Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Arnhem houdende regels omtrent algemene subsidie Algemene subsidieverordening Arnhem 2016

Geldend van 07-10-2016 t/m 16-03-2022

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Arnhem houdende regels omtrent algemene subsidie Algemene subsidieverordening Arnhem 2016

ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING ARNHEM 2016

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    burgemeester en wethouders: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Arnhem;

  • b.

    bezoldiging: als bedoeld in de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector;

  • c.

    Europees steunkader: een mededeling, richtsnoer, kaderregeling, besluit of vrijstellingsverordening op het gebied van staatssteun die de Europese Commissie of de Raad van de Europese Unie, gelet op de artikelen 106, derde lid,107, 108 of 109 van het Verdrag heeft vastgesteld;

  • d.

    subsidieregeling: nadere regeling;

  • e.

    Verdrag: Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie.

  • f.

    de wet: de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2. Reikwijdte

Deze verordening is van toepassing op de verstrekking van alle subsidies, zoals bedoeld in art. 4:23, eerste en derde lid, van de wet, met uitzondering van subsidies waarvoor bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is getroffen.

Artikel 3. Subsidieregelingen

Burgemeester en wethouders kunnen conform art. 4:23, eerste lid, van de wet bij subsidieregeling vaststellen welke activiteiten in aanmerking kunnen komen voor subsidie. Voor zover van toepassing, wordt hierin tevens bepaald welke doelgroepen voor subsidie in aanmerking komen, hoe de subsidie wordt berekend en hoe de subsidiebedragen worden uitbetaald.

Artikel 4. Bevoegd bestuursorgaan

  • 1. Burgemeester en wethouders besluiten over het al dan niet verlenen, vaststellen, wijzigen en intrekken van subsidies als bedoeld in artikel 2 en 3.

  • 2. Burgemeester en wethouders besluiten over de aan de verlening te verbinden voorschriften en voorwaarden, alsmede over het aangaan van een overeenkomst als bedoeld in artikel 4:36 van de wet.

  • 3. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd te beslissen op aanvragen om subsidie als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, van de wet en tot het afwijzen van aanvragen om subsidie waarvoor noch een wettelijke grondslag bestaat, noch het gestelde in artikel 4:23, derde lid, van de wet van toepassing is. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 5. Europees steunkader

  • 1. Voor zover dat ten behoeve van het voldoen aan een Europees steunkader noodzakelijk is, kunnen burgemeester en wethouders bij subsidieregeling afwijken van deze verordening en deze aanvullen.

  • 2. Bij subsidies waar een Europees steunkader op van toepassing is, verwijst de verleningsbeschikking naar de toepasselijke bepalingen van het steunkader.

Artikel 6. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen subsidieplafonds vaststellen. In dat geval bepalen zij bij subsidieregeling de wijze van verdeling van de betrokken subsidie.

  • 2. Een subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar zullen worden gesteld. Bij de verleningsbeschikking wordt daarop gewezen.

Artikel 7. Aanvraag

  • 1.

    Een aanvraag om subsidie wordt schriftelijk ingediend bij burgemeester en wethouders met gebruikmaking van een aanvraagformulier indien burgemeester en wethouders deze ter beschikking hebben gesteld.

  • 2.

    Bij de aanvraag legt de aanvrager de volgende gegevens over:

    • a.

      een beschrijving van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

    • b.

      de doelen en resultaten welke met die activiteiten worden nagestreefd, en hoe de activiteiten daaraan bijdragen;

    • c.

      een begroting van en een dekkingsplan voor de kosten van deze activiteiten. Het dekkingsplan bevat een opgave van bij anderen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan;

    • d.

      als de aanvrager een onderneming is:

1° een opgave van subsidies, vergoedingen of tegemoetkomingen in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die al zijn of zullen worden ontvangen voor de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

2° een verklaring als bedoeld in de de-minimisverordening (de-minimisverklaring);

  • e.

    als het een subsidie betreft die per kalenderjaar aan een rechtspersoon wordt verstrekt, de stand van de egalisatiereserve op het moment van de aanvraag;

  • f.

    indien het college daar om verzoekt, een verklaring dat de aanvrager geen bezoldiging,als bedoeld in artikel 10, tweede lid onderdeel a., met een functionaris overeenkomt of is overeengekomen.

    • 3.

      Burgemeester en wethouders kunnen een rechtspersoon die voor de eerste maal subsidie aanvraagt, verzoeken om een exemplaar van de oprichtingsakte of de statuten, een kopie van het laatste bankafschrift alsmede van het jaarverslag, de jaarrekening of de balans van het voorgaande jaar aan de aanvraag toe te voegen.

    • 4.

      Burgemeester en wethouders kunnen van de leden 1 en 2 afwijken.

Artikel 8. Aanvraagtermijn

  • 1. Een aanvraag om een subsidie die per kalenderjaar wordt verstrekt, wordt ingediend uiterlijk 1 oktober voorafgaand aan het jaar of de jaren waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 2. Andere aanvragen om subsidie worden ingediend minimaal 13 weken voordat de aanvrager voornemens is te beginnen met de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.

  • 3. Indien een aanvrager door bijzondere omstandigheden een aanvraag niet voor het verstrijken van de in de leden 1 en 2 genoemde aanvraagtermijnen kan indienen, kan de aanvrager om uitstel van indiening van de aanvraag verzoeken.

  • 4. Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden gesteld.

Artikel 9. Beslistermijn

  • 1. Burgemeester en wethouders beslissen op een aanvraag om een subsidie als bedoeld in artikel 8, eerste lid, uiterlijk op 31 december van het jaar waarin de aanvraag is ingediend.

  • 2. Burgemeester en wethouders beslissen op een aanvraag om een subsidie als bedoeld in artikel 8, tweede lid, binnen 13 weken nadat de volledige aanvraag is ingediend.

  • 3. Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden gesteld.

  • 4. Bij aanvragen om een subsidie die overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag worden aangemeld bij de Europese Commissie wordt de termijn verdaagd totdat de Europese Commissie een eindbeslissing heeft genomen.

Artikel 10. Weigerings-, intrekkings- en terugvorderingsgronden

  • 1.

    Onverminderd de artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de Awb weigeren burgemeester en wethouders de subsidie in ieder geval:

    • a.

      als de Europese Commissie overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie onverenigbaar is met de interne markt.

    • b.

      als het betreft een aanvrager tegen wie een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin de steun onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard.

2. a. Burgemeester en wethouders weigeren tevens de subsidie indien met een functionaris een bezoldiging wordt of is overeengekomen die hoger is dan het bedrag aan bezoldiging waar de burgemeester van Arnhem gedurende het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de subsidie wordt aangevraagd, recht op had.

b.Subsidie wordt niet geweigerd op grond van onderdeel a van dit artikellid in het geval aannemelijk wordt gemaakt dat de subsidie niet wordt besteed aan een bezoldiging als bedoeld in dat onderdeel.

3. Onverminderd de vorige leden kunnen burgemeester en wethouders de subsidie verder in iedergeval weigeren:

  • a.

    als de te subsidiëren activiteiten niet of niet in overwegende mate gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen of als ze onvoldoende ten goede komen aan de gemeente of haar ingezetenen;

  • b.

    als niet is aangetoond dat de subsidie noodzakelijk is voor het verrichten van de activiteiten waarvoor deze wordt gevraagd;

  • c.

    als niet is aangetoond dat de te subsidiëren activiteiten over voldoende kwaliteit beschikken;

  • d.

    als de aanvraag niet voldoet aan regels die bij wetten en regelgeving zijn gesteld om voor subsidie in aanmerking te komen;

  • e.

    als de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een wettelijk voorschrift;

  • f.

    als de subsidieverstrekking niet is toegestaan totdat de Europese Commissie met toepassing van artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie verenigbaar is met de interne markt;

  • g.

    in de bij de betrokken subsidieregeling bepaalde gevallen;

  • h.

    als promotie en/of verkoop van bontproducten onderdeel is van de activiteit waarvoor subsidie wordt gevraagd.

    • 4.

      Burgemeester en wethouders vorderen een subsidie met rente terug als dit nodig is ter uitvoering van een terugvorderingsbesluit van de Europese Commissie of een onherroepelijke rechterlijke uitspraak.

Artikel 11. Verantwoording

Voor zover dit niet is bepaald bij subsidieregeling, wordt bij de verleningsbeschikking vermeld op welke wijze de subsidie-ontvanger de besteding van de subsidie dient te verantwoorden.

Artikel 12. Algemene verplichtingen van subsidie-ontvanger

  • 1. Als aannemelijk is dat een of meer van de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet , niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht of dat niet of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan of een bezoldiging, als bedoeld in artikel 10, tweede lid, onderdeel a., met een functionaris wordt overeengekomen, meldt de subsidie-ontvanger dat schriftelijk onverwijld aan burgemeester en wethouders.

  • 2. Een subsidie-ontvanger informeert burgemeester en wethouders onverwijld schriftelijk over onder meer:

    • a.

      beslissingen of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, of tot ontbinding van de gesubsidieerde rechtspersoon;

    • b.

      relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

    • c.

      ontwikkelingen die ertoe kunnen leiden dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen niet, niet tijdig of niet geheel zullen kunnen worden nagekomen;

    • d.

      wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de gesubsidieerde rechtspersoon, de persoon van de bestuurder of bestuurders en het doel van de rechtspersoon.

Artikel 13. Aan een subsidie te verbinden bijzondere verplichtingen

  • 1. Aan een beschikking tot subsidieverlening kunnen verplichtingen worden verbonden met betrekking tot het beheer en gebruik van hetgeen met de subsidie tot stand is gebracht.

  • 2. Bij subsidies hoger dan € 50.000, verleend voor activiteiten die meer dan een jaar in beslag nemen, kan de verplichting worden opgelegd tot het tussentijds afleggen van rekening en verantwoording over de tot dan verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten. De verantwoording wordt niet vaker dan één keer per jaar verlangd.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen bepalen dat de subsidieontvanger toestemming behoeft voor het verrichten van de in artikel 4:71 eerste lid, van de wet genoemde handelingen.

  • 4. Burgemeester en wethouders kunnen bepalen dat de subsidieontvanger een egalisatiereserve vormt als bedoeld in artikel 4:72 van de wet.

  • 5. Burgemeester en wethouders kunnen bepalen dat de subsidie-ontvanger, voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, daarvoor aan burgemeester en wethouders een vergoeding verschuldigd is als zich een gebeurtenis als bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht voordoet. Daarbij wordt tevens aangegeven hoe de hoogte van de vergoeding wordt bepaald.

Artikel 14. Wijze van verstrekken en eindverantwoording subsidies tot en met € 5.000

  • 1. Subsidies tot en met € 5.000 worden door burgemeester en wethouders direct vastgesteld, tenzij de gemeente de besteding van deze gelden moet verantwoorden naar derden toe.

  • 2. Bij de verleningsbeschikking kan de subsidie-ontvanger worden verplicht om op de daarbij aangegeven wijze aan te tonen dat de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

  • 3. Een voorschot wordt verstrekt ter hoogte van de verstrekte subsidie.

Artikel 15. Eindverantwoording subsidies van meer dan € 5.000

  • 1. Bij subsidies van meer dan € 5.000 dient de subsidie-ontvanger een aanvraag tot vaststelling in:

    • a.

      in geval van een subsidie die per kalenderjaar wordt verstrekt, uiterlijk op 1 april van het jaar dat volgt op het betrokken kalenderjaar;

    • b.

      in andere gevallen uiterlijk 13 weken nadat de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht.

  • 2. De aanvraag bevat een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht en aan de verplichtingen is voldaan;

  • 3. Bij subsidies van meer dan € 50.000 dient tevens te worden overgelegd:

    • a.

      een overzicht van de gesubsidieerde activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening);

    • b.

      een balans van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop; en

    • c.

      een controleverklaring, opgesteld door een onafhankelijk accountant.

  • 5. Burgemeester en wethouders kunnen andere termijnen vaststellen of andere gegevens verlangen.

Artikel 16. Subsidievaststelling subsidies meer dan € 5.000

  • 1. Burgemeester en wethouders stellen de subsidie vast binnen 13 weken na de ontvangst van een aanvraag tot subsidievaststelling, tenzij zij anders hebben bepaald.

  • 2. Deze termijn kan eenmaal voor ten hoogste 5 weken worden verdaagd.

  • 3. Als een aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het tijdstip, bedoeld in de artikel 15, eerste lid, aanhef en onder a of b, is ingediend, kunnen burgemeester en wethouders de subsidie-ontvanger schriftelijk een nieuwe termijn stellen. Wordt de aanvraag niet binnen deze termijn ingediend dan kunnen zij overgaan tot ambtshalve vaststelling.

Artikel 17. Hardheidsclausule

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen deze verordening, met uitzondering van de artikelen 2, 3 en 5, in individuele gevallen buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover de toepassing van die bepalingen voor de subsidieaanvrager of -ontvanger gevolgen zou hebben die onevenredig zijn in verhouding tot de met de betrokken bepalingen te dienen doelen.

  • 2. Toepassing van het vorige lid wordt gemotiveerd in het besluit.

  • 3. In een subsidieregeling kan worden bepaald dat door burgemeester en wethouders van de inhoud van die regeling kan worden afgeweken als daaraan vasthouden voor een subsidieaanvrager of -ontvanger gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zouden zijn tot de daarmee te dienen belangen.

Artikel 18. Slotbepalingen

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 oktober 2016.

  • 2. De Algemene Subsidieverordening Arnhem 2002 wordt ingetrokken.

  • 3. Deze verordening wordt aangehaald als: Algemene subsidieverordening Arnhem 2016.

Toelichting

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 2. Reikwijdte

De Algemene subsidieverordening (ASV) is op alle subsidies op de genoemde beleidsterreinen van toepassing, met uitzondering van subsidies waarvoor bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is.

Artikel 3. Subsidieregelingen

Met dit artikel krijgt het college de bevoegdheid om in nadere regels, hier en verder subsidieregeling genoemd, de te subsidiëren activiteiten te bepalen. Voor zover het college iets wenst te regelen met betrekking tot de doelgroepen die voor subsidie in aanmerking komen, de berekening van de subsidie en de wijze van uitbetalen, dient dit dan eveneens in de subsidieregeling te gebeuren.

In andere artikelen van ASV worden andere bevoegdheden gedelegeerd die betrekking hebben op de inhoud van de subsidieregeling: het afwijken van termijnen, het verbinden van bepaalde verplichtingen aan de subsidie, de wijze van verdelen van het subsidieplafond.

Artikel 4. Bevoegd bestuursorgaan

Het college krijgt de bevoegdheid toegewezen om te besluiten over al hetgeen volgt uit de Algemene wet bestuursrecht, de ASV of de subsidieregelingen.

Artikel 5. Europees steunkader

Om subsidies onder een Europees steunkader te brengen moet de subsidie op het toepasselijke steunkader worden toegesneden. Daarbij kan het nodig zijn dat er afgeweken wordt van de ASV, of dat deze aangevuld wordt. Het tweede lid maakt het college daartoe bevoegd.

Artikel 6. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

Het college stelt de subsidieplafonds vast (lid 1); bij de bekendmaking daarvan wordt tevens de door hen bepaalde wijze van verdelen vermeld (eerste lid in combinatie met artikel 4:26, tweede lid, van de Awb. De wijze van verdelen kan ook worden bekendgemaakt door te verwijzen naar de subsidieregeling waarin de wijze van verdeling is vastgelegd

De raad stelt uiteraard nog steeds de financiële kaders vast (in de begroting). Het is binnen die kaders dat het college vervolgens de subsidieplafonds kan vaststellen.

Het college, dat via artikel 4 de bevoegdheid gedelegeerd heeft gekregen om te besluiten over het verstrekken van subsidies, is verder verplicht – in lijn met de mogelijkheid van artikel 4:34, eerste lid, van de Awb – (in bepaalde gevallen) om bij het gebruik maken van deze gedelegeerde bevoegdheid een begrotingsvoorbehoud te maken (tweede lid).

Artikel 7. Aanvraag

In het eerste lid is bepaald dat een aanvraag voor subsidie schriftelijk dient te worden gedaan en dat als hiervoor een aanvraagformulier is vastgesteld, de aanvraag dan met gebruikmaking van dat formulier moet worden gedaan.. Met ‘schriftelijk’ is meer bedoeld dan ‘op papier geschreven’. Zo kan een aanvraag ook digitaal worden gedaan, mits de digitale weg open is gesteld. In het tweede en derde lid is bepaald welke stukken en gegevens bij de aanvraag in elk geval overgelegd dienen te worden.

Bij een subsidie aan een onderneming moet voorkomen worden dat subsidie wordt verleend die niet in overeenstemming is met de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (hierna VWEU). Daarom zijn een tweetal aanvraagvereisten opgenomen die specifiek voor ondernemingen gelden. Ten eerste, om ontoelaatbare cumulatie te voorkomen wordt een overzicht gevraagd van subsidies, vergoedingen of tegemoetkomingen in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd die al zijn of zullen worden ontvangen voor de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd (tweede lid, onderdeel d, onder 1). Het gaat naast subsidie bijvoorbeeld om garanties, leningen, korting op de grondprijs, etc. Ten tweede, om subsidie onder de de-minimisverordening te kunnen verlenen moet de onderneming een de-minimisverordening gevraagd worden (tweede lid, onderdeel d, onder 2). Op basis van een ingeleverde de-minimisverklaring kan het college controleren of verlenen van de subsidie in overeenstemming is met de de-minimisverordening.

Het aanvraagvereiste onder het tweede lid, onderdeel f, ziet op de weigeringsgrond onder artikel 10, tweede lid. Indien deze verklaring niet afgegeven kan worden zal de subsidie worden geweigerd.

Bij subsidieregeling of subsidiebeschikking kan het college besluiten hiervan af te wijken (vierde lid).

Artikel 8. Aanvraagtermijn

De aanvraagtermijnen zijn afhankelijk van het soort subsidie. Er wordt onderscheid gemaakt tussen subsidies die per kalenderjaar worden verstrekt en andersoortige subsidies. Bij subsidieregeling kan het college besluiten af te wijken van de aanvraagtermijnen die vastgesteld zijn in het eerste tot en met derde lid (vijfde lid).

Artikel 9. Beslistermijn

Hier worden de termijnen gegeven waarbinnen het college gehouden is te beslissen op een aanvraag voor subsidie. In de Awb staan geen strikte beslistermijnen op een aanvraag om subsidie. Ook hierbij is onderscheid gemaakt tussen subsidies per kalenderjaar en andere. Bij subsidieregeling kan het college besluiten af te wijken van de beslistermijnen die vastgesteld zijn in het eerste en tweede lid (derde lid).

De beslistermijn bij aanvragen om een subsidie die bij de Europese Commissie aangemeld worden, wordt verdaagd totdat de Europese Commissie een eindebeslissing heeft genomen (vierde lid). Dit om te voorkomen dat subsidie wordt verleend die niet in overeenstemming is met de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie en vervolgens teruggevorderd dient te worden.

Artikel 10. Weigerings-, intrekkings- en terugvorderingsgronden

In het eerste lid worden de algemeen geldende weigeringsgronden van artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de Awb, met nadere verplichte gronden aangevuld.

Ondanks dat er sprake is van staatssteun is het soms mogelijk om steun te verstrekken op basis van een vrijstellingsverordening, waardoor het college kan volstaan met een lichte kennisgevingsprocedure. Als dat niet mogelijk is, kan goedkeuring van de Europese Commissie gevraagd worden via een formele aanmelding. Als de Europese Commissie de steun echter niet goedkeurt, dan moet het college overgaan tot weigering (vandaar de verplichte weigeringsgrond onder a). In aanvulling daarop wordt met onderdeel b bepaald dat ondernemingen waartegen een terugvorderingsactie loopt niet in aanmerking komen voor subsidie.

Het tweede lid.

Hoewel loonkosten in aanmerking kunnen komen voor subsidie is van belang te waarborgen dat subsidiegeld primair ten goede komt aan het doel waarvoor de subsidie wordt verleend. De

besteding van de verleende subsidie aan bovenmatige bezoldigingen van functionarissen kan niet als een dergelijke doelmatige besteding van subsidiegeld worden aangemerkt. Daarbij gaat het veelal niet om kosten die redelijkerwijs aan de gesubsidieerde activiteit kunnen worden toegerekend.

Voor deze weigeringsgrond is wat betreft de hoogte van het bezoldigingsmaximum aangesloten bij het het bedrag aan bezoldiging waar de burgemeester van Arnhem gedurende het jaar voorafgaand aan het jaar waarin subsidie wordt aangevraagd, recht op had.

De gedachte achter deze weigeringsgrond is dat bij subsidieaanvragers die hogere

bezoldigingen dan dat bedrag overeenkomen gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat een deel van de subsidie aan dergelijke bezoldigingen wordt besteed. Vanuit het oogpunt van doelmatige besteding van subsidiegeld wordt dit onwenselijk geacht.

De bepaling heeft betrekking op alle subsidieaanvragers en ontvangers, in die zin dat de weigeringsgrond niet alleen geldt voor de instellingen die al onder de WNT vallen. Bovendien wordt gekeken naar alle bezoldigingen die door de aanvrager of ontvanger met functionarissen (met of zonder diensbetrekking) zijn overeengekomen en dus niet alleen naar die bezoldigingen die zijn overeengekomen met een topfunctionaris als bedoeld in de WNT.

Onderdeel b

In onderdeel b is bepaald dat wanneer wordt aangetoond dat de verleende subsidie niet aan dergelijke bezoldigingen zal worden besteed, de subsidie niet met toepassing van onderdeel a wordt geweigerd. De aanname die aan onderdeel a ten grondslag ligt is daarmee immers ontkracht, zodat er geen reden meer is om de subsidie met het oog op de doelmatige besteding van subsidiegeld te weigeren.

In het derde lid zijn nog enkele facultatieve weigeringsgronden opgenomen. Het college kan in deze gevallen weigeren, maar is daartoe niet verplicht.

Onderdelen a, d en e spreken voor zichzelf. Onderdeel b geeft de mogelijkheid de subsidie te weigeren als de aanvrager over voldoende eigen middelen beschikt.

Onder f is een weigeringsgrond opgenomen waarmee het college een aanvraag kan weigeren als subsidieverstrekking niet is toegestaan dan nadat deze overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het VWEU (de meldingsprocedure) is goedgekeurd door de Europese Commissie. Het gaat hier om subsidieverstrekking die in beginsel niet ongeoorloofd is vanwege strijdigheid met de toepasselijke cumulatieregels of overschrijding van het toegestane bedrag aan de-minimissteun. In deze gevallen kan het college óf weigeren de subsidie te verstrekken óf de subsidie melden bij de Europese Commissie om langs deze weg goedkeuring te verkrijgen. Een subsidie die is of kan worden goedgekeurd kan uiteraard ook op een andere grond worden geweigerd.

Onderdeel g ten slotte geeft het college de bevoegdheid in een subsidieregeling nog andere weigeringsgronden op te nemen, bijvoorbeeld weigeringsgronden die specifiek met de te subsidiëren activiteiten samenhangen.

Als de Europese Commissie tot het oordeel is gekomen dat een subsidie niet in overeenstemming is met de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie, dan moet de verleende subsidie ingetrokken en teruggevorderd worden (inclusief rente). Het vierde lid geeft het college de bevoegdheid om hier uitvoering aan te geven.

Artikel 12. Algemene verplichtingen van subsidie-ontvanger

Dit artikel bevat een meldingsplicht (eerste lid) en informatieplicht (tweede lid) die voor alle subsidie-ontvangers geldt. Met 'schriftelijk' in het eerste lid wordt meer bedoeld dan 'op papier geschreven'. De melding kan ook digitaal worden gedaan als het college de digitale weg heeft opengesteld.

Artikel 13. Aan een subsidie te verbinden bijzondere verplichtingen

Dit artikel bevat een bevoegdheidsgrondslag voor het college om aan de subsidie bepaalde ’bijzondere‘ verplichtingen te verbinden, in aanvulling op wat reeds mogelijk is op grond van de Awb (zie artikel 4:37 van de Awb).

De artikelen 4:38 en 4:39 van de Awb maken het verder mogelijk om nog andere verplichtingen aan een subsidie te verbinden, als de verordening daarvoor een grondslag biedt. Die grondslag wordt hier gegeven.

De figuur van de egalisatiereserve is gebaseerd op artikel 4:72 van de Awb. Een egalisatiereserve is een reserve van de subsidie-ontvanger waaraan als bestemming het dekken van exploitatierisico’s is verbonden. De reserve wordt gevormd om tot een gelijkmatige verdeling van lasten te komen. Op grond van artikel 4:58 van de Awb is artikel 4:72 alleen van toepassing op per kalender- of boekjaar verstrekte subsidie aan een rechtspersoon en bovendien enkel als dat in de ASV, een subsidieregeling of bij de subsidieverlening is bepaald. De verplichting een egalisatiereserve te vormen als bedoeld in het eerste lid kan dus enkel aan rechtspersonen worden opgelegd, voor per kalender- of boekjaar verstrekte subsidies.

Het college kan bij een verleningsbeschikking voor een subsidie die per kalender- of boekjaar wordt verstrekt en die meer dan [bedrag(bijvoorbeeld € 50.000)] bedraagt bepalen dat de subsidie-ontvanger een egalisatiereserve dient te vormen (eerste lid). In dat geval komt het verschil tussen het vastgestelde subsidiebedrag en de kosten van de activiteiten waarvoor subsidie werd verleend ten gunste of ten laste van de egalisatiereserve. De reserve wordt dus gevormd uit exploitatieoverschotten om eventuele toekomstige tekorten op te vangen.

In artikel 4:41 van de Awb is bepaald dat in bepaalde gevallen de subsidie-ontvanger, voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, daarvoor een vergoeding verschuldigd is aan het bestuursorgaan. Het gaat daarbij om de volgende gevallen:

  • -

    als de subsidie-ontvanger voor de gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde goederen vervreemdt of bezwaart of de bestemming daarvan wijzigt;

  • -

    als de subsidie-ontvanger een schadevergoeding ontvangt voor verlies of beschadiging van voor de gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde goederen;

  • -

    als de gesubsidieerde activiteiten geheel of gedeeltelijk worden beëindigd;

  • -

    als de subsidieverlening of de subsidievaststelling wordt ingetrokken of de subsidie wordt beëindigd, of

  • -

    de rechtspersoon die de subsidie ontving wordt ontbonden.

Deze vergoedingsplicht echter geldt alleen als hierin is voorzien in de verordening of subsidieregeling, of – als deze ontbreken – in de subsidiebeschikking. Daarbij moet zijn bepaald hoe de hoogte van de vergoeding wordt berekend (dit hoeft geen volledige compensatie te betreffen). Met het vierde lid krijgt het college de bevoegdheid om hier uitvoering en invulling aan te geven. In de praktijk zal dit alleen aan de orde zijn bij rechtspersonen die jaarlijks subsidie ontvangen, maar het is ook mogelijk in andere gevallen.

Artikel 14. Wijze van vertrekken en eindverantwoording subsidies tot en met € 5.000

Kenmerkend voor subsidies tot en met € 5.000 is dat deze op basis van vertrouwen worden verleend; er wordt niet meer standaard om verantwoording gevraagd. In plaats daarvan geldt een actieve meldingsplicht voor de subsidie-ontvanger bij niet nakoming van de voorwaarden (zie artikel 12). Achteraf kan een risicogeoriënteerde controle plaatsvinden bij de subsidie-ontvanger.

Het tweede lid maakt mogelijk dat speciale rapportageverplichtingen worden opgelegd.

Verder wordt het voorschot in één termijn (lump sum) verstrekt en hoeft de subsidie-ontvanger geen aanvraag voor subsidievaststelling (verantwoording) in te dienen. Hierdoor kunnen de lasten voor zowel de subsidieaanvrager als de subsidieverstrekker worden bespaard.

Artikel 15. Eindverantwoording subsidies van meer dan € 5.000

In dit artikel is bepaald op welke wijze subsidie-ontvangers subsidie tussen € 5.000 en € 50.000 aan het college dienen te verantwoorden; er dient een aanvraag tot vaststelling ingediend te worden (eerste lid), deze bevat een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht (tweede lid). Ingevolge artikel 11 wordt de wijze van verantwoording al bij het besluit tot verlening van de subsidie aan de subsidie-ontvanger bekend gemaakt.

Met betrekking tot het inhoudelijk verslag kan vooraf bij de subsidieverlening al zijn aangegeven op welke manieren het aantonen kan plaatsvinden. Er kunnen daarbij verschillende instrumenten worden gebruikt, zoals bestuurs- en activiteitenverslagen, een managementverklaring, een deskundigenverklaring of andere bewijsstukken (bijvoorbeeld een publicatie), enz. Het verslag kan ook bestaan uit een algemeen jaarverslag van een rechtspersoon. Het gaat er om dat duidelijk is dat de verkregen subsidie is aangewend voor het doel waarvoor de subsidie werd verstrekt.

Bij subsidies vanaf € 50.000 wordt uitgegaan van de traditionele afrekening van subsidies; op basis van gerealiseerde kosten en baten. De vaststelling van de subsidie vindt plaats op basis van uitgevoerde activiteiten en gerealiseerde kosten.Dit wordt weergegeven in het derde lid.

Voorts kan het college, overeenkomstig het vierde lid, in een subsidiebeschikking of subsidieregeling aangeven andere bewijsmiddelen te verlangen.

Artikel 16. Subsidievaststelling subsidies van meer dan € 5.000

Het eerste lid bevat – overeenkomstig artikel 4:13 van de Awb – de termijn waarbinnen de beschikking gegeven dient te worden. Het merendeel van de aanvragen zal binnen deze beslistermijn kunnen worden afgehandeld. Meer ingewikkelde aanvragen vergen soms meer tijd. De verdaging van de beslistermijn – voor de duur van ten hoogste de in het tweede lid nader bepaalde termijn – biedt dan uitkomst. Een besluit tot verdaging is appellabel.

Artikel 17. Hardheidsclausule

In de hardheidsclausule is aangegeven op welke onderdelen van de regeling deze clausule van toepassing is.

Op grond van het derde lid kunnen burgemeester en wethouders bovendien in een subsidieregeling een hardheidsclausule opnemen.

Een te treffen voorziening, die niet in de verordening of subsidieregeling is voorzien, dient altijd binnen de doelstellingen van de subsidie te passen.