Financiële verordening 2016

Geldend van 01-07-2016 t/m heden

Intitulé

Financiële verordening 2016

De raad van de gemeente Asten;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 1 maart 2016;

gehoord het advies van de Commissie Algemene Zaken en Control van 31 maart 2016;

besluit:

vast te stellen de Financiële verordening 2016 en de bijbehorende Toelichting.

Hoofdstuk 1. Begroting en verantwoording

Artikel 1. Programma en paragrafen indeling

  • 1. De raad stelt de programma-indeling vast en beoordeelt tenminste iedere raadsperiode of de programma-indeling nog voldoet.

  • 2. De raad stelt vast of hij naast de verplichte paragrafen conform BBV nog extra paragrafen opgenomen wil zien en over welke onderwerpen.

Artikel 2. Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1.

    De raad stelt per programma de doelstellingen vast.

    Per doelstelling worden het doel (Wat willen we bereiken?), de activiteiten (Wat doen we hiervoor?), de randvoorwaarden (Wat zijn de randvoorwaarden?), de prestatie-indicatoren (Wanneer zijn we tevreden?), de verantwoordelijken (Wie is verantwoordelijk?) en de baten en lasten (Wat mag het kosten?) in beeld gebracht.

  • 2.

    De paragrafen lokale heffingen, weerstandsvermogen en risicobeheersing, bedrijfsvoering, grondbeleid, onderhoud kapitaal goederen, financiering en verbonden partijen worden conform de eisen in het BBV (artikel 9 t/m 16 BBV) opgenomen.

  • 3.

    Het overzicht baten en lasten en toelichting wordt opgesteld conform de eisen in het BBV (artikel 17 t/m 19 BBV).

  • 4.

    De financiële positie wordt opgenomen conform de eisen in het BBV (artikel 20 en 21 BBV).

  • 5.

    De raad stelt de begroting uiterlijk 13 november voor aanvang van het begrotingsjaar vast. De jaarstukken worden uiterlijk 13 juli vastgesteld door de raad.

Artikel 3. Voorjaarsnota

  • 1. Het college biedt jaarlijks een voorjaarsnota aan. Hierin wordt een actueel beeld geschetst van de (financiële) consequenties van het beleid voor de komende 4 jaar.

  • 2. De resultaten van de meicirculaire worden in de voorjaarsnota meegenomen.

  • 3. De raad behandelt de voorjaarsnota uiterlijk op 13 juli.

  • 4. Er wordt een post onvoorzien opgenomen van 0,15% van de omzet voor incidentele uitgaven en van 0,15% van de omzet voor structurele uitgaven.

  • 5. De algemene reserve (vrij aanwendbaar) bedraagt 5% van de omzet (totaal baten).

  • 6. Het prijsindexcijfer voor het komende begrotingsjaar wordt opgenomen.

  • 7. Overige uitgangspunten kunnen worden opgenomen.

Artikel 4. Autorisatie begroting en investeringskredieten

  • 1.

    De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de baten en de lasten.

  • 2.

    Bij de begrotingsbehandeling geeft de raad aan van welke nieuwe investeringen zij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen. De overige nieuwe investeringen worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de financiële positie geautoriseerd.

  • 3.

    Het college informeert de raad vooraf als ze verwacht dat het beleid en de uitgaven beïnvloedbaar zijn door de raad. En in het lopende jaar:

    • -

      indien de werkelijke lasten de geautoriseerde lasten dreigen te overschrijden met 10% of meer van het begrote bedrag per taakveld. Met een minimaal overschrijdingsbedrag van € 10.000,=.

    • -

      indien de werkelijke baten de geautoriseerde baten dreigen te onderschrijden met 10% of meer van het begrote bedrag per taakveld. Met een minimaal overschrijdingsbedrag van € 10.000,=.

    • -

      indien of de investeringsuitgaven de geautoriseerde investeringskredieten dreigen te overschrijden met 10% of meer van het begrote bedrag per taakveld. Met een minimaal overschrijdingsbedrag van € 10.000,=.

    Het college doet een voorstel waarbij de raad beslist of hij een wijziging van het budget wil of een bijstelling van het beleid.

  • 4.

    Voor een nieuwe beïnvloedbare investering van € 25.000,= of meer waarvan het budget of het investeringskrediet niet met het vaststellen van de begroting is geautoriseerd, legt het college voorafgaand aan het aangaan van verplichtingen een voorstel aan de raad voor.

  • 5.

    Bij investeringskredieten wordt na afronding van het project een toelichting gegeven bij de verantwoording in de jaarrekening ( Wat heeft het gekost? ). Wanneer het oorspronkelijk begrote bedrag gedurende het project is bijgesteld, wordt de opbouw van het begrote bedrag toegelicht (begrotingwijzigingen). Ook wordt in grote lijnen aangegeven aan welke categorieën het geld is uitgegeven en op welke categorieën afwijkingen zijn ontstaan.

Artikel 5. Tussentijdse rapportage

  • 1. Het college informeert de raad door middel van tussentijdse rapportages over de realisatie van de begroting van de gemeente over de eerste 4 maanden en de eerste 8 maanden van het lopende boekjaar.

  • 2. De tussentijdse rapportages geven een overzicht van de afwijkingen in de beleidsdoelstellingen (programma’s) en afwijkingen in baten en lasten van minimaal € 5.000,= per taakveld.

  • 3. De tussentijdse rapportages bevatten daarnaast de volgende overzichten:

    • a.

      overzicht van de posten onvoorzien incidenteel en structureel / prognose resultaat jaarrekening.

    • b.

      overzicht van de reserve eenmalige bestedingen en de algemene reserves.

    • c.

      een actualisatie van de resultaten van het grondbedrijf.

Artikel 6. Nota’s / verordeningen

Het college biedt de raad de volgende nota’s aan:

  • -

    nota grondbeleid

  • -

    nota riolering / rioleringsplan

  • -

    treasurystatuut

  • -

    nota verbonden partijen

En zorgt er voor dat deze actueel blijven (minimaal 1 keer per 4 jaar actualiseren) o.a. op basis van de notities van de commissie BBV.

Artikel 7. EMU-saldo

Het college informeert de raad aan de hand van de begroting en jaarstukken over het verloop van het EMU saldo conform artikel 19 lid e BBV en doet indien nodig voorstellen tot aanpassing van de begroting.

Hoofdstuk 2. Financieel beleid

Artikel 8.

Waardering en afschrijving vaste activa

In aanvulling op de artikelen 59 tot en met 65 BBV worden/wordt:

  • 1.

    Materiële vaste activa van minder dan € 10.000,= niet geactiveerd, maar eenmalig ten laste van de exploitatie gebracht.

  • 2.

    Materiële vaste activa afgeschreven volgens de annuïteitenmethodiek en de termijnen zoals vermeld in de bijlage 1: Afschrijvingstabel activa.

  • 3.

    Uitgegaan van een restwaarde van € 0,=.

  • 4.

    De rekenrente voor de kapitaallasten van nieuwe investeringen bepaald aan de hand van de uitgangspunten in de begroting. Bij geldleningen wordt de werkelijke rente toegepast.

  • 5.

    De afschrijvingstermijn gestart in het jaar na de oplevering of ingebruikname van het actief.

  • 6.

    Kosten voor het afsluiten van geldleningen direct ten laste van de exploitatie gebracht.

Artikel 9. Voorziening voor oninbare vorderingen/dubieuze debiteuren

  • 1. Voor de vorderingen op verbonden partijen en derden wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van een individuele beoordeling op inbaarheid van de openstaande vorderingen.

  • 2. De vorderingen ouder dan 1 jaar worden voor 100% opgenomen in de voorziening dubieuze debiteuren.

  • 3. Als blijkt dat de vordering vermoedelijk oninbaar is, wordt de vordering die korter dan 1 jaar openstaat voor 25% opgenomen in de voorziening dubieuze debiteuren.

Artikel 10. Reserves en voorzieningen

  • 1. Het vormen, wijzigen en opheffen van reserves is een bevoegdheid van de raad.

  • 2. Voorzieningen hebben een verplichtend karakter en harde kaders. Deze moeten verplicht gevormd worden (artikel 44 BBV).

  • 3. Voorzieningen worden jaarlijks geactualiseerd op basis van de actuele plannen.

  • 4. Bij de reserves zijn de volgende functies te onderscheiden

    • -

      Bestedingsfunctie: reserves die in het leven zijn geroepen voor een bepaald doel, hebben een bestedingsfunctie.

    • -

      Bufferfunctie: er wordt een “spaarpot” gecreëerd om bestaande en toekomstige risico’s op te kunnen vangen.

    • -

      Inkomensfunctie: er is sprake van een inkomensfunctie indien de rente-opbrengsten van de reserves worden aangewend als dekkingsmiddel voor de exploitatielasten.

  • 5. Bij een voorstel voor de instelling van een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen wordt minimaal aangegeven:

    • a.

      het specifieke doel van de reserve;

    • b.

      de voeding van de reserve;

    • c.

      de maximale hoogte van de reserve;

    • d.

      de maximale looptijd.

  • 6. Indien een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen binnen de aangegeven maximale looptijd niet heeft geleid tot een investering, valt de bestemmingsreserve vrij en wordt deze aan de algemene reserve toegevoegd.

  • 7. Voorzieningen hebben alleen een bufferfunctie.

  • 8. Rentetoerekening reserves:

    • -

      Bestedingsfunctie: inflatierente, tenzij de reserve ter dekking van de kapitaallasten is gevormd (rekenrente) of geen duidelijk doel is geformuleerd (geen rente).

    • -

      Bufferfunctie: rekenrente

    • -

      Inkomensfunctie: rekenrente

  • 9. Aan voorzieningen wordt in principe geen rente toegevoegd. Uitzondering hierop vormt de dekkingsvoorziening riolering, hierop wordt conform het vastgestelde rioleringsplan wel rente bijgeschreven.

Artikel 11. Kostprijsberekening

  • 1.

    Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van goederen, werken en diensten van de gemeente, die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een systeem van kostentoerekening gehanteerd. Bij de kostentoerekening worden naast de directe kosten de indirecte kosten betrokken, die rechtstreeks samenhangen met de door de gemeente verleende diensten.

  • 2.

    Bij de kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa, de kapitaallasten van de in gebruik zijnde activa en voor rioolheffing en afvalstoffenheffing de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW), eventuele andere belastingen en de kosten van het kwijtscheldingsbeleid.

  • 3.

    Voor de inzet van materiële activa worden naast directe kosten, indirecte kosten en afschrijvingskosten, de rente voor de financiering van het actief toegerekend. Deze rente is een vergoeding voor de inzet van vreemd vermogen en van eigen vermogen. De rentepercentages voor deze vergoeding worden bij de behandeling van de begroting vastgesteld.

Artikel 12. Prijzen economische activiteiten

Het college past bij economische activiteiten de gedragsregels volgend uit de Wet Markt en Overheid toe. De raad neemt indien nodig een besluit als er uit oogpunt van publiek belang wordt afgeweken van de gedragsregels.

Artikel 13. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

  • 1. Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor de belastingen, de rioolheffingen, de afvalstoffenheffing,marktgelden, leges en lijkbezorgingsrechten.

  • 2. Het college doet de raad jaarlijks in de begroting bij de paragraaf lokale heffingen een voorstel voor de hoogte van de huren en erfpachten.

  • 3. Bij tussentijdse wijzigingen van belastingen, rechten, heffingen en prijzen wordt vooraf een besluit genomen door de raad.

Artikel 14. Financieringsfunctie

De regels ter uitvoering van de financieringsfunctie alsmede regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening worden vastgelegd in een treasurystatuut. De raad stelt het treasurystatuut vast.

Hoofdstuk 3. Financiële organisatie en financieel beheer

Artikel 15. Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

  • a.

    het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de clusters;

  • b.

    het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen, schulden, contracten, enz.;

  • c.

    het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

  • d.

    het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;

  • e.

    het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving; en

  • f.

    de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 16. Financiële organisatie

Het college draagt zorgt voor:

  • a.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidig toewijzing van de gemeentelijke taken aan de clusters;

  • b.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden;

  • c.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • d.

    de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

  • e.

    de te maken afspraken met de clusters over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

  • f.

    de kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van de lasten en baten aan de producten van de productenraming en de productenrealisatie;

  • g.

    het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;

  • h.

    het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen; en

  • i.

    het beleid en de interne regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen, opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.

Artikel 17. Interne controle

  • 1. Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder a van de Gemeentewet, en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder b van de Gemeentewet, voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

  • 2. De interne controle gebeurt op basis van een door het college vastgesteld intern controle plan. In het intern controle plan is de systematische controle vastgelegd en afgestemd met de accountant.

Hoofdstuk 4. Slotbepalingen

Artikel 18. Intrekken oude verordening en overgangsrecht

De Financiële verordening gemeente Asten 2014 (inclusief de nota vaste activa 2010 en nota reserves en voorzieningen 2010) worden ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de jaarrekening en het jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar voorafgaand aan het jaar waarin deze verordening in werking treedt en op de begroting, jaarrekening en jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar dat samenvalt met het jaar waarin deze verordening in werking treedt.

Artikel 19.

Inwerkingtreding en citeertitel

1.Deze verordening treedt in werking op 1 juli 2016. Deze verordening wordt aangehaald als: Financiële verordening gemeente Asten 2016.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Asten van 19 april 2016.
De raad voornoemd,
griffier,
mr. M.B.W. van Erp-Sonnemans
voorzitter,
mr. H.G. Vos

BIJLAGE 1: Afschrijvingstabel activa (art. 8)

De in de tabel opgesomde afschrijvingstermijn zijn maximale termijnen. Een kortere afschrijvingstermijn is mogelijk in verband met werkelijke economische of technische levensduur.

Omschrijving

afschrijving

Maximaal

1

Immateriële vaste activa

Immateriële vaste activa (in principe niet activeren)

Kosten onderzoek en ontwikkeling

Looptijd vast actief

Kosten sluiten van geldleningen

Looptijd

lening

2

Materiële vaste activa

a.

Gronden en terreinen

Geen

afschrijving

b.

Woonruimten

Nieuwbouw

40

Aanbouw 25 jaar (of langer afhankelijk van hoofdbestanddeel)

25

Renovatie en restauratie

25

Aankoop bestaande gebouwen

Variabel

Semi-permanente gebouwen

15

c.

Bedrijfsgebouwen

Nieuwbouw

40

Aanbouw 25 jaar (of langer afhankelijk van hoofdbestanddeel)

25

Renovatie en restauratie

25

Aankoop bestaande gebouwen

Variabel

Semi-permanente gebouwen

15

d.

Grond – weg- en waterbouwkundige werken

Vrijvervalriolering

50

Persleidingen, drukriolering

40

Rioolgemalen, drukrioolgemalen, randvoorzieningen

30

Drainage leidingen

25

Riool werktuigbouwkundige en elektromechanische onderdelen

15

Aanleg / reconstructie wegen, fiets- en voetpaden, parkeervoorzieningen

50

Aanleg / reconstructie plantsoenen, parken, speelterreinen

20

Speeltoestellen

15

Sportvelden

25

Kunstgrasveld toplaag

15

Kunstgrasveld onderlaag

30

e.

Vervoermiddelen

Vervoermiddelen; vrachtauto, personenauto, bestelauto, tractor

8

Aanhangwagens

10

f.

Machines, apparaten en installaties

Aanleg / vervanging openbare verlichting

20

Machines, apparatuur, technische installaties

15

g.

Overige materiële vaste activa

Sporttoestellen en sportmaterialen

10

Inrichting gebouw, onder andere meubilair, inventaris etc.

10

Overige materiële vaste activa

10

Hard- en software

5

4

Financiële vaste activa

Financiële vaste activa

variabel

Bijdrage in activa van derden

Afhankelijk van actief

BIJLAGE 2: Toelichting op de artikelen en begrippenlijst

Artikel 1. Programma- en paragrafen-indeling

Dit artikel bevat bepalingen over de inrichting van de begroting en de jaarstukken. De indeling van de programma’s wordt door de raad vastgesteld.

Het BBV schrijft een aantal verplichte paragrafen voor. In een paragraaf wordt de raad integraal over een bepaald thema dat dwars door de begroting loopt, geïnformeerd. De raad bepaalt welke paragrafen hij nog meer wenst. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan een paragraaf subsidies of een paragraaf duurzaamheid.

Artikel 2. Inrichting begroting en jaarstukken

In artikel 7 van het BBV is met betrekking tot de inrichting van de begroting het volgende opgenomen:

  • 1.

    De begroting bestaat ten minste uit:

    • a.

      de beleidsbegroting;

    • b.

      de financiële begroting.

  • 2.

    De beleidsbegroting bestaat ten minste uit:

    • a.

      het programmaplan;

    • b.

      de paragrafen.

  • 3.

    De financiële begroting bestaat ten minste uit:

    • a.

      het overzicht van baten en lasten en de toelichting;

    • b.

      de uiteenzetting van de financiële positie en de toelichting.

Aanvullend is in artikel 8 van het BBV het volgende opgenomen:

  • 1.

    Het programmaplan bevat de te realiseren programma's, het overzicht van algemene dekkingsmiddelen en het bedrag voor onvoorzien.

  • 2.

    Een programma is een samenhangend geheel van activiteiten.

  • 3.

    Het programmaplan bevat per programma:

    • a.

      de doelstelling, in het bijzonder de beoogde maatschappelijke effecten;

    • b.

      de wijze waarop ernaar gestreefd zal worden die effecten te bereiken;

    • c.

      de raming van baten en lasten.

  • 4.

    De provincie onderscheidenlijk gemeente kan de baten en lasten per programma verdelen in de onderdelen baten en lasten voor prioriteiten en voor overig.

  • 5.

    Het overzicht algemene dekkingsmiddelen bevat ten minste:

    • a.

      lokale heffingen, waarvan de besteding niet gebonden is;

    • b.

      algemene uitkeringen;

    • c.

      dividend;

    • d.

      saldo van de financieringsfunctie;

    • e.

      overige algemene dekkingsmiddelen.

  • 6.

    Het bedrag voor onvoorzien wordt geraamd voor de begroting in zijn geheel of per programma.

In artikel 24 van het BBV is met betrekking tot de inrichting van de jaarstukken het volgende opgenomen:

  • 1.De jaarstukken bestaan ten minste uit:

  • a.

    het jaarverslag;

  • b.

    de jaarrekening.

    2.Het jaarverslag bestaat ten minste uit:

  • a.

    de programmaverantwoording;

  • b.

    de paragrafen.

    3.De jaarrekening bestaat uit:

  • a.

    het overzicht van baten en lasten in de jaarrekening en de toelichting;

  • b.

    de balans en de toelichting;

  • c.

    de bijlage met de verantwoordingsinformatie over specifieke uitkeringen.

Aanvullend is in artikel 25 van het BBV het volgende opgenomen:

  • 1.

    De programmaverantwoording bestaat ten minste uit de verantwoording over de realisatie van de programma's en het overzicht van algemene dekkingsmiddelen. Daarnaast wordt inzicht gegeven in het gebruik van het geraamde bedrag voor onvoorzien.

  • 2.

    De programmaverantwoording biedt per programma inzicht in:

    • a.

      de mate waarin de doelstellingen zijn gerealiseerd;

    • b.

      de wijze waarop getracht is de beoogde maatschappelijke effecten te bereiken;

    • c.

      de gerealiseerde baten en lasten.

In lid 1 van dit artikel in de financiële verordening zijn aanvullend op het BBV bepalingen opgenomen voor de inrichting van de begroting en jaarstukken. In de gemeente Asten wordt per doelstelling meer informatie gegeven en worden er 6 W-vragen beantwoord (in plaats van 3 zoals vermeld in de BBV).

Verder worden de paragrafen (zie toelichting bij artikelen 16 t/m 22), het overzicht van baten en lasten en toelichting en de financiële positie conform BBV opgenomen.

Paragrafen

Het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten geeft in de artikelen 16 tot en met 21 aan wat er in de paragrafen lokale heffingen, weerstandsvermogen en risicobeheersing, onderhoud kapitaalgoederen, financiering, bedrijfsvoering, verbonden partijen en grondbeleid ten minste moet staan. In de financiële verordening kan de raad bepalen dat hij ook over aanvullende zaken in de paragrafen wil worden geïnformeerd.

Lokale heffingen

In het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten staat in artikel 10 dat de paragraaf lokale heffingen in elk geval de volgende informatie moet bevatten:

  • a.

    de geraamde inkomsten;

  • b.

    het beleid ten aanzien van de lokale heffingen;

  • c.

    een overzicht op hoofdlijnen van de diverse heffingen;

  • d.

    een aanduiding van de lokale lastendruk;

  • e.

    een beschrijving van het kwijtscheldingsbeleid.

Het kan zijn dat de raad aanvullende wensen heeft voor de informatie in deze paragraaf. In de financiële verordening van de gemeente Asten is geen aanvullende informatie opgenomen.

Financiering

In het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten staat in artikel 13 dat de paragraaf financiering in elk geval de beleidsvoornemens ten aanzien van het risicobeheer van de financieringsportefeuille moet bevatten.

Het kan zijn dat de raad aanvullende wensen heeft voor de informatie in deze paragraaf.

In de financiële verordening van de gemeente Asten is geen aanvullende informatie opgenomen.

Weerstandsvermogen en risicobeheersing

In het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten staat in artikel 11 dat de paragraaf weerstandsvermogen in elk geval de volgende informatie moet bevatten.

  • 1.

    Het weerstandsvermogen bestaat uit de relatie tussen:

    • a.

      de weerstandscapaciteit, zijnde de middelen en mogelijkheden waarover de provincie onderscheidenlijk gemeente beschikt of kan beschikken om niet begrote kosten te dekken;

    • b.

      alle risico's waarvoor geen maatregelen zijn getroffen en die van materiële betekenis kunnen zijn in relatie tot de financiële positie.

  • 2.

    De paragraaf betreffende het weerstandsvermogen en risicobeheersing bevat ten minste:

    • a.

      een inventarisatie van de weerstandscapaciteit;

    • b.

      een inventarisatie van de risico's;

    • c.

      het beleid omtrent de weerstandscapaciteit en de risico's;

    • d.

      een kengetal voor de:

      • ·

        1a°. netto schuldquote;

      • ·

        1b°. netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen;

      • ·

        2°. solvabiliteitsratio;

      • ·

        3°. grondexploitatie;

      • ·

        4°. structurele exploitatieruimte; en

      • ·

        5°. belastingcapaciteit.

    • e.

      een beoordeling van de onderlinge verhouding tussen de kengetallen in relatie tot de financiële positie.

  • 3.

    Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld over de wijze waarop de kengetallen, genoemd in het tweede lid, onderdeel d, door provincies en gemeenten worden vastgesteld en in de begroting en het jaarverslag worden opgenomen.

Het kan zijn dat de raad aanvullende wensen heeft. In de financiële verordening van de gemeente Asten is geen aanvullende informatie opgenomen.

Onderhoud kapitaalgoederen

In het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten staat in artikel 12 welke informatie de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen in elk geval moet bevatten.

  • 1.

    De paragraaf betreffende het onderhoud van kapitaalgoederen bevat ten minste de volgende kapitaalgoederen:

  • a.

    wegen;

  • b.

    riolering;

  • c.

    water;

  • d.

    groen;

  • e.

    gebouwen.

  • 2.

    Van de kapitaalgoederen, bedoeld in het eerste lid, wordt aangegeven:

    • a.

      het beleidskader;

    • b.

      de uit het beleidskader voortvloeiende financiële consequenties;

    • c.

      de vertaling van de financiële consequenties in de begroting.

Het kan zijn dat de raad aanvullende wensen heeft voor de informatie in deze paragraaf. In de financiële verordening van de gemeente Asten is geen aanvullende informatie opgenomen.

Bedrijfsvoering

In het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten staat in artikel 14 dat de paragraaf bedrijfsvoering ten minste inzicht geeft in de stand van zaken en de beleidsvoornemens ten aanzien van de bedrijfsvoering.

Het kan zijn dat de raad aanvullende wensen heeft voor de informatie in deze paragraaf. In de financiële verordening van de gemeente Asten is geen aanvullende informatie opgenomen.

Verbonden partijen

In het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten staat in artikel 15 welke informatie de paragraaf verbonden partijen in elk geval moet bevatten.

  • 1.

    De paragraaf betreffende de verbonden partijen bevat ten minste:

    • a.

      de visie op verbonden partijen in relatie tot de realisatie van de doelstellingen die zijn opgenomen in de begroting;

    • b.

      de beleidsvoornemens omtrent verbonden partijen;

    • c.

      de lijst van verbonden partijen.

  • 2.

    In de lijst van verbonden partijen wordt ten minste de volgende informatie opgenomen:

    • a.

      de naam en de vestigingsplaats;

    • b.

      het openbaar belang dat op deze wijze behartigd wordt;

    • c.

      het belang dat de provincie onderscheidenlijk de gemeente in de verbonden partij heeft aan het begin en de verwachte omvang aan het einde van het begrotingsjaar;

    • d.

      de verwachte omvang van het eigen vermogen en het vreemd vermogen van de verbonden partij aan het begin en aan het einde van het begrotingsjaar;

    • e.

      de verwachte omvang van het financiële resultaat van de verbonden partij in het begrotingsjaar.

Het kan zijn dat de raad aanvullende wensen heeft voor de informatie in deze paragraaf. In de financiële verordening van de gemeente Asten is geen aanvullende informatie opgenomen.

Grondbeleid

In het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten staat in artikel 16 dat de paragraaf grondbeleid in elk geval moet bevatten:

  • a.

    een visie op het grondbeleid in relatie tot de realisatie van de doelstellingen van de programma's die zijn opgenomen in de begroting;

  • b.

    een aanduiding van de wijze waarop de provincie onderscheidenlijk gemeente het grondbeleid uitvoert;

  • c.

    een actuele prognose van de te verwachten resultaten van de totale grondexploitatie;

  • d.

    een onderbouwing van de geraamde winstneming;

  • e.

    de beleidsuitgangspunten omtrent de reserves voor grondzaken in relatie tot de risico's van de grondzaken.

Het kan zijn dat de raad aanvullende wensen heeft voor de informatie in deze paragraaf. In de financiële verordening van de gemeente Asten is geen aanvullende informatie opgenomen.

Overzicht van baten en lasten en toelichting;

Het overzicht van baten en lasten in de begroting bevat:

  • a.

    per programma, of per programmaonderdeel als bedoeld in artikel 8, vierde lid, de raming van de baten en lasten en het saldo;

  • b.

    het overzicht van de geraamde algemene dekkingsmiddelen en het geraamde bedrag voor onvoorzien;

  • c.

    het geraamde totaal saldo van baten en lasten, volgend uit de onderdelen a en b;

  • d.

    de beoogde toevoegingen en onttrekkingen aan reserves per programma;

  • e.

    het geraamde resultaat, volgend uit de onderdelen c en d.

In de besluiten tot wijziging van de begroting wordt per programma en, indien aanwezig, per programmaonderdeel, de mutatie en het nieuwe geraamde bedrag vastgesteld.

De toelichting op het overzicht van baten en lasten bevat ten minste:

  • a.

    het gerealiseerde bedrag van het voorvorig begrotingsjaar, het geraamde bedrag van het vorig begrotingsjaar na wijziging en het geraamde bedrag van het begrotingsjaar;

  • b.

    de gronden waarop de ramingen zijn gebaseerd en, in geval van aanmerkelijk verschil met de raming, respectievelijk de realisatie, van het vorig, respectievelijk voorvorig, begrotingsjaar de oorzaken van het verschil;

  • c.

    een overzicht van de geraamde incidentele baten en lasten per programma, waarbij per programma ten minste de belangrijkste posten afzonderlijk worden gespecificeerd en de overige posten als een totaalbedrag kunnen worden opgenomen;

  • d.

    een overzicht van de beoogde structurele toevoegingen en onttrekkingen aan de reserves;

  • e.

    de berekening van het aandeel van de gemeente, de provincie of de gemeenschappelijke regeling in het EMU-saldo, over het vorig begrotingsjaar, de berekening van het geraamde bedrag over het begrotingsjaar en de berekening van het geraamde bedrag over het jaar volgend op het begrotingsjaar.

Financiële positie;

  • 1.

    De uiteenzetting van de financiële positie bevat een raming voor het begrotingsjaar van de financiële gevolgen van het bestaande en het nieuwe beleid dat in de programma's is opgenomen.

  • 2.

    Afzonderlijke aandacht wordt ten minste besteed aan:

    • a.

      de jaarlijks terugkerende arbeidskosten gerelateerde verplichtingen van vergelijkbaar volume;

    • b.

      de investeringen; onderscheiden in investeringen met een economisch nut en investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut;

    • c.

      de financiering;

    • d.

      de stand en het gespecificeerde verloop van de reserves;

    • e.

      de stand en het gespecificeerde verloop van de voorzieningen.

De toelichting op de uiteenzetting van de financiële positie bevat ten minste de gronden waarop de ramingen zijn gebaseerd en de motivering daarvan en een toelichting op belangrijke ontwikkelingen ten opzichte van de uiteenzetting van de financiële positie van het vorig begrotingsjaar.

Artikel 3. Voorjaarsnota

Het eerste lid van het artikel bepaalt dat de gemeenteraad vooraf aan het opstellen van de begroting een nota behandeld waarin de hoofdlijnen voor het beleid en de financiële kaders voor de komende jaren zijn vastgelegd. De kaders geven richting aan het college voor het opstellen van de begroting en de meerjarenraming.

Artikel 4. Autorisatie begroting en investeringskredieten

Artikel 4 van de financiële verordening bevat nadere regels voor de autorisatie van de baten en lasten in de begroting en van de investeringskredieten. Voor de autorisatie van investeringskredieten is gekozen deze bij de begrotingsbehandeling mee te nemen. Wel kan de raad bij de begrotingsbehandeling aangegeven welke investeringskredieten hij op een later tijdstip wenst te autoriseren. Zo kan de raad de autorisatie van politiek belangrijke investeringen combineren met de behandeling van de inhoudelijke kant van het investeringsvoorstel. Het bedrag voor een dergelijke investering blijft wel op de begroting staan als voorziene uitgaaf, maar de raad autoriseert de uitgaaf nog niet. Het college is nog niet bevoegd verplichtingen voor de investering aan te gaan.

Het college dient dreigende overschrijdingen van geautoriseerde lasten en investeringskredieten en dreigende onderschrijdingen van geautoriseerde baten bij het bekend worden aan de raad te melden, zodat de raad kan besluiten of het budget moet worden gewijzigd of dat het beleid moet worden bijgesteld.

Artikel 5. Tussentijdse rapportage

Een belangrijk onderdeel van de planning- en controlcyclus voor de raad zijn de tussentijdserapportages. Op basis van tussentijdserapportages wordt de raad geïnformeerd over de uitputting van budgetten en investeringskredieten en de voortgang van de uitvoering van het beleid.

Artikel 6. Nota’s / verordeningen

In dit artikel worden de nota’s en verordeningen vermeld die het college aanbiedt aan de raad en waarvoor het college zorgt draagt dat deze actueel blijven.

Artikel 7. EMU-saldo

Voor gemeenten is in de Wet houdbare overheidsfinanciën (Wet hof) vastgelegd dat ze aandeel hebben in plafond voor het totale EMU-tekort van Nederland. Wordt dit gemeentelijk aandeel in het EMU-tekort door de gezamenlijke gemeenten overschreden dan kan dat tot een correctieve maatregel van het Rijk leiden of tot een boete uit Europa die naar gemeenten wordt doorvertaald.

Artikel 8. Waardering en afschrijving vaste activa

In het tweede lid, onder a, van artikel 212 Gemeentewet is opgenomen dat de financiële verordening in elk geval de regels voor waardering en afschrijving van activa bevat. Hieraan is in artikel 9 invulling gegeven.

In het BBV staan in de artikelen 59 t/m 65 de regels voor activeren opgenomen.

Het BBV laat een aanzienlijke beleidsvrijheid aan gemeenten voor het zelf vaststellen van de eigen afschrijvingsmethodieken en afschrijvingstermijnen. Natuurlijk geldt hierbij wel het criterium dat gemeenten de afschrijvingsmethodiek en afschrijvingstermijn van een actief moeten afstemmen op de verwachte levensduur.

Voor de voorgestelde afschrijvingstermijnen wordt verwezen naar de bijlage bij de financiële verordening.

Artikel 9. Voorziening voor oninbare vorderingen / dubieuze debiteuren

Voor de oninbaarheid van vorderingen moet een gemeente een voorziening vormen. De accountant controleert bij zijn controle van het getrouwe beeld van de jaarrekening sowieso de hoogte van deze voorziening.

Artikel 10. Reserves en voorzieningen

Voor een investeringsvoornemen kan de raad een reserve vormen. Een deel van de algemene reserve wordt hiervoor afgezonderd. Hiermee wordt op de balans van de gemeente tot uitdrukking gebracht dat een toekomstige investering een beslag op het eigen vermogen gaat leggen.

Aan reserves en voorzieningen wordt soms rente toegerekend om de reserves en voorzieningen op voldoende niveau te houden.

Bij het vaststellen van de kostendekkendheid van riolering en het rioolrecht is rekening gehouden met de rentetoevoeging aan de voorziening.

Artikel 11.

Kostprijsberekening

Artikel 212 Gemeentewet bepaalt in het tweede lid, onder b, dat de verordening in ieder geval bevat de grondslagen voor de berekening van de door het gemeentebestuur in rekening te brengen prijzen en tarieven voor rechten en heffingen. De grondslag voor de prijzen en tarieven vormt de opbouw van de kostprijs van de goederen en diensten waarvoor prijzen en heffingen in rekening worden gebracht. In artikel 12 van de verordening staan de kaders voor de bepaling van de kostprijzen van de gemeentelijke diensten die worden geleverd aan derden.

Artikel 12. Prijzen economische activiteiten

Als een gemeente goederen, diensten of werken levert aan overheidsbedrijven of derden dan mag zij deze activiteiten niet bevoordelen als het economische activiteiten betreft. Economische activiteiten zijn hier activiteiten waarmee de gemeenten in concurrentie met ander ondernemingen treedt. Het bevoordelingsverbod houdt feitelijk in dat tenminste een integrale kostprijs voor de levering van goederen, diensten werken en het verstrekken van leningen garanties en kapitaal in rekening moet worden gebracht.

Van deze verplichting kan worden afgeweken als de activiteiten worden ontplooid in het kader van het publiek belang. Daarvoor is wel nodig dat in een raadbesluit het publiek belang van de activiteit wordt gemotiveerd. Het raadbesluit moet worden aangemerkt als een concretiserend besluit van algemene strekking. Het besluit moet worden bekendgemaakt.

Artikel 13. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

Het vaststellen van de tarieven voor belastingen, rechten en leges is een bevoegdheid van de raad. Deze bevoegdheid kan niet worden gedelegeerd (artikel 156 Gemeentewet).

Vaststelling van de tarieven gebeurt bij het vaststellen van de legesverordeningen.

Artikel 14. Financieringsfunctie

Artikel 212 Gemeentewet bevat de bepaling dat de raad bij verordening in elk geval regels stelt voor de algemene doelstelling en de te hanteren richtlijnen en limieten van de financieringsfunctie; in deze financiële verordening wordt bepaald dat hiervoor een treasurystatuut wordt vastgesteld door de raad. Het college handelt bij besluiten ten aanzien van het verstrekken van kapitaal, leningen, waarborgen en garanties conform dit statuut.

Artikel 15. Administratie

Onder artikel 16 zijn algemene bepalingen opgenomen voor de inrichting van de gemeentelijke administratie. Op hoofdlijnen wordt opgedragen welke gegevens systematisch moeten worden vastgelegd en aan welke eisen deze gegevens en de vastlegging er van moeten voldoen.

Artikel 16. Financiële organisatie

Artikel 17 geeft de uitgangspunten voor de financiële organisatie en draagt het college op hiervoor zorg te dragen. Het college is op grond van artikel 160 Gemeentewet bevoegd regels te stellen over de ambtelijke organisatie. Deze bevoegdheid betreft ook het stellen van regels voor de financiële organisatie, blijkt uit het advies van de Raad van State en het Nader rapport uit 2003 over de wijziging van artikel 212 Gemeentewet.

Artikel 17 geeft een opsomming op welke terreinen van de financiële organisatie het college beleid en interne regels moet stellen.

De uitgangspunten voor de financiële organisatie zijn nodig om voor het financieel beheer en beleid aan de eisen voor rechtmatigheid, controle en verantwoording te voldoen. Ze creëren de randvoorwaarden waarop de interne controle en de accountantscontrole kan steunen bij het onderzoek naar de rechtmatigheid van de beheershandelingen en getrouwheid van de jaarrekening.

Artikel 17. Interne controle

De accountant toetst jaarlijks of de gemeenterekening een getrouw beeld geeft van de gemeentelijke financiën en of de (financiële) beheershandelingen die eraan ten grondslag liggen rechtmatig zijn verlopen. Artikel 18 draagt het college op maatregelen te treffen opdat gedurende het jaar of vooraf aan de accountantscontrole de gemeente zelf nagaat of de cijfers in de administraties een getrouw beeld geven en of de financiële beheershandelingen die aan de baten, de lasten en de balansmutaties ten grondslag liggen rechtmatig (zijn) verlopen.

Artikel 18. Intrekken oude verordening en overgangsrecht

Bij het inwerkingtreden van de nieuwe verordening moet de oude worden ingetrokken. Volgens de Gemeentewet is een begrotingsjaar gelijk aan een kalenderjaar. In begrotingsjaar t worden de jaarstukken uit het begrotingsjaar t-1 vastgesteld, wordt uitvoering gegeven aan de begroting voor het jaar t en wordt tot slot de begroting voor het jaar t+1 vastgesteld. De nieuwe verordening is van toepassing op alle stukken die betrekking hebben op het begrotingsjaar t+1 en later. De oude verordening is ondanks het intrekken nog wel van toepassing op de jaarstukken 2015 en de begroting en jaarstukken van 2016. Hiervoor is in artikel 20 een overgangsbepaling opgenomen.

Artikel 19. Inwerkingtreding en citeertitel

Het verdient de voorkeur de nieuwe verordening in werking te laten treden op een datum voor het vaststellen van de voorjaarsnota en anders voor het vaststellen van de begroting van het jaar t+1.

Anders moet artikel 21 worden uitgebreid met een bepaling die voorziet in terugwerkende kracht, zodat de bepalingen uit de nieuwe verordening ook gelden voor de begroting voor het jaar t+1.

Voor Asten betekent dit dat de nieuwe verordening ingaat bij de voorjaarsnota 2016 en hierop aansluitend de begroting 2017.

Vaststelling

Uitgaande stukken van de raad moeten door de burgemeester worden ondertekend (eerste lid artikel 75 Gemeentewet). De griffier moet de uitgaande stukken van de raad medeondertekenen (artikel 107c Gemeentewet).

Binnen twee weken na vaststelling door de raad moet het college de verordening aan gedeputeerde staten zenden (artikel 214 Gemeentewet). Gedeputeerde staten kunnen te allen tijde een onderzoek instellen naar het beheer en de inrichting van de financiële organisatie en de verordening ex artikel 212 Gemeentewet (artikel 215 Gemeentewet).

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    Administratie: Het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, het functioneren en het beheersen van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Asten en ten behoeve van de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

  • -

    Annuïteitenmethodiek: de gezamenlijke lasten van rente en afschrijvingen (kapitaallasten) blijven jaarlijks gelijk gedurende de gebruiksduur/afschrijvingstermijn van het actief. De jaarlijks dalende rentelasten worden exact gecompenseerd door de jaarlijks stijgende afschrijvingslasten. In de beginjaren wordt er weinig afgeschreven en in de laatste jaren veel.

  • -

    Besluit Begroting en Verantwoording (BBV): de Gemeentewet en de Provinciewet schrijven voor dat elke gemeente en elke provincie jaarlijks begrotings- en verantwoordingsstukken moet opstellen. Het Besluit begroting en verantwoording (BBV) bevat de regelgeving daarvoor.

  • -

    EMU saldo: het EMU saldo geeft de mutatie in het saldo van de financiële activa en passiva van de collectieve sector weer. Omdat het EMU-saldo betrekking heeft op de totale collectieve sector is niet alleen het vorderingensaldo van het Rijk van belang, maar ook de vorderingensaldi van de sociale fondsen en de lokale overheid.

  • -

    Financiële vaste activa: financiële activa zijn in geld uitgedrukte vorderingen op derden

  • -

    Getrouwheid: een getrouw beeld houdt in dat de uitkomsten van het gevoerde financieel beheer getrouw (juist) worden weergegeven.

  • -

    Materiële (vaste) activa: vaste activa die bestaan uit tastbare kapitaalgoederen, zoals gebouwen en machines.

  • -

    Rechtmatigheid: het in overeenstemming zijn met geldende wet- en regelgeving, waaronder gemeentelijke verordeningen en raadsbesluiten.

  • -

    Rekenrente: De producten en de reserves worden tegen een vooraf vastgesteld percentage belast.

  • -

    Reserve is een bedrag dat apart is gezet door de raad, maar waar geen verplichting voor bestaat. De gemeente kan dit geld vrij besteden.

  • -

    Restwaarde: de waarde van een actief aan het eind van de gebruikstermijn.

  • -

    Taakveld: In het kader van betere vergelijkbaarheid van baten en lasten die verbonden zijn aan de verschillende taken van gemeenten zal iedere gemeente 50 voorgeschreven taakvelden moeten hanteren. Deze taakvelden clusteren producten, taken en activiteiten.

  • -

    Voorziening is een bedrag dat apart is gezet voor onvermijdelijke toekomstige uitgaven waarvan tijdstip en omvang niet exact bekend zijn. Afhankelijk van allerlei omstandigheden zal dat vroeg of laat aan de orde zijn.