9 Citeertitel

Door toevoeging van de naam van de gemeente aan de citeertitel is het voor eenieder die de verordening opvraagt duidelijk dat dit de verordening betreft van die met name genoemde gemeente.