Gemeenschappelijke regeling werkvoorzieningschap Venlo en omstreken

Geldend van 15-10-2004 t/m heden

Intitulé

GEMEENSCHAPPELIJKE REGELINGWERKVOORZIENINGSCHAP VENLO EN OMSTREKEN

DE COLLEGES VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTEN ARCEN EN VELDEN, BEESEL, BERGEN EN VENLO

overwegende, dat de Regeling Werkvoorzieningschap Aanvullende Arbeid Venlo en omstreken in overeenstemming gebracht dient te worden met het bij of krachtens de Wet gemeenschappelijke regelingen bepaalde;

gelet op de bepalingen van de Wet gemeenschappelijke regelingen en de Wet sociale werkvoorziening;

gezien de verklaring van geen bezwaar, als bedoeld in artikel 1, lid 2, van de Wet gemeenschappelijke regelingen;

gezien het besluit van de gemeenteraad tot intrekking van de gemeenschappelijke regeling getroffen door de raden van de deelnemende gemeenten;

b e s l u i t e n

I.vast te stellen:

de navolgende

Gemeenschappelijke Regeling Werkvoorzieningschap Venlo en omstreken.

HOOFDSTUK IBEGRIPSBEPALINGEN

Artikel 1

  • 1.

    In deze gemeenschappelijke regeling wordt verstaan onder:

    • a.

      gemeenten : gemeenten waarvan de colleges van B&W aan deze regeling deelnemen;

    • b.

      colleges van Burgemeester

      & Wethouders : de colleges van Burgemeester & Wethouders van de gemeenten, ieder voor zover zij voor hun eigen gemeenten bevoegd zijn;

    • c.

      gemeenteraden : raden van gemeenten, waarvan de gemeenteraden aan deze regeling deelnemen;

    • d.

      Gedeputeerde Staten : de Gedeputeerde Staten van Limburg;

    • e.

      werkverbanden : de werkverbanden als organisatorische eenheden, als bedoeld in de Wet sociale werkvoorziening;

    • f.

      dienstbetrekking : een dienstbetrekking krachtens de Wet sociale werkvoorziening;

    • g.

      werknemer : degene die krachtens het bepaalde in de Wet sociale werkvoorziening is, of wordt toegelaten, tot de werkverbanden;

    • h.

      personeel : de medewerkers van het Werkvoorzieningschap die zijn aangesteld krachtens de voor hen geldende rechtspositie regeling;

    • i.

      regeling : deze gemeenschappelijke regeling;

    • j.

      Wet sociale werkvoor- : De Wet sociale werkvoorziening, alsmedeziening de daarop gebaseerde Koninklijke Besluiten en ministeriële beschikkingen, zoals deze thans en in de toekomst zullen luiden;

      • k.

        Werkvoorzieningschap : het Werkvoorzieningschap Venlo en omstreken. (WAA Venlo e.o.)

HOOFDSTUK IIALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 2

Het openbaar lichaam

  • 1.

    Voor de uitvoering van deze regeling wordt een openbaar lichaam ingesteld, genaamd: "Werkvoorzieningschap Venlo en omstreken", hierna te noemen "Werkvoorzieningschap".

  • 2.

    Het Werkvoorzieningschap is een rechtspersoon, als bedoeld in artikel 8 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

  • 3.

    Het Werkvoorzieningschap is gevestigd te Venlo.

Artikel 3

Taken en bevoegdheden

  • 1.

    Het Werkvoorzieningschap heeft tot taak de gemeenschappelijke belangen van de deelnemende gemeenten te behartigen op het gebied van de uitvoering van de Wet sociale werkvoorziening, te weten:

    • a.

      het voorzien in aangepaste werkgelegenheid voor personen, die in belangrijke mate ten gevolge van bij hen gelegen factoren, niet of voorshands niet in de gelegenheid zijn onder normale omstandigheden arbeid te verrichten, zoals bedoeld in de Wet sociale werkvoorziening;het zal daartoe een of meer werkverbanden oprichten, exploiteren en in stand houden, waarbinnen objecten, als bedoeld in de Wet sociale werkvoorziening, kunnen worden uitgevoerd, dan wel de objecten als bedoeld in de Wet sociale werkvoorziening inkopen bij private rechtspersonen;

  • b.

    het vervullen van overige bestuurlijke taken, zoals deze bij de Wet sociale werkvoorziening zijn opgedragen aan de colleges van B&W;

  • c.

    bovengenoemde taken worden:primair vervuld ten dienste van personen, woonachtig in de aangesloten gemeenten, dan wel daar verblijvend ter verpleging en/of verzorging;

secundair voor personen, afkomstig uit andere gemeenten dan die deze regeling hebben aangegaan.

Artikel 4

De bestuursorganen

  • 1.

    Het bestuur van het Werkvoorzieningschap bestaat uit:

    • a.

      het algemeen bestuur

    • b.

      het dagelijks bestuur

    • c.

      de voorzitter

  • 2.

    De verdeling van taken en bevoegdheden tussen het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter komt overeen met die, welke in de Gemeentewet is aangegeven voor respectievelijk het college van B&W, de gemeenteraad en de burgemeester van een gemeente, voor zover daarvan in deze regeling niet is afgeweken.

    Artikel 5

    1 Een lid van het bestuur mag:

    • a.

      niet als advocaat, procureur, gemachtigde of adviseur werkzaam zijn ten behoeve van de wederpartij van het Werkvoorzieningschap of ten behoeve van het bestuur van het Werkvoorzieningschap in geschillen;

    • b.

      niet als vertegenwoordiger of adviseur werkzaam zijn ten behoeve van derden tot het met het Werkvoorzieningschap aangaan van:

    • 1.

      overeenkomsten als bedoeld in onderdeel c;

    • 2.

      overeenkomsten tot het leveren van onroerende zaken aan het Werkvoorzieningschap;

    • c.

      rechtstreeks noch middellijk een overeenkomst aangaan betreffende:

    • 1.

      het aannemen van werk ten behoeve van het Werkvoorzieningschap;

    • 2.

      het buiten dienstbetrekking tegen beloning doen van verrichtingen ten behoeve van het Werkvoorzieningschap;

    • 3.

      het leveren van roerende zaken anders dan om niet aan het Werkvoorzieningschap;

    • 4.

      het verhuren aan het Werkvoorzieningschap van enig goed, met uitzondering van onroerende zaken;

    • 5.

      het verwerven van betwiste vorderingen ten laste van het Werkvoorziening-schap;

    • 6.

      het van het Werkvoorzieningschap onderhands verwerven van onroerende zaken of beperkte rechten waaraan deze zijn onderworpen;

    • 7.

      het onderhands huren of pachten van het Werkvoorzieningschap.

    HOOFDSTUK III HET ALGEMEEN BESTUUR

    Samenstelling en zittingsduur

    Artikel 6

    Samenstelling algemeen bestuur

    • 1.

      De leden van het algemeen bestuur worden benoemd door de colleges van B&W uit hun midden inclusief de voorzitter. Ieder college benoemt daartoe één lid.

    • 2.

      De in het vorige lid genoemde leden hebben, binnen het algemeen bestuur, in relatie tot het aantal inwoners van hun gemeente per 10.000 inwoners of deel daarvan een stem.

    • 3.

      Besluiten kunnen slechts worden genomen bij meerderheid van stemmen, waarbij als uitgangspunt geldt dat de gemeente Venlo altijd één andere gemeente nodig heeft om te komen tot een meerderheid.

    • 4.

      Ambtenaren, door of vanwege het Werkvoorzieningschap of door of vanwege een deelnemende gemeente aangesteld of daaraan ondergeschikt, kunnen geen lid zijn van het algemeen bestuur; dit geldt niet ten aanzien van de burgemeester, die tevens secretaris en/of ambtenaar van de burgerlijke stand van een gemeente is.

    Artikel 7

    Zittingsduur van de leden van het algemeen bestuur

    • 1.

      De leden van het algemeen bestuur worden benoemd voor een periode van vier jaar.

    • 2.

      Zij treden af met ingang van de dag waarop het nieuwe college van B&W zitting neemt dan wel met ingang van de dag waarop zij geen deel meer uitmaken van de colleges van B&W van een der deelnemende gemeenten.

    Artikel 8

    Tussentijdse vacatures

    • 1.

      Indien tussentijds een plaats van een lid van het algemeen bestuur vacant komt, wordt ten spoedigste, doch in elk geval binnen twee maanden, een nieuw lid benoemd.

    • 2.

      Hij of zij, die ter vervulling van een tussentijdse vacature als lid van het algemeen bestuur wordt benoemd, treedt af op het tijdstip waarop degene in wiens plaats hij is benoemd, zou hebben moet aftreden.

    Werkwijze

    Artikel 9

    Vergaderingen van het algemeen bestuur

    • 1.

      Het algemeen bestuur vergadert jaarlijks tenminste éénmaal per kwartaal en voorts zo dikwijls als de voorzitter dan wel tenminste twee leden dat schriftelijk verzoeken met opgave van redenen.

    • 2.

      De vergaderingen van het algemeen bestuur worden in het openbaar gehouden. De deuren worden gesloten wanneer de voorzitter het nodig acht, dan wel één vijfde deel van de aanwezige leden daarom verzoekt. Het algemeen bestuur beslist vervolgens omtrent de beslotenheid en de opheffing daarvan.

    • 3.

      In een besloten vergadering kan niet worden beraadslaagd noch een besluit worden genomen betreffende:

    • a.

      onderwerpen als vermeld in artikel 24 van de Gemeentewet;

    • b.

      wijziging en opheffing van de regeling;

    • c.

      verordeningen;

    • d.

      het toetreden tot en het uittreden uit de regeling;

    • e.

      het oprichten van of deelnemen in privaatrechtelijke rechtspersonen dan wel het ontbinden daarvan of het beëindigen van de deelneming.

    • 4.

      Artikel 23 van de Wet gemeenschappelijke regelingen en 25 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.

    Bevoegdheden en verplichtingen

    Artikel 10

    Alle bevoegdheden, in het kader der regeling welke niet aan anderen zijn opgedragen, behoren aan het algemeen bestuur.

    Artikel 11

    Reglement

    • 1.

      Het algemeen bestuur stelt een huishoudelijk reglement vast.

    • 2.

      Dit reglement mag geen bepalingen bevatten, welke in strijd zijn met deze regeling.

    • 3.

      Het algemeen bestuur brengt dit reglement en eventueel daarin aan te brengen wijzigingen zo spoedig mogelijk ter kennis van de colleges van B&W en Gedeputeerde Staten.

    Artikel 12

    Bestuurscommissies

    • 1.

      Het algemeen bestuur kan commissies instellen met het oog op de behartiging van bepaalde belangen. Het algemeen bestuur regelt de bevoegdheden en de samenstelling.

    • 2.

      Het dagelijks bestuur zendt het ontwerp van een besluit tot instelling van een commissie als bedoeld in het eerste lid aan de gemeenteraden.

    • 3.

      Het algemeen bestuur gaat niet over tot het instellen van een commissie als bedoeld in het eerste lid, dan na verkrijging van een verklaring van geen bezwaar van de gemeenteraden.

    Artikel 13

    De leden van een commissie, als bedoeld in artikel 13, kunnen een vergoeding voor hun werkzaamheden ontvangen en een tegemoetkoming in de kosten volgens door het algemeen bestuur vast te stellen regels.

    Artikel 14

    Privaatrechtelijke rechtspersonen

    • 1.

      Het algemeen bestuur kan besluiten tot oprichting van c.q. deelname in privaatrechtelijke rechtspersonen, voorzover zulks voor het realiseren van de doelstelling nuttig en noodzakelijk wordt geoordeeld en met inachtneming van de wettelijke bepalingen daaromtrent.

    • 2.

      Oprichting en deelname aan de onder 1 bedoelde rechtspersonen is onderworpen aan hetgeen bepaald in de Gemeentewet.

    • 3.

      Bij oprichting van rechtspersonen, als bedoeld onder 1, zullen de volgende rechts-handelingen aan de goedkeuring van het algemeen bestuur onderworpen zijn:

    • a.

      het aangaan van geldleningen en rekening-courantovereenkomsten;

    • b.

      het uitlenen van gelden en het optreden als borg;

    • c.

      het kopen, vervreemden of bezwaren van onroerend goed;

    Artikel 15

    Adviseurs

    • 1.

      Het algemeen bestuur is bevoegd adviseurs uit te nodigen deel te nemen aan zijn vergaderingen en beraadslagingen. Deze hebben slechts een adviserende rol.

    • 2.

      Het algemeen bestuur is bevoegd tot het instellen van adviescommissies. Artikel 24 van de Wet gemeenschappelijke regelingen is van overeenkomstige toepassing.

    Artikel 16

    Over alle zaken, het Werkvoorzieningschap betreffende, adviseert het algemeen bestuur eigener beweging dan wel op verzoek:

    • a.

      De colleges van B&W, samenwerkend in deze regeling;

    • b.

      De gemeenteraden.

    Verantwoording en inlichtingen

    Artikel 17

    • 1.

      Een lid van het algemeen bestuur is aan het college van B&W dat hem heeft aangewezen, respectievelijk aan de desbetreffende gemeenteraad, verantwoording verschuldigd over het door hem in het algemeen bestuur gevoerde beleid.

    • 2.

      Aan de in het eerste lid bedoelde verantwoordelijkheid wordt op dezelfde wijze voldaan als in het reglement van orde voor de vergaderingen van de desbetreffende gemeenteraad ten aanzien van het afleggen van verantwoording door de burgemeester en door de leden van het college van burgemeester en wethouders is voorzien.

    Artikel 18

    • 1.

      Het algemeen bestuur verschaft aan het college van burgemeester en wethouders dat dit bestuur heeft aangewezen, respectievelijk aan de desbetreffende gemeenteraad, de door een of meer leden van dat college, respectievelijk die raad verlangde inlichtingen, op de in de betreffende gemeente gebruikelijke wijze.

    • 2.

      Een verzoek om inlichtingen wordt schriftelijk ingediend.

    • 3.

      Indien het verstrekken van de gevraagde inlichtingen in strijd is met het openbaar belang, wordt de verzoeker hiervan schriftelijk in kennis gesteld onder vermelding van de bezwaren.

    • 4.

      Bestaan de in het derde lid bedoelde bezwaren niet, dan is het lid van het algemeen bestuur gehouden de inlichtingen zo spoedig mogelijk schriftelijk te verstrekken.

    • 5.

      Het lid van het algemeen bestuur tot wie het verzoek om inlichtingen is gericht, draagt er zorg voor dat het verzoek, alsmede het antwoord of de kennisgeving bedoeld in het derde lid, ter kennis wordt gebracht van het college van B&W dat hem heeft aangewezen, respectievelijk de desbetreffende gemeenteraad.

    HOOFDSTUK IV HET DAGELIJKS BESTUUR

    Samenstelling en zittingsduur

    Artikel 19

    Samenstelling dagelijks bestuur

    • 1.

      De leden van het dagelijks bestuur worden benoemd door en uit het algemeen bestuur.

    • 2.

      Het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter en ten minste drie doch ten hoogste vijf leden.

    Artikel 20

    Zittingsduur van de leden van het dagelijks bestuur

    • 1.

      Het algemeen bestuur beslist in de eerste vergadering van elke zittingsperiode over de benoeming van de leden van het dagelijks bestuur.

    • 2.

      De leden van het dagelijks bestuur treden af op de dag waarop de zittingsperiode van het algemeen bestuur afloopt. Zij zijn terstond herkiesbaar.

    • 3.

      Indien tussentijds een plaats in het dagelijks bestuur vacant komt, benoemt het algemeen bestuur een nieuw lid, nadat de opengevallen plaats in het algemeen bestuur wederom is bezet.

    • 4.

      Hij, die tussentijds ophoudt lid van het algemeen bestuur te zijn, houdt tevens op lid van het dagelijks bestuur te zijn.

    Werkwijze

    Artikel 21

    Vergaderingen van het dagelijks bestuur

    • 1.

      Het dagelijks bestuur vergadert tenminste achtmaal per jaar en voorts zo dikwijls de voorzitter het nodig oordeelt of tenminste twee van de leden dit met opgave van redenen schriftelijk verzoeken.

    • 2.

      De vergaderingen van het dagelijks bestuur zijn besloten. Artikel 55 van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.

    • 3.

      Een vergadering van het dagelijks bestuur wordt niet gehouden, wanneer blijkens de presentielijst minder dan de helft van de leden aanwezig is. In dit geval wordt een nieuwe vergadering uitgeschreven, binnen veertien dagen te houden.In deze tweede vergadering worden uitsluitend onderwerpen op de agenda van de eerste vergadering vermeld, aan de orde gesteld. In deze vergadering kunnen besluiten genomen worden, ongeacht het aantal aanwezige leden.

    • 4.

      In de vergadering van het dagelijks bestuur worden alle besluiten genomen bij gewone meerderheid van stemmen der aanwezige leden, tenzij in deze regeling anders wordt bepaald. Aanwezigen, die zich van stemming onthouden, worden geacht blanco te hebben gestemd.

    • 5.

      Wanneer geen der leden stemming vraagt, wordt aangenomen dat conform het voorstel is besloten.

    • 6.

      Indien een lid stemming verlangt, wordt over zaken mondeling en bij hoofdelijke oproeping gestemd. Over personen wordt schriftelijk, met gesloten ongetekende briefjes, gestemd. Leden die blanco of anderszins ongeldige briefjes ingeleverd hebben worden geacht, voor wat de geldigheid der stemmen betreft, aan de stemming te hebben deelgenomen.

    • 7.

      Bij het staken van stemmen over zaken wordt een voorstel geacht niet te zijn aangenomen. In een volgende vergadering kan het voorstel eventueel opnieuw ter beslissing worden voorgelegd. Bij het staken van stemmen over personen wordt een herstemming gehouden. Indien de stemmen bij deze herstemming staken, wordt het betreffende voorstel in de eerstvolgende vergadering opnieuw aan de orde gesteld. Staken ook dan de stemmen, dan heeft de voorzitter een doorslaggevende stem.

    • 8.

      Ieder lid van het dagelijks bestuur brengt een stem uit.

    Bevoegdheden en verplichtingen

    Artikel 22

    • 1.

      Het dagelijks bestuur draagt zorg voor:

    • a.

      het voorbereiden van voorstellen over een verdere ontwikkeling en uitvoering van in de doelstelling genoemde taken; het stelt nadere regels vast met betrekking tot de uitvoering van deze taken;

    • b.

      het voorbereiden van al hetgeen dat aan het algemeen bestuur ter overweging en beslissing moet worden voorgelegd;

    • c.

      het uitvoeren van besluiten van het algemeen bestuur;

    • d.

      het beheer der activa en passiva van het Werkvoorzieningschap;

    • e.

      de controle op het geldelijk beheer en boekhouding, voor zover deze van het dagelijks bestuur afhangt;

    • f.

      het nemen van alle conservatoire maatregelen, zowel in als buiten rechte en het doen van alles wat nodig is ter voorkoming van verjaring en verlies van recht en bezit;

    • g.

      het vaststellen van de formatie voor het personeel;

    • h.

      het, behoudens het bepaalde in artikel 12 en 34 lid 3, benoemen, schorsen en ontslaan van ambtelijk personeel in dienst van het Werkvoorzieningschap.

    Artikel 23

    • 1.

      Het dagelijks bestuur biedt het algemeen bestuur jaarlijks voor 1 juni een ontwerp verslag aan over de werkzaamheden van het Werkvoorzieningschap over het afgelopen kalenderjaar.

    • 2.

      Het algemeen bestuur stelt dit verslag vast. Het dagelijks bestuur zendt dit binnen een maand na de vaststelling toe aan de gemeenten en aan gedeputeerde staten.

    Artikel 24

    Adviseurs

    Het dagelijks bestuur is bevoegd adviseurs uit te nodigen deel te nemen aan haar vergaderingen en beraadslagingen. Deze hebben een adviserende stem.

    Artikel 25

    Over alle zaken, het werkvoorzieningschap betreffende, adviseert het dagelijks bestuur eigener beweging dan wel op verzoek:

    • a.

      de colleges van B&W, samenwerkend in deze regeling;

    • b.

      de gemeenteraden;

    Verantwoording en inlichtingen

    Artikel 26

    • 1.

      De leden van het dagelijks bestuur zijn, tezamen en ieder afzonderlijk, aan het algemeen bestuur verantwoording verschuldigd voor het door hen gevoerde beleid.

    • 2.

      Zij geven ongevraagd aan het algemeen bestuur alle informatie, die voor de beoordeling van het door hen te voeren en gevoerde beleid nodig is.

    • 3.

      Zij geven, tezamen en ieder afzonderlijk aan het algemeen bestuur, wanneer dit bestuur of een of meer leden daarvan daarom verzoekt, schriftelijk of mondeling in de vergadering van het algemeen bestuur alle verlangde inlichtingen, tenzij het openbaar belang zich daartegen verzet.

    Artikel 27

    • 1.

      Het dagelijks bestuur verschaft aan de gemeenteraden de door een of meer leden van die raden verlangde inlichtingen.

    • 2.

      Een verzoek om inlichtingen wordt schriftelijk ingediend.

    • 3.

      Indien het verstrekken van de gevraagde inlichtingen in strijd is met het openbaar belang, wordt de verzoeker hiervan schriftelijk in kennis gesteld onder vermelding van de bezwaren.

    • 4.

      Bestaan de in het vorige lid bedoelde bezwaren niet, dan is het dagelijks bestuur gehouden de inlichtingen zo spoedig mogelijk schriftelijk te verstrekken.

    • 5.

      Het dagelijks bestuur draagt er zorg voor dat het verzoek, alsmede het antwoord of de kennisgeving, bedoeld in het derde lid, ter kennis worden gebracht van de gemeenteraden en van het algemeen bestuur.

    HOOFDSTUK V DE VOORZITTER

    Artikel 28

    • 1.

      De voorzitter wordt door en uit het algemeen bestuur gekozen. Hij heeft stemrecht overeenkomstig artikel 6 lid 2 van deze regeling.

    • 2.

      De voorzitter treedt af op de dag waarop de zittingsperiode van het algemeen bestuur afloopt. Hij is terstond herkiesbaar.

    • 3.

      Bij verhindering of ontstentenis van de voorzitter wordt hij vervangen door de vice-voorzitter, lid van het algemeen bestuur, door dat bestuur uit haar midden te kiezen.

    • 4.

      De voorzitter en de vice-voorzitter van het Werkvoorzieningschap zijn zowel voorzitter en vice-voorzitter van het algemeen bestuur als van het dagelijks bestuur.

    • 5.

      De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het algemeen en het dagelijks bestuur.

    • 6.

      Hij is belast met de uitvoering van de besluiten van het dagelijks bestuur.

    • 7.

      Hij ondertekent de stukken die van het algemeen en het dagelijks bestuur uitgaan.

    • 8.

      De voorzitter vertegenwoordigt het Werkvoorzieningschap in en buiten rechte. Indien hij behoort tot het bestuur van een der aan de regeling deelnemende gemeenten, die partij is in een geding, waarbij het Werkvoorzieningschap is betrokken, dan vertegenwoordigt de vice-voorzitter het Werkvoorzieningschap.Zijn beiden bij het geschil betrokken, dan wijst het dagelijks bestuur een ander als vertegenwoordiger aan. De voorzitter kan de vertegenwoordiging buiten rechte aan een door hem aan te wijzen gemachtigde opdragen voor een geval als bedoeld in dit lid.

    HOOFDSTUK VIDE SECRETARIS

    Artikel 29

    • 1.

      De secretaris is het algemeen en het dagelijks bestuur, de voorzitter, alsmede de commissies en de colleges van advies, waaraan taken gedelegeerd zijn, in alles wat het hun opgedragen bestuur aangaat, behulpzaam.

    • 2.

      Door hem worden alle stukken, die van het dagelijks of algemeen bestuur uitgaan, mede ondertekend.

    • 3.

      De secretaris kan niet tevens zijn (algemeen) directeur van een aan het Werkvoorzieningschap gelieerde private organisatie.

    • 4.

      De secretaris heeft zitting in vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur. De secretaris heeft in beide géén stemrecht.

    • 5.

      Ontslag, anders dan overeenkomstig eigen verzoek, is met redenen omkleed.

    • 6.

      Door het algemeen bestuur wordt voor de secretaris een instructie vastgesteld.

    • 7.

      Bij verhindering of ontstentenis van de secretaris, wordt hij vervangen op de wijze als bepaald in het huishoudelijk reglement, als bedoeld in artikel 12 van deze regeling.

    HOOFDSTUK VIIFINANCIELE VERPLICHTINGEN

    Artikel 30

    Geldelijk beheer

    • 1.

      Het algemeen bestuur stelt, mede gelet op het ter zake bepaalde in de Wet sociale werkvoorziening, regelen vast ter zake van het geldelijk beheer en de boekhouding. In deze regelen, die toegezonden dienen te worden aan gedeputeerde staten, wijst het algemeen bestuur een of meer externe deskundigen aan die met deze controle belast worden.

    • 2.

      Jaarlijks heeft een controle, als bedoeld in lid 1 van dit artikel, plaats. Van deze controle wordt verslag opgemaakt. De functionaris, van wie het geldelijk beheer en betreffende administratie wordt gecontroleerd, is bevoegd dit verslag van aantekeningen te voorzien. Elk controlerapport wordt ter kennis gebracht van het bestuur en aan gedeputeerde staten toegezonden.

    • 3.

      De functionaris, van wie het geldelijk beheer en de administratie wordt gecontroleerd, is verplicht alle bescheiden, welke voor controle nodig worden geacht, ter inzage aan te bieden aan de daartoe bevoegde controlefunctionaris.

    • 4.

      Bij schorsing, ontslag of overlijden van een functionaris, belast met het geldelijk beheer, worden de geldmiddelen en de betreffende administratie, welke deze beheerde, onmiddellijk gecontroleerd. Hiermede is belast de externe deskundige als bedoeld in lid 1 van dit artikel. Deze maakt verslag op, dat aan het algemeen bestuur en gedeputeerde staten wordt aangeboden.

    • 5.

      Onverminderd het bepaalde in dit artikel kunnen het algemeen bestuur en gedeputeerde staten op elk moment een controle van het geldelijk beheer, met inbegrip van de administratie, vorderen.

    Artikel 31

    Begroting

    1.Het dagelijks bestuur maakt jaarlijks een ontwerpbegroting van inkomsten en uitgaven op, voorzien van een toelichting, en zendt dit ontwerp conform de regels zoals vastgelegd in het jaarlijks vast te stellen beleidsproces toe aan de gemeenteraden.

    In de ontwerpbegroting wordt aangegeven de raming van de door gemeenten voor dat jaar verschuldigde bijdrage.

    • 2.

      De gemeenteraden kunnen binnen een redelijke termijn na de datum van toezending omtrent de ontwerpbegroting aan het dagelijks bestuur van het gevoelen doen blijken.

    • 3.

      Het dagelijks bestuur voegt de commentaren, waarin dit gevoelen is vervat, bij de ontwerpbegroting en biedt het ontwerp tijdig aan het algemeen bestuur ter vaststelling aan.

    • 4.

      Het algemeen bestuur stelt de begroting conform de regels zoals vastgelegd in hetjaarlijks vast te stellen beleidsproces vast.

    • 5.

      Nadat de begroting is vastgesteld, zendt het dagelijks bestuur deze onverwijld aan gedeputeerde staten en voorts ter kennisneming aan de gemeenteraden.

    • 6.

      Artikel 34 en artikel 35 van de Wet gemeenschappelijke regelingen zijn van overeenkomstige toepassing.

    Artikel 32

    Jaarrekening

    • 1.

      Het dagelijks bestuur zendt jaarlijks conform de regels zoals vastgelegd in het jaarlijks vast te stellen beleidsproces de ontwerprekening met betrekking tot het afgelopen boekjaar aan de gemeenteraden, vergezeld van een verslag aan het onderzoek naar de deugdelijkheid, opgemaakt door de in artikel 35 lid l genoemde deskundige, alsmede vergezeld van een voorlopige berekening van de door de gemeenten te betalen bijdrage en voorzien van een toelichting van het dagelijks bestuur.

    • 2.

      De gemeenteraden kunnen binnen een redelijke termijn na de datum van toezending bij het dagelijks bestuur bezwaren indienen. Het dagelijks bestuur voegt de ontvangen bezwaarschriften bij de ontwerprekening en biedt deze aan het algemeen bestuur ter vaststelling.

    • 3.

      Het algemeen bestuur stelt de rekening vast conform de regels zoals vastgelegd in het jaarlijks vast te stellen beleidsproces.

    • 4.

      Het dagelijks bestuur zendt de vastgestelde rekening aan de gemeenteraden en gedeputeerde staten.

    • 5.

      Terstond na de voorlopige vaststelling van de rekening wordt aan de gemeenteraden mededeling gedaan van de definitieve berekening van de door iedere gemeente te betalen bijdrage.

    • 6.

      Artikel 34 van de Wet gemeenschappelijke regelingen zijn van overeenkomstige toepassing.

    Artikel 33

    Financiering

    • 1.

      De deelnemende gemeenten zullen er te allen tijde zorg voor dragen dat het Werkvoorzieningschap over voldoende middelen beschikt om aan al zijn verplichtingen jegens derden te kunnen voldoen.

    • 2.

      Indien aan het algemeen bestuur van het Werkvoorzieningschap blijkt dat een deelnemende gemeente weigert deze uitgaven op de begroting op te nemen, doet het algemeen bestuur onverwijld aan Gedeputeerde Staten het verzoek over te gaan tot toepassing van hetgeen hiertoe bepaald in de Gemeentewet.

    • 3.

      De deelnemers verbinden zich in geval van opheffing van het Werkvoorzieningschap een liquidatieplan op te stellen dat voorziet in de verplichting van de deelnemende gemeenten alle rechten en verplichtingen van het Werkvoorzieningschap over de deelnemende gemeenten te verdelen op een in het plan te bepalen wijze.

    • 4.

      Het algemeen bestuur regelt de geldleningen, het uitlenen van gelden het aangaan van rekening-courant overeenkomsten en hetgeen verder de geldmiddelen van het schap aangaat.

    • 5.

      De gemeenten zijn gezamenlijk garant voor de juiste betaling van rente en aflossing van de op grond van het bepaalde in het vorige lid opgenomen gelden, zulks in verhouding tot het aantal inwoners van deze gemeenten per 1 januari van het jaar van sluiting van de lening of het aangaan van de rekening-courant overeenkomst.

    • 6.

      Besluiten, genomen op grond van het bepaalde in lid 4 van dit artikel, dienen ter kennisgeving aan gedeputeerde staten gezonden te worden.

    HOOFDSTUK VIIIVERDELING BATEN EN LASTEN

    Artikel 34

    De verrekening van de niet relevante kosten, o.a. bestuurskosten, vindt plaats overeenkomstig de ter zake door het algemeen bestuur vast te stellen regels.

    Artikel 35

    • 1.

      De colleges van B&W verbinden zich bij te dragen in de bestuur- en secretariaatskosten, alsmede in het eventuele exploitatietekort van het Werkvoorzieningschap.

    • 2.

      De bijdragen worden als volgt berekend:

    • a.

      Volgens een door het algemeen bestuur vast te stellen verdeelsleutel;

    • b.

      De voorlopige bijdrage deelnemende gemeenten wordt vooraf vastgesteld via het Strategisch Meerjaren Plan c.q. begroting;

    • c.

      De definitieve bijdrage wordt vastgesteld aan de hand van de jaarrekening.

    • 3.

      De in lid 2 bedoelde bijdragen worden aan het Werkvoorzieningschap afgedragen binnen dertig dagen na ontvangst van de berekening, als bedoeld in artikel 37 lid 5.

    • 4.

      De colleges van B&W stellen, op verzoek van het dagelijks bestuur, de begrote bijdrage, als bedoeld in artikel 35 lid 1, bij voorschot betaalbaar.

    Artikel 36

    Egalisatiefonds

    • 1.

      Ter voorkoming van grote wijzigingen in de jaarlijkse gemeentelijke bijdragen aan het Werkvoorzieningschap ten gevolge van fluctuerende bedrijfsresultaten, wordt een egalisatiefonds ingesteld.

    • 2.

      Het plafond van het egalisatiefonds wordt vastgesteld door het algemeen bestuur, nadat de gemeenteraden in de gelegenheid zijn gesteld hun gevoelen daaromtrent kenbaar te maken.

    • 3.

      Het exploitatieoverschot van enig jaar, met inbegrip van de begrote gemeentelijke bijdragen, als bedoeld in artikel 35 lid 1, wordt toegevoegd aan het egalisatiefonds, tot een maximum van de begrote gemeentelijke bijdragen, als bedoeld in artikel 35 lid 1 minus de niet relevante kosten, voor het betreffende jaar.

    • 4.

      Indien het plafond voor het egalisatiefonds wordt bereikt, wordt de overschrijding van het egalisatiefonds terugbetaald aan de gemeenteraden, tot een maximum van de begrote gemeentelijke bijdragen als bedoeld in artikel 35 lid 1 minus de niet relevante kosten.

    • 5.

      Het exploitatieoverschot, uitgaande boven het in lid 3 bedoelde jaarlijkse maximum, blijft ter beschikking van het Werkvoorzieningschap. Het overschot mag echter alleen worden geïnvesteerd ten voordele van de werkverbanden.

    • 6.

      Het exploitatietekort, uitgaande boven de begrote gemeentelijke bijdragen, als bedoeld in artikel 35 lid 1, wordt ten laste gebracht van het egalisatiefonds. Ingeval het saldo van het egalisatiefonds niet toereikend is om het tekort te dekken, dragen de colleges van B&W bij in het tekort, overeenkomstig het bepaalde in artikel 39.

    HOOFDSTUK IXHET ARCHIEF

    Artikel 37

    • 1.

      Het dagelijks bestuur is belast met de zorg en het toezicht op de bewaring en het beheer van de archiefbescheiden van het Werkvoorzieningschap en zijn organen, overeenkomstig een door het algemeen bestuur met inachtneming van artikel 37 tweede lid, van de Archiefwet 1995 vast te stellen regeling.

    • 2.

      De secretaris is belast met de bewaring en het beheer van de archief bescheiden, bedoeld in het vorige lid, overeenkomstig de archiefverordening van de gemeente Venlo.

    • 3.

      De op grond van de Archiefwet 1995 over te brengen archiefbescheiden, worden geplaatst in de archiefbewaarplaats van het Werkvoorzieningschap.

    • 4.

      Ingeval van opheffing van het Werkvoorzieningschap worden de archiefbescheiden overgebracht naar de archiefbewaarplaats van de gemeente Venlo.

    HOOFDSTUK X TOETREDING, UITTREDING, WIJZIGING, OPHEFFING

    Artikel 38

    Toetreding

    • 1.

      Toetreding tot de gemeenschappelijke regeling kan plaatsvinden bij besluit van het college van B&W van de toetredende gemeente, nadat ten minste de helft van de deelnemende gemeenten op voorstel van het algemeen bestuur met de toetreding heeft ingestemd.

    • 2.

      Het algemeen bestuur kan aan de toetreding voorwaarden stellen.

    • 3.

      De toetreding gaat in op de eerste dag van de maand, volgende op die waarin het besluit tot toetreding is opgenomen in de registers, als bedoeld in artikel 27 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

    Artikel 39

    Uittreding

    • 1.

      Een deelnemende gemeente kan uit deze gemeenschappelijke regeling uittreden door toezending aan het algemeen bestuur van een daartoe strekkend besluit van het college van B&W.

    • 2.

      De uittreding kan, behoudens door het algemeen bestuur toegestane afwijking, slechts plaatsvinden met ingang van 1 januari van het vijfde jaar, volgende op het jaar waarin het besluit tot uittreding in werking is getreden. Artikel 42 lid 3, is daar van overeenkomstige toepassing.

    • 3.

      De uittredende gemeente blijft aansprakelijk voor de schulden van het Werkvoorzie-ningschap op het tijdstip van uittreden naar het aandeel volgens de in artikel 39 lid 2 vermelde verdeelsleutel.

    • 4.

      Aan de uittredende gemeente wordt een aandeel van het saldo van het egalisatiefonds, op basis van het aantal inwoners per 1 januari van het jaar van uittreding, terugbetaald.

    Artikel 40

    Wijziging, opheffing

    • 1.

      Voorstellen tot wijziging of opheffing van de regeling kunnen uitgaan van het algemeen bestuur en/of van een of meer van de colleges.

    • 2.

      Indien het voorstel uitgaat van een of meer colleges, zendt respectievelijk zenden deze colleges het voorstel aan het algemeen bestuur, dat hierover advies inwint van de sociale werkvoorzieningscommissie.

    • 3.

      Het algemeen bestuur neemt over het voorstel een beslissing binnen twee maanden.

    Het geeft de colleges terstond kennis van het aannemen of verwerpen van het voorstel.

    • 4.

      Indien het voorstel uitgaat van het algemeen bestuur, zendt dit zijn voorstel, tezamen met het advies hierover van de sociale werkvoorzieningscommissie, aan de colleges. Deze nemen binnen twee maanden na ontvangst van het voorstel een besluit, dat zij terstond mededelen aan het algemeen bestuur.

    • 5.

      Een besluit tot wijziging of opheffing is tot stand gekomen wanneer de colleges van B&Wvan tweederde van het aantal deelnemende gemeenten daartoe hebben besloten.

    • 6.

      Het besluit tot wijziging of opheffing, als bedoeld in dit artikel, is bindend voor elk college van B&W. Artikel 42 lid 3, is van overeenkomstige toepassing.

    • 7.

      In geval van opheffing van de regeling besluit het algemeen bestuur tot liquidatie en stelt het daarvoor de nodige regels vast. Hierbij kan van de bepalingen der regeling worden afgeweken. De aansprakelijkheid van eerder uitgetreden gemeenten, als bedoeld in artikel 43 lid 3, blijft onverminderd gehandhaafd.

    • 8.

      Het liquidatieplan wordt door het algemeen bestuur - gehoord de gemeenten - vastgesteld en behoeft de goedkeuring van gedeputeerde staten.

    • 9.

      Het liquidatieplan voorziet in de verplichtingen van de gemeenten tot deelneming in de financiële gevolgen van de opheffing. Het liquidatieplan voorziet ook in de gevolgen die de opheffing heeft voor het personeel.

    HOOFDSTUK XISLOTBEPALINGEN

    Artikel 41

    • 1.

      De regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.

    • 2.

      Het college van B&W van de gemeente Venlo draagt zorg voor de toezending aan gedeputeerde staten van besluiten tot vaststelling van de regeling, tot wijziging van de regeling, tot toetreding, tot uittreding en tot opheffing van de regeling.

    Artikel 42

    Deze regeling kan worden aangehaald als: "Gemeenschappelijke Regeling Werkvoorzieningschap Venlo en omstreken".

    Vastgesteld in de bestuursvergadering van 15 oktober 2003 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Limburg op 15 juni 2004

    HOOFDSTUK XIIOVERGANGSBEPALING

    Artikel 43

    Het bestuur dat op de datum van inwerkingtreding van deze regeling zitting heeft, wordt geacht volgens deze regeling te fungeren tot een nieuw bestuur aantreedt.