Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR418266
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR418266/1
Regeling vervallen per 01-01-2024
Uitgangspunten voor eventuele schadevergoeding bij het verleggen van kabels en leidingen bij reconstructies van provinciale wegen
Geldend van 17-03-1998 t/m 31-12-2023
Intitulé
Uitgangspunten voor eventuele schadevergoeding bij het verleggen van kabels en leidingen bij reconstructies van provinciale wegenVastgesteld bij besluit van Gedeputeerde Staten d.d. 17 maart 1998, nr. WV97.52412 (Provinciaal Blad nr. 1998/108 van 27 oktober 1998). In werking getreden op 17 maart 1998.
1 Inleiding
Leidingbeheerders maken gebruik van bermen van wegen om hun kabels en leidingen in te leggen. Bij reconstructie van bestaande wegen of het aanleggen van nieuwe wegen kan het uit technisch oogpunt noodzakelijk zijn dat reeds aanwezige kabels en leidingen verplaatst moeten worden. Dergelijke verplaatsingen brengen hoge kosten met zich mee. Wie betaalt deze verleggingskosten, de leidingbeheerder of de wegbeheerder? De bevriezingsregeling bevat een schadevergoedingsregeling aan een leidingbeheerder bij noodzakelijke verleggingen van kabels en leidingen bij aanleg en reconstructie van provinciale wegen.
In deze notitie wordt aangegeven dat de bevriezingsregeling een aanvaardbare schadevergoedingsregeling bij noodzakelijke verleggingen van kabels en leidingen bij aanleg en reconstructies van provinciale wegen in Gelderland. Het vigerend beleid is beschreven in onderdeel 2. De onderhandelingen met leidingbeheerders en de hieruit voortvloeiende bevriezingsregeling komt in onderdeel 3 aan de orde. Onderdeel 4 gaat over de toepassing in de praktijk van de bevriezingsregeling in Gelderland. Ten slotte volgt de conclusie (onderdeel 5).
De bevriezingsregeling is als bijlage bij deze notitie gevoegd.
2 Vigerend beleid
De provincie Gelderland heeft 1200 km weg in beheer en onderhoud. Bij een reconstructie van een bestaande weg of het aanleggen van een nieuwe weg kan het uit technisch oogpunt noodzakelijk zijn dat reeds aanwezige kabels en leidingen van leidingbeheerders verplaatst moeten worden. Voor het aanleggen en houden van kabels en leidingen in of langs de provinciale wegen is een ontheffing nodig in het kader van de Gelderse Wegenverordening. Gedeputeerde Staten hebben tussen 1968 en 1970 in dit kader aan de leidingbeheerders algemene ontheffingen verleend. Een algemene ontheffing bevat altijd de bepaling dat kabels en leidingen op eerste aanzegging van de provincie door de leidingbeheerder verlegd moeten worden, waarbij alle verleggingskosten voor rekening van de leidingbeheerder zijn. Deze bepaling is ingevolge de jurisprudentie niet meer te handhaven. In de praktijk wordt bij reconstructies deze bepaling dan ook niet meer toegepast. Het probleem is: in welke gevallen betaalt de provincie Gelderland schadevergoeding aan de leidingbeheerders bij noodzakelijke verleggingen van kabels en leidingen en hoe hoog moet deze schadevergoeding dan zijn? Dit probleem is ook onderkend door andere wegbeheerders. Wegbeheerders hebben onderhandelingen gevoerd met leidingbeheerders.
3 Onderhandelingen met leidingbeheerders
3.1 Onderhandelingen voorafgaand aan de bevriezingsregeling
Rijkswaterstaat hanteert de “Nadeelcompensatieregeling 1991 voor het verleggen van kabels en leidingen in Rijkswaterstaatswerken” (NKL 1991). Deze NKL 1991 vergoedt tot een maximum-liggingsduur van de kabels of leidingen in rijkswegen van 15 jaar.
Het Interprovinciaal Overleg (IPO) heeft een ontwerp-model-nadeelcompensatieregeling opgesteld. Dit ontwerp is opgezet conform de NKL 1991, maar het IPO-ontwerp gaat uit van een maximum-liggingsduur van 10 jaar. De provincies moeten namelijk rekening houden met de voorzienbaarheid van de liggingsduur; deze voorzienbaarheid heeft betrekking op een periode die zich uitstrekt van planning tot realisatie (streekplan en verkeers- en vervoersplannen).
Het IPO heeft over het ontwerp-nadeelcompensatieregeling overlegd met organisaties van leidingbeheerders, zijnde de Vereniging van Leidingeigenaren (VELIN) en het Overlegorgaan Nutsvoorzieningen (OON). De leidingbeheerders bleken wel een nadeelcompensatieregeling te willen, maar wilden een schadevergoeding baseren op een gemiddelde ongestoorde liggingsduur van kabels en leidingen van 40 jaar. De leidingbeheerders hebben daarom bij het ingenieursbureau Haskoning een onderzoek naar de gemiddelde ongestoorde liggingsduur laten verrichten. Het IPO heeft ter ondersteuning van haar standpunt door de Technische Universiteit Twente een onderzoek laten doen naar de voorzienbaarheid.
Ter overbrugging van beide onderzoekstermijnen hebben vertegenwoordigers van partijen voor concrete zaken, tot aan het van kracht worden van een nadeelcompensatieregeling, de zogenaamde "bevriezingsregeling" opge¬steld. Deze is vastgesteld in IPO-II op 9 februari 1995.
3.2 De inhoud van de bevriezingsregeling
In tegenstelling tot hetgeen de naam doet vermoeden, is de bevriezingsregeling geen regeling maar een overeenkomst die gesloten kan worden tussen een afzonderlijke provincie en een af¬onderlijk nutsbedrijf. De overeenkomst is opgesteld door een vertegenwoordiging van het IPO-II en de organisaties van leidingbeheerders. De bevriezingsregeling is als bijlage bij deze notitie gevoegd en komt in grote lijnen hierop neer. Leidingbeheerders maken kosten door gedwongen verleggingen van hun kabels en leidingen vanwege de aanleg of reconstructie van provinciale wegen. Op basis van de bevriezingsregeling wordt tot voorfinanciering van schadebedragen overgegaan, waarbij de afrekening zal plaatsvinden overeenkomstig de definitieve nadeelcompensatieregeling. De regeling geldt voor alle leidingbeheerders, behalve voor PTT-Telecom. De Wet op de Telecommunicatievoorzieningen bevat namelijk een aparte schadevergoedingsregeling voor PTT-Telecom. Bij een liggingsduur van een kabel of leiding van maximaal 5 jaar wordt 100% voorfinanciering vergoed van het schadebedrag. Tussen 5 en 10 jaar gaat de vergoeding trapsgewijs omlaag. Bij een liggingsduur langer dan 10 jaar vindt geen enkele voorfinanciering meer plaats.
3.3 Vertraging onderhandelingen over de definitieve provinciale nadeelcompensatieregeling
Het onderzoek van de Technische Universiteit Twente in opdracht van het IPO naar de voorzienbaarheid is inmiddels afgerond. Het onderzoek van Haskoning in opdracht van de leidingbeheerders naar de ongestoorde liggingsduur is afgebroken omdat Haskoning tijdens de uitvoering van de voorfase heeft vastgesteld dat er onvoldoende betrouwbare gegevens beschikbaar zijn om de gemiddelde ongestoorde liggingsduur te kunnen berekenen.
De leidingbeheerders hebben met het IPO de onderhandelingen over de definitieve nadeelcompensatieregeling nog niet hervat. De reden hiervan is dat Rijkswaterstaat een nieuwe nadeelcompensatieregeling (ontwerp-NKL 1996) opgesteld heeft. De leidingbeheerders willen eerst de onderhandelingen hierover met Rijkswaterstaat afronden alvorens die met het IPO te hervatten.
3.4 Gevolgen van deze vertraging voor de bevriezingsregeling
De bevriezingsregeling zal dus over een langere periode gehanteerd dienen te worden dan oorspronkelijk de bedoeling was. Zowel wegbeheerders als leidingbeheerders vinden dit een ongewenste situatie, omdat de financiлle afsluiting van steeds meer projecten jaren uitgesteld moet worden.
In de praktijk proberen partijen daarom meteen tot een definitieve afrekening te komen. Dit geldt ook voor de provincie Gelderland.
4 De provincie Gelderland hanteert in de praktijk de bevriezingsregeling als eindafrekening
In voorkomende gevallen past de dienst Wegen, Verkeer en Vervoer (WVV) van de provincie Gelderland reeds jaren de bevriezingregeling in de praktijk toe als schadeberekeningsmethode. Hierbij streeft de dienst WVV ernaar, teneinde financiлle problemen te voorkomen, om ook de definitieve schadevergoeding te berekenen conform de bevriezingsregeling.
Leidingbeheerders conformeren zich veelal aan deze bevriezingsregeling en de hierop gebaseerde eindafrekening. Hun eigen schadevergoedingsregeling, die uitgaat van een ongestoorde liggingsduur van 40 jaar van de kabels en leidingen, is inmiddels achterhaald door rechterlijke uitspraken. Volgens vaste jurisprudentie wordt bij rijkswegen een vergoeding, die gebaseerd is op een ongestoorde liggingsduur van maximaal 15 jaar, redelijk gevonden. Bovendien zijn er uitspraken bekend waarbij de provinciale bevriezingsregeling standhoudt als voorfinanciering; dus voorfinanciering over maximaal 10 jaar liggingsduur. In de praktijk is er dikwijls sprake van leidingen, die zo oud zijn dat ze volgens de huidige jurisprudentie voor geen enkele vergoeding in aanmerking komen.
De noodzaak om in een eerder stadium de in IPO-verband overeengekomen uitgangspunten door uw college te laten vaststellen deed zich tot op heden niet voor. In de praktijk stuitte een en ander immers nauwelijks op problemen. Zoals hiervoor al opgemerkt betrof het in de meeste gevallen leidingen met een reeds zeer lange liggingsduur. Tijdens recente wegreconstructiewerkzaamheden werd de dienst WVV geconfronteerd met het feit dat niet in alle gevallen overeenstemming kon worden bereikt met de leidingbeheerder. Dit gegeven maakt het noodzakelijk dat, om op een door uw college gewenste wijze eventuele gevallen van nadeelcompensatie af te handelen, het beleid in dezen geformaliseerd wordt.
5 Conclusie
De bevriezingsregeling is aanvaardbaar voor de provincie Gelderland als eindafrekening voor schadevergoeding voor het verleggen van kabels en leidingen van leidingbeheerders bij aanleg en reconstructie van wegen.
Ondertekening
Gedeputeerde staten van Gelderland
Toelichting bij model-bevriezingsregeling nadeelcompensatie verleggen kabels en leidingen
Bij de uitvoering van met name (reconstructie)werkzaamheden aan wegen en vaarwegen komt het herhaaldelijk voor dat de zich ter plaatse bevindende elektriciteitskabels, aardgasleidingen, watertransportleidingen en dergelijke verwijderd of verlegd dienen te worden. Voor de betrokken provincie en leidingbeheerder(s) is het van belang te weten of, en zo ja in welke mate, een leidingbeheerder in aanmerking komt voor een financiële vergoeding voor de gedwongen verlegging van hun kabels en leidingen.
Op basis van de door IPO-II op 26 november 1992 vastgestelde ontwerp-modelnadeelcompensatieregeling verleggen kabels en leidingen heeft een ambtelijke IPO-delegatie overleg gevoerd met vertegenwoordigers van de overkoepelende organisaties van leidingbeheerders.
Over de algemene grondslag van nadeelcompensatie als zodanig bestaat geen verschil van mening. Toepassing van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur brengt met zich mee dat bij gedwongen verwijdering of verlegging van kabels of leidingen als gevolg van de uitvoering van provinciale waterstaatswerken onevenredig nadeel dat hierdoor ontstaat bij de betrokken leidingbeheerder voor vergoeding in aanmerking komt. Of, en in welke mate, er sprake is van onevenredig nadeel, wordt mede bepaald door factoren als tijdsverloop, risico-aanvaarding en voorzienbaarheid, welke factoren aan de orde kunnen komen bij een onderzoek naar de aard en omvang van het gestelde nadeel.
De organisaties van leidingbeheerders en de provincies verschillen principieel van mening over de uitwerking en concretisering van dit ook in de jurisprudentie aanvaarde beginsel. De leidingbeheerders hanteren als uitgangspunt de gemiddelde ongestoorde liggingsduur van kabels en leidingen in provinciale gronden, welke volgens ervaringsregels ten minste 40 jaren zou zijn. De provincies zijn van mening dat ook de voorzienbaarheid een belangrijke rol speelt en komen daarmee op een termijn van 10 jaren gedurende welke nadeelcompensatie wordt toegekend.
In een poging om uit de ontstane impasse te komen en onnodige gerechtelijke procedures te voorkomen, is afgesproken een bevriezingsregeling te treffen, die van toepassing is op nog uit te voeren werken. Op deze wijze kan worden voorkomen dat voorgenomen (reconstructies van) waterstaatswerken vertraging ondervinden. De rechten van de betrokken partijen worden met deze regeling niet aangetast.
Op basis van de model-bevriezingsregeling kunnen per provincie met de leidingbeheerders bindende voorfinancieringsafspraken worden gemaakt voor de periode tot vaststelling van de definitieve nadeelcompensatieregeling.
De provinciale bevriezingsregeling is geënt op en in grote lijnen gelijkluidend aan de bevriezingsregeling die Rijkswaterstaat en de NS met de overkoepelende organisaties van leidingbeheerders hebben getroffen.
Artikelsgewijze toelichting
Artikel 1. De term vergunning heeft betrekking op die provinciale verordeningen krachtens welke een vergunning of ontheffing is vereist voor het leggen of hebben van kabels en leidingen in de weg of vaarweg in beheer bij de provincie. Met aanschrijven is bedoeld de brief van het provinciaal bestuur waarin mededeling wordt gedaan van de noodzaak om kabels of leidingen te verleggen in verband met de aanleg of reconstructie van bijv. een weg of fietspad door de provincie en van het besluit de desbetreffende vergunning of ontheffing in verband daarmede te wijzigen of in te trekken.
Indien mocht blijken dat het niet mogelijk is te volstaan met een verlegging van kabels of leidingen, maar dat een ander tracé nodig is, is de provincie op grond van het tweede lid verplicht de leidingbeheerder hierop tijdig te wijzen. Het derde lid is toegevoegd om daarbij duidelijkheid te verkrijgen over de vraag om welke vergunningen het gaat.
Artikel 2. De werkzaamheden (verwijderen of verleggen van kabels en leidingen) zullen na intrekking of wijziging van de vergunning door de leidingbeheerder in overleg met de betrokken provincie worden uitgevoerd. De leidingbeheerder kan deze werkzaamheden zelf verrichten of uitbesteden.
Artikel 3. Het schadebedrag is de investering die een leidingbeheerder moet plegen voor het verleggen van een kabel of leiding. Deze investering omvat alle directe en indirecte kosten die moeten worden gemaakt om de kabel of leiding te verleggen en bestaat uit de volgende componenten: a. de kosten van het verwijderen van de bestaande kabel of leiding; b. de kosten van tijdelijke voorzieningen en productieverliezen; c. de kosten van de verlegging, bestaande uit o.a. werken en materialen met daarop betrekking hebbende inkoop, opslag, verzekerings- en transportkosten, de kosten van aannemers en andere diensten van derden, bouwdirectie en inspectie, ontwerp en constructie en toezicht door eigen personeel alsmede de daarop betrekking hebbende gebruikelijke opslagen en verzekeringen ten behoeve van het werk; d. de eventuele ten gevolge van het werk aan derden te betalen schadevergoedingen aan eigenaren, beperkt gerechtigden en gebruikers ter zake van het gedogen van nieuwe kabels of leidingen; e. de op het werk betrekking hebbende renteverliezen; f. een eventueel voordeel of nadeel ten gevolge van door de verlegging gemuteerde energie- en onderhoudskosten en kosten voor kathodische bescherming. Voorzover er sprake is van waardeverandering als gevolg van te wijzigen kabel- of leidingwerken, zal bij de bepaling van de hoogte van het schadebedrag daarmee rekening worden gehouden. In de toelichting bij de definitieve nadeelcompensatieregeling zal uitgebreid worden ingegaan op het begrip schade en de daaronder begrepen componenten. Na het besluit tot intrekking of wijziging van de vergunning zal de leidingbeheerder formeel een verzoek tot schadevergoeding indienen. Dit verzoek zal inhoudelijk niet in behandeling worden genomen (aangehouden). De daarvoor in de plaats tredende voorfinanciering is geregeld in artikel 5. Na vaststelling van de definitieve nadeelcompensatieregeling zullen de aangehouden zaken worden afgehandeld op basis van de daarin opgenomen regeling tot schadevaststelling.
Artikel 4. Om praktische redenen en ter voorkoming van misverstanden en problemen is gekozen voor vergoeding van de wettelijke rente en niet voor de marktrente. Ook in de bevriezingsregelingen die Rijkswaterstaat en de NS destijds hebben getroffen, is gekozen voor vergoeding van de wettelijke rente. De laatste zin is opgenomen om te voorkomen dat rente over rente moet worden betaald.
Artikel 5. Als door een leidingbeheerder aan verzoek dan wel door een provincie een aanbod tot voorfinanciering wordt gedaan, zal het voor te financieren bedrag op basis van het op grond van artikel 3 bepaalde schadebedrag worden berekend overeenkomstig het opgenomen schema. Verrekening van het te veel of te weinig betaalde zal geschieden aan de hand van het op basis van de definitieve regeling vast te stellen schadebedrag, inclusief de verschuldigde wettelijke rente daarover.
Artikel 6. De aangehouden verzoeken tot schadevergoeding zullen na vaststelling van de definitieve nadeelcompensatieregeling worden afgewikkeld. De beslissing op dit verzoek kan in de vorm van een beschikking worden gegeven om de leidingbeheerder in de gelegenheid te stellen daartegen beroep aan te tekenen. Onderdeel b is toegevoegd om buiten twijfel te stellen dat een verzoek om schadevergoeding niet om formele redenen (te laat ingediend) zou kunnen worden afgewezen.
Artikel 7. De bevriezingsregeling heeft primair betrekking op die gevallen van gedwongen verlegging van kabels en leidingen, waarin sprake is van een vergunning of ontheffing op grond van een provinciale verordening. De regeling in het tweede lid is toegevoegd om ook de andere gevallen waarin sprake is van toekenning van nadeelcompensatie in dezelfde regeling onder te brengen. Op deze wijze kunnen degenen die in de praktijk te maken hebben met verlegging van kabels en leidingen als gevolg van de uitvoering van provinciale werken volstaan met raadpleging van één regeling waarin alle voorkomende situaties zijn beschreven. Met publiekrechtelijke vergunning in het tweede lid is bedoeld een vergunning van een ander openbaar lichaam dan de provincie, bijv. van een waterschap op grond van een keur. De voorfinanciering bij gedwongen verlegging in door een provincie van derden aan te kopen gronden is gesteld op 100%. Met derden zijn hier bedoeld particulieren; gronden van andere wegbeheerders vallen hier dus niet onder. In deze gevallen is het redelijk te achten dat op basis van de normen van de Onteigeningswet een schadevergoeding wordt toegekend. De leidingbeheerder beschikt over een zakelijk recht en zal alleen bereid zijn mede te werken aan wijziging van dit zakelijk recht als daar een volledige vergoeding tegenoverstaat. Zou de leidingbeheerder medewerking weigeren, dan kan de betrokken provincie alleen door middel van onteigening tot het gewenste resultaat komen. De vergoeding wordt alsdan door de rechter vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van de Onteigeningswet. Overigens kunnen ook de voorwaarden waaronder het zakelijk recht is gevestigd mede van invloed zijn op de hoogte van het schadebedrag.
Voorzover geen zakelijk recht is gevestigd, zal een gebruiksrecht voor kabels en leidingen voor onbepaalde tijd zijn overeengekomen, althans voor de duur van de aanwezigheid van de kabel of leiding. Ook in deze gevallen komt de gebruiksgerechtigde een volledige schadevergoeding toe. Deze situatie is vergelijkbaar bij de onteigening van bedrijfsruimte. Aan de huurder komt een volledige schadeloosstelling toe, welke mede een vergoeding voor bedrijfsschade omvat. Deze schadeloosstelling zal in het algemeen worden vastgesteld met toepassing van dezelfde regels die in de rechtspraak voor de berekening van de vergoeding voor de eigenaar zijn ontwikkeld, zij het aangepast aan de tussen eigendom en huurrecht bestaande verschillen.
Artikel 8. Zodra de nadeelcompensatieregeling is vastgesteld, zullen verzoeken om schadevergoeding met inachtneming van die regeling worden afgehandeld.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl