Verordening rechtspositie wethouders gemeente Achtkarspelen 2016

Geldend van 01-10-2016 t/m heden

Intitulé

Verordening rechtspositie wethouders gemeente Achtkarspelen 2016

Verordening rechtspositie wethouders gemeenteAchtkarspelen2016

De raad van de gemeente Achtkarspelen;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d.

23 september 2016, punt nr.: 6;

gelet op de artikelen 95, eerste en tweede lid, 96, eerste en tweede lid, en 97, 99 en 147 van de Gemeentewet, de artikelen 22, eerste lid, 23 eerste lid, en 27a, vijfde lid van het Rechtspositiebesluit wethouders

b e s l u i t

vast te stellen de Verordening rechtspositie wethouders gemeente Achtkarspelen 2016.

Hoofdstuk I Voorzieningen voor wethouders

Artikel 1 Reiskosten woon-werkverkeer

  • 1. Wethouders hebben aanspraak op een vergoeding van de kosten voor woon-werkverkeer, bedoeld in artikel 23, eerste lid, onderdeel a, van het Rechtspositiebesluit wethouders, overeenkomstig artikel 3 van de Regeling rechtspositie wethouders, met dien verstande dat geen tegemoetkoming wordt verstrekt als de enkele reisafstand 10 kilometer of minder bedraagt.

  • 2. Er bestaat maximaal twee keer per dag recht op een enkele reis vergoeding woon-werkverkeer.

  • 3. De reiskosten als bedoeld in het eerste lid worden alleen vergoed als deze gedeclareerd worden overeenkomstig de bepalingen in deze verordening.

Artikel 2 Zakelijke reis- en verblijfskosten

  • 1. Wethouders hebben aanspraak op een vergoeding van de reis- en verblijfkosten voor reizen gemaakt voor de uitoefening van het ambt, bedoeld in artikel 23, eerste lid, onderdeel b, van het Rechtspositiebesluit wethouders binnen en buiten het grondgebied van de gemeente, overeenkomstig artikel 4 van de Regeling rechtspositie wethouders.

  • 2. De reis- en verblijfskosten als bedoeld in het eerste lid worden alleen vergoed als deze gedeclareerd worden overeenkomstig de bepalingen in deze verordening.

  • 3. De hoogte van de vergoeding verblijfkosten is gebaseerd op het reisbesluit binnenland of buitenland, met dien verstande dat de vergoeding lager wordt vastgesteld als de fiscus de onbelaste vergoeding lager heeft vastgesteld dan de vergoedingen zoals opgenomen in het reisbesluit binnen- of buitenland.

Artikel 3 Dienstauto

  • 1. Wethouders kunnen voor reizen ten behoeve van de gemeente gebruik maken van de gemeentelijke dienstauto. Onder dienstauto wordt voor de toepassing van dit artikel mede verstaan een door de gemeente ingehuurde auto.

  • 2. De gemeentelijke dienstauto kan door de wethouders ook worden gebruikt voor het woon-werkverkeer en voor reizen ten behoeve van nevenfuncties die de wethouders vervullen uit hoofde van het ambt.

  • 3. Als de wethouders gebruikmaken van een dienstauto, dan hebben zij voor die reizen geen recht op een tegemoetkoming voor de reiskosten.

  • 4. Als de wethouders voor reizen ten behoeve van in het tweede lid bedoelde nevenfuncties gebruikmaken van de dienstauto en daarvoor een vergoeding van reiskosten ontvangen, wordt die vergoeding in de gemeentelijke kas gestort.

Artikel 4 Computer

1.Wethouders aan wie op aanvraag een computer, bijbehorende apparatuur en software in bruikleen ter beschikking wordt gesteld, ondertekenen hiervoor een bruikleenovereenkomst met de gemeente.

Artikel 5 Communicatieapparatuur

1.Wethouders aan wie op aanvraag communicatieapparatuur in bruikleen ter beschikking wordt gesteld, ondertekenen hiervoor een bruikleenovereenkomst met de gemeente.

Artikel 6 Verhuis-, reis-en pensionkosten en tegemoetkoming dubbele woonlasten bij benoeming

1.Wethouders die bij benoeming nog niet over woonruimte in de gemeente beschikken hebben aanspraak op een vergoeding van:

  • a.

    reis- en pensionkosten, bedoeld in artikel 22, eerste lid, onderdeel a, van Rechtspositiebesluit wethouders, overeenkomstig artikel 1 en 4a van de Regeling rechtspositie wethouders, en

  • b.

    dubbele woonlasten en verhuiskosten, bedoeld in artikel 22, eerste lid, onderdeel b, van Rechtspositiebesluit wethouders, overeenkomstig artikel 2 en 4a van de Regeling rechtspositie wethouders.

Artikel 7 Aanwijzing als eindheffingsbestanddeel

  • 1. Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden aangewezen de vergoedingen, tegemoetkomingen en verstrekkingen genoemd in artikel 28a van het Rechtspositiebesluit wethouders.

  • 2. Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden verder aangewezen de vergoedingen, tegemoetkomingen en verstrekkingen, genoemd in hoofdstuk III van deze verordening, voor zover deze worden gerekend tot een vergoeding of verstrekking als bedoeld in artikel 31a, tweede lid, onderdelen a tot en met h, van de Wet op de Loonbelasting 1964.

Hoofdstuk II De procedure van declaratie

Artikel 8 Betaling vaste vergoedingen

De betaling van de vergoeding voor werkzaamheden, de bezoldiging voor wethouders op grond van het Rechtspositiebesluit wethouders, de onkostenvergoedingen en declaraties geschiedt maandelijks of in maandelijkse termijnen als er sprake is van een vergoeding op jaarbasis tenzij het Rechtspositiebesluit wethouders of de Regeling rechtspositie wethouders anders bepalen.

Artikel 9 Rechtstreekse facturering bij de gemeente

  • 1. Wethouders dragen ten behoeve van het vergoeden van kosten zorg voor rechtstreekse toezending van de factuur aan de gemeente.

  • 2. De factuur wordt ter goedkeuring ingediend bij de gemeentesecretaris, of een daartoe aangewezen ambtenaar.

Artikel 10 Declaratie van vooruit betaalde kosten

  • 1. De declaratie van de kosten die uit eigen middelen vooruit zijn betaald en de vergoeding van reiskosten met de eigen auto vindt plaats door gebruikmaking van de door de gemeente beschikbaar gestelde formulieren voor reis- en verblijfskosten.

  • 2. Het formulier wordt binnen twee maanden na de betaling of de datum van de gemaakte rit volledig ingevuld en ondertekend door de wethouder en ter goedkeuring ingediend bij de gemeentesecretaris, of een daartoe aangewezen ambtenaar, onder bijvoeging van de bewijsstukken

Artikel 11 Gebruik creditcard

  • 1. Er kan door wethouders gebruik worden gemaakt van een gemeentelijke creditcard voor het doen van uitgaven die voor vergoeding of tegemoetkoming ten laste van de gemeente in aanmerking komen. Het beheer van de gemeentelijke creditcard ligt bij de gemeentesecretaris.

  • 2. De vergoeding van reis- en verblijfkosten in het buitenland kan plaatsvinden door gebruikmaking van de gemeentelijke creditcard.

  • 3. Verantwoording van de betaling met de creditcard vindt plaats door gebruikmaking van een door de gemeente vastgesteld formulier, volledig in te vullen en te ondertekenen door de wethouder door wie de kosten zijn gemaakt. Het formulier wordt binnen één maand na gebruik ter goedkeuring ingediend bij de gemeentesecretaris.

  • 4. Niet tijdige inlevering van het formulier heeft, tenzij er sprake is overmacht, tot gevolg dat de gemaakte kosten voor rekening van de wethouder komen.

  • 5. Verlies of diefstal van de creditcard wordt onverwijld gemeld bij de betreffende creditcardmaatschappij en de gemeente. Het eigen risico bij verlies en diefstal komt voor rekening van de gemeente, mits geen sprake is van verwijtbaar roekeloos gedrag.

Hoofdstuk III Citeertitel en inwerkingtreding

Artikel 12 Intrekking oude regeling

De Verordening regelende een onkostenvergoeding voor de wethouders, laatst gewijzigd in de raad van 27 mei 1999 wordt ingetrokken.

Artikel 13 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op 20 oktober 2016 (de dag na publicatie) en werkt terug tot en met 1 september 2016.

Artikel 14 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening rechtspositie wethouders Achtkarspelen 2016.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Achtkarspelen van
13 oktober 2016.
De griffier,
mw. J. van Hoppe MPM
De voorzitter,
G.Gerbrandy

Toelichting

ALGEMEEN

Wettelijke regelingen

In de wet en nadere regelgeving zijn alle van belang zijnde onderwerpen geregeld betreffende de rechtspositie van gemeentelijke politieke ambtsdragers. In de Gemeentewet is aangegeven dat de nadere invulling van de rechtspositie van wethouders alsmede de financiële voorzieningen moet worden geregeld bij of krachtens de wet (AMvB en ministeriële regeling). Deze nadere regeling is vastgelegd in het Rechtspositiebesluit wethouders. In de Regeling rechtspositie wethouders zijn de (onkosten)vergoedingen voor wethouders nog nader uitgewerkt.

De vergoedingen en regelingen voor wethouders die bij of krachtens de wet (lees Gemeentewet, Rechtspositiebesluit of Regeling) dwingendrechtelijk geregeld zijn, zijn niet opgenomen in deze verordening. Dit betreft de vergoedingen voor:

  • 1.

    de bezoldiging van wethouders

  • 2.

    de vaste maandelijkse netto onkostenvergoedingen voor wethouders;

  • 3.

    de gevolgen bij overgang naar een lagere klasse in verband met vermindering van aantal inwoners;

  • 4.

    de voorzieningen bij ziekte en dienstongeval;

  • 5.

    de voorzieningen bij tijdelijk ontslag wegens zwangerschap en bevalling of ziekte;

  • 6.

    de tegemoetkoming in de ziektekosten;

  • 7.

    de voorzieningen voor wethouders met een fysieke beperking;

  • 8.

    de fiscale gevolgen inkomstenbelasting voortvloeiend uit het gebruik van de dienstauto;

  • 9.

    de voorzieningen in verband met bewaken en beveiligen;

  • 10.

    de contributie voor beroepsverenigingen.

Hoofdlijnen gemeentelijke verordening

In de verordening zijn alleen bepalingen opgenomen inzake de rechtspositie van wethouders voor zover die niet dwingend geregeld zijn in hogere wet- en regelgeving. De grondslag hiervoor is te vinden in de Gemeentewet en genoemde rechtspositiebesluiten.

Bij de laatste harmoniseringsoperatie, zie de circulaire van het Ministerie van BZK d.d. 27 juni 2014, betreffende de rechtspositiebesluiten voor decentrale politieke ambtsdragers zijn er wederom een aantal bepalingen imperatief in hogere wet- en regelgeving vastgelegd. De overweging hierbij is dat het bestuurlijk wenselijk is om de voorzieningen zoals vergoedingen, tegemoetkomingen en andere rechtspositionele aanspraken voor decentrale politieke ambtsdragers dwingendrechtelijk in hogere wet- en regelgeving vast te leggen om politieke discussies te voorkomen. Dit betekent dat er voor gemeenten minder ruimte is om lokaal bij verordening van wettelijke regelingen af te wijken.

Indien een gemeente besluit om bij verordening voorzieningen voor politieke ambtsdragers te regelen, zijn een aantal regels van belang. In artikel 44 Gemeentewet is bepaald dat buiten hetgeen bij of krachtens de wet is toegekend wethouders als zodanig geen inkomsten, in welke vorm dan ook, ten laste van de gemeente mogen ontvangen. Dit betekent dat de rechtspositionele aanspraken voor zittende wethouders uitsluitend te vinden zijn in respectievelijk de Gemeentewet, het Rechtspositiebesluit wethouders, de Regeling rechtspositie wethouders en deze verordening. Gewezen wethouders ontlenen hun aanspraak op een ontslaguitkering en pensioen aan de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers.

De arbeidsverhoudingen

Wethouders zijn ingevolge de Ambtenarenwet als benoemde bestuurders in openbare dienst aangesteld en vallen onder de werking van die wet. Echter de bepalingen over het materiële ambtenarenrecht uit de Ambtenarenwet zijn niet van toepassing op wethouders. De aanstelling in openbare dienst houdt voor de toepassing van de fiscale wetgeving in dat sprake is van een arbeidsverhouding die als dienstbetrekking wordt aangemerkt. Dit betekent dat wethouders direct onder de werking van de Wet op de loonbelasting 1964 vallen. Toch vallen wethouders niet onder de werking van werknemersverzekeringen, zoals de Werkloosheidswet (WW), Ziektewet (ZW) en Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA). In plaats daarvan voorziet de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa). De werkloosheidsuitkering na aftreden, invaliditeitsuitkering, pensioenopbouw en het (aanvullende) ouderdoms- en nabestaandenpensioen zijn voor wethouders geregeld in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa).

De vergoedingensystematiek

Voor de uitoefening van het politieke ambt hoeven bestuurders niet het eigen inkomen aan te spreken. Een adequate vergoedingssystematiek is daarom van belang. Waar er functionele uitgaven zijn, verdient het aanbeveling terughoudend te zijn met een financieringswijze waarin de bestuurder deze functionele uitgaven uit eigen middelen vooruit betaalt en de gemeente deze uitgaven vervolgens terugbetaalt. Eigen middelen en publieke middelen moeten zo veel mogelijk gescheiden worden gehouden. Vanuit die overweging heeft het de voorkeur de functionele uitgaven direct in rekening te brengen bij de gemeente. Aan de mogelijkheid om zo nodig declaraties in te dienen zal echter behoefte blijven bestaan. De mogelijkheden voor declaratie worden nader geregeld in de verordening.

Controle en verantwoording

Voor de bestuurlijke uitgaven is – net als voor de besteding van alle andere publieke middelen – transparantie van groot belang. Daartoe dienen enerzijds inzichtelijke regels en richtlijnen die voor het vergoedingen- en voorzieningenstelsel gelden en anderzijds een duidelijke verantwoording van het daadwerkelijk gebruik. Op deze wijze kan worden voorkomen dat er onnodige discussies plaatsvinden omtrent het gebruik van onkostenregelingen of voorzieningen door gemeentebestuurders en over de eventueel verschuldigde belasting.

Dat is ook in hun belang omdat zij hun functie moeten kunnen uitoefenen zonder te worden gehinderd door onzekerheden omtrent de financiering van de functionele uitgaven. Daartoe is vereist dat er een zodanig sluitende financiële en administratieve organisatie is ingericht dat er vertrouwen kan bestaan omtrent de juistheid en rechtmatigheid van de uitgaven. In hoofdstuk II van deze verordening is in verband hiermee, in aanvulling op de in de beheers- en controleverordening vastgestelde regels, een aantal belangrijke procedures vastgelegd over rechtstreekse facturering van functionele uitgaven, declaratie van vooruitbetaalde kosten. Daarnaast moeten in de bruikleenovereenkomsten heldere afspraken vastgelegd over het gebruik van computer-, rand- en communicatieapparatuur die beschikbaar wordt gesteld voor de uitoefening van de politieke functie. In aanvulling hierop is een gedragscode ontwikkeld waarin nadere gedragsregels zijn vastgelegd.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 en 2 Reiskosten woon/werk en zakelijke reis- en verblijfkosten

Voor wethouders is een vergoeding voor het woon-werkverkeer geregeld overeenkomstig de bepalingen bij en krachtens artikel 22 eerste lid sub a Rechtspositiebesluit wethouders en artikel 3 Regeling rechtspositie wethouders. Voor wat betreft de reiskosten woon-werkverkeer bestaat aanspraak op een volledige vergoeding van het openbaar vervoer (OV) of een netto bedrag van € 0,15 per kilometer, indien gebruik wordt gemaakt van de eigen personenauto, met dien verstande dat geen tegemoetkoming wordt verstrekt als de enkele reisafstand 10 kilometer of minder bedraagt.

Voor wat betreft de zakelijke reis- en verblijfkosten bestaat aanspraak op een vergoeding overeenkomstig de bepalingen bij en krachtens artikel 22 eerste lid sub b Rechtspositiebesluit wethouders en artikel 4 Regeling rechtspositie wethouders. Voor wat betreft gebruik van een eigen personenauto voor dienstreizen ontvangen wethouders een bedrag van € 0,28 per kilometer (zie artikel 4, onderdeel b, en artikel 5a, onder 1, van de Regeling rechtspositie wethouders).

Voor wat betreft dienstreizen gemaakt met het openbaar vervoer (OV) bestaat aanspraak op volledige vergoeding. Op grond van artikel 1, vierde lid, van de Regeling rechtspositie wethouders wordt onder openbaar vervoer (OV) verstaan de kosten van voor een ieder openstaand personenvervoer volgens een dienstregeling met een auto, bus, trein, metro, tram of via een geleidesysteem voortbewogen voertuig dan wel met een veerpont of een veerboot. Gemaakte tol- en parkeerkosten worden niet genoemd in de regeling en mogen daarom op grond van artikel 44 lid 3 Gemeentewet niet vergoed worden. Verblijfkosten zijn zakelijk gebruikte maaltijden en kosten voor overnachting.

De voor wethouders geregelde kilometervergoeding van reiskosten voor woon/werkverkeer en de vergoeding van reis- en verblijfkosten voor dienstreizen zijn aangewezen als eindheffingsbestanddeel. Voor zover de kilometervergoedingen voor woon/werkverkeer of reis en verblijfkosten fiscaal bovenmatig zijn, bestaat de mogelijkheid om het meerdere ten laste van de vrije ruimte te brengen.

Verblijfkosten zijn zakelijk gebruikte maaltijden en kosten voor overnachting en geen parkeerkosten. Voor de hoogte van de verblijfskosten wordt uitgegaan van de vergoedingen zoals die zijn opgenomen in het reisbesluit binnenland. Met dien verstande dat de vergoeding lager wordt vastgesteld als de fiscus de onbelaste vergoeding lager heeft vastgesteld dan de vergoedingen zoals opgenomen in het reisbesluit binnen- en buitenland.

Artikel 3 Dienstauto

Als onderdeel van de bedrijfsvoering kan de wethouder voor zakelijk gebruik, gebruik maken van de gemeentelijke dienstauto. De dienstauto kan ook voor het woon-werkverkeer worden gebruikt. In dat geval worden er door de wethouder geen reiskosten gemaakt en bestaat er dus geen aanspraak op de tegemoetkoming in de reiskosten woon-werkverkeer. De dienstauto kan ook worden gebruikt voor de vervulling van een q.q.-nevenfunctie. De eventueel uit hoofde van die nevenfunctie ontvangen vergoeding van reiskosten ter zake wordt in dat geval in de gemeentelijke kas gestort. De dienstauto is niet beschikbaar voor privégebruik. De kilometers voor ambtsgebonden nevenfuncties worden als zakelijk aangemerkt. Ambtsgebonden nevenfuncties vloeien voort uit het ambt. Van een ambtsgebonden nevenfunctie is in elk geval sprake als de ambtsdrager zich er niet aan kan onttrekken en de functie moet worden beëindigd als het ambt niet meer wordt uitgeoefend. Of met de nevenfunctie een maatschappelijk of algemeen bestuurlijk belang is gediend, is fiscaal bezien geen criterium voor het begrip ambtsgebonden nevenfunctie. Ook is het fiscaal niet relevant of door de gemeenteraad toestemming is gegeven voor het vervullen van de nevenfunctie en het gebruik van de dienstauto voor dat doel.

Het gebruik van de dienstauto voor niet ambtsgebonden nevenfuncties of privégebruik kan leiden tot een fiscale bijtelling in de loonbelasting. Het gebruik van de dienstauto voor privégebruik, is slechts tot 500 km per jaar onbelast. Daarboven wordt het privégebruik aangemerkt als loon in natura en is om die reden belast. Er wordt aangeraden om een kilometerregistratie bij te houden om fiscale discussies met de Belastingdienst te voorkomen. (Brief van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 22 maart 2007 aan de Tweede Kamer, Tweede Kamerstuknummer 30 800 VII, nr. 42).]

Artikel 4 Computer

In het Rechtspositiebesluit wethouders is geregeld dat de wethouder van de gemeente een computer in bruikleen krijgt verstrekt of een vergoeding ontvangt voor de aanschaf of het gebruik van zijn eigen computer. De vergoeding is daarom niet in strijd met artikel 99 van de Gemeentewet. Deze aanspraken kunnen echter alleen worden verstrekt wanneer dat is vastgelegd in een verordening.

De verordening gaat ervan uit dat een computer (en randapparatuur) in bruikleen wordt verstrekt. Een computer is een laptop, tablet of minicomputer. Een smartphone kwalificeert niet als computer en verstrekking of vergoeding van meerdere computers (laptop, tablet of minicomputers) is niet toegestaan. Bijbehorende apparatuur is apparatuur die is bestemd om aan de computer te worden gekoppeld om informatie uit te wisselen. Voorbeelden hiervan zijn een printer, scanner of een docking station. De randapparatuur moet voor het werk noodzakelijk zijn. Er wordt geadviseerd om in de bruikleenovereenkomst te bepalen dat de bruikleen van de computer en randapparatuur eindigt bij (eerdere) beëindiging van het wethouderschap of het raads- of commissielidmaatschap.

Artikel 5 Communicatieapparatuur

Als communicatieapparatuur zal in veel gevallen een mobiele telefoon verstrekt worden. Nadere voorwaarden betreffende de bruikleen worden in de bruikleenovereenkomst tussen de gemeente en de wethouder vastgelegd. Hierin kunnen afspraken gemaakt worden over het privé gebruik en het verhalen van de kosten daarvan op de wethouder. Hierbij ligt het voor de hand om in de bruikleenovereenkomst ook te bepalen dat bij beëindiging van het wethouderschap ook het gebruik van de communicatieapparatuur eindigt. Voor het gebruik van de privé mobiele telefoon waarmee de zakelijke belkosten in het abonnement gedeclareerd kunnen worden, is geen grondslag opgenomen in het Rechtspositiebesluit wethouders.

Artikel 6 Reis- en pensionkosten en verhuiskosten

Voor wethouders die bij benoeming nog niet over woonruimte in de ambtsgemeente beschikken kunnen een vergoeding van reis- en pensionkosten, een verhuiskostenvergoeding en eventueel een tegemoetkoming dubbele woonlasten ontvangen overeenkomstig de bepalingen bij en krachtens artikel 22 eerste lid sub b Rechtspositiebesluit wethouders en de artikelen 1, 2 en 4a van de Regeling Rechtspositie wethouders. Voor wat betreft de pensionkostenvergoeding bestaat aanspraak op een maximale vergoeding van 18% van de maandelijkse bezoldiging tot maximaal drie jaar na benoemingsdatum. Voor wat betreft de reiskosten van het pension naar het werk gaat het om een volledige vergoeding van het openbaar vervoer (OV) of een netto bedrag van € 0,15 per kilometer, indien gebruik wordt gemaakt van de eigen personenauto. Bovendien mag de wethouder eenmaal per week een (gezins)bezoek aan de oude woning ten laste van de gemeente brengen.

Op grond van artikel 1, vierde lid, van de Regeling rechtspositie wethouders wordt onder openbaar vervoer (OV) verstaan de kosten van voor een ieder openstaand personenvervoer volgens een dienstregeling met een auto, bus, trein, metro, tram of via een geleidesysteem voortbewogen voertuig dan wel met een veerpont of een veerboot.

Voor wat betreft de verhuiskostenvergoeding bestaat binnen drie jaar na benoeming aanspraak op een volledige vergoeding van de kosten voor het transport van de bagage en de inboedel. Andere direct uit de verhuizing voortvloeiende kosten, waaronder begrepen de kosten van inrichting van de woning en tijdelijke opslag worden vergoed tot een maximum van € 5.818,46. De vergoedingen zijn tot maximaal € 7.750 onbelast, omdat zij in het deze verordening Rechtspositiebesluit zijn aangewezen als eindheffingsbestanddeel in de werkkostenregeling. Voor wat betreft een tegemoetkoming dubbele woonlasten bestaat aanspraak op een tegemoetkoming met een maximale vergoeding van 18% van de maandelijkse bezoldiging tot maximaal drie jaar na benoemingsdatum.

De voor wethouders geregelde kilometervergoeding van reiskosten voor verblijf naar werk zijn aangewezen als eindheffingsbestanddeel. Voor zover de kilometervergoedingen voor reis en verblijfkosten fiscaal bovenmatig zijn (meer dan € 0,19/km), bestaat de mogelijkheid om het meerdere ten laste van de vrije ruimte te brengen.

Artikel 7 Aanwijzing als eindheffingsbestanddeel

In het kader van de werkkostenregeling op grond van artikel 31a Wet Loonbelasting 1964 zijn een aantal netto-vergoedingen en verstrekkingen in de rechtspositiebesluiten en de verordening aangewezen als eindheffingsbestanddeel. De gemeente draagt in dat geval de loonbelasting. Anders worden deze door de Belastingdienst als loon gezien en moet hierover bij de politieke ambtsdragers loonbelasting worden ingehouden. In het kader van de werkkostenregeling kan in de financiële administratie worden aangegeven of verstrekkingen of vergoedingen onder de gerichte vrijstellingen, intermediaire kosten of onder de nihil waarderingen vallen. Gemeenten mogen daarnaast een verstrekking of vergoeding in de vrije ruimte- tot 1,2% fiscale loonsom- onderbrengen zonder fiscale consequenties. Indien de grens van 1,2% wordt overschreden, zal de gemeenten 80% eindheffing moeten betalen.

Artikelen 8 t/m 11 De procedure van declaratie

In de verordening zijn de drie wijzen van betaling aangegeven. Ook is aangegeven in welke gevallen welke betalingswijze aan de orde is en welke procedurevoorschriften in achtgenomen moeten worden. Hierbij gaat de voorkeur uit naar rechtstreeks facturering bij de gemeente, en daarna declaratie van vooruitbetaalde kosten of gebruik van de gemeentelijk creditcard, waarbij deze laatste twee afhankelijk zijn van de situatie.