Regeling vervallen per 17-05-2019

Verordening werkwijze van de raad en de raadscommissies 2016

Geldend van 19-12-2018 t/m 16-05-2019

Intitulé

Verordening werkwijze van de raad en de raadscommissies 2016

Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Reglement van Orde voor de raad: een reglement van orde voor de raad conform artikel 16 Gemeentewet. Dit reglement van orde bestaat uit de hoofdstukken 2, 3, 5 en 6 van deze Werkwijze op de raad en de raadscommissies.

  • b.

    Verordening op de ambtelijke bijstand: een verordening op de ambtelijke bijstand conform artikel 33 lid 3 Gemeentewet. Deze verordening bestaat uit hoofdstuk 10 van deze Werkwijze op de raad en de raadscommissies.

  • c.

    Verordening op de raadscommissies: een verordening op de raadscommissies, die zijn ingesteld conform artikel 82 Gemeentewet. Deze verordening bestaat uit de artikelen 9, 10 en 11 van hoofdstuk 3 en hoofdstuk 4 van deze Werkwijze op de raad en de raadscommissies.

  • d.

    Instructie voor de griffier: een instructie voor de griffier conform artikel 107a lid 2 Gemeentewet. Deze instructie bestaat uit hoofdstuk 2 artikel 5 van deze Werkwijze op de raad en de raadscommissies.

  • e.

    Verordening op het onderzoeksrecht van de raad: een verordening conform artkel 155a lid 8 Gemeentewet. Deze verordening bestaat uit hoofdstuk 7 van deze Werkwijze op de raad en de raadscommissies.

  • f.

    Verordening op de rekeningencommissie: een verordening voor de rekeningencommissie, die is ingesteld conform artikel 84 Gemeentewet. Deze verordening bestaat uit artikel 6 van hoofdstuk 2 en hoofdstuk 9 van deze Werkwijze op de raad en de raadscommissies.

Raadsorganisatie

Artikel 2 Voorzitter

  • 1. De voorzitter leidt de raadsvergadering en draagt zorg voor een ordelijk verloop daarvan.

  • 2. De voorzitter verleent het woord, formuleert zo nodig het voorstel waarover zal worden gestemd en deelt de uitslag van de stemming mee.

  • 3. De raad in nieuwe samenstelling belast één van zijn leden met de waarneming van het voorzitterschap van de raad ingeval van verhindering of ontstentenis van de voorzitter. Deze waarneming geldt ook het ambt van burgemeester bij verhindering of ontstentenis van de burgemeester en alle wethouders.

Artikel 3 Presidium

  • 1. Er is een presidium van de raad, bestaande uit de voorzitter, de plaatsvervangend voorzitter en de fractievoorzitters.

  • 2. Het presidium heeft onder meer de volgende taken:

    • a.

      Het voeren van overleg met de burgemeester.

    • b.

      Het voeren van evaluatiegesprekken met de burgemeester.

    • c.

      Het werkgeverschap ten aanzien van de griffier en de overige op de griffie werkzame ambtenaren. De voorzitter faciliteert de voorbereiding en uitvoering van de overige tot het werkgeverschap van de raad behorende besluiten en regelingen.

    • d.

      Het vaststellen van het werkplan van de griffie.

    • e.

      Het samen met de burgemeester bevorderen van en waken over de integriteit van de raad.

    • f.

      Het doen van voorstellen over de hoogte en besteding van de fractievergoedingen.

    • g.

      Het wijzigen van het vergaderschema dat door het voorzittersoverleg is vastgesteld.

    • h.

      Het instellen of afschaffen van een spreektijdregeling voor de vergaderingen van de raad en de commissies, dan wel het afschaffen van een dergelijke spreektijdregeling.

    • i.

      Het vaststellen van het zitplaatsenplan van de raad.

    • j.

      Het vaststellen van de procedure voor de behandeling van de begroting en de programmarekening.

  • 3. De taken b en c kunnen door het presidium worden opgedragen aan een (werkgevers)delegatie.

  • 4. De voorzitter van de raad is voorzitter van het presidium.

  • 5. In de vergadering van het presidium zijn tevens aanwezig de griffier en overige noodzakelijke ambtelijke ondersteuning. Zij hebben raadgevende stem.

  • 6. In spoedeisende gevallen kan de voorzitter van het presidium in de plaats treden van het presidium. In de eerstvolgende vergadering van het presidium doet hij hiervan verslag.

  • 7. Het presidium vergadert ten minste viermaal per kalenderjaar. De voorzitter belegt een vergadering indien hij dit nodig oordeelt of wanneer ten minste een vijfde deel van de leden daarom vraagt.

  • 8. Indien bij besluitvorming in het presidium de stemmen staken, heeft de voorzitter de doorslaggevende stem.

Artikel 4 Voorzittersoverleg

  • 1. Er is een voorzittersoverleg van de raad, bestaande uit de voorzitter, de plaatsvervangend voorzitter en de commissievoorzitters.

  • 2. Het voorzittersoverleg heeft onder meer de volgende taken:

    a.Het bepalen van de conceptagenda’s van de raadscommissies.

    • b.

      Het beheren van de termijnagenda van de raad.

    • c.

      Het adviseren van de raad over de procedurele, organisatorische en vergadertechnische zaken betreffende de commissies en de raad.

    • d.

      Het adviseren van de raad over de werkwijze.

    • e.

      Het invullen van de door het presidium ingestelde spreektijdregeling voor de raadsvergadering.

    • f.

      Het jaarlijks vaststellen van het vergaderschema.

  • 3. De voorzitter van de raad is voorzitter van het voorzittersoverleg.

  • 4. In de vergadering van het voorzittersoverleg zijn tevens aanwezig de griffier en overige noodzakelijke ambtelijke ondersteuning.

  • 5. In spoedeisende gevallen kan de voorzitter van het voorzittersoverleg in de plaats treden van dat overleg. In de eerstvolgende vergadering van het voorzittersoverleg doet hij hiervan verslag.

  • 6. Indien bij besluitvorming in het voorzittersoverleg de stemmen staken, heeft de voorzitter de doorslaggevende stem.

  • 7. Het voorzittersoverleg vergadert volgens een vergaderschema.

Artikel 5 Griffier

  • 1. De griffier handelt in opdracht van de raad conform de mandaatregeling.

  • 2. De griffier draagt zorg voor een goede, doelmatige en tijdige ondersteuning, informatievoorziening en advisering van de raad, de raadsorganen, de raadscommissies en de afzonderlijke leden van de raad.

  • 3. De griffier maakt elk jaar een werkplan, waarin de werkzaamheden voor dat jaar worden uitgewerkt.

  • 4. De griffier is in elke vergadering van de raad, het presidium, het voorzittersoverleg en de rekeningencommissie aanwezig.

  • 5. De griffier staat de voorzitter van de raad terzijde bij zijn zorg voor een goede voorbereiding en een goed verloop van de vergaderingen van de raad.

  • 6. De griffier geeft leiding aan de griffie en bewaakt de eenheid in de uitoefening van taken van de griffie.

  • 7. De griffier bewaakt het budget van de raad.

Artikel 6 Rekeningencommissie

  • 1. De rekeningencommissie doet onderzoek naar de getrouwheid en de rechtmatigheid van de door het college van burgemeester en wethouders opgestelde programmarekening. De commissie kan tevens, voor zover zij dit in verband met dit onderzoek noodzakelijk acht, de jaarrekeningen behandelen van participaties in lichamen, waarbij de gemeente financieel en/of bestuurlijk betrokken is.

  • 2. De rekeningencommissie maakt bij het onderzoek naar de getrouwheid en rechtmatigheid van de programmarekening mede gebruik van de uitkomsten van de wettelijke controle van de accountant.

  • 3. De rekeningencommissie brengt advies uit aan de raad over de (voorlopige) vaststelling van de programmarekening.

  • 4. De rekeningencommissie kan in het licht van de taak zoals genoemd in lid 1 naar eigen inzicht bijzondere onderzoeken verrichten naar de rechtmatigheid van het door het college gevoerde bestuur.

  • 5. De rekeningencommissie is belast met de voorbereiding van procedures tot selectie en benoeming van een accountant en brengt aan de raad een advies uit over de aanwijzing van de accountant.

  • 6. De rekeningencommissie is het directe aanspreekpunt van de door de raad aangewezen accountant.

Start nieuwe raadsperiode

Artikel 7 Toelating nieuwe raadsleden

  • 1. Het onderzoek van de geloofsbrieven met de daarbij behorende stukken van nieuw benoemde leden geschiedt door een commissie van drie leden, die door de voorzitter wordt benoemd.

  • 2. De commissie brengt na haar onderzoek in de vergadering van de raad verslag uit en doet daarbij een voorstel voor het te nemen besluit.

  • 3. De raad beslist terstond.

  • 4. De voorzitter roept de toegelaten leden op om in de eerste raadsvergadering in nieuwe samenstelling, bedoeld in artikel 18 Gemeentewet, de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

  • 5. In geval van een tussentijdse vacaturevervulling roept de voorzitter – in afwijking van het voorgaande – een nieuw benoemd raadslid op voor de raadsvergadering waarin over diens toelating wordt beslist om de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

Artikel 8 Benoeming wethouders

Bij de benoeming van een wethouder stelt de raad een raadscommissie in bestaande uit drie raadsleden. Deze commissie onderzoekt of de benoeming van de kandidaat voldoet aan de vereisten van de artikelen 36a, 36b, 41b lid 1, 3 en 4 en 41c lid 1 Gemeentewet en het uitgevoerde integriteitsonderzoek en brengt vervolgens advies uit aan de raad over de benoeming tot wethouder.

Artikel 9 Instellen en taak raadscommissies

  • 1. Er zijn in de gemeente Amstelveen drie vaste raadscommissies:

    • a.

      De raadcommissie Ruimte, wonen en natuur. Deze commissie gaat over alles wat de inrichting en het beheer van het gemeentelijk grondgebied aangaat, zoals stadsontwikkeling, openbare werken, natuur, landschap, verkeer, milieu en dergelijke.

    • b.

      De raadscommissie Burgers en samenleving. Deze commissie gaat over alle activiteiten die direct op de Amstelveense burger en de samenleving zijn gericht, zoals onderwijs, welzijn, cultuur, sociale zaken, sport, burgerzaken en dergelijke.

    • c.

      De raadscommissie Algemeen bestuur en middelen. Deze commissie gaat over de verwerving en inzet van (bedrijfs)middelen en de verantwoording van college en burgemeester aan de raad daarover, openbare orde, veiligheid en dienstverlening, bestuurlijke coördinatie, bestuurlijke organisatie, regionaal bestuur, juridische zaken, economie en dergelijke.

  • 2. De raad kan ter ondersteuning van zijn werkzaamheden projectcommissies instellen.

  • 3. Alle raadscommissies bereiden de besluitvorming van de raad voor en overleggen met burgemeester en wethouders.

  • 4. De commissies:

    • a.

      Onderzoeken of de voorstellen in voldoende mate tegemoet komen aan de kaderstellende verantwoordelijkheden van de gemeenteraad, waar het gaat om bestuurlijke samenhang, de maatschappelijke context, de beleidsmatige visie, doelen en keuzemogelijkheden.

    • b.

      Toetsen of in de voorbereiding en in de uitwerking van de voorstellen in voldoende mate tegemoet wordt gekomen aan de volksvertegenwoordigende rol van de gemeenteraad, waar het gaat om het gepleegde overleg met burgers, instellingen en bedrijven.

    • c.

      Zien er op toe, dat er in de voorstellen in voldoende mate tegemoet wordt gekomen aan de controlerende rol van de gemeenteraad, waar het gaat om de wijze waarop door het college verantwoording wordt afgelegd over de te leveren bestuurlijke prestaties, de frequentie waarmee verantwoording wordt afgelegd en de instrumenten die daarvoor worden ingezet.

    • d.

      Bezien of de voorstellen in voldoende mate voldoen aan het budgetrecht van de gemeenteraad, waar het gaat om het in voldoende mate overzicht bieden van de financiële consequenties, de toepassing van de door de gemeenteraad gestelde regels in het kader van het financieel beleid en beheer, en aspecten van rechtmatigheid, doelmatigheid en doeltreffendheid.

    • e.

      Kunnen voorstellen doen aan het voorzittersoverleg om actuele onderwerpen op de termijnagenda te plaatsen en/of suggesties doen met betrekking tot mogelijke onderwerpen voor de themabijeenkomsten.

Artikel 10 Samenstelling raadscommissies

  • 1. In de samenstelling van de raadscommissies zijn de fracties die in de raad zitting hebben evenredig vertegenwoordigd.

  • 2. Iedere fractie kan bij de raad personen voordragen die als burgerlid kunnen deelnemen aan commissievergaderingen. Iedere fractie kan net zoveel burgerleden voordragen als er commissies zijn. Elke fractie kan per commissie één burgerlid afvaardigen. De artikelen 10, 11, 12, 13 en 15 Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing op de burgerleden in de commissies. Alvorens hun functie te kunnen uitoefenen leggen zij in een vergadering van de gemeenteraad in handen van de voorzitter een eed dan wel verklaring en belofte af, gebaseerd op artikel 14 Gemeentewet. Alle bepalingen in deze werkwijze die van toepassing zijn op de leden van de commissies, zijn van overeenkomstige toepassing op de burgerleden.

  • 3. De leden van de commissies worden aangewezen door de afzonderlijke fracties in de gemeenteraad. De fractievoorzitter maakt bekend welke leden deel uitmaken van de commissies.

Artikel 11 Voorzitters raadscommissies

  • 1. De commissievoorzitters worden door de raad uit zijn midden benoemd in een van de eerste vergaderingen van de raad in nieuwe samenstelling.

  • 2. De commissievoorzitters worden benoemd voor de periode gelijk aan de zittingsduur van de zittende raad.

  • 3. De commissievoorzitters maken allen deel uit van verschillende fracties.

  • 4. De commissievoorzitter is geen lid van de commissie.

  • 5. Als er een vacature is, wordt daar zo spoedig mogelijk in voorzien. Het raadslid dat ter vervulling van de tussentijdse vacature tot commissievoorzitter wordt benoemd, is dat voor de resterende zittingsduur van de raad.

Artikel 12 Samenstelling rekeningencommissie

  • 1. De rekeningencommissie bestaat uit één raadslid per fractie. De benoeming geschiedt in een van de eerste vergaderingen van de raad in nieuwe samenstelling.

  • 2. De zittingsduur is gelijk aan die van de leden van de zittende raad.

  • 3. De rekeningencommissie wijst zelf uit haar midden een voorzitter aan.

  • 4. Als er een vacature is, wordt daar zo spoedig mogelijk in voorzien. Het raadslid dat ter vervulling van de tussentijdse vacature tot lid van de rekeningencommissie wordt benoemd, heeft daarin zitting voor de resterende zittingsduur van de raad.

Artikel 13 Fracties

  • 1. Leden van de raad kunnen zich verenigen tot een groep, fractie genaamd. Zij doen hiervan schriftelijk mededeling aan de griffier onder vermelding van de naam van de fractie en van de namen van degenen die als fractievoorzitter en diens plaatsvervanger zullen optreden.

  • 2. Wanneer:

    • a.

      Een of meer leden van een fractie als zelfstandige fractie gaan optreden;

    • b.

      Twee of meer fracties als één fractie gaan optreden;

    • c.

      Een of meer leden van een fractie zich aansluiten bij een andere fractie;

      doen zij hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling aan de griffier.

Artikel 14 Vertegenwoordiging in gemeenschappelijke regelingen

De raad benoemt leden van het college van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad als vertegenwoordiger in het bestuur van gemeenschappelijke regelingen. De vertegenwoordigers maken in principe allen deel uit van verschillende fracties. De benoeming geschiedt in een van de eerste vergaderingen van de raad in nieuwe samenstelling.

Vergaderingen van de raadscommissies

Artikel 15 Voorzitterschap raadscommissies

  • 1. De commissievoorzitter is belast met:

    • a.

      Het leiden van de vergadering.

    • b.

      Het handhaven van de orde van de vergadering.

    • c.

      Het verlenen van het woord, het formuleren van conclusies waarover overleg plaatsvindt en het bepalen van de uitslag van het overleg.

    • d.

      Wat de wet of deze werkwijze hem verder opdraagt.

  • 2. Wanneer de commissievoorzitter is verhinderd, wordt hij vervangen door één van de andere commissievoorzitters. Wanneer een commissievoorzitter optreedt als plaatsvervangend voorzitter van de commissie waar hij zelf lid van is, behoudt hij zijn stemrecht, tenzij hij zich als lid laat vervangen.

  • 3. Bij afwezigheid of ontstentenis van zowel de commissievoorzitter als zijn plaatsvervanger treedt het oudste raadslid in zittingsjaren van de commissie als voorzitter op.

Artikel 16 Secretariaat raadscommissies

  • 1. Het griffierschap van elke commissie wordt vervuld door een door de griffier aan te wijzen griffiemedewerker.

  • 2. De commissiegriffier verricht zijn taken ingevolge hoofdstuk 4 van deze werkwijze onder aansturing en verantwoordelijkheid van de voorzitter.

Artikel 17 Vergaderingen raadscommissies

  • 1. Elke commissie vergadert volgens het vergaderschema dat door het voorzittersoverleg van de raad vóór het begin van ieder jaar wordt vastgesteld.

  • 2. De commissie vergadert verder zo vaak als het voorzittersoverleg dit nodig oordeelt of als ten minste een vijfde deel van de leden daar schriftelijk en onder opgave van redenen om vraagt.

  • 3. De griffie zendt ten minste acht dagen voor de vergadering een uitnodiging met vermelding van de dag, het tijdstip en de plaats van de vergadering, alsmede de agenda en de daarbij behorende stukken.

  • 4. De vergaderingen worden tijdig openbaar gemaakt. De openbare kennisgeving vermeldt de datum, de aanvangstijd en de plaats van de vergadering, de agenda van de te behandelen onderwerpen, alsmede de wijze waarop eenieder de vergaderstukken kan inzien.

  • 5. Elk lid van de commissie kan voor de eerstvolgende vergadering een onderwerp ter bespreking voordragen. Daarbij geeft het lid aan welke aanleiding voor bespreking van dat onderwerp bestaat en met welk doel om agendering wordt verzocht.

  • 6. Een commissielid dat verhinderd is bij een vergadering van de commissie, kan zich laten vervangen door een raadslid of burgerlid van dezelfde fractie.

  • 7. Bij aanvang van de vergadering stelt de commissie de agenda vast. Op voorstel van elk commissielid of van de commissievoorzitter kan de commissie de volgorde van behandeling van de agendapunten wijzigen.

  • 8. De commissie kan op voorstel van de commissievoorzitter c.q. het voorzittersoverleg bij de aanvang van de vergadering regels stellen ten aanzien van de spreektijd van de leden, zowel in eerste als in tweede termijn.

  • 9. Per agendapunt mag niet meer dan één spreker per fractie het woord voeren.

  • 10. De vergadertijd van de commissie bedraagt bij voorkeur niet langer dan drie uur. Wanneer de agenda niet geheel is besproken, overlegt de commissievoorzitter met de commissie of de vergadering moet worden geschorst en hervat bij voorkeur op dezelfde dag in de volgende week.

Artikel 18 Openbaarheid vergaderingen raadscommissies

  • 1. De vergaderingen zijn openbaar.

  • 2. De deuren worden gesloten wanneer ten minste een vijfde van de aanwezige leden daarom verzoekt of als de commissievoorzitter het nodig oordeelt.

  • 3. De commissie beslist vervolgens of met gesloten deuren zal worden vergaderd.

Artikel 19 Spreekrecht in de raadscommissies

  • 1. De commissievoorzitter stelt insprekers in de gelegenheid het woord te voeren. De totale inspreektijd per vergadering is een half uur. De maximale spreektijd is vijf minuten per persoon. Zijn er meer dan zes insprekers, dan verdeelt de voorzitter het half uur evenredig onder het aantal insprekers.

  • 2. Er kan niet worden ingesproken:

    • a.

      over een besluit waartegen bezwaar of beroep bij de rechter openstaat of heeft opengestaan;

    • b.

      over zaken waar de gemeente niet over gaat;

    • c.

      over benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen;

    • d.

      indien een klacht ex artikel 9.1 van de Algemene wet bestuursrecht kan of kon worden ingediend;

    • e.

      wanneer een inspreker al eerder over hetzelfde onderwerp heeft ingesproken (tenzij het voorstel afwijkt van het eerdere voorstel).

    • f.

      wanneer de commissievoorzitter dit geraden voorkomt.

  • 3. Degene die van het spreekrecht gebruik wil maken, meldt dit uiterlijk 24 uur vóór aanvang van de vergadering bij de commissiegriffier. Hij vermeldt daarbij zijn naam, adres, telefoonnummer en het onderwerp waarover hij het woord wil voeren.

  • 4. De inspreker voert het woord nadat de commissievoorzitter hem dit heeft verleend. Tussen commissieleden en insprekers vindt geen discussie plaats. Wel kunnen de commissieleden verduidelijkende vragen stellen.

  • 5. Van de mogelijkheid om gebruik te maken van het spreekrecht wordt in de publicaties melding gemaakt.

  • 6. De commissievoorzitter doet een voorstel voor de behandeling van de inbreng van de inspreker.

Artikel 20 Rondvraag

  • 1. Aan het begin van elke commissievergadering kunnen de commissieleden vragen stellen aan het college van burgemeester en wethouders over actuele ontwikkelingen.

  • 2. Het lid dat vragen wil stellen bij de rondvraag, meldt deze vragen tijdig aan bij de commissiegriffier.

  • 3. De vraagsteller stelt zijn vragen kort en bondig, waarna de portefeuillehouder de vragen beantwoordt. De overige commissieleden en de vraagsteller kunnen in tweede termijn aanvullende vragen stellen. Ook deze vragen worden door de portefeuillehouder beantwoord.

Artikel 21 Handhaven van de orde raadscommissies

  • 1. Een spreker mag in zijn rede niet worden gestoord, tenzij de commissievoorzitter het nodig oordeelt hem aan het opvolgen van deze werkwijze te herinneren. De commissievoorzitter kan korte interrupties toestaan.

  • 2. Wanneer een lid zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het onderwerp dat in behandeling is, dan wel anderszins de orde verstoort, roept de commissievoorzitter hem tot de orde. Als het desbetreffende lid daaraan geen gehoor geeft, kan de commissievoorzitter hem het woord ontnemen. Dat lid kan dan over het onderwerp dat in behandeling is in dezelfde vergadering niet meer het woord voeren.

  • 3. De commissievoorzitter kan ter handhaving van de orde de vergadering voor een door hem te bepalen termijn schorsen en, indien na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord, de vergadering sluiten.

Artikel 22 Geheimhouding

  • 1. De commissie kan in een besloten vergadering op grond van een belang genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, geheimhouding opleggen omtrent het in die vergadering met gesloten deuren behandelde en omtrent de inhoud van de stukken die aan de commissie worden overlegd. Geheimhouding omtrent het in een besloten vergadering behandelde, wordt door allen die bij de behandeling aanwezig waren en allen die van het behandelde of de stukken kennis dragen in acht genomen totdat de commissie haar opheft.

    Geheimhouding kan door de commissie alleen worden opgeheven in een besloten vergadering. De overige leden van de raad kunnen desgewenst inzage krijgen in stukken waaromtrent door de raadscommissie geheimhouding is opgelegd: in dat geval nemen zij op gelijke voet met de leden van de raadscommissie de opgelegde geheimhouding in acht.

  • 2. De notulen van een besloten vergadering worden niet rondgedeeld, maar liggen uitsluitend voor de leden van de raadscommissie ter inzage bij de griffier. In de eerstvolgende besloten vergadering worden ze aan de commissie aangeboden ter vaststelling.

  • 3. Op grond van een belang genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, kan de geheimhouding eveneens worden opgelegd door de voorzitter van de commissie, het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester, ieder ten aanzien van stukken die zij aan de commissie overleggen. Daarvan wordt op de stukken melding gemaakt. De geheimhouding wordt in acht genomen, totdat het orgaan dat de verplichting heeft opgelegd haar opheft.

Artikel 23 Beraadslagen en besluiten raadscommissies

  • 1. De vergadering van een commissie wordt niet geopend voordat meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden aanwezig is.

  • 2. Indien het in het eerste lid bedoeld aantal leden na een kwartier na het vastgestelde aanvangstijdstip niet is opgekomen, kan door de commissievoorzitter met een tussentijd van ten minste 24 uren een nieuwe vergadering worden belegd. In deze vergadering kunnen de dan aanwezig leden beraadslagen en besluiten.

  • 3. Elk lid van de commissie kan een voorstel van orde doen. Daaronder wordt verstaan een voorstel tot het nemen van een besluit over de wijze, het tijdstip of de duur van behandeling van een onderwerp dat aan de orde is. Over een voorstel van orde beslist de commissie terstond. Besluiten met betrekking tot de orde van de vergadering worden met meerderheid van stemmen genomen, waarbij fractiegrootte in de raad telt.

  • 4. Na behandeling van een agendapunt geeft de commissievoorzitter de commissie in overweging om tot procedurele besluitvorming te komen, hetgeen kan bestaan uit:

    • a.

      Het voorliggende agendapunt door te geleiden naar de komende raadsvergadering als hamerstuk.

    • b.

      Het college, het indienende raadslid of de indienende raadsleden te verzoeken om het voorstel op de gevraagde punten aan te vullen, en het agendapunt vervolgens door te geleiden naar de gemeenteraad.

    • c.

      Het voorliggende agendapunt als bespreekstuk voor te leggen aan de gemeenteraad.

    • d.

      Het voorliggende agendapunt nog niet rijp achten voor behandeling in de raad en het college, het indienende raadslid of de indienende raadsleden te verzoeken om het agendapunt nogmaals voor te bereiden voor een volgende commissievergadering.

Artikel 24 Verslaglegging raadscommissies

  • 1. Van de commissievergaderingen wordt een besluitenlijst gemaakt.

  • 2. De besluitenlijst wordt tijdig aan de leden toegezonden en openbaar gemaakt.

Artikel 25 Bijwonen van commissievergaderingen door collegeleden

De leden van het college van burgemeester en wethouders zijn voor alle vergaderingen van de commissies uitgenodigd. Zij worden door de commissievoorzitter desgevraagd in de gelegenheid gesteld om het standpunt van het college toe te lichten en inhoudelijk in te gaan op de door de commissie gestelde vragen of gemaakte opmerkingen.

Artikel 26 Hoorzittingen, andere bijeenkomsten en onderzoeken

  • 1. Een commissie kan openbare of besloten hoorzittingen of andere bijeenkomsten houden.

  • 2. Een openbare hoorzitting en de onderwerpen die daar aan de orde zullen komen, worden tijdig aangekondigd.

  • 3. Een commissie kan onderzoeken uitvoeren naar onderwerpen die de commissie aangaan.

Vergaderingen en besluitvorming raad

Artikel 27 Tijd en plaats van de raadsvergadering

De raadsvergaderingen beginnen in de regel om 20.00 uur en worden gehouden in het raadhuis.

Artikel 28 Oproeping raadsvergadering: agenda

De voorzitter nodigt de leden van de raad tijdig uit voor de vergadering. De uitnodiging vermeldt de onderwerpen in de door de voorzitter bepaalde volgorde waarin deze aan de orde zullen worden gesteld. Tegelijkertijd met de voorlopige agenda worden de daarbij behorende stukken verstuurd, met uitzondering van de in artikel 25 lid 1 en 2 Gemeentewet bedoelde stukken.

Artikel 29 Openbare kennisgeving raadsvergadering

De vergaderingen worden tijdig tevoren openbaar gemaakt. De openbare kennisgeving vermeldt de datum, de aanvangstijd en de plaats van de vergadering, de agenda van de te behandelen zaken, alsmede de wijze waarop eenieder de agenda en de vergaderstukken kan inzien.

Artikel 30 Presentielijst

De aanwezige leden tekenen de presentielijst.

Artikel 31 Opening van de raadsvergadering: quorum

  • 1. De voorzitter opent de vergadering op het vastgestelde uur, indien het wettelijk vereiste aantal leden dan aanwezig is.

  • 2. Wanneer een kwartier na het vastgestelde aanvangstijdstip het wettelijk vereiste aantal leden nog niet aanwezig is, heft hij de bijeenkomst op.

  • 3. Als de vergadering ingevolge het tweede lid niet kan worden geopend, belegt de voorzitter van de raad opnieuw een vergadering op een tijdstip dat tenminste vierentwintig uur na het bezorgen van de oproeping is gelegen.

Artikel 32 Verslaglegging raadsvergadering

  • 1. Van de raadsvergaderingen wordt een verslag gemaakt.

  • 2. Het verslag wordt tijdig aan de leden toegezonden en openbaar gemaakt.

Artikel 33 Ingekomen stukken voor de raad

De raad stelt de wijze van afdoening van de ingekomen stukken vast.

Artikel 34 Spreektermijnen en spreektijdregeling

  • 1. De beraadslaging geschiedt in ten hoogste twee termijnen, tenzij de raad anders beslist.

  • 2. Mits het presidium die heeft ingesteld, geldt er een spreektijdregeling.

Artikel 35 Spreekregels raadsvergadering

  • 1. De leden richten zich tot de voorzitter.

  • 2. De leden voeren slechts het woord na het aan de voorzitter gevraagd en van deze verkregen te hebben. Zij houden zich daarbij aan de spreektijdregeling.

  • 3. Een spreker mag in zijn rede niet worden gestoord tenzij de voorzitter het nodig oordeelt hem aan het opvolgen van deze werkwijze te herinneren. De voorzitter kan korte interrupties toestaan.

  • 4. De leden die over een voorstel het woord willen voeren, maken dat bij het begin van de beraadslaging daarover aan de voorzitter kenbaar. De voorzitter bepaalt de volgorde waarin de leden spreken.

  • 5. Van de volgorde kan worden afgeweken wanneer een lid het woord vraagt over een persoonlijk feit, over de opheldering van een onduidelijkheid in een aan de orde zijnde ontwerpbesluit of om een voorstel van orde te doen.

  • 6. De voorzitter verleent het woord over een persoonlijk feit niet dan nadat het betrokken lid een beknopte aanduiding van dat feit heeft gegeven.

  • 7. Het in het eerste tot en met het derde lid gestelde geldt ook voor de anderen die het woord (mogen) voeren in de vergadering, tenzij de voorzitter anders bepaalt.

Artikel 36 Stemverklaring

  • 1. Wanneer de voorzitter van oordeel is dat een onderwerp voldoende is behandeld, sluit hij de beraadslaging. Na sluiting kunnen de leden geen voorstellen aangaande het aanhangende onderwerp meer indienen.

  • 2. Na het sluiten van de beraadslaging en voordat tot stemming wordt overgegaan, heeft ieder lid het recht een korte verklaring af te leggen met betrekking tot zijn uit te brengen stem.

Artikel 37 Stemmen over zaken

  • 1. Ieder lid dat ter vergadering aanwezig is en zich niet van deelname aan stemming moet onthouden, is verplicht zijn stem uit te brengen.

  • 2. Nadat de beraadslaging is gesloten, vraagt de voorzitter of stemming wordt verlangd. Indien geen stemming wordt gevraagd, stelt de voorzitter vast dat het voorstel is aangenomen.

  • 3. Wanneer wel stemming wordt gevraagd, wordt gestemd bij handopsteken, tenzij een raadslid/meerdere raadsleden een hoofdelijke stemming wenst/wensen.

  • 4. Bij een hoofdelijke stemming stemt elk lid door het woord ‘voor’ of ‘tegen’ uit te spreken, zonder enige toevoeging. De griffier roept de leden bij hun naam op tot het uitbrengen van hun stem in alfabetische volgorde, te beginnen bij het lid waarvan bij aanvang van de vergadering de naam is bepaald door trekking van zijn of haar nummer op de alfabetische lijst van raadsleden. Heeft een lid zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, dan kan hij deze vergissing nog herstellen voordat het volgende lid heeft gestemd of, wanneer hij het laatst opgeroepen lid is, voordat met het tellen van de stemmen is begonnen.

  • 5. Ieder lid kan aantekening in de notulen vragen dat hij zich bij het uitbrengen van zijn stem heeft vergist, dat hij geacht wil worden tegen het voorstel te hebben gestemd of dat hij niet aan de stemming heeft deelgenomen.

  • 6. De voorzitter deelt na afloop van de stemming de uitslag mede, met vermelding van het aantal voor en tegen uitgebrachte stemmen. Hij doet ten slotte mededeling van het genomen besluit.

Artikel 38 Stemmen over moties en amendementen

  • 1. De raad stemt eerst over de amendementen, dan over de moties en dan over het raadsvoorstel.

  • 2. Indien twee of meer moties of amendementen zijn ingediend, bepaalt de voorzitter in welke volgorde hierover wordt gestemd.

Artikel 39 Stemmen over personen

  • 1. Het stemmen over personen vindt plaats conform artikel 31van de Gemeentewet.

  • 2. Wanneer het lot moet beslissen, worden de namen van hen tussen wie de beslissing moet plaats hebben, door de voorzitter op afzonderlijke, geheel gelijke briefjes geschreven. De briefjes worden op gelijke wijze in vieren gevouwen, in een stembokaal gedaan en omgeschud. Vervolgens neemt de voorzitter één van de briefjes uit de stembokaal. Degene wiens naam op dit briefje staat, is gekozen.

Artikel 40 Besloten vergadering, notulen en geheimhouding

  • 1. Op een besloten vergadering zijn, voor zover zulks met de beslotenheid in overeenstemming is, de bepalingen van toepassing die gelden voor een openbare vergadering.

  • 2. Het verslag van een besloten vergadering wordt niet rondgedeeld, maar ligt uitsluitend voor de leden van de raad ter inzage bij de griffier. In de eerstvolgende besloten vergadering wordt het aan de raad aangeboden ter vaststelling. Tijdens deze vergadering neemt de raad een besluit over het al dan niet openbaar maken van het vastgestelde verslag en de besluitenlijst. De vastgestelde verslagen en besluitenlijsten worden door de voorzitter en de griffier ondertekend.

  • 3. Voor de afloop van de besloten vergadering beslist de raad of en in hoeverre omtrent het verhandelde en de inhoud van de stukken geheimhouding wordt opgelegd.

  • 4. Als de raad op grond van de artikelen 25 lid 3 en 4, artikel 55 lid 2 en 3 en artikel 86 lid 2 en 3 van de Gemeentewet voornemens is de geheimhouding op te heffen, wordt – als het orgaan dat de geheimhouding heeft opgelegd daarom verzoekt – daarover in een besloten raadsvergadering met het desbetreffende orgaan overleg gevoerd. De raad kan alleen in een besloten vergadering de geheimhouding opheffen.

Raadsinstrumenten

Artikel 41 Initiatiefvoorstel

Een initiatiefvoorstel dient tijdig te worden ingediend bij de griffier, zodat het voorzittersoverleg het kan agenderen voor de vergaderingen van de commissie en de raad.

Artikel 42 Amendementen

  • 1. Onder een amendement wordt verstaan een voorstel tot wijziging van een aanhangig voorstel. Een amendement moet zo zijn geredigeerd dat het naar de vorm direct kan worden opgenomen in het voorstel waar het betrekking op heeft.

  • 2. Raadsleden dienen amendementen voor het sluiten van de beraadslaging over het voorstel waarop deze betrekking hebben in bij de voorzitter. Dit gebeurt schriftelijk, tenzij de voorzitter oordeelt dat mondelinge indiening volstaat.

  • 3. Een amendement wordt behandeld tegelijk met de beraadslaging over het onderwerp waarop het amendement betrekking heeft.

  • 4. Intrekking door de indiener van een amendement is mogelijk totdat de besluitvorming daarover door de raad is afgerond.

Artikel 43 Moties

  • 1. Onder een motie wordt verstaan een korte gemotiveerde verklaring waarmee een oordeel of een wens wordt uitgesproken, zonder dat daaraan rechtsgevolgen zijn verbonden.

  • 2. Raadsleden dienen moties voor het sluiten van de beraadslaging over het voorstel waarop deze betrekking hebben in bij de voorzitter. Dit gebeurt schriftelijk.

  • 3. Een motie over een onderwerp dat aan de orde is, wordt tegelijk met de beraadslaging daarover behandeld.

  • 4. De behandeling van een motie over een onderwerp dat niet op de agenda staat, vindt plaats nadat de agenda is behandeld.

  • 5. Intrekking door de indiener van een motie is mogelijk totdat de besluitvorming daarover door de raad is afgerond.

Artikel 44 Interpellatie

  • 1. Wanneer een lid een interpellatie wil houden over een onderwerp dat niet op de raads-agenda staat vermeld, dient hij het verzoek daartoe met de vragen in bij de griffier. Deze zendt het verzoek en de vragen onverwijld aan de voorzitter, de leden en het college.

  • 2. De raad besluit in zijn eerstvolgende vergadering over het toelaten van de interpellatie. Indien tot toelating wordt besloten, vindt de interpellatie terstond plaats.

  • 3. Nadat de verlangde inlichtingen zijn gegeven, kunnen eerst het lid dat de inlichtingen heeft gevraagd en vervolgens de overige leden over het onderwerp van die inlichtingen het woord voeren op de reguliere wijze van beraadslagen.

Artikel 45 Schriftelijke vragen

  • 1. Raadsleden dienen schriftelijke vragen aan het college of de burgemeester in bij de griffier, die ze zo spoedig mogelijk ter kennis brengt van de overige raadsleden, het college en de burgemeester.

  • 2. Burgemeester en wethouders dan wel de burgemeester beantwoorden schriftelijke vragen zo spoedig mogelijk en in de regel binnen zes weken nadat de vragen bij hen zijn binnengekomen.

  • 3. De vragen en antwoorden worden aan de leden toegezonden en openbaar gemaakt.

Artikel 46 Mondelinge vragen

  • 1. Aan het begin van elke vergadering van de raad kan een lid mondelinge vragen stellen aan burgemeester en wethouders omtrent het door dat college en/of een lid van dat college gevoerde bestuur met betrekking tot een actueel onderwerp.

  • 2. Het lid dat mondelinge vragen wil stellen, meldt dit onder aanduiding van het onderwerp schriftelijk bij de griffier aan, uiterlijk 24 uur voorafgaande aan de betreffende vergadering.

  • 3. De voorzitter kan weigeren een onderwerp aan de orde te stellen, indien hij het onderwerp niet voldoende nauwkeurig acht of indien aan het onderwerp naar zijn inzicht de actualiteit ontbreekt. De voorzitter maakt aan het begin van de vergadering bekend welke onderwerpen niet aan de orde gesteld zullen worden.

  • 4. Voor de mondelinge vragen geldt een spreektijdregeling.

Artikel 47 Voorstel van orde

  • 1. Onder een voorstel van orde wordt verstaan een voorstel tot het nemen van een besluit over de wijze, het tijdstip of de duur van behandeling van een onderwerp dat aan de orde is.

  • 2. Over een voorstel van orde beslist de raad terstond.

Onderzoeksrecht van de raad (enquête)

Artikel 48 Instellen van het onderzoek en de onderzoekscommissie

De raad kan beslissen een onderzoek in te stellen en daartoe een onderzoekscommissie instellen met een evenredige vertegenwoordiging uit de raad.

Artikel 49 Bevoegdheden van de onderzoekscommissie

  • 1. De onderzoekscommissie besluit voordat het eerste getuigenverhoor plaatsvindt of getuigen verhoord worden na het afleggen van de eed of belofte.

  • 2. De onderzoekscommissie kan buiten de in artikel 155b, eerste lid van de Gemeentewet genoemde personen tevens anderen verzoeken om medewerking aan het onderzoek te verlenen. Laatstgenoemde medewerking geschiedt slechts op vrijwillige basis.

  • 3. De onderzoekscommissie kan in het belang van het onderzoek in beslotenheid met eenieder informatieve gesprekken voeren, welke als zodanig geen onderdeel van het onderzoek uitmaken. Er bestaat hiertoe geen plicht tot medewerking.

  • 4. De onderzoekscommissie kan de bovengenoemde bevoegdheden uitsluitend uitoefenen indien ten minste een vijfde deel van haar leden aanwezig is.

  • 5. De onderzoekscommissie besluit met meerderheid van stemmen.

Artikel 50 Ambtelijke bijstand

  • 1. Het griffierschap van de onderzoekscommissie wordt vervuld door een door de griffier aan te wijzen griffiemedewerker.

  • 2. De commissiesecretaris is bij iedere zitting aanwezig.

Artikel 51 Zittingen

  • 1. De voorzitter van de commissie bepaalt plaats en tijdstip van de zitting en brengt die ter openbare kennis.

  • 2. De voorzitter roept de leden van de onderzoekscommissie, getuigen en deskundigen ten minste twee weken voor de zitting op.

  • 3. Binnen drie werkdagen na verzending van de oproep kunnen de getuigen en deskundigen onder opgaaf van redenen de voorzitter verzoeken het tijdstip van de zitting te wijzigen.

  • 4. De beslissing van de voorzitter op dit verzoek wordt uiterlijk één week voor het tijdstip van de zitting aan de betrokken getuige of deskundige medegedeeld.

Artikel 52 Verslaglegging zittingen

  • 1. Van de zittingen van de onderzoekscommissie wordt een verslag gemaakt.

  • 2. Het verslag vermeldt de namen van de aanwezigen en hun hoedanigheid voor zover van belang.

  • 3. Het verslag houdt een vermelding in van wat over en weer is gezegd en wat verder ter zitting is voorgevallen.

  • 4. Het verslag verwijst naar de op de zitting overlegde bescheiden, die aan het verslag kunnen worden gehecht.

  • 5. Het verslag wordt ondertekend door de voorzitter en de commissiesecretaris.

  • 6. Het verslag is openbaar.

Artikel 53 Beraadslagingen

  • 1. De onderzoekscommissie beraadslaagt indien een lid dat nodig acht.

  • 2. De onderzoekscommissie beraadslaagt achter gesloten deuren.

Artikel 54 Afronding onderzoek

Na afronding van het onderzoek door de onderzoekscommissie worden haar bevindingen met een initiatiefvoorstel voorgelegd aan de raad.

Vertegenwoordiging gemeentebestuur in gemeenschappelijke regelingen

Artikel 55 Zittingsperiode

  • 1. Voor zover niet anders bepaald, wordt een vertegenwoordiger benoemd voor een periode welke overeenkomt met de zittingsperiode van de gemeenteraad. Hij die tussentijds ophoudt college- of raadslid te zijn, verliest daarmee ook zijn hoedanigheid als vertegenwoordiger.

  • 2. Een vacature die tussentijds ontstaat, wordt zo spoedig mogelijk ingevuld.

Artikel 56 Verslag en verantwoording door afvaardiging raad

  • 1. Een afgevaardigde van de raad heeft het recht in de betreffende raadscommissie verslag te doen en vragen te beantwoorden.

  • 2. Ieder lid van de raad kan een raadslid als bedoeld in lid 1 schriftelijke vragen stellen. De regels voor het stellen van schriftelijke vragen, vastgesteld in artikel 45 van deze werkwijze, zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Wanneer een lid van de raad het raadslid als bedoeld in lid 1 ter verantwoording wil roepen over zijn wijze van functioneren als zodanig, besluit de raad over het toestaan daarvan. De regels voor het vragen van inlichtingen, vastgesteld in artikel 46, zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 4. Over een voorstel tot ontslag van een door de raad aangewezen lid van het algemeen bestuur van een openbaar lichaam of van een ander gemeenschappelijk orgaan als bedoeld in lid 1 wordt niet beraadslaagd dan nadat in een vergadering, ten minste veertien dagen tevoren gehouden, is besloten te verklaren dat het betrokken raadslid niet meer het vertrouwen van de raad bezit als lid van het bedoelde bestuur.

  • 5. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op andere organisaties of instituties, waarin de raad een van zijn leden heeft benoemd.

  • 6. Dit artikel is eveneens van overeenkomstige toepassing indien de in het eerste lid bedoelde aanwijzing betrekking heeft op de burgemeester en leden van het college.

Rekeningencommissie

Artikel 57 Rechten en bevoegdheden rekeningencommissie

  • 1. Door of namens het college worden de voor de onderzoeken benodigde stukken ter beschikking van de rekeningencommissie gesteld.

  • 2. De commissie is bevoegd inlichtingen te vragen aan de burgemeester, aan het college of aan ambtenaren van de gemeente. Voor het verkrijgen van mondelinge inlichtingen kan de commissie de burgemeester, het college of een ambtenaar van de gemeente ter vergadering uitnodigen.

  • 3. De commissie is voorts bevoegd tot het opvragen van en inzage in bescheiden, boekhoudingen, besluiten en notulen van vergaderingen, welke zij voor haar onderzoeken nodig acht.

  • 4. De commissie kan bij externe deskundigen advies of inlichtingen inwinnen en hen zo nodig ter vergadering uitnodigen.

Artikel 58 Geheimhouding rekeningencommissie

  • 1. De commissie kan in een vergadering op grond van een belang genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur geheimhouding opleggen omtrent het in die vergadering behandelde en omtrent de inhoud van de stukken die aan de commissie worden overlegd. Geheimhouding omtrent het in een vergadering behandelde worden door allen die bij de behandeling aanwezig waren en allen die van het behandelde of de stukken kennis dragen, in acht genomen totdat de commissie haar opheft. De leden van de raad kunnen desgewenst inzage krijgen in stukken waaromtrent door de commissie geheimhouding is opgelegd: in dat geval nemen zij op gelijke voet met de leden van de commissie de opgelegde geheimhouding in acht.

  • 2. Op grond van een belang genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, kan de geheimhouding eveneens worden opgelegd door de voorzitter van de commissie, het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester, ieder ten aanzien van stukken die zij aan de commissie overleggen. Daarvan wordt op de stukken melding gemaakt. De geheimhouding wordt in acht genomen totdat het orgaan dat de verplichting heeft opgelegd, haar opheft.

Overige bepalingen

Artikel 59 Slotbepalingen en citeertitel

  • 1. In alle gevallen waarin deze werkwijze niet voorziet, pleegt de griffier, voor zover nodig, overleg met de voorzitter van de raad.

  • 2. Deze verordening kan worden aangehaald als “Verordening werkwijze van de raad en de raadscommissies”. Zij treedt in werking op 21 april 2016.

  • 3. Alsdan vervallen het Reglement van Orde voor de raad 2002, de Verordening op de raadscommissies 2008, de Verordening ambtelijke bijstand voor de raad en raadsleden 2002, de Verordening rekeningencommissie 2007, de Verordening op het onderzoeksrecht van de raad 2005 en de Instructie voor de griffier van de gemeente Amstelveen 2012.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 20 april 2016.
De griffier,
drs. P. Georgopoulou
De voorzitter,
drs. M.M. van 't Veld

Toelichting Verordening werkwijze van de raad en de raadscommissies 2016

Algemeen

De werkwijze van de gemeenteraad en de raadscommissies ligt vast in diverse wetten, reglementen en verordeningen. Deze zijn hier bij elkaar gezet in een handzaam overzicht. Volgens de Gemeentewet dient de gemeenteraad te beschikken over :

• Een Reglement van Orde voor de raad (artikel 16 Gemeentewet)

• Een Verordening op de ambtelijke bijstand (artikel 33 lid 3 Gemeentewet)

• Instructie voor de griffier (artikel 107a lid 2 Gemeentewet)

• Een Verordening op het onderzoeksrecht (artikel 155a lid 8Gemeentewet)

Deze uitgewerkte regelingen zijn integraal onderdeel van deze Werkwijze van de gemeenteraad en de raadscommissies. Hoofdstukken 2 en 3 kunnen met de hoofdstukken 5 en 6 gelezen worden als het Reglement van Orde voor de raad. Hoofdstuk 10 kan worden beschouwd als de Verordening op de ambtelijke bijstand. Hoofdstuk 2, artikel 5 betreft de Instructie voor de griffier. Hoofdstuk 2, artikel 6 en hoofdstuk 3, artikel 12 vormen samen met hoofdstuk 9 de Verordening voor de rekeningencommissie. Hoofdstuk 7 geldt als de Verordening op het onderzoeksrecht van de raad. Ook de Verordening op de raadscommissies en de Verordening op de rekeningsncommissie maken integraal deel uit van deze Werkwijze van de gemeenteraad en de raadscommissies.

In de werkwijze is overlap tussen de Gemeentewet, reglementen en verordeningen zoveel mogelijk voorkomen, tenzij het voor de duidelijkheid en leesbaarheid noodzakelijk is om de informatie te herhalen.

Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Raadsorganisatie – wie doet wat

Artikel 2 Voorzitter

In artikel 9 Gemeentewet is bepaald dat de burgemeester de voorzitter is van de raad. De voorzitter leidt de vergadering en handhaaft de orde. De voorzitter geeft aan wie mag spreken, geeft duidelijk aan waarover wordt gestemd en wat de uitslag van de stemming is. Op grond van artikel 21 van de Gemeentewet mag de burgemeester in de raadsvergadering deelnemen aan de beraadslaging.

Lid 3 regelt het voorzitterschap van de raad bij afwezigheid van de voorzitter en het ambt van burgemeester bij afwezigheid van de burgemeester en alle wethouders. De gemeenteraad van Amstelveen kiest plaatsvervangend voorzitter van de raad.

Artikel 3 Presidium

Het presidium is een vertegenwoordiging van alle fracties die in de raad zijn vertegenwoordigd. Het is een gezaghebbend gremium dat diverse taken uitvoert en de integriteit en eenheid van de gemeenteraad bewaakt. De voorzitter van de raad is ook voorzitter van het presidium. Voor hem is het presidium, indien gewenst, een klankbord. Dit artikel geeft aan wat de samenstelling is van het presidium.

Bij de presidiumvergaderingen is de griffier aanwezig en eventuele noodzakelijke ambtelijke ondersteuning (lid 4). Zij mogen in voorkomende gevallen adviseren, maar niet stemmen. Elke partij heeft verder in het presidium een stem die even zwaar weegt. Zo wordt de positie van minderheidsfracties in een dualistisch stelsel versterkt en wordt de betrokkenheid van alle fracties bij de raad vergroot.

In lid 6 is bepaald hoe vaak het presidium vergadert.

Artikel 4 Voorzittersoverleg

In lid 1 is uitgewerkt wie zitting hebben in het voorzittersoverleg.

Het voorzittersoverleg vervult onder andere een coördinerende rol bij de agendering van zaken in de commissies. Daarbij wordt gekeken welke zaken worden besproken in welke commissie. Onderwerpen worden in principe in slechts één commissie behandeld, met mogelijke uitzondering van de kadernota, de programmabegroting en de programmarekening, die commissie-overstijgend zijn. Als zaken in gelijke mate meer dan één commissie raken, kan het voorzittersoverleg besluiten om een gecombineerde commissievergadering uit te schrijven. Daarbij regelt het voorzittersoverleg ook het voorzitterschap van die gecombineerde vergadering.

Lid 4 gaat in op de aanwezigheid van de griffier. De griffier is aanwezig omdat hij voor de ondersteuning van de raad zorgt. Hij moet weten hoe de agenda eruit komt te zien en welke punten besproken gaan worden. De aanwezigheid van overige noodzakelijke ambtelijke ondersteuning (i.c. van de gemeentesecretaris) is onder meer gewenst om waar nodig toelichting te geven op de zaken die door het college van B&W aan de commissies worden voorgelegd en op de termijnagenda. Zo kan het voorzittersoverleg een weloverwogen besluit nemen ten aanzien van de agendering van zaken voor bepaalde commissies.

Artikel 5 Griffier

Volgens artikel 100 Gemeentewet is de raad verplicht een griffier te benoemen. De griffier is in eerste instantie verantwoordelijk voor de bijstand aan de raad. Hij is in principe in elke vergadering van de raad aanwezig. De Gemeentewet eist dat de raad vervanging van de griffier regelt (artikel 107d). Bij verhindering of afwezigheid van de griffier wordt de griffier vervangen door een door de raad aangewezen plaatsvervanger.

De griffier is de eerste adviseur van de raad en ondersteunt en adviseert de raad, de raadsorganen, de raadscommissies en de afzonderlijke leden van de raad en draagt zorg voor de informatievoorziening. Dit betekent dat de griffier zorgt voor:

  • a.

    Secretariële ondersteuning (voorbereiding raadsagenda, verspreiding vergaderstukken, verslagdoening, afdoening van brieven en dergelijke)

  • b.

    Coaching, wegwijs maken in werkwijzen en procedures

  • c.

    Informatieverstrekking (verzamelen en verwerken van informatie, het verlenen van hulp bij redactionele vormgeving)

  • d.

    Technische bijstand (bijstand bij het formuleren van moties, amendementen en initiatiefvoorstellen, voorbereiden van interpellaties en vragen)

  • e.

    Organisatorische voorbereiding van de raads- en commissievergaderingen

  • f.

    Raadscommunicatie (intern en extern)

  • g.

    Opleiding en vormingsfaciliteiten

  • h.

    Beleidsadvies (onder meer ten behoeve van de kaderstelling)

  • i.

    Bijstand bij de uitoefening van het recht van onderzoek, overige onderzoeksfaciliteiten en onderzoeksbudget.

  • j.

    Budgetbewaking van de raad.

De griffier maakt elk jaar een werkplan, waarin de werkzaamheden voor dat jaar worden uitgewerkt. Dit werkplan wordt vastgesteld door het presidium. Zo wordt geborgd dat de griffier die taken uitvoert, die door de raad noodzakelijk en wenselijk worden geacht. Om de werkzaamheden goed uit te kunnen voeren is de griffier aanwezig bij de vergaderingen van raad, presidium, voorzittersoverleg en rekeningencommissie. In lid 6 is uitgewerkt dat de griffier voor een goede uitvoering van de werkzaamheden leiding geeft aan de griffie en zorgt voor eenheid in de uitoefening van taken.

Artikel 6 Rekeningencommissie

De rekeningencommissie is ingesteld op grond van artikel 84 Gemeentewet. Een commissie gebaseerd op dit artikel heeft de algemene taak om de besluitvorming van de raad voor te bereiden en met het college van B&W te overleggen. In het geval van de rekeningencommissie gaat het bij de voorbereiding van de besluitvorming concreet over de programmarekening die door het college wordt opgesteld (lid 1). De rekeningencommissie onderzoekt de getrouwheid en de rechtmatigheid daarvan. De rekeningencommissie gebruikt daarbij de uitkomsten van de controle door de accountant (lid 2) en adviseert de raad over de vaststelling van de programmarekening (lid 3). In het vierde lid staat dat de rekeningencommissie ook bijzonder onderzoek kan doen naar de rechtmatigheid van het door het college gevoerde beheer. De commissie is tevens aanspreekpunt voor de accountant. Ook bereidt de rekeningencommissie de aanbesteding van de accountantsdiensten en de aanwijzing van de accountant voor (lid 5).

Start nieuwe raadsperiode

Artikel 7 Toelating nieuwe raadsleden

De voorzitter benoemt een commissie van drie leden die de geloofsbrieven van de nieuw benoemde raadsleden onderzoekt. Daarbij wordt gekeken of de nieuw benoemde raadsleden voldoen aan de vereisten voor het raadslidmaatschap. Dit gebeurt aan de hand van de volgende stukken: een ondertekende verklaring met de openbare betrekkingen die het nieuw benoemde raadslid bekleedt, een uittreksel uit de basisregistratie personen met zijn woonplaats, geboorteplaats en geboortedatum en (indien niet-Nederlander) stukken waaruit blijkt dat hij voldoet aan de vereisten van artikel 10 lid 2 van de Gemeentewet.

De commissie adviseert de raad na het onderzoek om de nieuw benoemde raadsleden al dan niet toe te laten in de raad. De raad neemt daarover een besluit. De toegelaten leden leggen vervolgens de eed of de verklaring en belofte af ten overstaan van de voorzitter. De tekst daarvan is vastgelegd in artikel 14 Gemeentewet.

Bij tussentijdse vacatures geldt dat de voorganger raadslid blijft totdat de opvolger is benoemd en beëdigd.

Artikel 8 Benoeming wethouders

Dit artikel geeft invulling aan een leemte in de Gemeentewet. Uit de Kieswet vloeit het geloofsbrievenonderzoek van raadsleden voort. Aangezien de wethouder geen gekozen volksvertegenwoordiger is, is hierover niets in de Kieswet geregeld. De Gemeentewet geeft wel aan welke formele eisen gesteld worden aan een wethouder, maar niet op welk moment deze getoetst worden. De eisen voor het wethouderschap zijn grotendeels vergelijkbaar met de vereisten voor het raadslidmaatschap. In deze lijn wordt voor het benoemen van wethouders ook een commissie voor het onderzoek naar de geloofsbrieven ingesteld. Dit artikel is ook van toepassing als er geen wethouder van buiten maar uit de raad wordt benoemd. De incomptabiliteiten en nevenfuncties dienen immers opnieuw beoordeeld te worden.

Bij de benoeming van de wethouder zal een integriteitstoets plaatsvinden door de burgemeester. De gedragscode politieke ambtsdragers speelt hierbij een rol. Daarnaast kan een verklaring omtrent het gedrag (VOG) worden gevraagd. De VOG kent een screeningsprofiel voor politieke ambtsdragers. Bij dit profiel staat de integriteit van de aspirant bestuurder centraal.

Een raadslid dat benoemd wordt tot wethouder mag raadslid blijven totdat de geloofsbrieven van zijn opvolger in de raad zijn goedgekeurd (artikel 36 b lid 2 Gemeentewet).

Artikel 9 Instellen en taak raadscommissies

De taken van de raadscommissies zijn vastgelegd in artikel 82 lid 1 Gemeentewet. De raadscommissies bereiden de besluitvorming van de raad voor en overleggen met het college van burgemeester en wethouders.

De raadscommissie neemt geen besluiten over de inhoud van de raadsvoorstellen, maar bepaalt of raadvoorstellen naar de raad kunnen worden doorgeleid ter besluitvorming. Daarbij adviseert de commissie of de voorstellen als hamerstuk of bespreekstuk naar de raad worden doorgeleid. Dit om het besluitvormingsproces in de raad te versnellen en om te voorkomen dat discussies uit de commissievergaderingen in de raad worden herhaald.

De andere taak van de commissie is om te overleggen met het college van burgemeester en wethouders. Dat kan op initiatief van de commissie zelf (recht van agendering) of op initiatief van het college (actieve informatieplicht).

De raadscommissie is vooral gericht op voorbereiding van besluitvorming en op informatievoorziening. Het politieke debat en besluitvorming vinden plaats in de raad. De taken van de raadscommissie zijn in essentie gelijk aan die van de raad, namelijk die van kaderstellend, controlerend en volksvertegenwoordigend orgaan. Ook moet recht worden gedaan aan het budgetrecht. De commissie toetst de raadsvoorstellen en bespreekpunten nadrukkelijk op deze aspecten.

De raadscommissie bepaalt – net als de raad – de eigen agenda. Dit betekent dat de voorzitters van de raadscommissies bepalen of een voorstel aan de raadscommissie wordt voorgelegd, alvorens het in de raad wordt besproken. In dit kader past het ook dat de raadscommissies voorstellen aan het voorzittersoverleg kunnen doen om zaken op de (termijn)agenda te plaatsen en/of onderwerpen voor themabijeenkomsten aan te dragen. Het vierde lid ziet daarop toe.

Artikel 10 Samenstelling raadscommissies

De raad bepaalt de samenstelling van de raadscommissies. Volgens artikel 82 lid 3 Gemeentewet moet de raad daarbij zorgen voor een evenwichtige vertegenwoordiging van de in de raad vertegenwoordigde politieke groeperingen. Aan het begin van de raadsperiode geeft de fractievoorzitter aan de griffier aan welke fractieleden in welke raadscommissie zitting nemen en voor welke onderwerpen elk fractielid woordvoerder is.

Het tweede lid bepaalt dat elke fractie per commissie ook één burgerlid mag afvaardigen. Burgerleden hebben, na het afleggen van de eed of belofte, dezelfde rechten en plichten als de raadsleden die in een commissie zitting hebben. Elke fractie mag net zoveel burgerleden voordragen als er commissies zijn.

De bepalingen in dit artikel zijn overeenkomstig van toepassing op het instellen van projectcommissies door de raad.

Artikel 11 Voorzitters raadscommissies

Artikel 82 lid 4 Gemeentewet schrijft voor dat de voorzitter van een raadscommissie een raadslid moet zijn. Daarom bepaalt lid 1 dat de raad de voorzitters uit zijn midden benoemt. De voorzitters van de raadscommissies worden zo spoedig mogelijk na de installatie van de nieuwe raad in een van de eerste vergaderingen benoemd, aangezien de zittingsperiode van de voorzitters en de leden aan het eind van de zittingsperiode van de raad eindigt (tussentijdse wijzigingen uitgezonderd).

Om ook hier recht te doen aan de evenredige vertegenwoordiging is in het derde lid opgenomen, dat de voorzitters allen deel uitmaken van verschillende fracties.

Lid 4 bepaalt dat de voorzitter geen lid is van de commissie. Dat is een bewuste keuze. Op die manier kan de voorzitter zich concentreren op zijn taak als (technisch) voorzitter en zijn tijd en energie aanwenden voor het bewaken van de positie van de raadscommissie. Hij hoeft zich niet te bekommeren om de inbreng van zijn fractie in de raadscommissie en hij heeft ook geen stemrecht.

Artikel 12 Samenstelling rekeningencommissie

De rekeningencommissie onderzoekt de getrouwheid en rechtmatigheid van de programmarekening en brengt daarover advies uit aan de raad. Het is van belang om deze controlerende taak te laten uitvoeren door een commissie die de raad weerspiegelt. Vandaar dat in lid 1 is bepaald dat elke fractie een raadslid afvaardigt in deze commissie. De rekeningencommissie wordt benoemd voor de gehele raadsperiode en regelt zelf het voorzitterschap. Vacatures die tussentijds ontstaan, worden zo snel mogelijk ingevuld.

Artikel 13 Fracties

Leden van de raad kunnen zich verenigen tot een groep, fractie genaamd. In de praktijk worden raadsleden die door het centraal stembureau op dezelfde kandidatenlijst verkozen zijn verklaard, bij de aanvang van de raadsperiode als één fractie beschouwd. Als boven de kandidatenlijst een aanduiding was geplaatst, dan voert de fractie in de raad deze aanduiding als naam. Als daar geen aanduiding was, deelt de fractie de naam die deze fractie in de raad zal voeren mee aan de griffier. Ook geeft de fractie aan wie de fractievoorzitter en diens plaatsvervanger van de fractie zijn.

Wanneer leden zich van fracties afsplitsen of wanneer twee of meer fracties zich gaan verenigen of wanneer leden van een fractie overstappen naar een andere fractie, delen zij dat zo spoedig mogelijk mee aan de griffier.

Artikel 14. Vertegenwoordiging in gemeenschappelijke regelingen

De gemeente Amstelveen werkt op verschillende terreinen samen met andere gemeenten, provincies en waterschappen. Deze samenwerkingsverbanden hebben de vorm van gemeenschappelijke regelingen. Eén van die gemeenschappelijke regelingen is de Stadsregio Amsterdam. Amstelveen mag vijf leden aanwijzen voor de regioraad. Die worden aangewezen uit de raad of het college van B&W. Dit is geregeld in artikel 17 van de gemeenschappelijke regeling. In artikel 19 van die regeling is bepaald dat daarbij bevorderd wordt dat de politieke representativiteit van de regioraad zoveel mogelijk overeenkomst met de politieke verhoudingen in het samenwerkingsgebied. De raad beslist in de eerste vergadering van elke zittingsperiode welke leden worden aangewezen als vertegenwoordigers in de regioraad. Dat is geregeld in artikel 20 van de gemeenschappelijke regeling. Tot slot staat in artikel 21 van de gemeenschappelijke regeling dat tussentijdse vacatures zo snel mogelijk worden ingevuld.

Vergaderingen van de raadscommissies

Artikel 15 Voorzitterschap raadscommissies

De voorzitter van de commissie is verantwoordelijk voor het leiden van de vergadering en het handhaven van de orde. Daar heeft hij ook alle tijd en ruimte voor, aangezien hij geen lid van de commissie is. In lid 2 is bepaald dat de voorzitter zich bij verhindering laat vervangen door een van de andere commissievoorzitters. Als die plaatsvervanger lid is van die commissie, behoudt hij zijn stemrecht, tenzij hij zich als lid laat vervangen.

Artikel 16 Secretariaat raadscommissies

Iedere raadscommissie wordt ondersteund door een commissiegriffier. Dit is een door de griffier aangewezen medewerker. De commissiegriffier verricht zijn taken onder aansturing en verantwoordelijkheid van de commissievoorzitter.

Tot de taken van de commissiegriffier behoren onder andere het voorbereiden van de vergadering, het begeleiden van de insprekers, het adviseren van de commissievoorzitter, het maken van de besluitenlijst, het registreren van de toezeggingen die het college aan de commissie heeft gedaan en het beantwoorden van vragen van commissieleden over het proces en de procedures de commissie betreffende. Ook het plannen van werkbezoeken en informatieavonden voor de commissie behoren tot het takenpakket van de commissiegriffier.

Artikel 17 Vergaderingen raadscommissies

Vóór de aanvang van elk jaar stelt het voorzittersoverleg een vergaderschema vast, volgens welk schema de commissievergaderingen plaatsvinden. Daarnaast kan het voorzittersoverleg of op verzoek van tenminste een vijfde deel van de leden onder opgave van redenen een commissievergadering worden uitgeschreven.

De leden van een raadscommissie ontvangen ten minste acht dagen vóór de vergadering de uitnodiging voor de vergadering, inclusief de agenda en de bijbehorende stukken. Dit gebeurt digitaal. De griffie zorgt voor deze verspreiding.

In lid 4 is geregeld dat de voorzitter van de raadscommissie tegelijkertijd met de oproep aan de commissie de dag, het tijdstip en de plaats van de vergadering openbaar maakt. In de praktijk betekent dit dat de griffie de vergadering bekendmaakt door de agenda en stukken digitaal te publiceren, inclusief vermelding van datum, tijd en locatie van de vergadering. Daarnaast is er een openbare kennisgeving van de vergadering op de gemeentelijke pagina in het huis-aan-huis blad, inclusief een vermelding van datum, tijd, locatie, agenda en een verwijzing naar de digitale stukken.

In het vijfde lid is geregeld dat elk commissielid een onderwerp ter bespreking kan voordragen. Dit kan een commissielid doen door een agendaverzoek via de griffie in te leveren bij het voorzittersoverleg. In het agendaverzoek moet worden aangegeven wat de aanleiding is voor de bespreking, wat het doel is van de bespreking en welke vragen aan de commissie en/of het college worden voorgelegd. Het sjabloon voor het agendaverzoek is beschikbaar op RaadsWeb.

In lid 6 is de vervanging van verhinderde commissieleden geregeld. Een verhinderd commissielid kan zich laten vervangen door een raads- of burgerlid van dezelfde fractie.

De commissie stelt aan het begin van de commissievergadering de agenda van die vergadering definitief vast. De commissie kan bij aanvang van de vergadering – op voorstel van de voorzitter of het voorzittersoverleg – ook regels stellen ten aanzien van de spreektijd van de leden. Een onderwerp wordt normaliter in twee termijnen behandeld. De spreektijdregeling geldt dan voor alle termijnen.

De spreektijdregeling dient ook in relatie te worden gezien met hetgeen in het negende lid is opgenomen over de vergaderduur. Een commissievergadering bedraagt bij voorkeur niet langer dan drie uur. Zodra blijkt dat de commissievergadering langer dan drie uur gaat duren, overlegt de voorzitter met de commissie of de vergadering moet worden geschorst. Wanneer dat het geval is, wordt de vergadering bij voorkeur hervat op dezelfde dag in de volgende week. Als een commissie bijvoorbeeld op dinsdag vergadert, dan is de ‘uitloop-vergadering’ bij voorkeur op de dinsdag in de volgende week.

Artikel 18 Openbaarheid vergaderingen raadscommissies

Alle vergaderingen van de commissies worden in het openbaar gehouden, tenzij ten minste een vijfde deel van de aanwezige leden of de voorzitter oordeelt dat het nodig is dat achter gesloten deuren wordt vergaderd. De commissie besluit dan of dat zal gebeuren of niet.

De openbare vergaderingen kunnen in de vergaderzaal worden bijgewoond door publiek en pers. Deze vergaderingen worden ook live via internet uitgezonden.

Artikel 19 Spreekrecht in de raadscommissies

Artikel 19 is op 14 februari 2018 gewijzigd op verzoek van het voorzittersoverleg, dat heeft geconstateerd dat het spreekrecht in bepaalde gevallen een te groot beslag legt op de vergadertijd van de commissies. Daarnaast is door het voorzittersoverleg opgemerkt dat er gevallen zijn waarin het niet mogelijk is om in te spreken. Bepalingen daarover stonden wel op de website, maar waren niet verankerd in de verordening.

Het spreekrecht van burgers kan bijdragen aan het vergroten van de betrokkenheid van de burgers bij het lokale bestuur. In de uitnodiging en publicaties over de commissievergaderingen (gemeentepagina, website, sociale media, Nieuwsbrief Gemeenteraad Amstelveen) wordt melding gemaakt van de mogelijkheid om in te komen spreken. Spreekrecht kan worden uitgeoefend over niet-geagendeerde onderwerpen bij het agendapunt ‘Spreekrecht burgers’ aan het begin van de vergadering en over geagendeerde onderwerpen bij het betreffende agendapunt. Zij die van het spreekrecht gebruik wensen te maken, moeten zich uiterlijk 24 uur voor de vergadering bij de commissiegriffier aan hebben gemeld.

Per vergadering is in totaal een half uur beschikbaar voor het spreekrecht. Insprekers krijgen maximaal vijf minuten per persoon de tijd om hun verhaal te doen. Zijn er meer dan zes insprekers voor één vergadering, dan wordt de beschikbare tijd over hen verdeeld. Om dit in goede banen te leiden, is tijdige aanmelding voor gebruikmaking van het spreekrecht bij de commissiegriffier noodzakelijk.

In artikel 19, tweede lid is bepaald over welke onderwerpen niet kan worden ingesproken. Dat een inspreker niet meerdere keren over hetzelfde onderwerp kan inspreken (tenzij het gaat over een gewijzigd voorstel) bevordert het efficiënt vergaderen.

Na de uitoefening van het spreekrecht vindt geen discussie plaats tussen de commissieleden en de inspreker. Wel kunnen commissieleden verhelderende vragen stellen aan de inspreker, die door de inspreker kort kunnen worden beantwoord.

Na de bijdrage van de inspreker en de beantwoording van de vragen, zal de commissie-voorzitter de commissieleden in overweging geven de bijdrage te betrekken bij de behandeling van het geagendeerde onderwerp of door te geleiden naar het fractieberaad.”

Artikel 20 Rondvraag

Commissieleden kunnen aan het begin van de commissievergadering vragen stellen over actuele ontwikkelingen aan het college van B&W. Deze vragen moeten tijdig van tevoren zijn ingediend bij de commissiegriffier: dat is in de regel 24 uur voorafgaand aan de commissievergadering waarin het commissielid de vragen wil stellen. Uitzondering is daarop de rondvraagpunten voor de vergaderingen van de commissie Ruimte, wonen en natuur op dinsdagavond. Omdat de fracties vergaderen op de maandagavond daarvóór, kunnen de rondvraagpunten voor de commissie Ruimte, wonen en natuur op de dag van de vergadering tot 10.00 uur worden ingediend.

Om ervoor te zorgen dat de vragen tijdens de commissievergadering kunnen worden beantwoord, stuurt de commissiegriffier de ingediende vragen door naar het college van B&W.

De rondvraag is bedoeld om tijdens de vergadering kort en bondig vragen te stellen over actuele ontwikkelingen. Het is niet de bedoeling om de vragen in te leiden met een lang (politiek) betoog. De vragensteller stelt zijn vragen, waarna de voorzitter de portefeuillehouder het woord geeft om de vragen te beantwoorden. In tweede termijn kunnen de overige commissieleden en de vraagsteller nog aanvullende vragen stellen. Ook die worden door de portefeuillehouder beantwoord. Er vindt geen discussie plaats over het onderwerp.

Artikel 21 Handhaven van de orde raadscommissies

Het eerste lid verzekert dat de leden van een raadscommissie vrijelijk kunnen spreken. Interrupties zijn toegestaan, tenzij de voorzitter in het belang van de vergadering ingrijpt.

Om te bevorderen dat leden van raadscommissies zich niet belemmerd voelen om hun mening te uiten, bepaalt artikel 82 lid 5 Gemeentewet dat artikel 22 van de Gemeentewet ook van toepassing is op leden van raadscommissies. Hierdoor zijn leden van raadscommissies niet in rechte te vervolgen, aan te spreken of verplicht getuigenis af te leggen over hetgeen zij in de vergadering zeggen of schriftelijke overleggen. Dit geldt voor zowel raadsleden als burgerleden.

Op basis van het tweede lid kunnen alle sprekers in bepaalde gevallen door de voorzitter tot de orde worden geroepen en kan hen zo nodig over het aanhangige onderwerp het woord ontzegd worden. Ook kan de voorzitter de vergadering schorsen en bij herhaling van de verstoring van de orde, kan hij de vergadering sluiten.

Artikel 22 Geheimhouding

Dat wat wordt besproken in een besloten vergadering valt niet van rechtswege onder de geheimhoudingsplicht. Daarvoor is toepassing van de procedure volgens artikel 86 van de Gemeentewet nodig en moet tijdens de besloten vergadering geheimhouding worden opgelegd. Niet alleen een raadscommissie kan geheimhouding opleggen, ook de voorzitter van een raadscommissie, het college en de burgemeester kunnen geheimhouding aan een raadscommissie opleggen. Overigens kan een raadscommissie ook geheimhouding opleggen aan de raad of het college ten aanzien van stukken die zij aan de raad of het college overlegt (artikel 25 lid 2 en artikel 55 lid 2 Gemeentewet).

De geheimhouding geldt ten aanzien van ieder die aanwezig is bij een besloten vergadering of die kennis draagt van stukken ten aanzien waarvan geheimhouding geldt. De geheimhouding geldt totdat het orgaan dat de geheimhouding heeft opgelegd of de raad haar opheft.

Artikel 23 Beraadslagen en besluiten raadscommissies

Artikel 20 Gemeentewet regelt het vergaderquorum van de raad. Voor de raadscommissies ontbreekt een dergelijke bepaling in de Gemeentewet. Het eerste lid voorziet hierin: indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden aanwezig is, kan de vergadering worden geopend.

Het tweede lid voorziet in een regeling voor een nieuwe vergadering indien het quorum niet aanwezig is, anders zou de afwezigheid van leden van een raadscommissie de voortgang van werkzaamheden kunnen belemmeren. Het ligt in de rede dat de voorzitter overlegt met de aanwezige leden van de raadscommissie over de datum van een nieuwe vergadering. In de nieuwe vergadering kunnen de dan aanwezige leden beraadslagen en besluiten, ongeacht het aantal dat is opgekomen.

Het derde lid ziet toe op de besluitvorming in de commissie. Deze besluitvorming betreft geen inhoudelijke besluitvorming, maar procedurele. Het gaat om besluiten die de commissie neemt op het gebied van de orde en de eigen vergadering besluiten als het al dan niet doorgeleiden van voorstellen aan de raad. Deze besluiten worden genomen met meerderheid van stemmen, waarbij de grootte van de fracties in de raad telt. Op basis van het aantal aanwezige leden zou het meerderheidsstandpunt kunnen luiden dat doorgeleiding niet zou moeten geschieden, terwijl het standpunt anders zou luiden als de commissievoorzitter in zijn oordeel zou betrekken dat de aanwezige leden elk een fractie van een bepaalde omvang vertegenwoordigen.

Na de beraadslaging over een agendapunt geeft de voorzitter de commissie in overweging tot procedurele besluitvorming te komen. Dat is uitgewerkt in lid 4. Wanneer de mening van de commissie wordt gepeild, bepaalt de voorzitter conform artikel 15 lid 1c de uitslag van het overleg.

Artikel 24 Verslaglegging raadscommissies

Van de commissievergadering wordt een besluitenlijst gemaakt, waarin kort en bondig de standpunten van de fracties worden vermeld, evenals de toezeggingen die het college van B&W heeft gedaan. Indien van het spreekrecht gebruik wordt gemaakt, worden de uitgesproken betogen aan die besluitenlijst gehecht. Wanneer deze niet voorhanden zijn, wordt een korte samenvatting van deze betogen in de besluitenlijst opgenomen.

De conceptversie van deze besluitenlijst wordt binnen enkele werkdagen na de vergadering digitaal aan de leden ter beschikking gesteld en openbaar gemaakt. De commissieleden die aanwezig waren tijdens de vergadering waarop de besluitenlijst betrekking heeft, hebben de mogelijkheid om aanvullingen en/of wijzigingen op de besluitenlijst voor te stellen. Het is aan de raadscommissie om te beslissen of een voorgestelde wijziging wordt geaccepteerd, aangezien de raadscommissie het verslag vaststelt. Het audioverslag kan altijd worden geraadpleegd in geval er verschil van inzicht bestaat over hetgeen is gezegd tijdens de vergadering.

Artikel 25 Bijwonen van commissievergaderingen door collegeleden

Het kan gewenst zijn dat een lid van het college deelneemt aan de vergadering van de raadscommissie. Om te zorgen dat de commissie niet steeds een besluit hoeft te nemen om per vergadering te bepalen of leden van het college (waaronder de burgemeester) bij een vergadering aanwezig kunnen zijn, is in dit artikel opgenomen, dat de leden van het college geacht worden voor alle vergaderingen van de commissies te zijn uitgenodigd. Dit geldt voor zowel openbare als besloten vergaderingen. Indien nodig geeft de voorzitter leden van het college de gelegenheid om standpunten van het college toe te lichten en in te gaan op vragen en opmerkingen van de commissieleden.

Artikel 26 Hoorzittingen, andere bijeenkomsten en onderzoeken

In dit artikel is opgenomen, dat een commissie openbare of besloten hoorzittingen of andere bijeenkomsten kan houden. Te denken valt daarbij aan bijeenkomsten met maatschappelijke organisaties of aan een hoorzitting over een bepaald politiek levend onderwerp. Commissieleden die een hoorzitting wensen, kunnen dat via een agendaverzoek kenbaar maken aan het voorzittersoverleg. Bijenkomsten en hoorzittingen worden, indien zij een openbaar karakter hebben, op de gebruikelijke wijze aangekondigd. De commissie kan ook onderzoek doen naar de gang van zaken op een beleidsterrein waar de commissie over gaat.

Deze bijeenkomsten en hoorzittingen moeten niet worden verward met het onderzoeksrecht van de raad (enquête), dat dient om waarheidsvinding te plegen wanneer andere middelen reeds hebben gefaald. Zie daarvoor hoofdstuk 7.

Vergaderen en beslissen raad

Artikel 27 Tijd en plaats van de raadsvergadering

De raad vergadert volgens het vergaderschema dat jaarlijks door het voorzittersoverleg wordt vastgesteld. Normaliter vergadert de raad acht keer per jaar op woensdagavond vanaf 20.00 uur in het raadhuis. In het raadhuis zijn voorzieningen aanwezig om de openbare vergaderingen live uit te zenden via internet.

In artikel 17 lid 2 Gemeentewet is verder bepaald dat de gemeenteraad ook vergadert als de burgemeester dat nodig oordeelt of als ten minste een vijfde van het aantal leden van de raad daarom schriftelijk – met opgave van redenen – vraagt.

Artikel 28 Oproeping raadsvergadering: agenda

In artikel 19 lid 1 Gemeentewet is bepaald dat de burgemeester de leden van de raad schriftelijk uitnodigt voor de vergadering. De Amstelveense raad werkt met digitale stukken. De uitnodiging vermeldt de dag, het tijdstip en de plaats van de vergadering en de onderwerpen die tijdens de vergadering aan de orde zullen worden gesteld. Met het versturen van de uitnodiging en de voorlopige agenda, worden ook de bijbehorende vergaderstukken digitaal beschikbaar gesteld, voor zover daar geen geheimhouding op is gelegd. Stukken waar geheimhouding op rust, worden bij de griffie ter inzage gelegd, gelijktijdig met het beschikbaar stellen van de vergaderstukken.

Artikel 29 Openbare kennisgeving raadsvergadering

Met dit artikel wordt invulling gegeven aan het voorschrift van artikel 19 lid 2 Gemeentewet. De vergaderingen van de raad worden aangekondigd op de gemeentepagina van het plaatselijke huis-aan-huis blad en op de website van de raad. Daarnaast wordt de vergadering ook aangekondigd via de sociale media en de digitale nieuwsbrief van de raad. Bij de openbare kennisgeving wordt ook aangegeven hoe men de agenda en de daarbij behorende stukken kan inzien, namelijk op de website van de raad en via een app op de tablet of smartphone.

Artikel 30 Presentielijst

De verplichting tot het hebben van de presentatielijst vloeit voort uit artikel 20 van de Gemeentewet. De handtekeningen op de presentielijst zijn bedoeld om formeel vast te stellen dat het vergaderquorum is bereikt. De griffier zorgt voor het bijhouden van de presentielijst, stelt deze samen met de voorzitter vast en ondertekent deze. Deze ondertekening waarborgt dat de lijst volledig is en het quorum aanwezig was.

Artikel 31 Opening van de raadsvergadering: quorum

De vergadering kan volgens artikel 20 van de Gemeentewet niet worden geopend voordat blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden aanwezig is. De voorzitter kan de vergadering op het vastgesteld uur openen als het wettelijk vereiste aantal leden aanwezig is. In lid 2 en 3 is geregeld hoe de voorzitter handelt als het vergaderquorum niet is bereikt op het vastgestelde uur. Als na een kwartier na het vastgestelde aanvangstijdstip het quorum niet is bereikt, dan heft de voorzitter de vergadering op. Lid 3 (het opnieuw beleggen van de vergadering) is overeenkomstig artikel 20 lid 2 Gemeentewet.

Artikel 32 Verslaglegging raadsvergadering

In artikel 23 lid 5 van de Gemeentewet wordt gesproken over de verplichting een besluitenlijst openbaar te maken. In Amstelveen wordt een besluitenlijst en een verslag van de raadsvergadering gemaakt. Deze worden zo spoedig mogelijk beschikbaar gesteld voor de raad en openbaar gemaakt via de website van de raad en via een app op de tablet. Het verslag wordt in de eerstvolgende raadsvergadering door de raad vastgesteld. Het verslag wordt door de griffier en de voorzitter ondertekend.

Artikel 33 Ingekomen stukken voor de raad

Bij de vergaderstukken van de raad zit een lijst van ingekomen stukken met de voorgestelde wijze van afdoening. De ingekomen stukken zelf zijn voor de raadsleden in te zien via de app Ibabs Pro op de tablet.

Over de aan de raad gerichte ingekomen stukken worden tijdens de raadsvergadering alleen voorstellen gedaan en besluiten genomen van procedurele aard, bijvoorbeeld ter kennisneming aannemen of voor beantwoording doorsturen naar het college. Als een raadslid een ingekomen stuk inhoudelijk wil bespreken, dan kan hij daarvoor een agendaverzoek indienen bij het voorzittersoverleg. Het voorzittersoverleg zal het verzoek dan agenderen voor bespreking in de betreffende raadscommissie. Het sjabloon voor het agendaverzoek is beschikbaar op RaadsWeb.

Artikel 34 Spreektermijnen en spreektijdregeling

De behandeling van onderwerpen geschiedt in principe in twee spreektermijnen. Het presidium kan een spreektijdregeling instellen of afschaffen. Indien een dergelijke regeling is ingesteld, dient elke spreker zich daaraan te houden. Elke fractie krijgt een vast tijdbudget per vergadering, waarbij elke fractie evenveel tijd krijgt. De spreektijdregeling draagt bij aan efficiënt vergaderen en stimuleert fracties zich te richten op de onderwerpen die zij belangrijk vinden. De afspraken voor de spreektijdregeling zijn als volgt:

  • a.

    Elke fractie krijgt een vast tijdbudget per vergadering, gebaseerd op een vergadering van drie uur. Dat is per fractie dertien minuten. Als wordt ingeschat dat de vergadering korter duurt, dan krijgen de fracties minder spreektijd. Wordt ingeschat dat de vergadering langer duurt, dan krijgen de fracties meer spreektijd.

  • b.

    Het tijdbudget is bedoeld voor de inbreng van de fractie, inclusief het onderbouwen van mogelijke moties en amendementen, maar exclusief debattijd, interrupties en reacties daarop en de behandeling van actuele moties. Ook het voorlezen van het dictum van een motie of amendement valt buiten de toegewezen spreektijd.

  • c.

    Het college krijgt een spreektijd van dertig minuten voor een vergadering van drie uur plus vijf minuten voor de beantwoording van mondelinge vragen.

  • d.

    Tijdens stemverklaringen, schorsingen, stemmingen en benoemingen staat de klok stil.

  • e.

    Voor elke actuele motie wordt in totaal twintig minuten uitgetrokken: twee minuten per fractie en twee minuten voor het college.

Op schermen in de raadzaal is te volgen hoeveel spreektijd een fractie nog heeft.

Artikel 35 Spreekregels raadsvergadering

De spreekregels dragen bij aan een ordelijk verloop van de vergadering. De regels als zodanig behoeven geen verdere toelichting.

Artikel 36 Stemverklaring

Na het sluiten van de beraadslaging en voordat de raad tot stemming overgaat, kunnen raadsleden hun voorgenomen stemgedrag toelichten.

Artikel 37 Stemmen over zaken

Elk aanwezig lid is verplicht zijn stem uit te brengen, tenzij hij zich van deelname aan stemming moet onthouden conform artikel 28 Gemeentewet.

In het tweede lid staat dat wanneer er niet om stemming wordt gevraagd, het voorstel is aangenomen. Dit is conform het bepaalde in artikel 32 lid 3 van de Gemeentewet.

Als er wel om een stemming wordt gevraagd, dan wordt in principe met handopsteken gestemd. Op aangeven van de voorzitter steken dan eerst de voorstemmers hun hand omhoog en daarna de tegenstemmers. De voorzitter benoemt dan welke fracties voor- of tegenstemmen.

Wanneer een of meerdere raadsleden niet wil stemmen bij handopsteken, dan wordt er hoofdelijk gestemd. Hoofdelijke stemmingen worden in de praktijk alleen gevraagd wanneer er aanleiding is om te denken dat binnen fracties verdeeldheid is over een voorstel. In lid 4 is uitgewerkt hoe een hoofdelijke stemming in zijn werk gaat.

Elk lid dat bij de vergadering aanwezig is, kan aangeven dat in de notulen moet worden aangetekend dat hij zich heeft vergist bij het uitbrengen van zijn stem. Dit verandert echter niks aan de uitslag van de stemming. Ook kan elk lid dat bij de vergadering aanwezig vragen om een aantekening in de notulen dat hij tegen het voorstel heeft gestemd of niet aan de stemming heeft deelgenomen.

Artikel 38 Stemmen over moties en amendementen

Er wordt eerst gestemd over de amendementen, dan over de moties en dan over raadsvoorstellen. De gedachte hierachter is dat eerst wordt gestemd over de meest verstrekkende wijziging, c.q. uitspraak. Als er meerdere moties en/of meerdere amendementen zijn, dan wordt daar in het algemeen over gestemd in volgorde van indienen. De voorzitter bepaalt in welke volgorde over moties en amendementen wordt gestemd als er meerdere zijn ingediend bij een agendapunt.

Artikel 39 Stemmen over personen

Het eerste lid regelt dat stemmen over personen plaatsvindt, zoals is bepaald in artikel 31 van de Gemeentewet. Daar staat dat de stemming over personen voor het doen van benoemingen, voordrachten of aanbevelingen geheim is. Bij het staken van de stemmen wordt in dezelfde vergadering een herstemming gehouden. Staken de stemmen opnieuw, dan beslist het lot.

Het tweede lid van dit artikel regelt hoe een beslissing door het lot plaatsvindt.

Opgemerkt dient te worden dat indien raadsleden genomineerd worden voor de functie van wethouder er sprake is van een vrije stemming en niet van een voordracht. De beoogd wethouder mag meestemmen over zijn eigen benoeming. Een voorstel tot benoeming gaat hem persoonlijk aan ‘wanneer hij behoort tot de personen tot wie de keuze door een voordracht of bij een herstemming is beperkt”(artikel 28 lid 3 van de Gemeentewet). Dat is in dit geval niet aan de orde, omdat er ook op een andere persoon kan worden gestemd.

Artikel 40 Besloten vergadering, notulen en geheimhouding

Lid 1 bepaalt dat de bepalingen van deze werkwijze van overeenkomstige toepassing zijn op een raadsvergadering achter gesloten deuren. Denk daarbij onder meer aan de bepalingen omtrent het tijdig verzenden van de stukken, het recht van amendement, het recht van motie en het maken van een verslag. De bepalingen van het reglement/de verordening zijn echter niet van toepassing voor zover die strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering. Zo zullen er bijvoorbeeld geen beeld- en geluidsregistraties voor openbaar gebruik gemaakt kunnen worden. In artikel 23 van de Gemeentewet zijn procedurevoorschriften opgenomen voor ‘het sluiten van de deuren’, de wijze waarop een vergadering een besloten vergadering wordt.

In lid 2 wordt uitwerking gegeven aan artikel 23 lid 4 van de Gemeentewet. In overeen-stemming met de bepaling over het verslag van de raadsvergadering is de griffier ook verantwoordelijk voor het verslag van een besloten vergadering. Dit verslag ligt ter inzage bij de griffier.

In lid 3 is aangegeven dat de raad, ten aanzien van de stukken die betrekking hebben op een besloten vergadering en het behandelde zal moeten besluiten of geheimhouding als bedoeld in artikelen 25, 55 en 86 van de Gemeentewet wordt opgelegd.

Lid 4 gaat over het opheffen van de geheimhouding. Volgens de Gemeentewet heeft de raad de mogelijkheid om de geheimhouding van stukken op te heffen, ook van stukken die niet per se aan de raad behoeven te zijn overgelegd. Het kan bijvoorbeeld gaan om de situatie dat de burgemeester geheimhouding heeft opgelegd ten aanzien van de stukken die hij aan de raadscommissie heeft overgelegd. De raadscommissie kan dan aan de raad verzoeken de geheimhouding op te heffen (indien de burgemeester daar niet toe bereid is). In dit lid is ter zake een overlegverplichting opgenomen, waardoor recht wordt gedaan aan het principe van hoor en wederhoor.

Op grond van artikel 25 lid 3 en 4 van de Gemeentewet kan geheimhouding worden opgelegd door het college, de burgemeester en een commissie, ieder ten aanzien van stukken die zij aan de raad of aan leden van de raad overleggen. De opgelegde geheimhouding met betrekking tot aan de raad overgelegde stukken vervalt, indien de raad de oplegging niet in zijn eerstvolgende vergadering die volgens de presentielijst door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden is bezocht, wordt bekrachtigd.

Als de raad niet van plan is de opgelegde geheimhouding te bekrachtigen, kan het orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd, in een besloten vergadering met de raad overleg voeren. Deze besloten vergadering kan dan gaan om de vraag waarom de raad de geheimhouding wil opheffen door deze niet te bekrachtigen.

Raadsinstrumenten

Artikel 41 Initiatiefvoorstel

Het is de taak van het college om voorstellen aan de raad voor te leggen. Raadsleden kunnen echter ook zelf een voorstel voor een verordening of een beslissing ter behandeling bij de raad indienen. Hiervoor is het recht van initiatief toegekend. Dit is uitgewerkt in artikel 147a lid 1 van de Gemeentewet.

Dit artikel regelt de wijze waarop een raadslid een initiatiefvoorstel voor behandeling kan indienen. Een sjabloon voor een initiatiefvoorstel is beschikbaar op RaadsWeb.

Artikel 42 Amendementen

Leden van de raad kunnen aan de raad wijzigingen op het voorstel van het college of op initiatiefvoorstellen indienen, de zogenaamde amendementen. Het recht van amendement is neergelegd in artikel 147b van de Gemeentewet. Dit artikel verplicht de raad nadere regels te stellen voor de wijze waarop een amendement wordt ingediend en behandeld. Die nadere regels staan in dit artikel.

Een amendement bevat de volgende elementen:

  • a.

    Het noemen van het voorstel dat het raadslid wilt wijzigen;

  • b.

    Aangeven wat precies moet worden geschrapt, toegevoegd dan wel veranderd;

  • c.

    Een korte toelichting of motivering.

Amendementen moeten volgens lid 1 zo geredigeerd zijn dat zij naar de vorm direct kunnen worden opgenomen in het voorstel waar zij betrekking op hebben. De tekst en de plaats moeten precies worden opgenomen in het amendement, omdat het amendement in de tekst van het besluit wordt toegevoegd en feitelijk het besluit wordt. Het is wat de raad wil, wat de raad besluit en heeft dus rechtsgeldigheid.

Het sjabloon voor een amendement staat op RaadsWeb. De afspraak is om amendementen die een fractie voornemens is in te dienen bij een raadsvergadering uiterlijk de zondag voorafgaand aan de raadsvergadering aan te leveren bij de griffie. De griffie plaatst de amendementen op RaadsWeb, zodat de andere fracties er kennis van kunnen nemen en kunnen bepalen of zij het amendement mede willen indienen of steunen.

Artikel 43 Moties

Een motie is een voorstel tot het doen van een uitspraak. Het kan gaan om het uitspreken van een wens (van inhoudelijke, politieke, procedurele aard), het uitspreken van instemming dan wel afkeuring over bepaalde ontwikkelingen of om het doen van een verzoek. Een motie betreft dus niet een concreet besluit dat op rechtsgevolg is gericht. Een motie heeft geen juridische betekenis, maar wel een politieke. Burgemeester en wethouders zijn formeel niet aan een motie gebonden of tot uitvoering ervan verplicht, maar het naast zich neerleggen van een motie door het college kan wel tot een vertrouwensbreuk tussen raad en college leiden.

Over een motie wordt een apart besluit genomen. Voor de beraadslaging over een motie over een aanhangig onderwerp geldt dat deze niet plaatsvindt in afzonderlijke termijnen, maar gelijktijdig met de beraadslaging over het onderwerp waarop de motie betrekking heeft. Dit is uitgewerkt in lid 2.

Een besluit over een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt volgens lid 3 aan het einde van de vergadering plaats. Voor de behandeling van een actuele motie wordt in totaal twintig minuten uitgetrokken: twee minuten per fractie en twee minuten voor het college.

Het sjabloon voor een motie staat op RaadsWeb. De afspraak is om moties die een fractie voornemens is in te dienen bij een raadsvergadering uiterlijk de zondag voorafgaand aan de raadsvergadering aan te leveren bij de griffie. De griffie plaatst de moties op RaadsWeb, zodat de andere fracties er kennis van kunnen nemen en kunnen bepalen of zij de motie mede willen indienen of steunen.

Tot slot. Wanneer de raad met een motie het vertrouwen in een wethouder opzegt, is het aan de wethouder om zijn ontslag in te dienen. Doet de wethouder dat niet, dan dient de raad actie te ondernemen door de wethouder te ontslaan.

Artikel 44 Interpellatie

Dit artikel stelt nadere regels bij artikel 155 lid 2 van de Gemeentewet. Het interpellatierecht ligt in het verlengde van het mondelinge vragenrecht. Het gaat om een recht van een volksvertegenwoordiger om tijdens een vergadering over een niet geagendeerd onderwerp inlichtingen aan het college of de burgemeester te vragen. Daarvoor is toestemming van de raad nodig. Het recht van interpellatie versterkt de vertegenwoordigende en controlerende functie van de raadsleden.

Interpellatie moet vooraf worden aangevraagd (lid 1) en de raad beslist met meerderheid van stemmen of de interpellatie al dan niet wordt toegelaten (lid 2). De behandeling van een interpellatie geschied in termijnen (lid 3) en er kunnen moties en amendementen bij worden ingediend. Interpellatie strekt daarmee verder dan mondelinge vragen.

Artikel 45 Schriftelijke vragen

Het vragenrecht geeft aan de leden van de raad het recht informatie te vragen over aangelegenheden die tot de bevoegdheid van het college of de burgemeester behoren. Het karakter van deze vragen is primair van informatieve strekking.

De verantwoordelijke portefeuillehouder dient de vragensteller gemotiveerd in kennis te stellen als de beantwoording niet binnen de gestelde termijn kan plaatsvinden. Indien de vragensteller van mening is dat de beantwoording van de vragen tot een besluit van de raad moet leiden, kan hij het recht van initiatief of van interpellatie benutten om het onderwerp of het voorstel op de agenda van de raad te krijgen.

Artikel 46 Mondelinge vragen

Raadsleden kunnen aan het begin van de raadsvergadering mondelinge vragen stellen aan het college of de burgemeester over het door het college of een lid van dat college gevoerde bestuur over een actueel onderwerp. Deze vragen moeten 24 uur vóór de raadsvergadering bij de griffie worden ingediend. De griffier stuurt deze vragen door aan de voorzitter en het college van B&W, zodat de beantwoording van de vragen kan worden voorbereid. Vanwege het politieke belang en het karakter van de vragen, worden deze vragen wel aan het college gestuurd, maar niet aan de raad.

De voorzitter bewaakt de actualiteit van het vragenrecht en mag weigeren om vragen die te algemeen van aard zijn of vragen waarbij het aan actualiteit ontbreekt aan de orde te stellen. Als dat het geval is, meldt de voorzitter dat aan het begin van de vergadering.

Voor de mondelinge vragen geldt de spreektijdregeling van artikel 34.

Artikel 47 Voorstel van orde

Elk raadslid kan tijdens de raadsvergadering een voorstel van orde doen aangaande de wijze, het tijdstip of de duur van de behandeling van een onderwerp dat aan de orde is. Voorbeelden van ordevoorstellen zijn een voorstel voor het wijzigen van de volgorde van behandeling, een voorstel voor een schorsing, een voorstel om een derde termijn te houden bij de behandeling van een onderwerp of een voorstel om een raadsvoorstel te splitsen. De raad beslist gelijk over de ingebrachte ordevoorstellen, waarbij een meerderheid van stemmen geldt. Indien wordt geschorst, licht de aanvrager daarna toe wat de schorsing heeft opgeleverd.

Onderzoeksrecht van de raad (enquête)

Het onderzoeksrecht van de raad is uitvoerig geregeld in de artikelen 155a tot en met 155f van de Gemeentewet. Het is een exclusief recht dat ingevolge artikel 156 lid 2 van de Gemeentewet niet overdraagbaar is. Een raadsonderzoek is vergelijkbaar met een parlementaire enquête en is het zwaarste instrument waarover de raad beschikt. Naast de enquête kan de raad ook andere onderzoeken uitvoeren. Die zijn dan vormvrij.

Artikel 48 Instellen van het onderzoek en de onderzoekscommissie

Dit artikel geeft uitvoering aan artikel 155a van de Gemeentewet, waarin onder andere is bepaald dat de raad een onderzoek kan instellen naar het door het college of burgemeester gevoerde bestuur en dat de raad daartoe een onderzoekscommissie in kan stellen.

Een raadsonderzoek richt zich op een specifiek onderwerp van lokaal belang en heeft tot doel informatie te vergaderen en kennis en inzicht te verkrijgen. Het onderzoek is het zwaarste controlemiddel van de raad en wordt pas ingezet als andere controlemiddelen van de raad (vragen, interpellatie, inlichtingenplicht van het college, gedragscodes, rekenkameronderzoeken, controle in het kader van rekening en begroting, financiële en controleverordeningen) niet toereikend zijn gebleken om de benodigde informatie te verkrijgen.

Een onderzoek is gericht op het door het college of de burgemeester gevoerde bestuur. Het handelen van derden kan niet worden onderzocht. Het kan wel ter sprake komen, maar alleen in directe relatie tot het handelen van het college of de burgemeester worden gerapporteerd. Zorgvuldigheid is daarbij geboden.

De Gemeentewet bepaalt in artikel 155a, lid 3 en 4, dat de onderzoekscommissie uit ten minste drie raadsleden bestaat en dat de raad bij de samenstelling zorgdraagt voor evenredige vertegenwoordiging van de in de raad vertegenwoordigde groeperingen. In Amstelveen is gekozen voor raadsbrede vertegenwoordiging, waarbij (alle fracties in de onderzoekscommissie zijn vertegenwoordigd. Omdat de onderzoekscommissie conform artikel 49 lid 5 van deze werkwijze besluit met meerderheid van stemmen, verdient het aanbeveling om een oneven aantal leden te benoemen om staken van stemmen te voorkomen.

Aan het eind van een raadsperiode en het aftreden van de raad wordt het onderzoek in beginsel voortgezet door dezelfde leden van de onderzoekscommissie als bij de instelling van de commissie, mits zij uiteraard ook in de nieuwe raad zijn herkozen. De nieuwe raad kan besluiten het onderzoek tussentijds te stoppen of wijziging aan te brengen in de samenstelling van de onderzoekscommissie of onderzoeksvraag. Alleen in het geval dat de gehele raad aftreedt en een geheel nieuwe raad aantreedt, dient een geheel nieuwe onderzoekscommissie te worden benoemd.

Artikel 49 Bevoegdheden van de onderzoekscommissie

Dit artikel regelt de bevoegdheden van de onderzoekscommissie. Voordat het eerste getuigenverhoor plaatsvindt besluit de commissie of getuigen al dan niet de eed of de belofte moeten afleggen alvorens verhoord te worden. Dat is conform artikel 155c lid 5 van de Gemeentewet.

In artikel 155b lid 1 van de Gemeentewet is uitgewerkt wie verplicht zijn te voldoen aan de vordering van de onderzoekscommissie tot het verschaffen van inzage in, het nemen van afschrift van of het anderszins kennis laten nemen van alle bescheidden waarover zij beschikken en waarvan naar het oordeel van de commissie inzage, afschrift of kennisneming nodig is. Het gaat om (gewezen) leden van de raad, (gewezen) burgemeesters, (gewezen) wethouders, (gewezen) leden van de rekenkamercommissie, (gewezen)leden van commissies die zijn ingesteld door de raad, het college of de burgemeester en om (gewezen) ambtenaren.

In het tweede lid van dit artikel is bepaald dat de commissie ook anderen kan verzoeken om aan het onderzoek mee te werken. Dat kan echter alleen op vrijwillige basis.

De onderzoekscommissie mag in beslotenheid met iedereen informatieve gesprekken voeren. Deze gesprekken maken geen deel uit van het onderzoek. Daarom bestaat daarvoor geen plicht tot medewerking.

Het vierde lid regelt dat de onderzoekscommissie haar bevoegdheden alleen kan uitoefenen als er minstens een vijfde van de leden van de commissie aanwezig is.

Tot slot is in het vijfde lid bepaald dat de onderzoekscommissie met meerderheid van stemmen besluit.

Artikel 50 Ambtelijke bijstand

De griffie ondersteunt de onderzoekscommissie. Als daarvoor bij de griffie onvoldoende capaciteit beschikbaar is, dan kan een beroep worden gedaan op ondersteuning vanuit de ambtelijke organisatie. In dat geval moet worden vermeden dat ambtenaren die dicht op de zaak hebben gezeten, worden ingeschakeld voor het onderzoek. De raad kan met het oog op objectiviteit en onafhankelijkheid kiezen voor de inhuur van externe ondersteuning. Elke raadsenquête brengt extra kosten met zich mee vanwege verslaglegging en extra ondersteuning. Het verdient aanbeveling om daarvoor budget beschikbaar te stellen.

Artikel 51 Zittingen

Getuigen en deskundigen worden in een openbare zitting van de onderzoekscommissie gehoord. De voorzitter brengt plaats en tijdstip van de zitting tijdig ter openbare kennis. Leden 2, 3 en 4 regelen de oproeping van de getuigen en deskundigen, de mogelijkheid die zij hebben om te verzoeken het tijdstip van de zitting te wijzigen en de beslissing van de voorzitter op dergelijke verzoeken.

In artikel 155c lid 7 van de Gemeentewet is bepaald dat de onderzoekscommissie kan besluiten een verhoor of gedeelte daarvan niet in het openbaar af te nemen. De leden en plaatsvervangende leden van de commissie bewaren geheimhouding over hetgeen hun tijdens een besloten zitting ter kennis komt. De commissie kan alleen besluiten tot een besloten verhoor als daar gewichtige redenen voor zijn.

Artikel 52 Verslaglegging zittingen

Van de zittingen van de onderzoekscommissie wordt een verslag gemaakt. In dit artikel is uitgewerkt welke elementen dit verslag moet bevatten. Het verslag wordt ondertekend door de voorzitter van de onderzoekscommissie en de commissiesecretaris. Het betreft een openbaar verslag, tenzij het gaat om een verslag van een besloten verhoor.

Artikel 53 Beraadslagingen

De commissie beraadslaagt indien een lid dat nodig acht. Beraadslaging vindt plaats achter gesloten deuren, omdat de inhoud zich mogelijk niet voor openbaarheid leent. Het kan dan bijvoorbeeld gaan over ondervragingsmethoden, het vrij kunnen spreken over personen en hetgeen door hen naar voren is gebracht.

Artikel 54 Afronding onderzoek

Als het onderzoek is afgerond, legt de onderzoekscommissie haar bevindingen voor aan de raad. Dit gebeurt met een initiatiefvoorstel, dat op de gebruikelijke wijze wordt behandeld in de commissie en de raad. De raad bepaalt wat hij met de uitkomsten van het onderzoek doet.

Vertegenwoordiging gemeentebestuur in gemeenschappelijke regelingen

Artikel 55 Zittingsperiode

Een vertegenwoordiger wordt in de regel benoemd voor een periode die overeenkomt met de zittingsduur van de raad, tenzij dat anders is bepaald. Als een vertegenwoordiger geen raadslid of wethouder meer is, is hij geen vertegenwoordiger meer. Als een vertegenwoordiger gaandeweg de zittingsperiode stopt, dan wordt de vacature zo spoedig mogelijk ingevuld. De opvolger treedt dan aan voor de resterende zittingsperiode.

Artikel 56 Verslag en verantwoording door afvaardiging raad

Als een raadslid of wethouder optreedt als vertegenwoordiger van het gemeentebestuur in gemeenschappelijke regelingen, ligt het voor de hand dat van die vertegenwoordiging verslag wordt gedaan. Een afgevaardigde kan in de vergadering van de betreffende raadscommissie verslag doen en vragen beantwoorden. Dit kan bij het vaste agendapunt ‘Regionale aangelegenheden’.

In dit artikel is geregeld dat elk raadslid de afgevaardigde schriftelijke vragen kan stellen (lid 2).

Een raadslid kan een afgevaardigde ter verantwoording willen roepen over zijn wijze van functioneren. Het is echter de raad die besluit of dat al dan niet wordt toegestaan (lid 3). Het kan zijn dat de raad het vertrouwen opzegt in de afgevaardigde. Dan moet de raad dat als zodanig verklaren. Beraadslaging over een voorstel tot ontslag van deze afgevaardigde kan dan niet direct plaatsvinden. Tussen de verklaring van het opzeggen van het vertrouwen en de beraadslaging moet ten minste veertien dagen zitten.

Rekeningencommissie

Artikel 57 Rechten en bevoegdheden rekeningencommissie

De rekeningencommissie doet onderzoek naar de getrouwheid en de rechtmatigheid van de door het college opgestelde programmarekening. Lid 1 en 3 zorgen ervoor dat de rekeningencommissie daarbij kan beschikken over de stukken die voor het onderzoek nodig zijn. Naast de stukken kan de commissie ook inlichtingen vragen aan de burgemeester, het college of ambtenaren van de gemeente. Dat is geregeld in het tweede lid. De commissie kan deze personen voor mondelinge inlichtingen uitnodigen voor een vergadering. De rekeningencommissie mag ook bij externe deskundigen advies of inlichtingen inwinnen en hen uitnodigen voor vergaderingen. Deze bepaling is bijvoorbeeld van belang voor het overleg van de rekeningencommissie met de accountant die de wettelijke controle op de programmarekening uitvoert.

Artikel 58 Geheimhouding rekeningencommissie

Dit artikel regelt de geheimhouding die de rekeningencommissie kan opleggen over het in de vergadering behandelde of over de inhoud van de stukken die aan de commissie worden overlegd. Dat kan op grond van een belang genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur. De geheimhouding blijft van kracht totdat de commissie die opheft. Raadsleden mogen inzage krijgen in stukken waarop door de commissie geheimhouding is gelegd. In dat geval zijn de raadsleden ook gebonden aan de geheimhouding.

Het tweede lid borgt dat ook andere organen geheimhouding kunnen opleggen op stukken die aan de commissie worden overlegd, namelijk de voorzitter van de commissie, het college of de burgemeester. De geheimhouding geldt dan totdat het orgaan dat de verplichting heeft opgelegd haar opheft. Dit is geregeld in het tweede lid.

Ondersteuning en bijstand

Artikel 59 Fractievergoeding

Elke fractie krijgt een fractievergoeding. Deze vergoeding bestaat uit een vast gedeelte, dat voor iedere fractie gelijk is en een variabel gedeelte. Dat variabele gedeelte wordt bepaald door de omvang van de fractie. Het presidium kan voorstellen doen over de hoogte en de besteding van de fractievergoedingen.

Artikel 60 Verzoeken om ambtelijke bijstand

De raad, de fracties of individuele raadsleden kunnen verzoeken om ambtelijke bijstand. Deze verzoeken kunnen zij neerleggen bij de griffier. De griffier verleent de gevraagde bijstand of verwijst door naar de ambtelijke organisatie. De afspraak is dat deze bijstand bij voorrang wordt verleend. Als de gevraagde inzet heel groot is en het belang van de dienst dat niet toelaat, dan deelt de gemeentesecretaris dat mee aan de verzoeker en aan de voorzitter van de raad. Daarbij moet hij ook aangeven waarom de gevraagde bijstand niet kan worden verleend (lid 3). Als de verzoeker daartegen bezwaar heeft, kan hij dat kenbaar maken bij de voorzitter van de raad. Als de voorzitter van de raad dezelfde mening is toegedaan als de gemeentesecretaris, dan kan de verzoeker nog een motie indienen in de raad, waarin door de raad prioriteit wordt uitgesproken voor het onderwerp waarop de gevraagde bijstand betrekking heeft. Deze mogelijkheden zijn geregeld in lid 4.

Overige bepalingen

Artikel 61 Slotbepalingen en citeertitel

Dit artikel behoeft geen toelichting.