Besluit van het dagelijks bestuur van de Regionale Belasting Groep houdende uitvoeringsregels betreffende proceskosten en wegingsfactoren in de bezwaarfase van belastingzaken Uitvoeringsregels proceskostenvergoeding bezwaarprocedures Regionale Belasting Groep

Geldend van 17-03-2017 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2017

Intitulé

Uitvoeringsregels proceskostenvergoeding en wegingsfactoren in de bezwaarfase van belastingzaken Regionale Belasting Groep

Het dagelijks bestuur van de Regionale Belasting Groep;

Gelet op de artikelen 7:15 en 7:28 van de Algemene wet bestuursrecht;

besluit:

vast te stellen de uitvoeringsregels proceskostenvergoeding en wegingsfactoren in de bezwaarfase van belastingzaken Regionale Belasting Groep (uitvoeringsregels proceskostenvergoeding bezwaarprocedures RBG).

I. Begrippenkader

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze beleidsregels wordt verstaan onder

  • a.

    BPB: Besluit proceskosten bestuursrecht;

  • b.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • c.

    Wet WOZ: Wet waardering onroerende zaken;

  • d.

    Belastingbedrag: het bedrag van een belastingaanslag;

  • e.

    De beroepsmatige derde: de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, BPB;

  • f.

    Waterschapsbelastingen: de watersysteemheffing, de wegenheffing, de zuiveringsheffing, de verontreinigingsheffing, precariobelasting, leges.

II. Beoordeling „verwijtbare onrechtmatigheid” als bedoeld in de artikelen 7:15 en 7:28 in verband met de vergoeding in fiscale procedures van kosten van bezwaar in het kader van de Wet WOZ

Artikel 2 Fouten in de tenaamstelling

Fouten in de tenaamstelling zijn nimmer verwijtbaar onrechtmatig, mits:

  • a.

    de Regionale Belasting Groep zich heeft gehouden aan de meest recent gemuteerde brongegevens (Kadaster/GBA/KvK), dan wel,

  • b.

    de Regionale Belasting Groep zich heeft gehouden aan de bestaande uitvoeringsregels, dan wel,

  • c.

    de Regionale Belasting Groep in afwijking van de meest recent gemuteerde brongegevens en/of bestaande uitvoeringsregels zich heeft gehouden aan de opgave van belanghebbende(n) zelf.

Artikel 3 Fouten in de objectafbakening

Fouten in de objectafbakening zijn nimmer verwijtbaar onrechtmatig, mits:

  • a.

    de Regionale Belasting Groep zich heeft gehouden aan de meest recent gemuteerde brongegevens (Kadaster/GBA/KvK), dan wel,

  • b.

    de Regionale Belasting Groep zich heeft gehouden aan de bestaande uitvoeringsregels, dan wel,

  • c.

    de Regionale Belasting Groep in afwijking van de meest recent gemuteerde brongegevens en/of bestaande uitvoeringsregels zich heeft gehouden aan de opgave van belanghebbende(n) zelf.

III. Toepassing van de wegingsfactoren BPB in verband met de vergoeding in fiscale procedures van kosten van bezwaar

Artikel 4 Wegingsfactor: andere besluiten dan waardebeschikkingen

  • 1. Het gewicht van de zaak wordt aangemerkt als zeer licht in de volgende situaties:

    • a.

      zaken met betrekking tot onroerendezaakbelastingen voor zover deze betrekking hebben op de tenaamstelling voor woningen;

    • b.

      zaken met betrekking tot afvalstoffenheffing, rioolheffing en parkeerbelastingen;

    • c.

      zaken met betrekking tot de waterschapsbelastingen;

    • d.

      [vervallen]

    • e.

      kennelijk gegronde bezwaren.

  • 2. Het gewicht van de zaak wordt aangemerkt als licht in de volgende situaties: zaken met betrekking tot onroerendezaakbelastingen voor zover deze betrekking hebben op de tenaamstelling voor niet-woningen;

  • 3. Het gewicht van de zaak wordt aangemerkt als zwaar in de volgende situaties: zaken die ingewikkeld of complex zijn, waarbij het beoordelen van externe rapporten, uitgezonderd taxatierapporten, noodzakelijk is om tot een goed oordeel te komen;

  • 4. Het gewicht van de zaak wordt aangemerkt als zeer zwaar in de volgende situaties: zaken waarbij evident en aantoonbaar sprake is van een zeer gecompliceerde en/of bewerkelijke zaak.

  • 5. In overige gevallen wordt het gewicht van de zaak aangemerkt als gemiddeld, tenzij het belang of de gecompliceerdheid van het bezwaar aanleiding geven tot het bepalen van een afwijkende wegingsfactor.

  • 6. Van de vaststelling van de wegingsfactoren zoals in de leden 1 tot en met 5 is vastgelegd, kan in bijzondere omstandigheden worden afgeweken.

Artikel 5 Wegingsfactor: waardebeschikkingen

  • 1. Het gewicht van de zaak wordt aangemerkt als zeer licht indien:

    • a.

      het om een verkeerde tenaamstelling gaat;

    • b.

      het om een verkeerde adresaanduiding gaat;

    • c.

      het om een verkeerde belanghebbende gaat;

    • d.

      het om een kenbare schrijffout in de beschikking/belastingaanslag gaat;

    • e.

      het om de onjuiste registratie van een bijgebouw gaat;

    • f.

      het om een verkoopcijfer van het object zelf gaat dat vlak voor of na de waardepeildatum is gerealiseerd;

    • g.

      het om een pro-forma bezwaarschrift zonder aanvulling gaat;

    • h.

      het bezwaarschrift summier gemotiveerd is.

  • 2. Het gewicht van de zaak wordt aangemerkt als licht indien:

    • a.

      de inhoud enig onderzoek vergt, maar het niet om een (juridisch) vraagpunt gaat waarvoor een grotere (juridische) deskundigheid is vereist;

    • b.

      de inhoud van het bezwaarschrift volledig of nagenoeg uitsluitend is gebaseerd op een bijgevoegd taxatierapport.

  • 3. Het gewicht van de zaak wordt aangemerkt als gemiddeld indien de werkzaamheden bestaan uit:

    • a.

      een juiste vaststelling van de feiten,

    • b.

      een onderzoek naar de waarde, en

    • c.

      een opgeworpen rechtsvraag.

  • 4. Voor de toepassing van de wegingsfactoren geldt in andere gevallen dan die genoemd in de leden 1, 2 en 3 een per geval aan te wijzen categorie.

  • 5. Van de vaststelling van de wegingsfactoren zoals in de leden 1 tot en met 4 is vastgelegd, kan in bijzondere omstandigheden worden afgeweken.

IV. Kosten van door een deskundige uitgebracht verslag

Artikel 6 Taxatierapport WOZ-zaken

  • 1. Indien door belanghebbende opdracht is gegeven aan een taxateur tot het opmaken van een taxatierapport komen deze kosten voor vergoeding in aanmerking als het taxatierapport voldoet aan het waardebegrip van artikel 17, 2e lid, Wet waardering onroerende zaken.

  • 2. De uurvergoeding wordt gemaximaliseerd tot:

    • a.

      voor woningtaxaties: € 50;

    • b.

      voor taxaties van courante niet-woningen: € 65;

    • c.

      voor taxaties van incourante niet-woningen € 75.

  • 3. Het aantal uren wordt gesteld op:

    • a.

      voor niet-inpandige woningtaxaties op maximaal 2;

    • b.

      voor woningtaxaties met inpandige opname op maximaal 4;

    • c.

      voor courante niet-woningen op maximaal 5,5;

    • d.

      voor taxaties van incourante niet-woningen op maximaal 7.

  • 4. Van de vaststelling van het aantal uren kan in bijzondere omstandigheden worden afgeweken.

V. Slotbepalingen

Artikel 7 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze uitvoeringsregels zijn van toepassing op bezwaarschriften en administratieve beroepen die na 1 januari 2013 worden ingediend.

  • 2. Deze uitvoeringsregels treden in werking met ingang van 1 januari 2013.

  • 3. De uitvoeringsregels voor de toepassing van wegingsfactoren in fiscale procedures, zoals die zijn vastgesteld op 7 januari 2010 door het dagelijks bestuur van de Regionale Belasting Groep, worden ingetrokken op de datum van inwerking van deze uitvoeringsregels, met dien verstande dat zij van toepassing blijven voor de belastbare feiten die zich hebben voorgedaan voor 1 januari 2013.

  • 4. Deze uitvoeringsregels kunnen worden aangehaald als „Uitvoeringsregels proceskostenvergoeding bezwaarprocedures Regionale Belasting Groep”.

Ondertekening

Vastgesteld in de vergadering van het dagelijks bestuur van de Regionale Belasting Groep d.d. 10 januari 2013.
Het dagelijks bestuur van de Regionale Belasting Groep,
directeur, voorzitter,
H.B. Sigmond drs. A.J.B. van der Klugt

Toelichting

Algemeen

Een vergoeding van de kosten als bedoeld in artikel 7:15, tweede lid, van de Awb kan betrekking hebben op kosten van “de beroepsmatige derde”. Het bedrag van dergelijke kosten wordt vastgesteld door aan de verrichte proceshandelingen punten toe te kennen overeenkomstig de lijst A in het BPB en die punten te vermenigvuldigen met € 218,-- per punt en met de toepasselijke wegingsfactoren. Het BPB kent wegingsfactoren die variëren van zeer licht (0,25), licht (0,5), gemiddeld (1), zwaar (1,5) tot zeer zwaar (2). De uitkomst dient in overeenstemming te zijn met de bewerkelijkheid en de gecompliceerdheid van de zaak en de daarmee verband houdende werkbelasting van de rechtsbijstandverlener.

Het bestuursorgaan heeft de bevoegdheid om in uitvoeringsvoorschriften vast te leggen op welke wijze de wegingsfactoren worden gehanteerd. Dit beleid heeft betrekking op de wijze waarop de wegingsfactoren worden gehanteerd in het kader van de Wet WOZ.

Bijzondere omstandigheden

In beginsel dient iedere zaak afzonderlijk te worden beoordeeld naar aard, belang en ingewikkeldheid en omvang van de in het kader van de verleende rechtsbijstand te verrichten werkzaamheden. Daarom kan worden afgeweken van de berekening van het bedrag van de kostenvergoeding. De volgorde is nu als volgt: het bedrag van de kostenvergoeding wordt in beginsel vastgesteld met inachtneming van het BPB en dit beleid. Voor de vaststelling van de toe te passen wegingsfactoren, wordt uitgegaan van vaste regels die zijn neergelegd in deze uitvoeringsregels. Onder bijzondere omstandigheden kan hiervan worden afgeweken. Gedacht kan worden aan uitzonderlijk ingewikkelde bezwaarschriften, bijvoorbeeld waarbij gebruik is gemaakt van bedrijfswaardeberekeningen opgesteld door financiële specialisten.

Vergoeding taxatierapport WOZ-zaken

In zijn arrest van 13 juli 2012 is de Hoge Raad ingegaan op de wijze waarop met de vergoeding van taxatiekosten in WOZ-procedures moet worden omgegaan. In het arrest droeg de Hoge Raad de gerechten op om te komen tot beleid voor een uniforme toepassing van bij de vaststelling van een vergoeding te hanteren uurtarieven. Dit beleid is blijkens de uitspraak Hof Amsterdam 8 november 2012, nr. 11/00923, LJN: BY2756 (Haarlem) inmiddels vastgesteld.

De gerechtshoven (en rechtbanken) zullen bij het vaststellen van een uurvergoeding voor taxatiekosten de volgende richtlijn hanteren:

  • Voor woningtaxaties: € 50;

  • Voor taxaties van courante niet-woningen: € 65.

  • Het aantal uren wordt gesteld op:

  • voor niet-inpandige woningtaxaties op 2 uur;

  • voor woningtaxaties met inpandige opname op 4 uur.

  • In voorkomende gevallen wordt het uurtarief verhoogd met het bedrag van de verschuldigde omzetbelasting.

  • Indien in (hoger) beroep uitsluitend (nog) de proceskosten in geschil zijn, kan als wegingsfactor worden uitgegaan van 0,5 voor het gewicht van de zaak.

Deze uitvoeringsregels zijn in lijn met de richtlijnen van de gerechtshoven.