Regeling niet-verspreidbare onderhoudsbagger uit tertiaire watergangen2014

Geldend van 01-01-2024 t/m heden

Intitulé

Regeling niet-verspreidbare onderhoudsbagger uit tertiaire watergangen2014

Het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden; gelezen het voorstel van 6 januari 2015, dm 867230; gelet op artikel 84 Waterschapswet

Besluit

De regeling Baggeren van tertiaire watergangen – regeling 2014 – niet verspreidbare onderhoudsbagger vast te stellen en per 1 maart 2015 in werking te laten treden.

Artikel 1 Inleiding

In 2001 is de nota ‘Baggeren van tertiaire watergangen’ door het Algemeen Bestuur vastgesteld. Deze nota beschrijft hoe ons waterschap omgaat met de verwijdering van verontreinigde baggerspecie uit watergangen die door derden moeten worden onderhouden. De regeling is in 2010 aangepast.

Als baggerspecie ernstig verontreinigd is, mag deze niet op de kant worden gezet (‘niet-verspreidbaar’). Deze verontreinigde specie kan nog wel ‘toepasbaar’ zijn (in het kader van het Besluit activiteiten leefomgeving). Het waterschap draagt onder bepaalde voorwaarden de meerkosten als sprake is van niet verspreidbare baggerspecie. Hierbij heeft het waterschap zich aangesloten bij het Uniebeleid.

In verdacht gebied moet baggerspecie vooraf bemonsterd en geanalyseerd te worden om vast te stellen of de specie verspreidbaar is of niet. In onverdacht gebied mag baggerspecie op de kant worden verspreid of als verspreidbare specie worden afgevoerd zonder voorafgaande bemonstering en analyse.

Het waterschap heeft in een 'Kaart onverdachte gebieden' deze gebieden vastgelegd. Hier wordt rekening gehouden met mogelijke belastingen, zoals overstorten, (drukke) wegen, spoorlijnen, stedelijk gebied en intensief landgebruik (fruitteelt, glastuinbouw).

Particulieren en agrariërs zijn in bepaalde gevallen, onder voorwaarden, vrijgesteld van de onderzoeksplicht (en de bijbehorende milieuverklaring bodemkwaliteit, bedoeld in artikel 4.1272, derde lid van het Besluit activiteiten leefomgeving).

In de regeling van 2010 is de vrijstelling van de onderhoudsplicht niet (expliciet) opgenomen. Daarnaast is de marktsituatie veranderd, waardoor aanpassing van de forfaitaire bedragen voor de vergoeding van meerkosten op zijn plaats is. De regeling [inclusief 'Kaart onverdachte gebieden'] wordt daarom aangepast en geactualiseerd.

De zorgplicht blijft altijd gelden: als bekend is dat de waterbodem in onverdacht gebied verontreinigd is of een reëel vermoeden daarvan bestaat, mag de waterbodem alleen verspreid worden als uit bemonstering en analyse blijkt dat de specie verspreidbaar is. Als specie niet verspreidbaar blijkt te zijn, kan een beroep op de meerkostenregeling gedaan worden.

Artikel 2 Waterbodemonderhoud tertiaire watergangen

  • 2.1. Deze regeling is uitsluitend van toepassing op onderhoudsbagger die niet verspreidbaar is (toetsing conform het Besluit bodemkwaliteit en het Besluit activiteiten leefomgeving).

  • 2.2 Bij niet-verspreidbare specie blijft onderhoudsplichtige in principe verantwoordelijk voor het onderhoud (verwijdering, afvoer en verwerking van de baggerspecie).

  • 2.3 Indien de veroorzaker van de vervuiling bekend is worden de kosten geheel of naar rato verhaald (‘de vervuiler betaalt’-principe); indien de onderhoudsplichtige tevens als veroorzaker van de verontreiniging wordt aangemerkt vervallen alle aanspraken op deze regeling.

  • 2.4 Indien de onderhoudsplichtige een particulier is (met particulieren worden gelijkgesteld kleine(re) organisaties voor zover deze geen overheidstaak hebben):

    • a

      neemt het waterschap in beginsel de feitelijke zorg voor het onderhoud, de afvoer en verwerking op zich (facilitaire opstelling);

    • b

      worden de particulier alléén de kosten in rekening gebracht die normaliter voor onderhoud van verspreidbare specie worden gemaakt; voor deze kosten heeft het waterschap standaard-bedragen vastgesteld (zie 2.7); deze ‘eigen bijdrage’ is afdwingbaar omdat de onderhoudsplicht blijft gelden;

    • c

      mag de particulier ook kiezen voor uitvoering in eigen beheer; het waterschap draagt dan financieel bij met standaard-bedragen die het waterschap heeft vastgesteld (zie 2.7).

  • 2.5 Indien de onderhoudsplichtige een overheidsinstantie is, blijft deze verantwoordelijk voor de onderhoudstaak. Door samenwerking met het waterschap zijn soms (aanzienlijke) besparingen mogelijk; het waterschap stimuleert deze samenwerking.

  • 2.6 Indien een overheidinstantie namens particulieren het onderhoud uitvoert, wordt voor het particuliere deel daarvan deze regeling toegepast als ware de overheid een particulier; de meerkosten (boven het bedrag van de ‘eigen bijdrage’) worden dan door beide overheden gedeeld.

  • 2.7 De meerkosten worden forfaitair vastgesteld. Per 1-1-2015 hanteren wij € 23,- per m³ voor het baggeren, transporteren en verwerken van Niet Verspreidbaar slib. Deze is per situatie opgesplitst in de volgende bedragen(i):

    bedragen in € per m 3 in situ

    Uitvoering door

    waterschap

    particulier

    Situatie

    particulier betaalt

    particulier ontvangt

    Locatie in landelijk gebied, geen/beperkte fysieke belemmeringen voor op de kant zetten

    € 4

    € 19

    Locatie in landelijk gebied, fysieke belemmeringen voor op de kant zetten

    € 8

    € 15

    Locatie in bebouwd gebied (bebouwde kom); op de kant zetten vrijwel altijd onmogelijk

    € 16

    € 7

    (i) het college kan deze bedragen wijzigen, bijvoorbeeld als de (markt)situatie daar aanleiding toe geeft.

  • 2.8 Bij uitvoering in eigen beheer vindt betaling van de bijdrage pas plaats als het project geheel conform de normen van het waterschap is uitgevoerd en in- en uitpeiling heeft plaats gevonden door een gecertificeerd en door het waterschap geaccepteerd bureau.

  • 2.9 In alle gevallen vindt nacalculatie op basis van daadwerkelijk verwijderde hoeveelheden plaats.

  • 2.10 De kwaliteit van baggerspecie moet worden onderzocht voordat deze verwijderd wordt. Dit geldt niet voor:

    • a

      baggerspecie uit watergangen in onverdachte gebieden: daar mag zonder bemonstering baggerspecie als verspreidbaar worden aangemerkt;

    • b

      baggerspecie uit watergangen van particulieren en agrariërs(ii)(waarvoor er geen onderzoeksplicht geldt en de bijbehorende milieuverklaring bodemkwaliteit);

    (ii) Voor agrariërs geldt de voorwaarde dat de baggerspecie afkomstig moet zijn van een watergang naast een tot hetzelfde bedrijf behorend perceel, waarop een vergelijkbaar gewas wordt geteeld als op het perceel waar de baggerspecie wordt toegepast.

  • 2.11 Ons waterschap neemt, met inachtneming van de overige bepalingen in deze regeling, de kosten voor het vaststellen van de kwaliteit van baggerspecie (bemonstering en bijbehorende analyse) voor zijn rekening in situaties waarin de baggerspecie (bekend) verontreinigd is of een reëel vermoeden daarvan bestaat en deze daardoor niet verspreidbaar zou zijn (Unie-advies).

  • 2.12 In vrijgestelde situaties (2.10) kunnen onderhouds- en ontvangstplichtigen op eigen initiatief een bemonstering laten uitvoeren; als bemonstering en analyse in samenspraak met het waterschap gebeuren en de baggerspecie blijkt (toch) verontreinigd te zijn, komen de kosten alsnog voor rekening van het waterschap; is de baggerspecie ‘schoon’ dan zijn de kosten voor de initiatiefnemer.

  • 2.13 Als bemonstering en analyse op eigen initiatief plaats vindt zonder betrokkenheid van het waterschap vooraf, dan komen deze kosten, ongeacht de kwaliteit van de waterbodem, niet voor rekening van het waterschap.

  • 2.14 Het waterschap stelt vast welk bedrag in ieder kalenderjaar beschikbaar is voor de regeling; indien het aangevraagde bedrag het in dat jaar resterende beschikbare bedrag overschrijdt, worden in dat jaar geen bijdragen meer toegekend; particulieren kunnen in dat geval een beroep doen op de regeling in een volgend kalenderjaar voor zover door het waterschap in dat jaar geld voor de regeling beschikbaar wordt gesteld.

  • 2.15 Het niet (meer) beschikbaar zijn van geld voor deze regeling of het niet toekennen van een bijdrage is geen reden tot ontheffing van de onderhoudsplicht.

  • 2.16 De regeling wordt jaarlijks geëvalueerd om tijdig (ook financieel) te kunnen bijsturen.

  • 2.17 Het College kan -al dan niet op verzoek van een betrokkene- besluiten af te wijken van de in dit besluit gestelde regels.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de collegevergadering van 6 januari 2015.
J. Goedhart, secretaris-directeur
P.J.M. Poelmann, dijkgraaf