Beleidsregels externe veiligheid gemeente Wijchen

Geldend van 28-07-2016 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels Externe veiligheid

De raad van gemeente Wijchen;

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 25 april 2016;

Overwegingen:

gelet op het bepaalde in het Besluit Externe veiligheid inrichtingen (Bevi), de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi), het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb), het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt), Wet Basisnet en Regeling Basisnet, artikel 4:81 van Algemene wet bestuursrecht, Wet ruimtelijk ordening (Wro), Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), Wet milieubeheer (Wm) en de bijlage bij Beleidsregels externe veiligheid gemeente Wijchen;

B E S L U I T :

De beleidsregels externe veiligheid gemeente Wijchen vast te stellen.

Hoofdstuk 1.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • a. externe veiligheid

    Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen als vuurwerk, lpg en munitie over weg, water en spoor en door buisleidingen.

  • b. risicobron

    Een bron (weg, water, spoor, buisleiding, inrichting) waar gevaarlijke stoffen in, over of door worden vervoerd, verwerkt, opgeslagen of gebruikt die een dodelijk effect kan hebben dat tot buiten de bron zelf komt. Kortom: een activiteit met gevaarlijke stoffen. Risicobronnen in de gemeente Wijchen zijn te vinden op www.risicokaart.nl.

  • c. plaatsgebonden risico

    Het plaatsgebonden risico is bedoeld om te zorgen dat het individu aan een te verwaarlozen overlijdenskans blootstaat als hij in de omgeving verblijft van een risicobron. Het plaatsgebonden risico is van toepassing op (zeer) kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten.

  • d. kwetsbare objecten

    Gebouwen of gebieden waar zich veel mensen gedurende langere tijd bevinden, zoals woongebieden, grote kantoren, winkelcentra, scholen en grote sportcomplexen of recreatieterreinen.

  • e. beperkt kwetsbare objecten

    Beperkt kwetsbare objecten zijn objecten zoals onder andere winkels en kantoren met een extensieve bezetting die vanwege de aard ervan iets minder bescherming nodig hebben dan kwetsbare objecten.

  • f. zeer kwetsbare objecten

    Objecten die vanwege de aard ervan meer bescherming nodig hebben dan kwetsbare objecten. Dit zijn objecten waarin zich doorgaans personen bevinden die minder dan gemiddeld zelfredzaam zijn. Denk hierbij aan geestelijk en lichamelijk gehandicapten, zieken, ouderen, peuters, kinderen in een basisschool en gedetineerden.

  • g. 10-6 contour voor plaatsgebonden risico (PR)

    Burgers moeten voldoende beschermd zijn tegen ongevallen met gevaarlijke stoffen. Het basisbeschermingsniveau is een basisnorm die de kans uitdrukt dat een omwonende overlijdt door een ongeluk met een gevaarlijke stof. Het is uitgedrukt in een getal: het plaatsgebonden risico (PR). Dat is de kans dat een persoon die een jaar lang permanent en onbeschermd op een bepaalde plaats aanwezig is, als rechtstreeks gevolg van een ongeluk met gevaarlijke stoffen overlijdt. Het PR mag maximaal 10-6 per jaar bedragen. Dat betekent dat de kans op overlijden niet hoger mag zijn dan één op 1 miljoen (10-6) per jaar. Binnen de PR 10-6 contour mogen geen kwetsbare en zeer kwetsbare objecten (geprojecteerd) zijn.

  • h. groepsrisico

    Het groepsrisico is bedoeld om de kans op een ramp (sociale ontwrichting) voldoende klein te houden opdat dit risico, hoewel aanwezig, verwaarloosbaar geacht mag worden. Bij de beoordeling van de aanvaardbaarheid van dit risico staat de afweging van de voordelen van de gewenste activiteit centraal in samenhang met een beoordeling van de mogelijkheden en haalbaarheid van extra veiligheidsmaatregelen om de kans op een ramp en de gevolgen ervan verder te beperken.

  • i. Invloedsgebied

    Het invloedsgebied is het gebied dat wordt bepaald door na te gaan op welke afstand een dodelijk effect zover is uitgedempt dat de kans om er aan te overlijden bijna nul is geworden. Om precies te zijn een kans van 0,01 ofwel 1 %. Binnen dit invloedsgebied wordt de hoogte van het groepsrisico bepaald.

  • j. oriëntatiewaarde

    Voor het groepsrisico geldt een oriëntatiewaarde. Dit is geen norm, maar een signaalwaarde. Iedere verandering boven of onder deze waarde moet worden verantwoord. Deze verantwoordingsplicht moet aanzetten tot discussie over de omvang van het groepsrisico en de verhouding tot de oriëntatiewaarde. Maar ook over de veiligheid van de risicovolle situatie, de gevolgen voor de omgeving, de hulpverlening en de zelfredzaamheid van omwonenden. (zie ‘groepsrisico’).

  • k. basisnet vervoer gevaarlijke stoffen

    In het Basisnet wordt voor alle rijkswegen, hoofdvaarwegen en spoorwegen vastgesteld hoeveel risico er maximaal mag zijn. Daarbij wordt beschreven welke ruimtelijke ontwikkelingen wel en niet zijn toegestaan in de omgeving van deze wegen.

  • l. Veiligheidszone

    De zone die wordt bepaald door het plaatsgebonden risico.

  • n. zelfredzaamheid

    Zelfredzaamheid is het zichzelf kunnen onttrekken aan een dreigend gevaar, zonder daadwerkelijk hulp van hulpverleningsdiensten. Het zelfredzame vermogen van personen is een belangrijke voorwaarde om grote calamiteiten bij een incident te voorkomen. De mogelijkheden voor zelfredzaamheid bestaan, afhankelijk van de vrijgekomen gevaarlijke stof, globaal uit schuilen en/of vluchten.

Artikel 2

Deze beleidsregels zijn van toepassing op besluiten over vergunningen op grond van de Wet milieubeheer ten aanzien van inrichtingen waarop het Besluit externe veiligheid inrichtingen van toepassing is, op besluiten over vergunningen op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en op besluiten op grond van de Wet ruimtelijke ordening waarbij (zeer) kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten in de buurt van een risicobron liggen of komen te liggen, een en ander voor zover gemeente Wijchen bevoegd gezag is.

Hoofdstuk 2.

Artikel 3 Locatiekeuze risicobronnen

  • 1. Bij de vestiging van nieuwe risicobronnen wordt met de volgende regels rekening gehouden:

  • 2. In en nabij woongebieden zijn risicovolle inrichtingen niet toegestaan.

  • 3. Voor de volgende bedrijventerreinen geldt dat de PR 10-6-contour van bedrijven die onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen vallen, maximaal tot over groenvoorzieningen en infrastructuur mag liggen:

    • -

      Bijsterhuizen

    • -

      Wijchen-oost

    • -

      Loonse Waard

  • 4. Voor het bedrijventerrein Breekwagen geldt dat bedrijven die onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen vallen niet zijn toegestaan.

  • 5. Nieuwe LPG tankstations mogen zich vestigen op minimaal 150m van woongebieden.

  • 6. Voor realisering van windmolens in relatie tot ondergrondse leidingen wordt uitgegaan van de veiligheidsafstanden in de meest actuele versie van het Handboek risicozonering windturbines.

  • 7. Voor vestiging van een tankstation met LNG of uitbreiding van een bestaand tankstation met LNG wordt bij beoordeling daarvan aangesloten bij de Circulaire externe veiligheid LNG tankstations of wanneer deze wordt verwerkt in een besluit, dit besluit.

  • 8. Voor realiseren van een propaantank gelden de veiligheidsafstanden zoals opgenomen in het Activiteitenbesluit milieubeheer.

Artikel 4 Verantwoordingsplicht bij ruimtelijke besluiten

Bij de ontwikkeling van nieuwe plannen wordt met de volgende regels rekening gehouden:

  • 1.

    Zonering spoorlijn Den Bosch – Nijmegen, rijksweg A50 en A73.

    • a.

      Binnen 30 m van het spoor en de rijkswegen zijn zeer kwetsbare objecten niet toegestaan.

    • b.

      Binnen 30m van het spoor en de rijkswegen geldt voor kwetsbare en beperkte kwetsbare objecten een zware verantwoording.

    • c.

      Tussen 30 en 200m van het spoor en rijkswegen geldt voor (zeer)kwetsbare objecten een zware verantwoording.

    • d.

      Tussen 30 en 200m van het spoor en rijkswegen geldt voor beperkt kwetsbare objecten een lichte verantwoording.

    • e.

      Tussen 200 en 1500m van het spoor en rijkswegen geldt voor alle objecten een standaardverantwoording.

  • 2.

    Zonering provinciale en gemeentelijke wegen.

    • a.

      Binnen 30 m van de provinciale en gemeentelijke wegen geldt voor alle objecten een lichte verantwoording.

    • b.

      Tussen 30 en 200m van de provinciale en gemeentelijke wegen geldt voor zeer kwetsbare objecten een lichte verantwoording.

    • c.

      Tussen 30 en 200m van de provinciale en gemeentelijke wegen geldt voor (beperkt) kwetsbare objecten een standaardverantwoording.

    • d.

      Tussen 200 en 1500m van de provinciale en gemeentelijke wegen geldt voor alle objecten een standaardverantwoording.

  • 3.

    Zonering Maas.

    • a.

      Binnen 25m van de Maas zijn alle objecten niet toegestaan.

    • b.

      Tussen 25-90m van de Maas geldt voor (zeer) kwetsbare objecten een lichte verantwoording.

    • c.

      Tussen 25-90m van de Maas geldt voor beperkt kwetsbare objecten een standaard verantwoording.

    • d.

      Tussen 90-1000m van de Maas geldt voor alle objecten een standaardverantwoording.

  • 4.

    Zonering hogedruk aardgastransportleidingen.

    • a.

      Binnen PR 10-6-contour van de hogedruk aardgastransportleidingen zijn alle objecten niet toegestaan.

    • b.

      Tussen PR 10-6-contour - 100%-letaliteitscontour van de hogedruk aardgastransportleidingen geldt voor (zeer) kwetsbare objecten een zware verantwoording.

    • c.

      Tussen PR 10-6-contour - 100%-letaliteitscontour van de hogedruk aardgastransportleidingen geldt voor beperkt kwetsbare objecten een lichte verantwoording.

    • d.

      Tussen 100%-letaliteitscontour - 1%-letaliteitscontour van de hogedruk aardgastransportleidingen geldt voor alle objecten een lichte verantwoording.

  • 5.

    Zonering LPG-tankstations.

    • a.

      Binnen PR 10-6-contour van LPG-tankstations zijn (zeer) kwetsbare objecten niet toegestaan.

    • b.

      Binnen PR 10-6-contour van LPG-tankstations geldt voor beperkt kwetsbare objecten een zware verantwoording.

    • c.

      Tussen PR 10-6-contour – 150m geldt voor zeer kwetsbare objecten een zware verantwoording.

    • d.

      Tussen PR 10-6-contour – 150m geldt voor (beperkt) kwetsbare objecten een lichte verantwoording.

  • 6.

    Zonering overige Bevi-inrichtingen.

    • a.

      Binnen PR 10-6-contour van overige Bevi-inrichtingen zijn (zeer) kwetsbare objecten niet toegestaan.

    • b.

      Binnen PR 10-6-contour van overige Bevi-inrichtingen geldt voor beperkt kwetsbare objecten een zware verantwoording.

    • c.

      Tussen PR 10-6-contour – PR 10-8-contour geldt voor (zeer) kwetsbare objecten een zware verantwoording.

    • d.

      Tussen PR 10-6-contour – PR 10-8-contour geldt voor beperkt kwetsbare objecten een lichte verantwoording.

    • e.

      Tussen PR 10-8-contour – 1%-letaliteitscontour geldt voor alle objecten een standaardverantwoording.

Artikel 5 Verantwoordingsniveaus

Bij het beoordelen van aanvragen om een omgevingsvergunning, besteedt het bevoegd gezag aandacht aan een integrale belangenafweging. In de integrale afweging worden economische, maatschappelijke en veiligheidsbelangen betrokken. Deze afweging wordt vastgelegd in de ‘verantwoording van het groepsrisico’. De oriëntatiewaarde voor het groepsrisico functioneert hierbij als signaalwaarde. Voor elke situatie wordt maatwerk voor het gewenste veiligheidsniveau toegepast. Bij significante toename van het groepsrisico of overschrijding van de oriëntatiewaarde ziet het bevoegd gezag erop toe dat de initiatiefnemer alle doelmatige maatregelen neemt die tot de mogelijkheden behoren om de veiligheid te verhogen. Zijn die maatregelen niet mogelijk dan moet het plan worden aangepast of in het uiterste geval stop gezet.

Bij het verantwoorden worden drie niveaus onderscheiden: zwaar, licht en standaard verantwoorden.

Het verschil tussen lichte en zware verantwoording van het groepsrisico is de intensiviteit van de onderbouwing van mogelijke maatregelen, nut en noodzaak en omvang/inrichting van het plan. Daarmee bestaat vooral een verschil in ambtelijke inspanning. Bij een zware verantwoording worden alle mogelijke alternatieven en maatregelen beschouwd vanuit juridisch, technisch, praktisch en financieel oogpunt. In de onderbouwing wordt nader ingegaan waarom een maatregel of alternatief plan wel of niet acceptabel is. Bij een lichte verantwoording kan worden volstaan met een eenvoudige verwijzing naar de ruimtelijke onderbouwing voor wat betreft nut en noodzaak van een plan van deze omvang op deze locatie, en is een algemene beschouwing ten aanzien van maatregelen mogelijk. Standaard verantwoording gaat uit van een vaststaande onderbouwing die al in de beleidsvisie externe veiligheid is opgenomen en wordt opgenomen in de toelichting van een ruimtelijk plan.

Hoofdstuk 3. Slotbepalingen

Artikel 5 Bijlagen

Bij deze beleidsregels behoort de volgende bijlage: Beleidsvisie externe veiligheid gemeente Wijchen.

Artikel 6 Intrekking

De beleidsregels externe veiligheid (28 juni 2007) worden ingetrokken na inwerkingtreding van deze beleidsregels.

Artikel 7 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking met ingang van de dag na bekendmaking.

Artikel 8 Overgangsbepaling

Op een aanvraag omgevingsvergunning die is ingediend vóór het tijdstip waarop deze beleidsregels van kracht worden en waarop op genoemd tijdstip nog niet is beschikt, zijn de bepalingen van de beleidsregels externe veiligheid van toepassing, zoals deze luidden vóór de vaststelling van de onderhavige beleidsregels.

Artikel 9 Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als “beleidsregels externe veiligheid gemeente Wijchen”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van gemeente Wijchen van 30 juni 2016

De griffier,
De voorzitter,

Bijlage bij Beleidsregels externe veiligheid gemeente Wijchen