Regeling vervallen per 04-05-2011

Verordening op het beheer en het gebruik van de gemeentelijke begraafplaats

Geldend van 04-05-2011 t/m 03-05-2011

Intitulé

Verordening op het beheer en het gebruik van de gemeentelijke begraafplaats

De raad van de gemeente Oldenzaal;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 1 november 1994nr. 48/16 V;

gelet op artikel 35, tweede lid van de Wet op de lijkbezorging en artikel 149 van de Gemeentewet;

b e s l u i t:

  • I.

    de bij zijn besluit van 17 mei 1984, nr. 70, vastgestelde Beheersverordening Algemene Begraafplaats in te trekken;

  • II.

    vast te stellen de navolgende Verordening op het beheer en het gebruik van de gemeentelijke begraafplaats.

Artikel 1

Deze verordening verstaat onder;

  • a.

    begraafplaats: de gemeentelijke begraafplaats aan de Hengelosestraat;

  • b.

    eigen graf: een graf waarvoor aan een natuurlijk of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot:

    • het doen begraven en begraven houden van lijken van

    • personen van 1 2 jaar en ouder;

    • het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

  • c.

    het doen verstrooien van as;

  • d.

    algemeen graf: een graf bij de gemeente in beheer waarin aan eenieder de gelegenheid wordt geboden tot het doen begraven van lijken van personen van 12 jaar en ouder;

  • e.

    eigen urnengraf: een graf waarvoor aan een natuurlijk of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot:

    • het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

    • het doen verstrooien van as;

  • f.

    algemeen urnengraf: een graf bij de gemeente in beheer waarin aan eenieder gelegenheid wordt geboden tot het doen bijzetten van asbussen met of zonder urnen;

  • g.

    kindergraf: een graf waarvoor aan een natuurlijk of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot het doen begraven en begraven houden van lijken van doodgeborenen en personen jonger dan 12 jaar.

  • h.

    urn: een voorwerp ter berging van één of meer asbussen;

  • i.

    asbus: een bus ter berging van as van een overledene;

  • j.

    grafbedekking: gedenkteken en/of grafbeplanting op een graf;

  • k.

    beheerder: de ambtenaar die belast is met de dagelijkse leiding van de begraafplaats of degene die hem vervangt

  • l.

    rechthebbende: de rechthebbende op een eigen graf, eigen urnengraf of kindergraf .

Artikel 2

Burgemeester en wethouders voeren het beheer over de gemeentelijke begraafplaats welke dagelijks gedurende ten minste zeven door hen te bepalen uren is geopend.

Artikel 3

  • 1. 1. Voor het begraven en het bezorgen van as wordt op werkdagen gelegenheid gegeven

    • a.

      van februari tot en met november van 08.00 uur tot 16.00uur;

    • b.

      in december en januari van 08.00 uur tot 15.30 uur.

  • 2. Voor het begraven en bezorgen van as op zaterdag wordt gelegenheid gegeven van 10.00 uur tot 13.00 uur.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen, indien naar hun oordeel daarvoor termen aanwezig zijn, toestaan dat op andere dan in het eerste lid genoemde tijden wordt begraven.

Artikel 4

Ten kantore van de afdeling burgerzaken van de bestuursdienst zijn aanwezig en worden geregeld bijgehouden:

  • a.

    een nauwkeurig plan van indeling;

  • b.

    een register van alle begraven lijken en bijgezette asbussen, met een nauwkeurige aanduiding van de plaats waar zij begraven danwel bijgezet zijn, alsmede van de dag der begrafenis c.q. bijzetting;

  • c.

    een register, vermeldende de namen der personen of rechtspersonen, aan wie een recht als bedoeld in artikel 8 van deze verordening is verleend met de aanduiding van de grafruimte waarop dit recht is verkregen.

Artikel 5

De voor begraving noodzakelijke bescheiden worden door of vanwege degene door wiens zorg een lijk ter aarde wordt besteid, vóórdat dit op de begraafplaats wordt gebracht, aan de beheerder overhandigd.

Artikel 6

Het delven, openen en dichten van graven geschiedt van gemeentewege.

Artikel 7

  • 1. In een algemeen graf en in een eigen graf worden twee lijken boven elkaar begraven.

  • 2. In een kindergraf wordt één lijk begraven.

  • 3. In een urnengraf worden twee urnen bijgezet.

Artikel 8

  • 1. Burgemeester en wethouders verlenen, voor zover de daartoe bestemde ruimte van de begraafplaats zulks toelaat, op een daartoe bij hen in te dienen aanvraag, voor de tijd van 20 jaar het recht op een eigen graf, eigen urnengraf of kindergraf .

  • 2.

    • a.

      In algemene graven wordt gelegenheid gegeven om lijken te begraven voor de tijd van 20 jaar.

    • b.

      In algemene urnengraven wordt gelegenheid gegeven tot het doen bijzetten van asbussen met of zonder urnen voor de tijd van 20 jaar.

  • 3. Het in het eerste lid van dit artikel bedoelde recht wordt op aanvraag van de rechthebbende verlengd tel kens met een termijn van 10 jaar, mits de aanvraag vóór het verstrijken van de lopende termijn wordt ingediend.

  • 4. De eigen graven, eigen urnengraven en kindergraven worden slechts voor directe begraving en in volgorde van ligging uitgegeven.

  • 5. Een recht als in dit artikel bedoeld, kan slechts aan één rechthebbende worden verleend ten behoeve van zichzelf en voor de personen genoemd in artikel 11 eerste lid. Verlenging van het recht ten behoeve van een ander is slechtsmogelijk indien daarvoor gewichtige redenen bestaan.

Artikel 9

  • 1. Begraving of bijzetting in een eigen graf of urnengraf waarvan de uitgiftetermijn binnen de wettelijke minimum grafrusttermijn afloopt, kan alleen plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de uitgifte-termijn met een zodanige periode dat de alsdan resterende uitgiftetermijn ten minste gelijk is aan de wettelijke minimum grafrusttermijn. De verlenging dient te worden aangevraagd door de rechthebbende of, indien deze is overleden, door een van de andere personen, genoemd in artikel 11, tweede lid.

  • 2. De in het vorige lid bedoelde periode van verlenging wordt naar boven afgerond op gehele jaren.

Artikel 10

Het in artikel 8 bedoelde recht vervalt:

  • a.

    indien de tijd waarvoor het recht is verleend, is verstreken en geen verlenging van de termijn als bedoeld in artikel 8, derde lid is aangevraagd;

  • b.

    indien de rechthebbende ten behoeve van de gemeente afstand doet van het recht;

  • c.

    indien de in artikel 11 bedoelde overboeking niet is gevraagd of verkregen.

Artikel 11

  • 1. Het recht op een eigen graf kan op aanvraag van de rechthebbende worden overgeschreven ten name van de echtgenoot of levenspartner dan wei een bloedverwant of aanverwant tot en met de derde graad. Overschrijving op verzoek van de rechthebbende ten name van een ander dan de vorengenoemde personen is slechts mogelijk, indien daarvoor gewichtige redenen bestaan.

  • 2. Na het overlijden van de rechthebbende kan het eigen graf worden overgeschreven op naam van de echtgenoot of levenspartner dan wei een bloed- of aanverwant tot en met de derde graad, mits de aanvraag hiertoe wordt gedaan binnen één jaar na het overlijden van de rechthebbende. Overschrijving ten name van een ander dan de in de vorige zin bedoelde personen is slechts mogelijk, indien daarvoor gewichtige redenen bestaan.

  • 3. Indien na het overlijden van de rechthebbende de aanvraag tot overschrijving aan burgemeester en wethouders niet wordt gedaan binnen de in het tweede lid van dit artikel gestelde termijn, zijn burgemeester en wethouders bevoegd het recht op het eigen graf te doen vervallen.

  • 4. Na het verstrijken van de in het tweede lid genoemde termijn van een jaar kunnen burgemeester en wethouders het eigen graf alsnog op naam stellen van een nieuwe rechthebbende, tenzij dit recht betrekking heeft op een eigen graf dat inmiddels is geruimd.

Artikel 12

  • 1. De afmeting van elk graf bedraagt 1,10 x 2,20 meter.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel bedraagt de afmeting van een kindergraf 1,00 x 1,50 meter en van een urnengraf 1,10 x 1,10 meter.

Artikel 13

  • 1. De lijkkisten mogen buitenwerks niet langer zijn dan 2,10 meter, niet breder dan 0,75 meter en niet hoger dan 0,55 meter.

  • 2. De grootste afmeting in één richting van een urn mag buitenwerks gemeten niet meer dan 0,40 meter bedragen.

  • 3. In bijzondere gevallen kunnen burgemeester en wethouders toestaan om van de in de voorgaande leden genoemde afmetingen af te wijken.

Artikel 14

  • 1. Op de graven mogen slechts staande tekens op de daarvoor bestemde plaatsen worden aangebracht. Deze plaatsen zijn nader aangegeven op de bij deze verordening behorende situatietekening, die voor belanghebbende bij de afdeling Burgerzaken van de Bestuursdienst ter inzage ligt.

  • 2. De tekens dienen loodrecht op de graven te worden geplaatst op de daarvoor in de grond op 0,20 meter diepte aangebrachte betonbalk en met gebruikmaking van de aanwezige bevestigingsconstructie.

  • 3.

    • a.

      De maximaal toegestane afmetingen van de tekens zijn voor een algemeen graf, kindergraf en urnengraf: hoogte vanaf betonbalk 0,80 meter en breedte 0,38 meter. De vereiste dikte is 0,08 meter. Voor een eigen graf zijn deze afmetingen respectievelijk 1,10, 0,70 en 0,10 meter.

    • b.

      Binnen de sub a genoemde afmetingen is iedere vorm toegestaan, met dien verstande dat de van toepassing zijnde maximale afmetingen ten minste in één doorsnede moeten worden bereikt.

  • 4.

    • a.

      Burgemeester en wethouders bepalen uit welke materialen de graftekens mogen bestaan en geven ter zake nadere voorschriften.

    • b.

      Bij het geven van nadere voorschriften, als bedoeld in sub a van dit lid, wordt door burgemeester en wethouders in elk geval geregeld de aansprakelijkheid bij slijtage, beschadiging, scheuring of breuk van graftekens, bij gebruik van andere materialen dan waarvoor vergunning is verleend, alsmede bij onjuiste bevestiging en wijze van plaatsing van graftekens.

    • c.

      Burgemeester en wethouders kunnen tevens nadere voorschriften geven ten aanzien van de te gebruiken letters en ornamenten op de graftekens, ten aanzien van de afwerking van het gebruikte materiaal, alsmede ten aanzien van de omgeving van het grafteken.

Artikel 15

Werkzaamheden op de begraafplaats ten behoeve van het plaatsen van graftekens mogen niet worden verricht dan na het tonen van de daartoe strekkende vergunning van burgemeester en wethouders aan de beheerder. Onderhoudswerkzaamheden aan graftekens mogen niet worden verricht zonder toestemming van de beheerder.

Artikel 16

Het onderhoud van graven en graftekens - voor zover het althans niet betreft het herstellen of vernieuwen - geschiedt van gemeentewege tegen een in de Heffingsverordening Grafrechten vastgesteld tarief, zulks met inachtneming van het op basis van artikel 14, vierde lid bepaalde.

Artikel 17

De beplanting op de begraafplaats wordt door of vanwege de gemeente aangebracht.

Artikel 18

Op alle graven mogen bloemen in de daarvoor bestemde ruimte worden geplaatst. De bloemen worden door de beheerder verwijderd zodra zij in verwelkte toestand verkeren.

Artikel 19

De gemeente aanvaardt geen aansprakelijkheid voor het teniet gaan of zoekraken van voorwerpen die zich op de graven bevinden, noch voer enige schade die door de aanwezigheid van deze voorwerpen is ontstaan.

Artikel 20

Het recht, bedoeld in artikel 8, wordt geacht te zijn verkregen onder de nu of later bij verordening vast te stellen voorwaarden, evenwel met dien verstande, dat door uitbreiding, aanvulling en wijziging van de bij verordening vast te stellen voorwaarden, het verkregen recht voer wat betreft de duur van dit recht, het aantal in een grafruimte te begraven lijken en de afmetingen van de grafruimte geen verdere beperkingen kan ondergaan.

Artikel 21

  • 1. Het voornemen van burgemeester en wethouders om een graf te ruimen wordt gedurende ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop het graf geruimd zal worden op een bij het te ruimen graf te plaatsen bordje ter kennis van de rechthebbende gebracht, tenzij het adres van de rechthebbende op het graf aan hen bekend is. In dat geval maken zij hem uiterlijk een jaar voor het genoemde tijdstip per brief hun voornemen bekend.

  • 2. De bij de ruiming van het graf nog aanwezige overblijfselen van lijken worden begraven en de as wordt verstrooid op de daartoe bestemde gedeelten van de begraafplaats.

  • 3. Nabestaanden van een overledene die begraven is in een algemeen graf kunnen gedurende de in het eerste lid bedoelde termijn bij de beheerder een aanvraag indienen om bij ruiming de overblijfselen, indien mogelijk, bijeen te doen brengen voor herbegraving elders.

    Nabestaanden van een overledene waarvan een asbus al of niet met een urn is bijgezet in een algemeen graf kunnen bij de beheerder een aanvraag indienen om deze ter beschikking te houden voor herbegraving of verstrooiing elders.

  • 4. De rechthebbende op een eigen graf, kan bij de beheerder een aanvraag indienen om de overblijfselen te doen verzamelen om deze weder in dezelfde grafruimte te doen plaatsen dan wei om deze elders opnieuw te doen begraven.

    De rechthebbende op een eigen urnengraf kan bij de beheerder een aanvraag indienen de asbus ter beschikking te houden om elders bij te zetten of om de as te doen verstrooien.

Artikel 22

De op de graven geplaatste voorwerpen blijven ter beschikking van de rechthebbende gedurende een periode van drie maanden na ruiming van het betreffende graf.

Na afloop van deze periode vervalt het recht op deze voorwerpen aan de gemeente.

Artikel 23

De artikelen 3, 4, 5, 6 en 14 zijn van overeenkomstige toepassing op het bijzetten van urnen.

Artikel 24

Verstrooiing van as vindt van gemeentewege plaats op een door burgemeester en wethouders op de gemeentelijke begraafplaats aangewezen terrein.

Op en nabij dit terrein zijn geen graftekens, plaquettes en dergelijke toegestaan.

Artikel 25

  • 1. Ingezetenen en in de gemeente een belang hebbende natuurlijke en rechtspersonen kunnen omtrent feitelijke handelingen of het nalaten van feitelijke handelingen betreffende de begraafplaats bij burgemeester en wethouders een schriftelijke klacht indienen.

  • 2. Burgemeester en wethouders beslissen binnen zes weken na ontvangst van de klacht. Zij kunnen deze termijn met ten hoogste vier weken verlengen.

Artikel 26

In gevallen waarin deze verordening niet voorziet beslissen burgemeester en wethouders.

Artikel 27

Vergunningen en ontheffingen, verleend krachtens de Beheersverordening Aigemene Begraafplaats van 17 mei 1984, blijven van kracht.

Artikel 28

Deze verordening kan worden aangehaald als Beheersverordening gemeentelijke begraafplaats 1994.

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare vergadering van 24 november 1994
de secretaris, de voorzitter

Artikelsgewijze toelichting (behorende bij de Beheersverordening gemeentelijke begraafplaats 1994, raadsbesluit d.d. 24 november 1994, nr. 70)

Artikel 1 (nieuw)

De begripsomschrijvingen zijn overgenomen uit de "Modelbeheersverordening begraafplaatsen" van de VNG (hierna te noemen modelverordening) en voorzover nodig aangepast aan de Oldenzaalse praktijk. Tevens zijn de artikelen 6 en 7 (oud) verwerkt in deze omschrijvingen. De benaming "familiegraf" is gewijzigd in "eigen graf". Met de opneming van deze definities wordt aangesloten bij de in de Wet op de Lijkbezorging en bovengenoemde modelbeheersverordening gehanteerde terminologie, hetgeen de duidelijkheid ten goede kamt.

Artikel2

Gelijkluidend aan artikel 1 oud.

Artikel 3 (artikel 2 oud)

Lid 1: tot nag toe wordt gelegenheid gegeven tot het begraven van maandag tot en met vrijdag van 08.00 uur tot 16.00 uur. In de maanden december en januari levert het dichten van de graven bi] begrafenissen na 15.30 uur, in verband met de invallende duisternis, problemen op voor de medewerkers van de begraafplaats. Het is dus gewenst am in die twee maanden tot uiterlijk 15.30 uur gelegenheid te geven voor het begraven en bezorgen van as.

Lid 2: deze bepaling is opgenomen omdat artikel 35 van de Wet op de lijkbezorging bepaalt dat tenminste elke dag welke geen zondag of algemeen erkende feestdag is, gelegenheid wordt gegeven tot begraven gedurende een redelijke tijd.

Lid 3: overeenkomstig lid 2 oud.

Artikel 4 (artikel 3 oud)

De tekst van dit artikel is voor zover nodig aangepast aan artikel 27 van de Wet op de lijkbezorging.

Artikel5

Dit artikel kamt overeen met artikel 4 oud.

Artikel 6 (artikel 5 oud)

Dit artikel is aangepast omdat artikel 15 van het Besluit op de lijkbezorging het aanbrengen van het identiteitssteentje op de kist of het andere omhulsel regelt.

Artikel 7 (artikel 8 oud)

In een urnengraf worden in de praktijk vaak twee urnen geplaatst. Dit levert geen problemen op. De tekst bij sub 3 is hierop aangepast.

Artikel 8 (artikelen 9 en 10 oud)

Dit artikel is aangepast aan artikel 28 van de Wet op de lijkbezorging waarin wordt voorgeschreven dat op aanvraag van de rechthebbende het uitsluitend recht op een graf telkens wordt verlengd voor een periode van 10 jaar. Verder is de redactie aangepast aan de modelverordening.

Artikel9 (nieuw)

Deze bepalingen zijn overgenomen uit de modelverordening. Opname van de bepalingen in de verordening is nodig omdat het veelvuldig voorkomt dat in eigen graven begravingen plaatsvinden betrekkelijk kort voor het aflopen van de uitgiftetermijn. In dergelijke gevallen kan begraving of bijzetting alleen plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de uitgiftetermijn. De resterende termijn dient dan minimaal gelijk te zijn aan de wettelijke grafrusttermijn van 10 jaar.

Artikel 10 (artikel 11 oud)

Artikel 10 lid c is aangepast omdat het overboeken van het recht - op grond van jurisprudentie - niet afhankelijk mag worden gesteld van de betaling van het overboekingsrecht.

Artikel 11 (artikel 12 oud)

Redactie is aangepast aan de modelverordening.

Artikelen 12 t/m 20

Deze artikelen komen overeen met de artikelen 13 t/m 21 oud. Er zijn enige redactionele wijzigingen aangebracht.

Artikel 21 (artikel 23 oud)

Tekst komt overeen met modelverordening en is daarmee aangepast aan de Wet op de lijkbezorging.

Artikel 22 t/m 28 (artikelen 24 t/m 29 oud)

De redactie is voor zover nodig aangepast en uitgebreid. Artikel 25 is nieuw toegevoegd en betreft de formele regeling voor de indiening en behandeling van klachten.

N.B.

  • 1.

    Artikel 22 oud is vervallen omdat de Wet op de lijkbezorging hierin voorziet (artikel 31).

  • 2.

    Artikel 30 oud hoeft niet meer te worden opgenomen omdat de Gemeentewet daarin voorziet (artikel 139).