Ambtsinstructie Leerplicht gemeente Asten 2016

Geldend van 26-04-2016 t/m heden

Intitulé

Ambtsinstructie Leerplicht gemeente Asten 2016

Inleiding

De wijze waarop de leerplichtambtenaren hun taak uitvoeren dient te worden vastgelegd in een Ambtsinstructie Leerplicht (verder te noemen: ambtsinstructie). De grondslag voor deze ambtsinstructie staat in artikel 16 lid 4 van de Leerplichtwet 1969 (LPW). In dit artikel staat dat het college van burgemeester en wethouders een instructie vaststellen voor deze ambtenaren, die ten minste bevat:

  • 1.

    de wijze waarop de ambtenaren aan de in de artikelen 14, derde lid (vrijstelling andere gewichtige omstandigheden), 22, 23 bedoelde taken (onderzoek door de leerplichtambtenaar en kennisgeving bij overtreding arbeidsverbod) uitvoering geven;

  • 2.

    de wijze waarop de gevallen van schoolverzuim die ter kennis van de gemeente worden gebracht, worden behandeld;

  • 3.

    de wijze waarop de ambtenaren bij de uitvoering van hun taken overleg plegen en samenwerken met hun ambtsgenoten van de omliggende gemeenten;

  • 4.

    de aanwijzing van de diensten en instellingen waarmee de ambtenaren bij de uitvoering van hun taken dienen samen te werken;

  • 5.

    een meldcode waarin stapsgewijs wordt aangegeven hoe de ambtenaren bij de

uitvoering van hun taken omgaan met signalen van huiselijk geweld of

kindermishandeling en die er redelijkerwijs aan bijdraagt dat zo snel en adequaat mogelijk hulp kan worden geboden.

 

De functie van de leerplichtambtenaar is geen statisch geheel en ondervindt door de jaren heen wijzigingen zowel inhoudelijk binnen de functie als binnen de samenwerking met de betrokken instellingen, organisaties en de gemeenten in de regio. Daarom is het aan te bevelen de instructie regelmatig te actualiseren. 

 

De huidige ambtsinstructie van de gemeente Asten dateert van juni 2011. Sinds juni 2011 hebben zich diverse ontwikkelingen voorgedaan die van invloed zijn op de werkwijze van de leerplichtambtenaar en die vragen om aanpassing van de huidige ambtsinstructie, zoals:

  • 1.

    Invoering centrale leerplichtadministratie regio Zuidoost Brabant;

  • 2.

    Enkele wijzigingen binnen de LPW;

  • 3.

    De regionale samenwerking met collega’s uit de Peelgemeenten en de gemeenten in de regio Zuidoost Brabant en

  • 4.

    De invoering van de transitie jeugdzorg en passend onderwijs.

 

Voor u ligt de nieuwe ambtsinstructie 2016. De ambtsinstructie is opgesteld om de gewenste werkwijze met betrekking tot het toezicht op de naleving van de LPW zo duidelijk mogelijk, en toegesneden op de situatie in de regio, vast te leggen.

 

De ambtsinstructie kent de volgende hoofdstukken:

1.  Ambtsinstructie en leerplichtambtenaar; 2.  Missie, visie en beleidsuitgangspunten; 3.  Instrumenten leerplicht; 4.  Algemene informatie; 5.  Wettelijke taken verzuim; 6.  Wettelijke taken vrijstelling en verlof; 7.  Regionale meld- en coördinatiefunctie voorkomen voortijdig schoolverlaten; 8. Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling; 9.  Samenwerking regio Zuidoost Brabant; 10.Samenwerking met diensten en instellingen; 11.Jaarverslag leerplicht en beleidsontwikkeling; 12.Privacy- en klachtenprocedure;

13.Slotbepalingen.  

 

De ambtsinstructie 2016 is met de kennis van 2015 opgesteld. Vanwege de prilheid van de grote decentralisaties kan het gewenst zijn om de instructie op basis van voortschrijdende inzichten de komende tijd verder aan te scherpen. Een frequente evaluatie voor de komende jaren wordt dan ook aanbevolen.

 

De 6 Peelgemeenten gaan werken met dezelfde ambtsinstructie. Hierover zijn afspraken gemaakt in het POHO Jeugd van 10 december 2015. Een eenduidige werkwijze moet bijdragen aan het realiseren van een sluitende keten rondom jeugd. De Peelgemeenten hebben immers te maken met grensoverschrijdende jongeren. Met name in het belang van de jongeren moet door alle betrokkenen ingezet worden om het afbreken van een schoolloopbaan te voorkomen.

 

De moderne leerplichtambtenaar is niet meer zoals voorheen alleen een procesbewaker die er op toeziet dat kinderen voldoen aan de leerplichtwet. De moderne leerplichtambtenaar is een spin in het ‘netwerk’ web, die zowel vanuit toezicht, handhaving en preventie opereert. De moderne leerplichtambtenaar draagt kennis van de nieuwe context (wet passend onderwijs, jeugdhulp etc.) en zorgt ervoor dat actoren uit onderwijs, jeugdhulp en vooral ook ouders en kinderen hun verantwoordelijkheid nemen. 

Begripsbepalingen en afkortingen

In deze instructie wordt verstaan onder:

Absoluut verzuim

Bij absoluut verzuim van de leerplicht geldt dat een jongere niet staat ingeschreven bij een school in overeenstemming met de bepalingen van de Leerplichtwet (LPW) (artikel 2, lid 1 LPW).

ACT

Adviescommissie toewijzigingen van het Samenwerkingsverband Helmond-Peelland VO: adviseert het bestuur van het betreffende samenwerkingsverband over a. toewijzing van extra ondersteuning (zoals onder andere toelaatbaarheidsverklaring (tlv) voortgezet speciaal onderwijs (vso) of ambulante ondersteuning. en b. Toewijzing van leerwegondersteunend onderwijs (lwoo) of tlv praktijkonderwijs (pro).

Administratief medewerker

De ambtenaar die belast is met de ondersteuning van de leerplichtambtenaar, onder andere door het verrichten van de leerlingenadministratie en controle.

Beleidsregel

Een bij besluit vastgestelde algemene regel, niet zijnde een algemeen verbindend voorschrift, omtrent de afweging van belangen, de vaststelling van feiten of de uitleg van wettelijke voorschriften bij het gebruik van een bevoegdheid van een bestuursorgaan. (artikel 1:3 lid 4 van de Algemene wet bestuursrecht).

CJG

Centrum voor Jeugd en Gezin: bij de opvoedondersteuners kunnen ouders, kinderen, jongeren tot 23 jaar en professionals terecht met vragen over opvoeden en opgroeien.

College

Burgemeesters en wethouders van de gemeente.

Leerplichtambtenaar

De ambtenaar, door de gemeente benoemd in de functie van leerplichtambtenaar, die de eed of belofte als bedoeld in artikel 16 van de wet heeft afgelegd.

Directeur

Hoofd in de zin van artikel 1 onder d van de wet, dat wil zeggen degene die met de leiding van de school of de instelling is belast/ het bevoegd gezag van de school.

DUO

Dienst Uitvoering Onderwijs.

Ingrado

De landelijke brancheorganisatie voor leerplicht en voortijdig schoolverlaten (Regionale Meld- en coördinatiefunctie voorkomen voortijdig schoolverlaten, afgekort RMC).

JCO

Justitieel casus overleg-Leerplicht.

Jongere

Een persoon in de leeftijd van vijf tot achttien jaar die leerplichtig of kwalificatieplichtig is.

K2J

Key2Jongerenmonitor (=onderwijsregistratieapplicatie).

kwalificatieplicht

Aansluitend op de leerplichtige leeftijd (einde schooljaar waarin de jongere 16 jaar is geworden) is de jongere ‘kwalificatieplichtig’. De kwalificatieplicht duurt tot achttien jaar, tenzij hij een startkwalificatie heeft behaald.

Leerplicht

Alle kinderen tussen de 5 en 16 jaar die in Nederland wonen zijn leerplichtig. Zij moeten onderwijs volgen. Kinderen moeten uiterlijk de 1ste dag van de nieuwe maand nadat zij 5 zijn geworden naar school.

luxe verzuim

(relatief verzuim)

Ongeoorloofde afwezigheid, indien ouders hun kinderen mee op vakantie nemen zonder toestemming van de schoolleiding.

Mandaat

Volmacht.

OCW

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen.

Ouders

De in artikel 2, eerste lid, van de wet bedoelde personen. Dit kunnen, afhankelijk van de situatie van het kind ook de feitelijk verzorger of voogd zijn.

Regio Zuidoost Brabant

21 gemeenten:

Helmond en de Peelgemeenten Asten, Deurne, Gemert-Bakel, Laarbeek, Someren

Eindhoven/De Kempen: Eindhoven, Best, Heeze-Leende, Nuenen, Oirschot, Son en Breugel, Veldhoven, Waalre, Bergeijk, Bladel, Cranendonck, Eersel, Reusel-De Mierden, Geldrop-Mierlo, Valkenswaard.

Signaal verzuim (relatief verzuim)

Ongeoorloofde afwezigheid, met een veelal problematische achtergrond.

Startkwalificatie

Een startkwalificatie is (minimaal) een VWO-diploma, HAVO-diploma of een MBO-diploma op niveau 2 of hoger.

Transactie

Het onder bepaalde omstandigheden ter voorkoming van strafvervolging voldoen aan een of meer door de opsporingsambtenaar /politie of het Openbaar Ministerie (officier van justitie) gestelde voorwaarden, zoals het betalen van een geldsom ('boete'), waardoor het recht tot strafvervolging vervalt.

Wet

De Leerplichtwet 1969 (LPW).

Wettelijk verzuim

Verzuim van zestien uur les- en/of praktijktijd, gedurende een periode van vier aaneengesloten weken.

Zorg voor Jeugd

Verwijsindex risicojongeren.

Hoofdstuk 1 Ambtsinstructie en leerplichtambtenaar

Naast het waarborgen van het recht op onderwijs, welke op grond van internationale verdragen een taak van de overheid is, heeft de overheid ook een taak om te waarborgen dat de jongeren van dat recht op onderwijs gebruik kunnen maken.

Om te borgen dat jongeren van het recht op onderwijs gebruik maken is de Leerplichtwet 1969 (LPW) van kracht. Deze wet geeft voor het uitoefenen van deze taak een aantal voorschriften. Het is de opdracht aan burgemeester en wethouders van de gemeente om de uitvoering van deze taak mogelijk te maken. De kern van deze taak ligt in het bijdragen aan een zo optimaal mogelijke schoolloopbaan van jongeren.

1.1 Ambtsinstructie Leerplicht

De Ambtsinstructie Leerplicht moet in nauwe samenhang met de wetgeving gelezen worden. Met wetgeving wordt hier niet alleen op de LPW en de onderwijswetten gedoeld, maar ook op andere relevante wetgeving, zoals zoals de Algemene wet bestuursrecht (Awb), het Wetboek van Strafrecht, Wetboek van strafvordering en de Wet bescherming persoonsregistratie (Wbp).

De LPW legt de primaire taken en bevoegdheden van de uitvoering van deze wet bij burgemeester en wethouders. De LPW geeft in artikel 16 LPW aan dat voor de uitoefening van die taken één of meer leerplichtambtenaren moeten te worden aangewezen. In ditzelfde artikel wordt de grondslag van de ambtsinstructie beschreven, namelijk in artikel 16 lid 4 LPW. Daar staat de opdracht aan het college van burgemeester en wethouders geformuleerd, om de taak en functie van de leerplichtambtenaar te omschrijven in een instructie:

  • a.

    de wijze waarop de ambtenaren aan de in de artikelen 14, derde lid (vrijstelling andere gewichtige omstandigheden), 22, 23 bedoelde taken (onderzoek door de leerplichtambtenaar en kennisgeving bij overtreding arbeidsverbod) uitvoering geven;

  • b.

    de wijze waarop de gevallen van schoolverzuim die ter kennis van de gemeente worden gebracht, worden behandeld;

  • c.

    de wijze waarop de ambtenaren bij de uitvoering van hun taken overleg plegen en samenwerken met hun ambtsgenoten van de omliggende gemeenten;

  • d.

    de aanwijzing van de diensten en instellingen waarmee de ambtenaren bij de uitvoering van hun taken moeten samen te werken;

  • e.

    een meldcode waarin stapsgewijs wordt aangegeven hoe de ambtenaren bij de uitvoering van taken omgaan met signalen van huiselijk geweld of kindermishandeling en die er redelijkerwijs aan bijdraagt dat zo snel en adequaat mogelijk hulp kan worden geboden.

Met het opnemen van een instructie voor de leerplichtambtenaar beoogt de wetgever dat het toezicht op naleving van de LPW een steviger positie krijgt op de bestuurlijke agenda van de gemeente.

Door ten aanzien van een aantal concrete taken uit de LPW samen te werken tussen gemeenten kan worden voorkomen dat een ieder zelf 'het wiel uit moet vinden'. Daarnaast kan samenwerking tussen gemeenten leiden tot het vergroten van deskundigheid en uniformiteit ten aanzien van de manier waarop de LPW wordt uitgevoerd.

1.2 De leerplichtambtenaar

De Ambtsinstructie Leerplicht is allereerst een werkdocument voor de leerplichtambtenaar. Volgens artikel 16 lid 1 LPW is het toezicht op de naleving van de LPW aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente opgedragen. Tevens staat in dit lid dat zij daartoe één of meerdere ambtenaren als toezichthouders aanwijzen. In lid 2 staat dat deze ambtenaren de eed of de belofte moeten afleggen voordat zij hun ambt aanvaarden. Om deze reden is in artikel 9 van de Leerplichtregeling 1995 de ambtseed opgenomen. Volgens lid 3 zijn leerplichtambtenaren bevoegd hun taak uit te oefenen ten aanzien van leerlingen die in Nederland wonen of verblijfplaats hebben. Lid 4 gaat, zoals hierboven beschreven, over de inhoud van de ambtsinstructie.

Volgens artikel 16 lid 5 gaat de ambtsinstructie ervan uit dat de leerplichtambtenaar over de bevoegdheid van buitengewoon opsporingsambtenaar (BOA) beschikt, omdat voor de strafrechtelijke handhaving de medewerking van de politie niet meer mogelijk is.

De leerplichtambtenaar heeft binnen de uitvoering van de LPW, zowel met het bestuursrecht als het strafrecht te maken. Bij de uitvoering van taken kan de leerplichtambtenaar de rol vervullen van zowel toezichthouder als handhaver. Vervult de leerplichtambtenaar de rol van toezichthouder dan is het bestuursrecht en dus de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing. Dus ook afdeling 5.2 Awb: toezicht op de naleving. Vanuit de Awb zijn een aantal bepalingen van deze wet, die op een toezichthouder in het algemeen betrekking hebben, ook op de leerplichtambtenaren van toepassing.

Vervult de leerplichtambtenaar de rol van handhaver (BOA) dan is het het Wetboek van Strafvordering (WvSv) op de handelingen en beslissingen van de leerplichtambtenaar van toepassing (zie ook art. 1:6 Awb).

De leerplichtambtenaar in de gemeente Asten heeft het mandaat met betrekking tot de uitvoering van de artikelen uit de LPW met uitzondering van artikel 16: het aanwijzen van leerplichtambtenaren.

De ambtsinstructie is dus allereerst een document voor de leerplichtambtenaar. Ten tweede kan ook de burger er bepaalde rechten aan ontlenen. De ambtsinstructie is een beleidsstuk en bevat richtlijnen. De burger, jongeren, ouders, scholen en andere betrokkenen moeten de ambtsinstructie erop na kunnen slaan om te zien hoe zij behandeld zullen worden en wat hun rechten en hun plichten zijn.

Hoofdstuk 2 Missie, visie en beleidsuitgangspunten

Missie

De missie van de gemeente Asten is het waarborgen van het recht op onderwijs van

5-23 jarigen. Door onderwijs kunnen jongeren zich ontplooien en ontwikkelen. Door het behalen van een startkwalificatie zijn zij toegerust om zelfstandig op de arbeidsmarkt en in de maatschappij te participeren.

Visie

We kiezen voor een proactieve aanpak en werken:

  • -

    in samenwerking: met betrokken instellingen, organisaties en gemeenten wordt samengewerkt, met een sluitende integrale aanpak tot doel;

  • -

    met een sluitende administratie: basis voor het voorkomen en bestrijden van verzuim en schooluitval is een snelle signalering en registratie. Daarmee kan ieder verzuim of voortijdig schoolverlaten tijdig in beeld komen en blijven;

  • -

    preventief: door middel van snelle actie kan verzuim voorkomen worden; nauwe samenwerking met scholen is daarbij belangrijk;

  • -

    curatief: als leerlingen toch uitvallen dan zorgt leerplicht voor een snelle en effectieve benadering, bij voorkeur gericht op terugkeer naar het onderwijs;

  • -

    handhaving: indien noodzakelijk/nodig zal gehandhaafd worden;

en daarbij geven we vooral prioriteit aan preventie, dit ter voorkoming en vroegtijdige bestrijding van schoolverzuim.

De LPW is een rechtsmiddel waarmee gewaarborgd wordt dat alle jongeren tot 18 jaar in Nederland aan het onderwijs kunnen deelnemen. Het is van belang dat jongeren het onderwijs verlaten met een startkwalificatie. Voor hen voor wie dit niet mogelijk is wordt een vervangend doel gesteld namelijk zelfstandige deelname aan de samenleving. Daarnaast legt de LPW de prioriteit bij het voorkomen van schoolverzuim.

2.1 Samenwerking met als doel een sluitende integrale aanpak

Een belangrijk aspect binnen het jeugdbeleid in Asten is het vormen van een sluitende keten rondom jongeren. Voorkomen moet worden dat jongeren buiten de boot vallen. Leerplicht vormt een van de schakels in deze sluitende keten. Met name in het belang van de jongere moet door alle betrokkenen ingezet worden om het afbreken van een schoolloopbaan te voorkomen. De activiteiten die in dat verband ondernomen worden, vallen onder de noemer ‘maatschappelijk zorg’ en kennen een grote variatie. In individuele gevallen krijgen leerplichtambtenaren met jongeren en gezinnen te maken en leggen waar nodig contacten met vrijwillige dan wel verplichte jeugdhulp.

De aanwijzing van instellingen en organisaties waarmee de leerplichtambtenaar samenwerkt dient in de instructie te worden opgenomen om te bewerkstelligen dat de uitvoering van de LPW het karakter krijgt van maatschappelijke zorg. In die zin ligt er een taak voor de leerplichtambtenaar om contacten te onderhouden met instellingen en organisaties die een taak vervullen bij het vormen van een sluitende keten rondom jongeren.

Daar waar het verzuim van leer- en kwalificatieplichtigen door allerlei problemen kan worden veroorzaakt, is het noodzakelijk dat de leerplichtambtenaar met deze instellingen en organisaties samenwerkt (zie ook hoofdstuk 9 en 10).

2.2 Sluitende administratie

Voor een gemeente is het van groot belang een sluitende administratie te hebben. Het is een onmisbaar instrument bij verzuim, voortijdig schoolverlaten en handhaving, maar ook bij signaleren en informeren.

Om de leerplichtambtenaar in zijn taken te ondersteunen heeft de gemeente Asten er voor gekozen om de leerplichtige jongeren actueel in beeld te houden via een onderwijsregistratie-applicatie Key2Jongerenmonitor (K2J). Met ingang van 1 januari 2012 is de centrale leerlingregistratie ingevoerd voor de gehele regio Zuidoost Brabant (21 gemeenten), waardoor op een eenduidige manier geregistreerd kan worden en systemen regionaal aan elkaar gekoppeld zijn.

Registratie en monitoring garandeert goed zicht op individuele leerlinggegevens en schoolloopbanen. Ook het verzamelen van management- en beleidsinformatie voor onderwijs(achterstanden)beleid en jeugdbeleid, en het waarnemen van trends en ontwikkelingen is een onderdeel van dit instrument. Vanaf 1 augustus 2009 is het digitale verzuimloket ingevoerd. Dit wordt uitgevoerd door DUO. Vanaf 1 oktober 2013 moeten ook de vrijstellingen en vervangende leerplicht worden geregistreerd in het vrijstellingenregister van DUO. Hierdoor zijn alle basisgegevens van een leerling beschikbaar op één centraal punt.

2.3 Preventief werken

Naast de uitvoering van de toezichts- en handhavingstaken door de leerplichtambtenaar stuurt de LPW er ook op aan dat de leerplichtambtenaar preventief werkt: voorkomen van schoolverzuim en voortijdig schoolverlaten. Gezien de toename van de zwaarte en complexiteit van de problematiek van jongeren en hun ouders is dit noodzakelijk. De aanvankelijke leerplichttaak op registreren en sanctioneren is de afgelopen jaren dan ook behoorlijk uitgebreid.

De gemeente Asten zet al sinds juni 2011 in op deze preventietaak. In 2011 heeft de gemeente Asten deze taak in het ‘Visiedocument leerplichtambtenaar gemeenten Asten en Someren’ vastgelegd. De leerplichtambtenaar heeft een belangrijke signaleringsfunctie en is een spin in het ‘netwerk’ web. De leerplichtambtenaar komt met veel jongeren in contact en signaleert of hoort vaak als eerste of er problemen zijn, soms zelfs voordat er sprake is van verzuim of uitval. Om deze problemen aan te pakken en te zorgen dat de jongeren de juiste en snelle ondersteuning krijgen is het noodzakelijk dat de leerplichtambtenaar kennis heeft van het ondersteunings- en jeugdhulpaanbod en samenwerkt met de coördinator CJG, opvoedondersteuner(s), zorgteams scholen en andere instellingen en organisaties. Doordat de leerplichtambtenaar nauw samenwerkt met de coördinator CJG, opvoedondersteuner(s), zorgteams scholen en andere instellingen en organisaties worden de preventieve en curatieve taken van de leerplichtambtenaar beter ondersteund en de opvolging van de signalen door de bestaande hulpverlening effectiever en efficiënter ingezet.

Van de leerplichtambtenaar wordt sinds enige jaren verwacht dat hij of zij een achtergrond heeft waardoor hij of zij alle taken vanuit de LPW: preventie, toezicht en handhaving, kwalitatief goed kan uitvoeren.

In de gemeente Asten is en wordt geen beperking aangebracht bij de uitvoering van de leerplichtwet voor de leerplichtambtenaar. Dit houdt in dat de zorg- en preventietaak volledig wordt uitgevoerd en tegelijkertijd dat de LPW wordt gehandhaafd. Dit alles met de beperking die de LPW hierbij aanbrengt via haar basisuitgangspunt, dat het in het belang moet zijn van de leerplichtige. In de praktijk kan dit inhouden dat de ambtenaar een bepaling van de LPW niet, niet direct of op een later tijdstip toepast vanwege dit genoemde belang.

2.4 Handhaving

Zoals gezegd wordt de LPW in de gemeente Asten gehandhaafd door de leerplichtambtenaar. In de Aanwijzing Leerplichtwet 1969 (vastgesteld 1999) is verwoord dat bij het Openbaar Ministerie meer het besef is gekomen dat strafrechtelijke handhaving van de LPW als één van de instrumenten gezien moet worden bij de aanpak van schoolverzuim die vaker, sneller en effectiever toegepast dient te worden. Dit met name omdat vanuit wetenschappelijk onderzoek steeds meer een relatie gelegd wordt dat verzuimsignalen bij jongeren een voorbode kunnen zijn van mogelijk crimineel gedrag. Met de ‘Handleiding voor strafvordering strafrechtelijke aanpak schoolverzuim’ heeft de leerplichtambtenaar een richtsnoer voor meer uniform handelen ten aanzien van de verschillende vormen van schoolverzuim.

De bovengenoemde Aanwijzing geeft ook aan dat er met ketenpartners samen gewerkt dient te worden. Vanuit de samenwerking met het Openbaar Ministerie is men bij het Kantongerecht zogenaamde ‘themazittingen leerplicht’ gaan organiseren, waardoor een verbetering van de uitvoering van het proces verbaal leerplicht in gang is gezet. Door deze hechtere samenwerking is een betere afdoening van het strafrechtelijk juridisch traject leerplicht tot stand gekomen. In samenwerking met het Openbaar Ministerie en de Raad voor de Kinderbescherming is het ‘Justitieel Casus Overleg – Leerplicht’ tot stand gebracht. Dit is een toegevoegde preventieve schakel voor de leerplichtige jongere tussen 12 en 18 jaar die in overtreding is in het kader van de LPW om via ‘maatwerk’ voor deze leerling het regelmatig schoolbezoek weer mogelijk te maken, waarbij ook de HALT-afdoening binnen de schoolverzuimaanpak is geïntroduceerd.

Hoofdstuk 3 Instrumenten leerplicht

Om een goede uitvoering te geven aan de LPW, hebben leerplichtambtenaren de beschikking over verschillende instrumenten, die met elkaar samenhangen: informeren, signaleren, handhaven en professionaliseren. De leerplichtambtenaar voert daarop de regie. Welke instrumenten de leerplichtambtenaar tot zijn beschikking heeft, komt voort uit de gekozen missie en visie.

Hoe er in de Peelregio uitvoering gegeven wordt aan deze 4 instrumenten wordt in dit hoofdstuk verder uitgewerkt. Schematisch ziet de uitvoering er als volgt uit:

3.1 Informeren

Informeren over de Leerplichtwet kan helpen om onbedoelde overtredingen te voorkomen. De informatie beïnvloedt dan het gedrag van jongeren, ouders, scholen, instellingen en organisaties.

Zo kan informatie over de wet ouders weerhouden van luxe verzuim. Daarbij vormt informeren ook de eerste stap in een proces, dat kan uitmonden in een sanctie (“U was gewaarschuwd.”).

Voorlichting en advies

Er wordt door de leerplichtambtenaar van de gemeente Asten bewust gestreefd naar een lage toegangsdrempel. Dit betekent dat, naast scholen, instellingen en organisaties, ook ouders en jongeren zelf de weg naar de leerplichtambtenaar moeten kunnen vinden. Mede daardoor is het vaak mogelijk om in een vroeg stadium te bemiddelen bij bijvoorbeeld een conflict tussen ouders en school, zodat voortijdig schoolverlaten voorkomen kan worden. Doordat de leerplichtambtenaar een goede samenwerkingsrelatie met de scholen nastreeft, worden zij regelmatig geconsulteerd door de school, ook voordat er sprake is van verzuim of uitval. De leerplichtambtenaar heeft een advies- en voorlichtingsfunctie voor jongeren, ouders, instellingen, organisaties en scholen omtrent schoolverzuim en voortijdig schoolverlaten. De leerplichtambtenaar geeft gerichte voorlichting over de achtergronden, preventie en aanpak van schoolverzuim en voortijdig schoolverlaten.

Leerplichtfolder en website

In de gemeenten Asten, Deurne, Gemert-Bakel, Helmond, Laarbeek, Someren en Geldrop-Mierlo is gezamenlijk een verzuim- en vakantieverloffolder opgesteld voor jongeren, ouders, scholen, instellingen en organisaties. Periodiek wordt de folder geactualiseerd. Hiernaast is ‘leerplicht’ te vinden op de gemeentelijke website waar algemene informatie met betrekking tot leerplichtzaken te vinden is. Ouders en anderen kunnen ook schriftelijk, telefonisch of persoonlijk meer specifieke informatie opvragen.

Dag van de Leerplicht

Een keer per jaar staat het recht op onderwijs in de schijnwerpers. Ingrado en het ministerie van OCW ondersteunen leerplichtambtenaren en scholen bij de organisatie van de ‘Dag van de Leerplicht’ met een praktische website. De Peelgemeenten proberen hier jaarlijks ook invulling aan te geven. Zo is er in het jaar 2015 een facebookpagina opgezet voor leerplicht: www.facebook.nl/rmc37. Hier wordt informatie gedeeld betreffende leerplicht en aanverwante thema’s.

3.2 Signaleren

Onder signaleren wordt verstaan het vroegtijdig onderkennen van signalen die wijzen op (dreigende) schooluitval. Doel is jongeren en ouders voor het onderwijs te motiveren en op een zo vroeg mogelijk tijdstip de diverse vormen van schoolverzuim en schooluitval te voorkomen. Deze taak ligt overigens niet alleen bij de leerplichtambtenaar. Goed afbakenen van deze taak voorkomt dat de leerplichtambtenaar verantwoordelijkheden van anderen overneemt. In dit kader kunnen jongeren ook preventief besproken worden, zonder dat er sprake is van een wettelijke overtreding.

Zorg- en adviesteams (ZAT) en multi disciplinair overleg (MDO)

In de regio Zuidoost Brabant functioneren op de scholen voor basisonderwijs, voor voortgezet onderwijs en het MBO, de zogenoemde zorg- en adviesteams (ZAT). Binnen deze ZAT, worden jongeren met een complexe problematiek door ketenpartners besproken. De teams komen periodiek bij elkaar, waarbij scholen, instellingen, organisaties en de leerplichtambtenaar gezamenlijk zoeken naar een oplossing voor individuele problemen van leerlingen. Het is de bedoeling dat de leerling binnen dit proces zo lang mogelijk onder de verantwoordelijkheid van de school blijft vallen. Waar de problemen van een leerling school overstijgend zijn, wordt er samen met schoolinterne en -externe deskundigen besproken wat de beste aanpak is. De leerplichtambtenaar neemt (of structureel of op afroep) deel aan deze zorgteams.

Ook kan de leerplichtambtenaar worden betrokken bij een MDO. Van een MDO is sprake als een casusregisseur van een gezin (bijv. de opvoedondersteuner, jeugd&gezinswerker, jeugdreclasseerder of jeugdbeschermer) ketenpartners bij elkaar roept om een casus mulitdisciplinair te bespreken.

Spreekuren

De leerplichtambtenaar in de gemeente Asten houdt in overleg met de school spreekuur voor leerlingen waar sprake is van beginnend verzuim. Het houden van een spreekuur is preventief. Door het beginnend verzuim zo snel mogelijk bespreekbaar te maken met jongeren en ouders kan toename van verzuim voorkomen worden en zo nodig kan vroegtijdig hulp ingeschakeld worden als er andere problemen zichtbaar worden.

Bemiddeling

Zowel de school als jongeren en ouders kunnen contact opnemen met de leerplichtambtenaar. De leerplichtambtenaar heeft een onafhankelijke positie en kan daarom optreden als bemiddelaar tussen school, jongeren, ouders en/of andere ketenpartners.

Aansluiting schoolverzuimbeleid op het lokaal onderwijsbeleid

De leerplichtambtenaar is een spin in het web. Door de vele contacten en ervaringen van de leerplichtambtenaar komt er veel kennis beschikbaar van het aanwezige en ontbrekende aanbod en meer en minder effectieve werkwijze en knelpunten in de aansluiting tussen diverse voorzieningen. Er liggen vaak raakvlakken met andere beleidsterreinen. Vanuit praktijkervaringen informeert de leerplichtambtenaar de beleidsafdeling over trends. De leerplichtambtenaar heeft vanuit het werkveld een signaalfunctie naar beleidsmakers om problemen bij het bestrijden van schoolverzuim op te lossen.

3.3 Handhaven

De bescherming van het recht op onderwijs is verankerd in de wet. Ook bij handhaving staat het voorkomen van verzuim en voortijdig schoolverlaten voorop.

Handhaven van de Leerplichtwet en ingrijpen wanneer het recht op onderwijs in het geding komt, heeft een tweeledig doel. Ten eerste (zo vroeg mogelijk) voorkomen dat leerlingen voortijdig het onderwijs verlaten of verzuimen. Ten tweede zorgen dat jongeren een startkwalificatie behalen. In hoofdstuk 1.2 en 2.4 is de handhavende rol van de leerplichtambtenaar in Asten verder beschreven.

3.4 Professionaliseren

Het is uiteraard van belang dat de leerplichtambtenaar beschikken over voldoende kennis en vaardigheden om het werk in dit complexe werkveld naar behoren uit te voeren. Het bovenstaande betekent onder meer dat de leerplichtambtenaar bevoegd moet zijn tot het opmaken van een proces-verbaal. Ze moeten dus buitengewoon opsporingsambtenaar (BOA) zijn. Binnen de gemeente Asten beschikt de leerplichtambtenaar over deze bevoegdheid. Deskundigheidsbevordering vindt plaats door het volgen van cursussen op maat die binnen de regio Zuidoost Brabant worden aangeboden. Of door landelijke cursussen die de landelijke vereniging Ingrado aanbiedt.

3.5 Registreren en monitoren

Registreren en monitoren zijn belangrijke randvoorwaarden om de vier instrumenten te kunnen uitvoeren. Zonder goede registratie en monitoring kan de leerplichtambtenaar het recht op onderwijs niet goed beschermen. In hoofdstuk 2.2 staat beschreven hoe de gemeente Asten gegevens registreert en monitort

Hoofdstuk 4 Algemene Informatie

Voordat de wettelijke taken van de leerplichtambtenaar ten aanzien van de verschillende soorten verzuim in de hoofdstukken 5 en 6 uiteengezet worden, zal allereerst op een aantal belangrijke begrippen uit de Leerplichtwet 1969 (LPW) worden ingegaan.

4.1 Verantwoordelijkheden

In artikel 2 lid 1 LPW staat dat degenen die het gezag over de jongere uitoefenen en de feitelijke verzorging voor hun rekening nemen verantwoordelijk zijn voor het naleven van deze wet. Meestal zijn dit de ouders, maar dit kunnen ook de ‘voogden’ en/of ‘feitelijke verzorgers’ zijn . Zij moeten ervoor zorgen dat hun kind op een school wordt ingeschreven en dat het kind geregeld de school bezoekt. Van jongeren vanaf twaalf jaar wordt verwacht dat zij zelf al enige mate van verantwoordelijkheid kunnen dragen en naar school gaan. Op grond van artikel 26 van de LPW kunnen dan ook zowel ouders als jongeren vanaf twaalf jaar verantwoordelijk worden gehouden, indien er sprake is van ongeoorloofd verzuim. Hiernaast heeft natuurlijk ook de school verantwoordelijkheden.

4.2 Leerplicht

Volgens artikel 3 LPW is een kind officieel leerplichtig vanaf de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin het kind vijf jaar is geworden. De meeste kinderen gaan al naar school vanaf vierjarige leeftijd. Ter verduidelijking: een kind dat op 26 februari vijf jaar wordt, is per 1 maart leerplichtig. De leerplicht duurt tot en met het einde van het schooljaar waarin het kind zestien jaar wordt. Vanaf de leerplichtige leeftijd bestaat dus voor de ouders de verplichting om te zorgen dat het kind op een school ingeschreven staat. Is er geen schoolinschrijving dan is er sprake van absoluut schoolverzuim . In die situatie stelt de leerplichtambtenaar vervolgens op grond van artikel 22 van de LPW een onderzoek in.

4.3 Kwalificatieplicht

Aansluitend op deze leerplichtige leeftijd (einde schooljaar waarin de jongere 16 jaar is geworden) is de jongere ‘kwalificatieplichtig’. De kwalificatieplicht duurt tot achttien jaar. Dit betekent dat de jongere tot zijn achttiende verjaardag naar school moet, tenzij hij een startkwalificatie heeft behaald. De jongere heeft een startkwalificatie als hij een HAVO- of VWO-diploma heeft gehaald of een diploma van een beroepsopleiding (MBO) minimaal op niveau twee. Na het behalen van een VMBO-diploma heeft een jongere dus nog geen startkwalificatie en is hij dus nog leer- of kwalificatieplichtig. Tijdens de kwalificatieplicht kiest de jongere voor een volledig schoolprogramma of hij kiest voor een combinatie van leren en werken.

Voor jongeren die een getuigschrift/diploma Praktijkonderwijs hebben, en jongeren die in het voortgezet speciaal onderwijs het arbeidsmarktgerichte uitstroomprofiel of het uitstroomprofiel dagbesteding hebben, is er een uitzondering gemaakt. Zij zijn vrijgesteld van de kwalificatieplicht. Bovenstaande staat in de artikelen 4a en 4b LPW.

Indien er geen inschrijving op een school of instelling is, dan voldoen ouders dus niet aan bovengenoemde verplichting. Er is dan sprake van absoluut schoolverzuim . Ook dan stelt de leerplichtambtenaar op grond van artikel 22 LPW een onderzoek in.

4.4 Vervangende leerplicht

Artikel 3a van de Leerplichtwet 1969

Voor een jongere die tenminste de leeftijd van veertien jaar heeft bereikt en van wie vast is komen te staan dat hij niet geschikt is om vijf dagen per week dagonderwijs te volgen, bestaat de mogelijkheid van een alternatief leertraject. Via het volgen van een aangepast onderwijsprogramma kan de jongere na een jaar weer instromen in het reguliere onderwijs. Een belangrijk onderdeel van het aangepaste leertraject is praktijkonderwijs.

Om een alternatief leertraject te mogen volgen, moet er in overleg met de directeur van de school een aanvraag voor vervangende leerplicht ingediend worden bij de gemeente waar de jongere in het bevolkingsregister staat ingeschreven. De school voegt hier een begeleidingsprogramma aan toe, dat de onderwijs- en praktijkdoelen van het kind bevat. Indien het alternatieve leertraject, door de gemeente wordt goedgekeurd, geldt deze toestemming voor de duur van één schooljaar. Dit traject kan, indien nodig, verlengd worden.

Artikel 3b van de Leerplichtwet 1969

Artikel 3b LPW geeft de mogelijkheid tot vervangende leerplicht voor jongeren die in het laatste jaar van de leerplicht zitten. Het verschil met de vervangende leerplicht, zoals deze is verwoord in artikel 3a LPW, is dat hier wordt toegestaan dat de inschrijving van de jongere aan een school voor het laatste schooljaar wordt vervangen door de inschrijving als leerling van een andere school of instelling als bedoeld in paragraaf 2a van de LPW. Deze school of instelling wordt dan ook verantwoordelijk voor de jongere. Ook in dit geval zal het verzoek tot het volgen van een dergelijk programma door de gemeente moeten worden goedgekeurd.

Artikel 3c van de Leerplichtwet 1969

Met ingang van 1 oktober 2013 moeten vrijstellingen en vervangende leerplicht worden opgenomen in het vrijstellingenregister van DUO . Met het register is het mogelijk om landelijk uniform de vrijstellingen en vervangende leerplicht op individueel niveau vast te leggen. Het gaat om vrijstellingen op grond van artikel 5 onder a, b en c, artikel 5a en artikel 15 van de Leerplichtwet. En om de vervangende leerplicht op grond van artikel 3a en 3b. De leerplichtambtenaar van de woongemeente kan voor alle onderwijsvarianten de vrijstellingen vastleggen in het register.

Het vrijstellingenregister heeft een aantal belangrijke voordelen:

  • -

    Met de registratie van de vrijstellingen Leerplichtwet wordt de 'witte vlek' vrijstellingen in de vsv-meetsystematiek weggewerkt. Jongeren die nu als vsv'er (voortijdig schoolverlater) worden gezien terwijl ze zijn vrijgesteld, worden voortaan niet langer ten onrechte als vsv'er geteld;

  • -

    De leerplichtambtenaar van de woongemeente van de jongere, kan voor alle onderwijsvarianten de vrijstellingen en vervangende leerplicht vastleggen in het register. Daardoor komt beter in beeld wie wel en wie niet op school zit;

  • -

    Jongeren met een vrijstelling of vervangende leerplicht die verhuizen, zijn voortaan zichtbaar voor de nieuwe gemeente;

  • -

    Voor scholen wordt zichtbaar dat een leerling een vrijstelling of vervangende leerplicht heeft.

Werkwijze leerplichtambtenaar

• In de LPW staat dat het college van burgemeester en wethouders beslist op een verzoek tot het toestaan van vervangende leerplicht, als bedoeld in de artikelen 3a en 3b van de wet. In de gemeente Asten is deze bevoegdheid gemandateerd aan de leerplichtambtenaar.

• Blijkt aan de leerplichtambtenaar dat een jongere vermoedelijk in de omstandigheden verkeert als bedoeld in artikel 3a dan wel 3b van de wet, dan draagt de leerplichtambtenaar er zorg voor dat de noodzakelijke gesprekken met betrekking tot het aangepaste onderwijs- en begeleidingsprogramma en de praktijktijd (artikel 3a) dan wel arbeid van lichte aard (artikel 3b) binnen 10 werkdagen worden gevoerd. De leerplichtambtenaar draagt er zorg voor dat de afspraken die in de gesprekken worden gemaakt schriftelijk worden vastgelegd. De leerplichtambtenaar draagt er zorg voor dat de vastgelegde afspraken in het leerlingendossier (K2J) worden opgenomen en draagt er zorg voor dat degenen die betrokken zijn bij het ontwerpen van het aangepaste onderwijs- en begeleidingsprogramma en de inrichting van de praktijktijd dan wel de arbeid van lichte aard binnen vijf werkdagen over de gemaakte afspraken worden geïnformeerd.

• De leerplichtambtenaar draagt er zorg voor dat het programma op voor hen begrijpelijke wijze aan de ouders en de jongere wordt uitgelegd en draagt er zorg voor dat de ouders het verzoek tot het toestaan van vervangende leerplicht ondertekenen en indienen.

4.5 Bepalen of een onderwijsvoorziening een school is in de zin van de

Leerplichtwet

Als ouders aangeven dat zij voldoen aan hun verplichtingen krachtens de LPW doordat hun kind gebruikmaakt van een niet uit de openbare kas bekostigde of aangewezen onderwijsvoorziening, dan neemt de leerplichtambtenaar contact op met de onderwijsinspectie met het verzoek een onderzoek in te stellen en binnen een in het verzoek aangegeven termijn een advies uit te brengen over de vraag of de onderwijsvoorziening kan worden beschouwd als een school in de zin van de LPW. Volgt er een advies van de onderwijsinspectie, dan volgt de leerplichtambtenaar dit advies.

Indien een school niet voldoet aan de criteria van de wet en niet langer een school in de zin van de wet is, stelt de leerplichtambtenaar de ouders van de leerlingen van de onderwijsvoorziening binnen zeven dagen schriftelijk op de hoogte van het feit dat de onderwijsvoorziening niet langer een school is als bedoeld in de wet, of verzekert de leerplichtambtenaar zich er van dat de onderwijsvoorziening de ouders daarvan schriftelijk op de hoogte heeft gesteld. De grondslag hiervoor staat in de artikelen

1 subonderdeel b, 1a, 1a1 en 22 lid 4 LPW.

Hoofdstuk 5 Wettelijke taken verzuim

Er zijn verschillende onderscheidingen van verzuim op verschillende gronden mogelijk. Het belangrijkste onderscheid in verzuimsoorten is het verzuim van de verplichting tot inschrijving (absoluut verzuim) en het verzuim van de verplichting tot geregeld schoolbezoek (relatief verzuim). Volgens de artikelen 4 en 4c van de Leerplichtwet 1969 (LPW) moeten de kinderen niet alleen ingeschreven staan op een school om absoluut schoolverzuim te voorkomen, maar ze moeten deze school ook geregeld bezoeken. De directeur van de school is verplicht om schoolverzuim te melden bij de leerplichtambtenaar van de gemeente. Dit komt duidelijk tot uitdrukking in artikelen 21 en 21a LPW. De school mag altijd eerder melden.

De leerplichtambtenaar onderzoekt vervolgens de reden van het verzuim (art. 22 LPW). Er kunnen vervolgens verschillende maatregelen volgen, afhankelijk van het soort en de reden van het verzuim. Hoe de leerplichtambtenaar dit onderzoek uitvoert en de verschillende maatregelen die mogelijk zijn, volgen hieronder.

5.1 Absoluut verzuim

Leerlingenadministratie

De LPW verplicht de gemeente een register bij te houden van de jongeren als bedoeld in deze wet, zodat gecontroleerd kan worden of elke leer- en kwalificatieplichtige jongere staat ingeschreven bij een school of instelling. In Asten zijn alle kinderen en jongeren van 4 tot en met 22 jaar opgenomen in de zogenoemde Leerlingenadministratie. Dit register is gekoppeld aan de Basisregistratie personen (BRP) en wordt door de gemeente Eindhoven voor de regio Zuidoost Brabant (21 gemeenten) onderhouden en beheerd.

De in- en afschrijvingen, als bedoeld in artikel 18 LPW, van leerlingen worden via het verzuimloket Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) gemeld en in de leerlingenadministratie verwerkt. Op deze wijze kan op een sluitende wijze worden nagegaan of alle Astense jongeren op een school staan ingeschreven. Ook de mutaties van het BRP, zoals verhuizingen, worden wekelijks verwerkt.

Controle op absoluut schoolverzuim

De leerlingenadministratie speelt bij de controle op absoluut verzuim op grond van artikel 19 LPW een belangrijke rol, omdat uit deze administratie blijkt welke jongeren niet op een school of instelling staan ingeschreven. Bij het Primair Onderwijs (PO), Voortgezet Onderwijs (VO), het Middelbaar Beroeps Onderwijs (MBO) en het Particulier Onderwijs wordt dit via het digitale verzuimloket Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) doorgegeven.

De kortdurende absoluut verzuimers, bijvoorbeeld bij een verhuizing of overstap naar een andere school staan meestal snel weer ingeschreven op een school. Als het absoluut verzuim langer duurt, loopt de jongere meer risico. Deze moet dan ook zo snel mogelijk opgespoord worden.

• De administratief medewerker leerplicht controleert aan het begin van het schooljaar voor het PO, VO en MBO, en daarna maandelijks, of alle leerplichtigen en kwalificatieplichtigen overeenkomstig de bepalingen van de wet als leerling op een school of onderwijsinstelling staan ingeschreven.

Verplichting scholen/instellingen

De leerplichtadministratie controleert of de registratie sluitend is. Als deze registratie niet sluitend is, volgt in eerste instantie contact met de school die de afschrijving (zonder kennisgeving van bestemming) gemeld heeft. Wanneer deze geen duidelijkheid kan geven wordt schriftelijk contact gezocht met de ouders van de jongere.

• De leerplichtambtenaar onderneemt actie naar directeuren van scholen en instellingen die in gebreke gebleven zijn.

Kennisgeving in- en afschrijvingen, (dreigend) voortijdig schoolverlaten van

leerplichtigen (met inbegrip van verwijdering)

• De kennisgeving van een (voorgenomen) beslissing tot verwijdering van een jongere moet direct door de school worden gemeld. De leerplichtambtenaar maakt vervolgens een leerlingendossier (zie bijlage nr. 1) aan, of voegt de kennisgeving toe aan het reeds aanwezige leerlingendossier. Zodra de leerplichtambtenaar kennisneemt van verwijdering van een jongere die niet overeenkomstig de wettelijke bepalingen is gemeld, stelt de leerplichtambtenaar een onderzoek in naar de oorzaak hiervan. Als de directeur onwillig of nalatig is in het nakomen van deze verplichting dan kan de leerplichtambtenaar dit melden bij de Onderwijsinspectie.

• De leerplichtambtenaar kan aan een directeur op diens verzoek advies geven over de aanpak van het voorkomen van verwijdering van een bij de school ingeschreven jongere. Indien de leerplichtambtenaar een dergelijk advies geeft, deelt de directeur aan de leerplichtambtenaar mee op welke wijze hij met het advies omgaat.

• De kennisgeving van afschrijving en de melding van voortijdig schoolverlaten moeten binnen zeven dagen door de school of instelling worden gemeld via het digitale verzuimloket Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO).

• Ook kan de leerplichtambtenaar aan de directeuren gevraagd of ongevraagd een advies geven over het te voeren beleid met betrekking tot het voorkomen van voortijdig schoolverlaten, met het oog op het bevorderen van een effectief startkwalificatiebeleid en de rechtsgelijkheid.

De directeur van een school voor primair- en voortgezet onderwijs kan een jongere schorsen (voor maximaal één week) of definitief verwijderen van school. Het laatste kan alleen na overleg met de Inspectie van het Onderwijs en na het horen van de jongere en/of ouders. In het basisonderwijs hoort het bevoegd gezag ook de groepsleraar. Bovendien kan een jongere alleen worden verwijderd als een andere school bereid is om de jogere op te nemen.

Een besluit tot schorsing wordt aan de betrokken jongere en, als de jongere nog geen 21 is, ook aan de ouders schriftelijk bekendgemaakt. Van een schorsing voor een periode langer dan één dag en een definitieve verwijdering moet de directeur van de school de Inspectie van het Onderwijs en de leerplichtambtenaar schriftelijk in kennis stellen onder vermelding van de redenen.

Onderzoek door de leerplichtambtenaar

• Als een leerplichtige of kwalificatieplichtige jongere niet als leerling op een school of instelling is ingeschreven, zonder dat daarvoor een grond voor vrijstelling aanwezig is, wordt direct onderzocht of wegens een administratieve onvolkomenheid een bericht van inschrijving ontbreekt.

• Indien is gebleken dat er geen sprake is van een administratieve onvolkomenheid, wordt onverwijld contact gezocht met de ouders. Ouders worden tot tweemaal toe aangeschreven. Indien ouders, na aanschrijving, niet reageren en/of de leerplichtige of kwalificatieplichtige jongere niet als leerling staat ingeschreven, zonder dat een grond voor vrijstelling aanwezig is, dan stelt de leerplichtambtenaar een onderzoek in.

• Ouders worden door de leerplichtambtenaar tot tweemaal toe uitgenodigd voor een gesprek. Ouders worden in de gelegenheid gesteld om nadere uitleg over het achterwege blijven van een inschrijving te geven.

• Ouders worden door de leerplichtambtenaar gehoord en ertoe bewogen hun verplichtingen na te komen.

• In, door de leerplichtambtenaar te bepalen gevallen, wordt door hem een huisbezoek afgelegd.

• Zo nodig raadpleegt de leerplichtambtenaar een of meer betrokken instellingen of organisaties.

• Van de acties en bevindingen maakt de ambtenaar een verslag.

• Indien het een jongere betreft die de leeftijd van twaalf jaar heeft bereikt, zoekt de leerplichtambtenaar tevens contact met de jongere zelf.

• Indien ouders in gesprek is aangeraden om de jongere op een school of instelling in te schrijven, dan wel een andere actie uit te voeren, wordt binnen vijf werkdagen gecontroleerd of hier inderdaad gehoor aan is gegeven. Als het advies is opgevolgd wordt dit verwerkt in het dossier. Concludeert de leerplichtambtenaar dat ouders weigeren de jongere als leerling op een school of instelling in te schrijven, zonder dat de jongere op grond van artikel 5, 5a of 15 LPW van deze verplichting is vrijgesteld, dan zendt hij een proces-verbaal van zijn bevindingen aan de officier van justitie en volgt er een melding aan de Sociale Verzekeringsbank (dit laatste is alleen mogelijk bij jongeren van zestien of zeventien jaar).

• Indien de jongere vóór het intreden van de situatie van absoluut verzuim wel op een school of instelling ingeschreven heeft gestaan, neemt de leerplichtambtenaar contact op met de directeur van die school of instelling en vraagt diens zienswijze over het opgetreden absolute verzuim.

(Bovenstaande vindt zijn grondslag in de artikelen 2 lid 1, 3, 4a en 4b LPW)

5.2 Relatief verzuim van leerplichtige en kwalificatieplichtige jongeren

De leer- of kwalificatieplichtige jongere die de school niet regelmatig bezoekt en daarvoor geen toestemming heeft is in overtreding. Bij het overgrote deel van de verzuimers blijken problemen de oorzaak te zijn van het verzuim. We spreken daarom ook wel van signaal verzuim. Leerplicht is pas op de hoogte van het verzuim als dit door de scholen gemeld wordt. Scholen zijn verplicht schoolverzuim te melden (artikel 21 LPW). Ook als anderen dit verzuim constateren, zoals bijvoorbeeld schoolartsen, politie of jeugdhulpverlening en dit aan de leerplichtambtenaar melden onderneemt de leerplichtambtenaar actie. De leerplichtambtenaar ondersteunt de scholen bij het uitbouwen van het schoolverzuimbeleid en heeft nauw overleg over wanneer en hoe te melden.

Onderzoek door de leerplichtambtenaar

• De administratief medewerker leerplicht ontvangt de meldingen van schoolverzuim. Jongeren die onderwijs volgen aan het VO of MBO moeten via het verzuimloket DUO gemeld worden. Bij een melding van een jongere die onderwijs volgt aan het primair onderwijs, (voortgezet) speciaal onderwijs en het niet-bekostigd onderwijs dient een Kennisgeving (vermoedelijk) Ongeoorloofd Verzuim (KOV) bijgevoegd te worden.

• Binnen een week meldt de leerplichtambtenaar aan de school/instelling welke acties er naar aanleiding van de kennisgeving richting de betreffende jongere zullen worden ondernomen.

• Voordat de leerplichtambtenaar actie onderneemt, dient de school zijn verantwoordelijkheid te hebben genomen, door met de jongere en diens ouders contact op te nemen en maatregelen te nemen.

• Zodra er een melding bij de leerplichtambtenaar binnenkomt, start de leerplichtambtenaar een onderzoek. Vanuit het verplichtende karakter van de LPW hebben de ambtenaren een wettelijke basis om actief op te treden.

• De leerplichtambtenaar maakt een leerlingendossier aan (zie bijlage nr. 1), of de kennisgeving wordt toegevoegd aan het reeds aanwezige leerlingendossier.

• Blijkt uit het onderzoek (artikel 22 lid 3) dat er geen sprake is van een vrijstelling, en blijkt dat er sprake is van verwijtbaar handelen van de jongere die de leeftijd van twaalf jaar heeft bereikt, dan wordt de jongere na een eerste overtreding eerst door de leerplichtambtenaar schriftelijk of mondeling gewaarschuwd.

• Bij een tweede overtreding of bij voortdurend verzuim zoekt de leerplichtambtenaar, na ontvangst van een kennisgeving, zo spoedig mogelijk contact met de ouders. Zij worden in de gelegenheid gesteld om nadere uitleg over het gemelde verzuim te geven. Zij worden tevens geïnformeerd over de procedures en eventuele consequenties van het niet nakomen van hun verplichtingen.

• Indien het verzuim een jongere van twaalf jaar of ouder betreft, zoekt de leerplichtambtenaar ook contact met de jongere zelf.

• Blijkt uit het onderzoek als bedoeld dat er geen sprake is van vrijstelling, en blijkt dat sprake is van verwijtbaar handelen of nalaten van de jongere die tevens voldoet aan de criteria voor verwijzing naar Halt, dan kan de leerplichtambtenaar, zelfstandig of na tussenkomst van het Openbaar Ministerie, besluiten tot een verwijzing naar Halt.

• Indien de leerplichtambtenaar die tevens bevoegd is als buitengewoon opsporingsambtenaar besloten heeft over te gaan tot een Halt-verwijzing, dan roept hij de ouders en de jongere vanaf 12 jaar op voor een gesprek, waarin hij toestemming vraagt aan de ouders en de jongere om door te verwijzen naar Halt. De leerplichtambtenaar stelt middels een verkort proces-verbaal een Halt-verwijzing op of vult een aanmeldformulier van Halt in. De jongere en diens ouder(s)/verzorger(s) (als de jongere < 16 jaar) moeten instemmen met de Halt-verwijzing. De leerplichtambtenaar licht de school in over de verwijzing en over de afloop van de Halt-straf.

• Na een derde overtreding van de Leerplichtwet, bij een negatieve afdoening van de Halt-verwijzing, of indien er zorgen zijn die de overtreding ‘niet-Halt-waardig’ maken, wordt de jongere van 12 jaar of ouder opgeroepen voor een verhoor door de leerplichtambtenaar, tevens bevoegd als buitengewoon opsporingsamtenaar. De jongere wordt dan door middel van een proces-verbaal gemeld bij het Justitieel Casus Overleg – Leerplicht. Het overleg kan besluiten het proces-verbaal door te sturen naar de rechtbank. Ook kan de leerplichtambtenaar een proces-verbaal opmaken gericht aan de ouders (ouders kunnen ook verantwoordelijk zijn voor het verzuim). Dit porces-verbaal wordt rechtstreeks gezonden aan het openbaar ministerie, waarna de rechtbank een besluit neemt.

• Blijkt uit het onderzoek dat er geen sprake is van een vrijstelling, en blijkt dat er sprake is van verwijtbaar handelen of nalaten van de ouders en/of de jongere die de leeftijd van zestien jaar heeft bereikt, dan kan de leerplichtambtenaar een melding doen bij de Sociale Verzekeringsbank (zie bijlage nr. 2). Indien de leerplichtambtenaar voornemens is om een melding bij de Sociale Verzekeringsbank te doen, dan roept hij ouders en jongere vanaf zestien jaar op voor een gesprek, waarbij hij de betrokkenen uitdrukkelijk kenbaar maakt dat hij voornemens is een melding bij de Sociale Verzekeringsbank te doen.

• Na een vierde overtreding, bij een negatieve afdoening van de door het Justitieel Casus Overleg – leerplicht opgelegde sanctie(s) of bij voortduring van het verzuim, wordt de jongere van 12 jaar of ouder indien nodig opnieuw opgeroepen voor een verhoor door de leerplichtambtenaar, tevens bevoegd als buitengewoon opsporingsamtenaar. Blijkt uit het onderzoek dat er geen sprake is van een vrijstelling, en blijkt dat er sprake kan zijn van verwijtbaar handelen of nalaten van de ouders en/of de jongere die de leeftijd van twaalf jaar heeft bereikt, dan maakt de leerplichtambtenaar, tevens bevoegd als buitengewoon opsporingsambtenaar, een proces-verbaal op van zijn bevindingen, nadat er overleg is geweest met het Openbaar Ministerie.

• Indien hij voornemens is proces-verbaal op te maken, roept de leerplichtambtenaar de ouders en de jongere van twaalf jaar of ouder op voor een verhoor, waarbij hij de betrokkenen uitdrukkelijk kenbaar maakt dat hij voornemens is een proces-verbaal op te maken.

• Het opmaken van een proces-verbaal en het doen van een melding bij de Sociale Verzekeringsbank kan gelijktijdig, maar kan ook volgend op elkaar plaatsvinden.

• Van de gemaakte aantekeningen en gespreksverslagen maakt de leerplichtambtenaar een notitie in het leerlingendossier.

• De leerplichtambtenaar onderhoudt zo vaak als nodig contact met de ouders/jongere, school en betrokken organisaties om de verzuimsituatie zo spoedig mogelijk te beëindigen.

• De leerplichtambtenaar draagt zorg voor terugkoppeling naar degene of de instantie die het verzuim gemeld heeft, van zijn handelswijze, vorderingen in het onderzoek naar het vermeende verzuim en afspraken met de jongere/ouders.

• De leerplichtambtenaar draagt er zorg voor dat een kennisgeving van verzuim binnen een zo kort mogelijke periode wordt afgehandeld. De hoogste prioriteit ligt bij het beëindigen van de verzuimsituatie.

• Ter afronding van de afhandeling zendt de leerplichtambtenaar in ieder geval een schriftelijk bericht aan degene die de kennisgeving heeft gedaan. De leerplichtambtenaar doet mededeling van de afhandeling aan anderen die bij de verzuimsituatie betrokken zijn.

• De leerplichtambtenaar sluit de melding voor jongeren die onderwijs volgen aan het VO en MBO bij het verzuimloket DUO af.

• De leerplichtambtenaar legt een huisbezoek af wanneer deze dat nodig acht.

• De leerplichtambtenaar vervult, indien nodig, een bemiddeldende rol ten behoeve van de jongere bij het vinden van een zo goed mogelijk passende leerroute.

Overtreding directeur van de school

Zodra de leerplichtambtenaar kennis neemt van schoolverzuim waarvan niet door een directeur melding is gemaakt, stelt de leerplichtambtenaar een onderzoek in naar de reden waarom de directeur het verzuim niet heeft gemeld. Blijkt de directeur onwillig of nalatig in het nakomen van deze verplichting, dan kan de leerplichtambtenaar dit melden bij de Onderwijsinspectie. Dit kan via het Loket Onderwijsinspectie. Dit is een gevolg van de wetswijziging op 1 januari 2012 van de Leerplichtwet 1969. Deze wetswijziging houdt in dat het toezicht op de naleving van de LPW door schoolhoofden onderdeel uitmaakt van het toezichtskader op de scholen van de Inspectie van het Onderwijs. Bij urgente signalen neemt de inspectie direct contact op met de school.

De Inspectie van het Onderwijs heeft de mogelijkheid een bestuurlijke boete op te leggen wanneer het hoofd van de school of instelling de LPW overtreedt.

• Artikel 21, lid 1 LPW geeft aan wanneer een melding door de directeur van de school verplicht is. Er zijn verschillende situaties waarbij een eerdere melding wenselijk is. Denk aan onduidelijke redenen voor afwezigheid zoals: een (vage) ziekmelding, bepaalde verzuimpatronen bij jongeren of een situatie waarbij twijfel bestaat aan de effectiviteit van het beleid van de school.

De leerplichtambtenaar geeft aan de directeuren gevraagd of ongevraagd advies betreffende het te voeren beleid met betrekking tot het registreren van verzuim en het doen van kennisgevingen van verzuim. Dit met het oog op het bevorderen van een effectief verzuimbestrijdingsbeleid en de rechtsgelijkheid. De leerplichtambtenaar kan directeuren uitnodigen om eerder een kennisgeving van verzuim te doen dan de wet voorschrijft indien dat doelmatig is met het oog op de verzuimbestrijding.

Hoofdstuk 6 Wettelijke taken vrijstelling en verlof

In uitzonderlijke gevallen kan het college van burgemeester en wethouders vrijstelling van de leerplicht verlenen. Er zijn drie soorten vrijstelling mogelijk. Dit zijn vrijstelling voor leerlingen tot zes jaar, vrijstelling van inschrijving en vrijstelling van schoolbezoek. Dit geldt zowel voor het Primair Onderwijs (PO), het Voortgezet Onderwijs (VO) als het Middelbaar BeroepsOnderwijs (MBO).

De laatste wetswijziging op dit punt (1995) was bedoeld om de mogelijkheden van extra verlof, buiten de schoolvakanties, sterk in te perken. In Asten wordt er in de geest van deze aanscherping gewerkt. Het onderwijsbelang van de jongere staat voorop. Een jongere die veel lestijd mist, loopt risico. De basis is dat er strikt de hand gehouden wordt aan deze regels, omdat er anders sprake is van precedentwerking. Er is veel overleg tussen de scholen en Leerplicht. Alleen met een strikte en gezamenlijke inspanning is te voorkomen dat extra verlof leidt tot schoolverzuim. In alle gevallen waarbij extra verlof bij Leerplicht wordt aangevraagd, dus als het gaat om meer dan tien schooldagen, wordt een beslissing genomen die voorzien is van een motivering.

6.1 Vrijstelling van leerplicht tot zes jaar

Vrijstelling van leerplicht tot zes jaar is gebaseerd op artikel 11a van de Leerplichtwet 1969 (LPW). Vanaf vijfjarige leeftijd moet een kind dagelijks een basisschool bezoeken. Is het kind nog geen zes jaar, dan mag het kind vijf uur per week thuisblijven, indien ouders van een beroep op vrijstelling mededeling doen aan het het hoofd van de school. Hiernaast kan het hoofd van de school deze vrijstelling voor ten hoogste vijf uren per week uitbreiden om overbelasting van het kind te voorkomen.

• Het hoofd van de school beslist betreffende de aanvraag van deze vrijstelling door ouders.

6.2 Vrijstelling van inschrijving

Vrijstelling tot inschrijving op een school of instelling, op grond van artikel 5 LPW, moet worden aangevraagd bij de gemeente waar de jongere als ingezetene in de Basisregistratie personen (BRP) staat ingeschreven. Het betreft een vrijstelling op basis van lichamelijke of psychische gronden (art. 5 sub a), vanwege bezwaren tegen de richting van het onderwijs (art. 5 sub b), vanwege een schoolinschrijving en het geregeld bezoeken van deze inrichting van onderwijs in het buitenland (art 5 sub c). Indien een vrijstelling op een van bovenstaande gronden wordt verleend, geldt deze voor maximaal één schooljaar. Hiernaast is er onder voorwaarden ook een vrijstelling van schoolinschrijving mogelijk op grond van artikel 15 LPW.

Vrijstelling op grond van artikel 5

  • 1.

    Indien ouders een vrijstelling aanvragen op grond van artikel 5 sub a (juncto art. 7) LPW, neemt de leerplichtambtenaar de kennisgeving als bedoeld in artikel 6 van de wet in ontvangst. De kennisgeving dient voor het eerst uiterlijk 1 maand voor de 5e verjaardag gedaan te worden. Verder dient de aanvraag jaarlijks voor 1 juli opnieuw gedaan te worden, tenzij het besluit geldt voor de duur van plaatsing van het kind op een instelling (Bijv. op een medisch kinderdagverblijf). Omdat de beslissing geen besluit in de zin van de Algemene Wet Bestuursrecht betreft, kunnen ouders geen bezwaar aantekenen of beroep instellen tegen het genomen besluit.

  • 2.

    De leerplichtambtenaar probeert te bewerkstelligen dat de aangewezen deskundige binnen twintig werkdagen de jongere onderzoekt en een schriftelijke verklaring over de geschiktheid van de jongere geeft. Binnen tien dagen na ontvangst van de verklaring van de deskundige moeten de ouders een bericht van de gemeente hebben ontvangen.

  • 3.

    Indien de ouders een beroep willen doen op de grond bedoeld in artikel 5 onder b (juncto art. 8) van de wet, dan is de termijn voor een bericht aan de ouders ten hoogste twintig werkdagen. Als gegronde redenen aanwezig zijn voor een langere termijn, dan deelt de leerplichtambtenaar deze termijn binnen twintig werkdagen aan de ouders mee.

Ook deze vrijstellingsaanvraag dient voor het eerst uiterlijk 1 maand voor de 5e verjaardag van het kind te worden gedaan en dient jaarlijks opnieuw voor 1 juli aangevraagd te worden.

Bij de aanvraag dient een verklaring ‘overwegende bezwaren’ te zijn gevoegd. De leerling mag niet eerder ingeschreven hebben gestaan op een school waartegen overwegende bedenkingen zijn. Ook dient er een redelijke afstand tot een wel geschikte school te bestaan.

Indien de ouders een beroep doen op de grond bedoeld in artikel 5 onder b van de wet, dan onderzoekt de leerplichtambtenaar de bij de kennisgeving overgelegde bescheiden. Hij nodigt de ouders uit voor een mondelinge toelichting op het beroep. Hij onderzoekt of de bedenkingen daadwerkelijk de richting van het onderwijs betreffen. De vraag of de bedenkingen werkelijk op de richting van het onderwijs betrekking hebben, dient, volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, onderzocht te worden. Als vaststaat dat dat het geval is en aan de overige hierboven genoemde voorwaarden wordt voldaan dan ontstaat de vrijstelling van rechtswege en is geen plaats meer voor onderzoek naar het gewicht van de bedenkingen . In het bericht aan de ouders, wordt aan de ouders meegedeeld of de ontvangen kennisgeving voldoet aan de eisen van de wet. Tevens worden de gevolgen meegedeeld die verbonden zijn aan het al dan niet voldoen aan de eisen van de wet. Indien de kennisgeving niet aan de eisen van de wet voldoet, geeft de leerplichtambtenaar de ouders een redelijke termijn, die doorgaans niet langer is dan twintig werkdagen om de jongere alsnog in te schrijven op een school of instelling. Indien ouders niet aan bovengenoemde voorwaarden voldoen, dan zal er een proces-verbaal absoluut verzuim opgemaakt worden. Omdat de beslissing geen besluit in de zin van de Algemene Wet Bestuursrecht betreft, kunnen ouders geen bezwaar aantekenen of beroep instellen tegen het genomen besluit.

4.Indien de kennisgeving wel aan de eisen van de wet voldoet, deelt de leerplichtambtenaar aan de ouders mee voor welke periode de vrijstelling geldt en voor welke datum zij een kennisgeving moeten indienen indien zij opnieuw een beroep op een vrijstellingsgrond willen doen.

Indien de kennisgeving betrekking heeft op de grond bedoeld in artikel 5 onder c (juncto art. 9) van de wet, dan moeten ouders een verklaring afgeven dat de leerling staat ingeschreven op een school en deze school geregeld bezoekt. Indien de omstandigheden van dien aard zijn dat (nog) geen verklaring van de directeur van de buiten Nederland gelegen school of inrichting van onderwijs kan worden overgelegd, dan deelt de leerplichtambtenaar aan de ouders mee op welke wijze, en op welk moment, door hen zal moeten worden aangetoond dat de jongere in het buitenland onderwijs heeft genoten. De aanvraag dient ieder jaar opnieuw voor 1 juli ingediend te worden. Indien ouders niet aan bovengenoemde voorwaarden voldoen, dan zal ouders een termijn gegund worden om hun kind alsnog op een school in Nederland in te schrijven. Indien dit binnen de gestelde termijn niet gebeurt, zal er een proces-verbaal absoluut verzuim opgemaakt worden. Omdat de beslissing geen besluit in de zin van de Algemene Wet Bestuursrecht betreft, kunnen ouders geen bezwaar aantekenen of beroep instellen tegen het genomen besluit.

Vrijstelling op grond van artikel 15

Een vrijstelling van een schoolinschrijving, vanwege bijzondere omstandigheden, anders dan in artikel 5 genoemd, kan door het college van burgemeester en wethouders aan de jongere worden verleend, indien wordt aangetoond dat de jongere op een andere wijze voldoende onderwijs volgt. Indien ouders/verzorgers van een kwalificatieplichtige jongere een vrijstellingsaanvraag op grond van art. 15 LPW indienen, beslist het college van burgemeester en wethouders , op de aanvraag. In eerste instantie zal met school onderzocht worden of er nog mogelijkheden op een school zijn tot een aangepast programma, tot oriëntatie op een opleiding, tot stage/werk. Zijn deze er niet dan zal de vrijstelling toegekend worden onder ondergenoemde voorwaarden:

  • -

    aanwezigheid bijzondere omstandigheden;

  • -

    aantoonbaar voldoende ander onderwijs;

  • -

    arbeids-/stagecontract;

  • -

    informatieplicht bij veranderde omstandigheden.

Ouders/verzorgers kunnen bezwaar aantekenen tegen het genomen besluit. Deze mogelijkheid en procedure dient vermeld te worden in het besluit wat aan ouders/verzorgers wordt gezonden.

Kennisgeving vrijstelling leerplicht (artikel 6 Leerplichtwet)

Op grond van de wet van 11 september 2013 tot wijziging van de Leerplichtwet 1969 en de Wet op het onderwijstoezicht in verband met de registratie van vrijstellingen en vervangende leerplicht, moeten vrijstellingen en vervangende leerplicht met ingang van 1 oktober 2013 opgenomen worden in het vrijstellingenregister van DUO. Met het register is het mogelijk om landelijk uniform de vrijstellingen en vervangende leerplicht op individueel niveau vast te leggen.

Het gaat om vrijstellingen op grond van artikel 5 onder a, b en c, artikel 5a en artikel 15 van de Leerplichtwet. En om de vervangende leerplicht op grond van artikel 3a en 3b.

6.3 Vrijstelling van geregeld schoolbezoek

Bij een vrijstelling van geregeld schoolbezoek, op grond van artikel 11, gaat het vooral om vakantieverlof, of om verlof vanwege ‘andere gewichtige omstandigheden’ of om verlof vanwege verplichtingen voortvloeiend uit godsdienst of levensovertuiging.

Vakantieverlof

Artikel 11 sub f juncto art. 13a LPW lichten het vakantieverlof toe. Als ouders vanwege hun werk alleen buiten de schoolvakanties op vakantie kunnen, is het mogelijk om voor hun kind vakantieverlof aan te vragen. Dat moet schriftelijk gebeuren, bij voorkeur via een speciaal formulier, dat de school de aanvrager op zijn verzoek moet verstrekken.

Voorwaarden:

  • -

    aard beroep van een van de ouders (horeca en aanverwante bedrijven);

  • -

    onoverkomelijke bedrijfseconomische belangen (bewijslast bij ouders /verzorgers);

  • -

    eenmaal per schooljaar maximaal 10 schooldagen;

  • -

    niet gedurende eerste twee lesweken van schooljaar.

Toestemming voor vakantieverlof kan alleen worden gegeven door de directeur (hoofd) van de school. Vakantieverlof is bedoeld voor de jaarlijkse gezinsvakantie, voor maximaal tien aaneengesloten schooldagen, en niet voor een vakantie tussendoor of voor snipperdagen. Deze toestemming wordt dan ook hooguit één keer per schooljaar verleend.

Gaan ouders buiten de schoolvakanties, zonder toestemming van de directeur van de school of de leerplichtambtenaar, op vakantie, dan is er sprake van luxe verzuim.

Met het Openbaar Ministerie wordt periodiek overleg gevoerd over de aanpak van luxe verzuim.

De afdoeningen zijn conform de landelijke richtlijnen die het Ministerie van Justitie over het leerplichtbeleid heeft geformuleerd.

• Indien er vermoedelijk sprake is van luxe verzuim, gaat de leerplichtambtenaar in eerste instantie na of er op school extra verlof is aangevraagd en/of deze aanvraag vervolgens is geweigerd of (gedeeltelijk) is toegestaan, al dan niet onder bepaalde voorwaarden.

• Zowel de verlofaanvraag als de eventuele afwijzing en toekenning door de directeur moeten schriftelijk gedaan worden. Daarbij moeten de ouders zijn gewezen op de bezwaar- en beroepsmogelijkheden. Ouders/verzorgers kunnen dus bezwaar aantekenen tegen het genomen besluit.

• De leerplichtambtenaar stelt vervolgens een onderzoek in naar mogelijk ongeoorloofd schoolverzuim bij eventuele andere leerplichtige kinderen binnen het gezin.

• Indien er naar aanleiding van bovenstaand onderzoek een vermoeden van luxe verzuim bestaat, worden de ouders op dezelfde datum, voor alle kinderen en door dezelfde leerplichtambtenaar opgeroepen en verhoord betreffende het verzuim van alle kinderen.

• Verschijnen ouders niet op de afspraak, dan wordt er een proces-verbaal bij verstek opgemaakt. In geval dat ouders wel op de afspraak verschijnen, wordt er afhankelijk van hun verweer, door de leerplichtambtenaar besloten om wel of geen proces-verbaal op te maken, al dan niet na overleg met het OM.

Verlof om andere gewichtige omstandigheden

Er kunnen andere belangrijke redenen zijn waardoor een jongere niet naar school kan komen. Ook hiervoor moet de ouder, bij maximaal tien schooldagen, toestemming hebben van de directeur (het hoofd) van de school. Bij meer dan tien schooldagen dient de ouder toestemming te hebben van de leerplichtambtenaar. Dit aantal schooldagen kan bereikt worden in één aanvraag, maar ook in een paar opeenvolgende aanvragen. Bij voorkeur dient het verlof via een speciaal formulier aangevraagd te worden. Het gaat hierbij om verlof op grond van art. 11 sub g juncto art. 14 LPW, vanwege ‘andere gewichtige omstandigheden’. Het kan dan bijvoorbeeld gaan om ziekte, een verhuizing, een huwelijk of een begrafenis van een bloed- of aanverwanten (zie bijlage nr. 3). Bewijslast ligt bij ouders.

• Als geen verlof is aangevraagd, kunnen de directeur van de school (bij 10 schooldagen of minder) of de leerplichtambtenaar alsnog verlof verlenen, als door ouders/verzorgers binnen 2 dagen na ontstaan van de verhindering de redenen daarvan worden meegedeeld.

• De leerplichtambtenaar hoort de directeur over de aanvraag en draagt er zorg voor dat het oordeel van de directeur over de aanvraag schriftelijk wordt vastgelegd.

• De leerplichtambtenaar kan de jongere en/of de ouders in de gelegenheid stellen hun/zijn zienswijze kenbaar te maken. Deze wordt schriftelijk vastgelegd.

• De leerplichtambtenaar legt de behandeling van de aanvraag zorgvuldig vast in het leerlingendossier.

• Bij de beoordeling van een aanvraag van meer dan tien dagen, controleert de leerplichtambtenaar of er sprake is van een medische of sociale indicatie. De leerplichtambtenaar neemt een beslissing en deelt deze schriftelijk mee aan de ouders. Een afschrift van de brief aan de ouders wordt aan de betreffende directeur van de school of instelling gezonden.

• De leerplichtambtenaar kan aan een directeur op diens verzoek advies geven over de behandeling en beoordeling van een aanvraag. Indien de leerplichtambtenaar een dergelijk advies geeft, deelt de directeur aan de leerplichtambtenaar zijn beslissing op de aanvraag mee.

• De leerplichtambtenaar geeft aan de directeuren van de betrokken scholen en/of instelling(en) gevraagd of ongevraagd advies over het te voeren beleid betreffende verlofaanvragen wegens ‘andere gewichtige omstandigheden’ voor tien schooldagen of minder, met het oog op het bevorderen van de rechtsgelijkheid.

• Wordt de verlofaanvraag van 10 schooldagen of minder afgewezen door de directeur van school, dan kunnen ouders/verzorgers bezwaar aantekenen bij de directie (bevoegd gezag) van de school.

Indien ouders/verzorgers geen bezwaar indienen, dan wel het bezwaar niet gegrond wordt verklaard en ouders toch verlof nemen, dan volgt een melding bij de leerplichtambtenaar. Deze start een onderzoek, hoort ouders/verzorgers en maakt indien er geen vrijstellingsgronden zijn een proces-verbaal relatief verzuim op.

• Wordt de verlofaanvraag van 10 schooldagen of meer afgewezen door de leerplichtambtenaar, dan kunnen ouders bezwaar indienen bij de leerplichtambtenaar die het eerdere besluit heeft genomen. Indien ouders/verzorgers geen bezwaar indienen, dan wel het bezwaar niet gegrond wordt verklaard en ouders toch verlof nemen, dan volgt een oproep voor een verhoor bij de leerplichtambtenaar. Er wordt een proces-verbaal relatief verzuim opgemaakt.

• Voor de bezwaar- en beroepsprocedure wordt naar bijlage 4 verwezen.

Verlof vanwege verplichtingen voortvloeiend uit godsdienst of levensovertuiging

Verlof op grond van artikel 11 sub e juncto 13 LPW geeft aan dat jongeren wegens de vervulling van plichten voorvloeiend uit godsdienst of levensovertuiging, bijvoorbeeld met het Suikerfeest, die dag(en) vrijgesteld van schoolbezoek zijn. Wanneer het kind vanwege geloofsovertuiging of levensovertuiging niet op school kan zijn, bijvoorbeeld voor een religieuze feestdag dan moet uiterlijk twee dagen voor de verhindering de school (de directeur) geïnformeerd worden.

• Een verlofaanvraag op religieuze gronden dient, volgens de jurisprudentie, beschouwd te worden als een mededeling van de ouders aan de directeur van de school. Er is geen toestemming voor verlof nodig van de directeur.

Hoofdstuk 7 Regionale meld- en coördinatiefunctie voorkomen voortijdig schoolverlaten (RMC)

Een aantal jongere verlaat jaarlijks het onderwijs zonder een startkwalificatie. Een startkwalificatie is (minimaal) een diploma niveau 2 MBO, HAVO-diploma of VWO-diploma (artikel 7.2.2. van de Wet Educatie- en Beroepsonderwijs (WEB)). Jongeren die wel in staat zijn om dit onderwijs niveau te behalen maar daarin niet slagen zijn voortijdig schoolverlaters.

Nederland heeft in Europees verband afgesproken om het aantal jongeren dat voortijdig het onderwijs verlaat zonder startkwalificatie terug te dringen. Uit onderzoek blijkt dat jongeren zonder startkwalificatie vaker en langduriger werkloos zijn en vaker geconfronteerd worden met problemen op verschillende levensdomeinen.

De RMC regio Helmond–Peelgemeenten (inclusief de gemeente Mierlo) is een zelfstandige subeenheid van de RMC regio Zuidoost Brabant met Eindhoven als kerngemeente.

Een goed functionerend netwerk van partners in het onderwijsveld, arbeidstoeleiding, leerplicht en jeugdhulp is noodzakelijk om voor de voortijdige schoolverlaters tot een sluitende aanpak te komen waarbij de RMC functie de schakel- en makelfunctie vervult voor potentiële voortijdig schoolverlaters. De RMC functie richt zich met name op jongeren die niet (meer) leerplichtig zijn en nog geen 23 jaar oud zijn. De RMC functie werkt vooral nauw samen met leerplichtambtenaren waar jongeren het onderwijs dreigen te verlaten.

Het streven is om te voorkomen dat jongeren het onderwijs voortijdig verlaten. Wanneer dat niet lukt wordt jongeren een traject aangeboden met als doel alsnog een startkwaliciatie te behalen en/of toe te leiden naar een passende plek op de arbeidsmarkt.

De RMC functie heeft naast de schakel- en makelfunctie als taak leerplichtige jongeren die voortijdig het onderwijs verlaten te registreren.

RMC regio Helmond-Peelgemeenten maakt deel uit van de eenheid Jeugdbeleid van de gemeente Helmond en voert namens de Peelgemeenten en Mierlo de RMC functie uit voor deze regiogemeenten. De inzet van het beleid van RMC is het terugdringen van het voortijdig schoolverlaten. In de praktijk betekent het een aanvulling op de doelstellingen en aanpak vanuit de Leerplichtwet.

De RMC functie richt zich op:

  • -

    Het komen tot een compleet beeld van het voortijdig schoolverlaten in de

    Peelregio;

  • -

    Het in beeld brengen van mogelijk voortijdig schoolverlaters (thuiszitters);

  • -

    Het terugdringen van voortijdig schoolverlaten mede door het herplaatsen van

    uitvallers;

  • -

    Het terugdringen van schoolverzuim van jongeren van 18 jaar en ouder;

  • -

    Het betrekken van relevante partijen bij de problematiek en het zorgen voor de noodzakelijke afstemming en regievoering;

  • -

    Het samenwerken met andere gemeenten op relevante onderdelen. Helmond is hierbij de contactgemeente voor regio Helmond-Peelgemeenten.

Hoofdstuk 8 Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling

Op 1 juli 2013 is de Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling vastgesteld. Deze meldcode geldt ook voor de leerplichtambtenaar. Werken volgens de meldcode is een wettelijke verplichting. De meldcode op zich is een meldrecht en geen meldplicht.

In artikel 16 lid 4 sub e Leerplichtwet is vastgelegd op welke wijze de leerplichtambtenaar met de meldcode om dient te gaan en welke stappen er gezet moeten worden. Deze beschrijving is samengesteld aan de hand van het basismodel meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling opgesteld door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Opname van dit artikel in de ambtsinstructie is verplicht gesteld in de Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling.

De meldcode bestaat uit 5 stappen. De leerplichtambtenaar volgt deze stappen.

Stap 1 In kaart brengen van signalen

De leerplichtambtenaar brengt de signalen die een vermoeden van huiselijk geweld of kindermishandeling bevestigen of ontkrachten in kaart en legt deze vast in het leerlingendossier. Ook worden de contacten over de signalen vastgelegd, evenals de stappen die worden gezet en de besluiten die worden genomen. De leerplichtambtenaar beschrijft de signalen zo feitelijk mogelijk. Hypothesen en veronderstellingen worden vastgelegd, waarbij uitdrukkelijk wordt opgenomen dat het gaat om een hypothese of veronderstelling. Wanneer een hypothese of veronderstelling later wordt bevestigd of ontkracht, maakt de leerplichtambtenaar een vervolgaantekening. Wanneer er informatie van derden wordt vastgelegd, wordt daarbij de bron vermeld. Diagnoses worden alleen vastgelegd als ze zijn gesteld door een bevoegde beroepskracht.

Indien uit een vertrouwelijk gesprek met een jongere blijkt dat er mogelijk sprake is van huiselijk geweld of kindermishandeling, dan meldt de leerplichtambtenaar aan de jongere dat hij of zij conform de meldcode zal handelen, tenzij er zwaarwegende belangen van de jongere zijn om dit na te laten.

Betreffen de signalen huiselijk geweld of kindermishandeling gepleegd door een beroepskracht, dan meldt de leerplichtambtenaar de signalen bij de leidinggevende of de directie. In dat geval zijn de verdere stappen niet van toepassing.

Stap 2 Collegiale consultatie en zonodig raadplegen van Veilig Thuis (het Advies- en

Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling)

De leerplichtambtenaar bespreekt de signalen met een collega, bij voorkeur een leerplichtambtenaar lokaal of regionaal. De leerplichtambtenaar vraagt zo nodig ook advies aan Veilig Thuis. De leerplichtambtenaar legt de uitkomst van de bespreking vast in het leerlingendossier.

Stap 3 Gesprek met de jongere (ouder dan 12 jaar) en ouders/verzorgers

De leerplichtambtenaar nodigt de jongere en ouders/verzorgers uit om de signalen te bespreken. Dit gesprek wordt bij voorkeur door twee medewerkers gevoerd. In het gesprek komen de volgende onderwerpen aan de orde: het doel van het gesprek, de feiten die de leerplichtambtenaar heeft vastgesteld en de waarnemingen die zijn gedaan. Aan de jongere en ouders/verzorgers wordt gevraagd hierop te reageren.

De leerplichtambtenaar komt pas na deze reactie zonodig en zo mogelijk met een interpretatie van hetgeen hij heeft gezien, gehoord en waargenomen.

De leerplichtambtenaar vertelt de ouders wat de vervolgacties (kunnen) zijn. De bevindingen van het gesprek worden vastgelegd in het leerlingendossier.

Stap 4 Weeg de aard en de ernst van het huiselijk geweld of de kindermishandeling

De leerplichtambtenaar weegt op basis van de signalen, van het ingewonnen advies bij een collega en Veilig Thuis en van het gesprek met de jongere en ouders/verzorgers het risico, de aard en de ernst van het huiselijk geweld of de kindermishandeling. De afwegingen worden vastgelegd in het leerlingendossier.

Stap 5 Beslissen: zelf hulp organiseren of melden

De leerplichtambtenaar beslist op basis van de afweging in stap 4 of hij/zij de jongere en het gezin redelijkerwijs zelf voldoende tegen het risico op huiselijk geweld of op kindermishandeling kan beschermen, door het inschakelen van de noodzakelijke hulp.

De leerplichtambtenaar volgt de effecten van deze hulp. Ook plaatst de leerplichtambtenaar een melding in de verwijsindex risicojongeren Zorg voor Jeugd.

Indien er signalen zijn dat het huiselijk geweld of de kindermishandeling niet stopt of opnieuw begint, doet de leerplichtambtenaar alsnog een melding van zijn vermoeden bij Veilig Thuis.

Wanneer de leerplichtambtenaar twijfelt of op basis van de afweging in stap 4 beslist dat hij/zij de jongere en het gezin redelijkerwijs zelf niet voldoende kan beschermen, doet hij/zij een melding van zijn vermoeden bij Veilig Thuis.

Voordat de leerplichtambtenaar een melding doet, bespreekt hij/zij deze melding met de jongere (ouder dan 12 jaar) en ouders/verzorgers. In dit gesprek geeft de leerplichtambtenaar aan waarom hij/zij van plan is de melding te doen en wat het doel daarvan is. Vervolgens vraagt de leerplichtambtenaar de jongere en ouders/verzorgers uitdrukkelijk om een reactie, hoort de eventuele bezwaren op de melding aan en overlegt op welke wijze hij/zij aan de bezwaren tegemoet kan komen. De leerplichtambtenaar weegt de bezwaren af tegen de aard en ernst van het geweld en de noodzaak om de jongere en zijn gezin tegen het geweld te beschermen.

Wanneer de bescherming tegen het geweld de doorslag heeft, doet de leerplichtambtenaar de melding. De leerplichtambtenaar legt het gesprek vast in het leerlingendossier.

De leerplichtambtenaar geeft bij de melding aan op grond van welke feiten en gebeurtenissen hij/zij hiertoe besloten heeft. Tevens meldt de leerplichtambtenaar of er informatie van anderen afkomstig is. De leerplichtambtenaar legt de melding vast in het leerlingendossier.

Hoofdstuk 9 Samenwerking regio Zuidoost Brabant

Uit artikel 16 lid 4 sub c van de LPW blijkt dat in de ambtsinstructie moet worden beschreven op welke wijze de ambtenaren bij de uitvoering van hun taken overleg plegen en samenwerken met hun ambtsgenoten van de omliggende gemeenten.

De regio Zuidoost Brabant is voor de uitvoering van de LPW opgedeeld in twee 2 subregio’s, te weten Helmond-Peelgemeenten met 6 gemeenten (Helmond, Deurne, Gemert-Bakel, Laarbeek, Someren, Asten, Mierlo) en Eindhoven-De Kempen met 15 gemeenten (Eindhoven, Best, Heeze-Leende, Nuenen, Oirschot, Son-Breugel, Veldhoven, Waalre, Bergeijk, Bladel, Cranendonck, Eersel, Reusel-Mierden, Geldrop en Valkenswaard). Deze gemeenten hebben de opdracht vanuit de wetgeving om binnen het gebied (RMC-regio 37) samen te werken en inzet te doen om het voortijdig schoolverlaten en schoolverzuim zoveel mogelijk terug te dringen.

Op het gebied van jeugd en onderwijs vindt er binnen de regio Helmond-Peelgemeenten bestuurlijke afstemming plaats binnen het portefeuillehoudersoverleg jeugd en onderwijs.

9.1 Uniformiteit

Binnen de regio Zuidoost Brabant zijn er een aantal regionale afspraken gemaakt met betrekking tot de uitvoering van de LPW, om te bevorderen dat er meer uniform en efficiënt gewerkt wordt. Tot 1 augustus 2007 mochten leerplichtambtenaren de LPW alleen uitvoeren in de gemeente waarvoor zij benoemd waren. Vanaf 1 augustus 2007, met de invoering van de kwalificatieplicht, mogen zij in geheel Nederland optreden. Hierdoor is de samenwerking in de afgelopen jaren steeds belangrijker geworden.

Centrale Leerlingenregistratie

In de regio Zuidoost Brabant wordt door alle 21 gemeenten samengewerkt middels een Centrale Leerlingenregistratie (CLR). Deze centrale leerlingenregistratie (Key2Jongerenmonitor) is op 16 december 2011 van start gegaan. De CLR wordt voor de hele regio uitgevoerd door de gemeente Eindhoven. De CRL is opgezet onder verantwoordelijkheid van het Samenwerkingsverband Regio Eindhoven. In 2015 is Metropool Regio Eindhoven (het samenwerkingsorgaan in de regio Zuidoost Brabant) in dit verband aangewezen als bestuurlijk verantwoordelijke in verband met de centrale afname van Basisregistratie personen (dit kan alleen door een zelfstandig bestuursorgaan). Voor een uniform gebruik van het systeem/werkwijze worden afspraken gemaakt tijdens het gebruikersoverleg K2J. Hieraan neemt een leerplichtambtenaar namens Helmond-Peelgemeenten deel.

9.2 Regionaal leerplichtoverleg

Er wordt door de leerplichtambtenaren deelgenomen aan het uitvoerende overleg wat wordt georganiseerd voor leerplichtambtenaren in zowel Helmond als Eindhoven. Voor de regio Helmond-Peelgemeenten zijn vijf regionale overleggen per jaar samen met de beleidsmedewerkers Leerplicht. Voor de gehele regio Zuidoost Brabant wordt in Eindhoven maandelijks een overleg ingepland. Tijdens dit overleg staat de uitvoering van de taken krachtens de Leerplichtwet en de RMC-wetgeving centraal. Het doel van dit regionaal overleg is om gezamenlijk tot een meer uniforme regionale uitvoering van de LPW en RMC-wetgeving te komen. Hier kan de leerplichtambtenaar van iedere gemeente een bijdrage aan leveren door onderwerpen naar voren te brengen, waarbij regionale afspraken tot een betere bestrijding van schoolverzuim en/of voortijdig schoolverlaten zullen leiden.

Er zijn ten aanzien van onderstaande onderwerpen duidelijke werkafspraken gemaakt:

  • -

    de afspraken die met scholen, instellingen en organisaties in de regio gemaakt worden over de inzet en verantwoordelijkheid bij het voorkomen en bestrijden van voortijdig schoolverlaten;

  • -

    met betrekking tot de totstandkoming van een regionaal netwerk van die scholen, instellingen en organisaties;

  • -

    met betrekking tot het organiseren en coördineren van de melding, registratie en doorverwijzing;

  • -

    over de organisatie en inhoud van de contacten met de regionaal werkende instellingen op het gebied van algemeen maatschappelijk werk, jeugdgezondheidszorg, jeugdzorg, geestelijke gezondheidszorg en gehandicaptenzorg en de aansluiting tussen onderwijs en arbeid;

  • -

    de wijze waarop contact wordt onderhouden met de officier van justitie in het kader van de toepassing van artikel 22 van de wet (onderzoek door de leerplichtambtenaar);

  • -

    de toepassing van artikel 14 van de wet (vrijstellingsgronden);

  • -

    de richtlijnen op regionaal niveau inzake het verlenen van verlof op grond van artikel 11 aanhef en onder f en g LPW (extra vakantieverlof/andere gewichtige omstandigheden).

    • 9.

      3 Een contactpersoon per school VO en MBO

Na de invoering van de kwalificatieplicht, waarbij de leerplichtambtenaren vanaf 1 augustus 2007 in geheel Nederland mogen optreden (m.u.v. basisscholen, hier is de leerplichtambtenaar nog woonplaats gebonden), zijn er regionaal nieuwe werkafspraken gemaakt. Deze zijn noodzakelijk omdat jongeren niet allemaal in de eigen gemeente naar school gaan. De scholen voor het voortgezet onderwijs (VO) en middelbaar beroepsonderwijs (MBO) kennen dikwijls een instroom vanuit verschillende gemeenten, binnen en buiten de regio. Hierdoor was het voor deze scholen vaak niet makkelijk om de betrokken leerplichtambtenaren te bereiken, dan wel voor de leerplichtambtenaren om al deze, buiten de gemeentegrenzen liggende, scholen te bezoeken. Dit maakte het ook lastig om de LPW uniform voor alle leerlingen op de bestreffende school uit te voeren. Wat veranderd is, is dat er aan iedere school in het VO en binnen het MBO een leerplichtambtenaar is toegewezen, die voor de school het aanspreekpunt is, onafhankelijk van waar de leerling woonachtig is. Indien de leerling woonachtig is in een gemeente buiten de regio Zuidoost Brabant, dan zal deze leerplichtambtenaar de melding doorzetten aan een collega van de gemeente buiten de regio, waar deze leerling woonachtig is. Dit doet de leerplichtambtenaar ook, indien hij in zijn contacten met scholen, instellingen of instanties bemerkt dat er sprake kan zijn van een overtreding van de LPW of een bedreiging van de schoolloopbaan van de jongere. Deze praktische wijziging maakt een meer uniforme uitvoering van de LPW mogelijk en maakt het voor school een stuk makkelijker om verzuim te melden. Het verzuimloket (DUO) dat in 2009 ingevoerd is, heeft onder andere hetzelfde doel voor ogen.

9.4 Afspraken met het Openbaar Ministerie (OM)

Hiernaast is er ook binnen het strafrechtelijk kader het een en ander veranderd. Binnen de regio Zuidoost Brabant bestaat het Justitieel Casus Overleg – Leerplicht (JCO).

Dit JCO fungeert als 'voorportaal' voor het kantongerecht. Een melding bij het JCO kan leiden tot een extra maatregel tussen de melding bij Halt en de gang naar de rechter. Binnen het JCO worden alternatieve straffen opgelegd aan leerplichtige/kwalificatieplichtige jongeren tussen de twaalf en de achttien jaar die in overtreding zijn. Namens Helmond-Peelgemeenten is één leerplichtambtenaar van de gemeente Helmond aanspreekpunt, die het contact met het OM onderhoudt en werkafspraken maakt.

Naast bovengenoemde regionale afspraken, worden er ten aanzien van leerplichtovertredingen themazittingen leerplicht voor de regio Zuidoost Brabant georganiseerd.

Hoofdstuk 10 Samenwerking met diensten en instellingen

De achtergrond van de meeste zaken van verzuim is tamelijk tot zeer complex. Voor een goede diagnose, maar ook voor de goede oplossingen is het belangrijk te beschikken over veel formele en informele contacten met instanties die een bijdrage kunnen leveren aan de begeleiding van jongeren.

In de gemeente Asten zal leerplicht blijven investeren in een goede samenwerking met deze diensten en instellingen (artikel 16 lid 4 sub d). Er zal sprake moeten zijn van een sluitende aanpak.

Om inzichtelijk te krijgen of jongeren daadwerkelijk aankomen bij een organisatie en verder worden begeleid, is een goede samenwerking, delen van informatie en registratie nodig voor het handhavingstraject. In bijlage nr. 5 is een lijst van ketenpartners bijgevoegd. De samenwerking met een aantal van deze ketenpartners zal hieronder worden toegelicht.

10.1 Centrum Jeugd en Gezin

Vanuit leerplicht wordt altijd geprobeerd eerst vanuit een vrijwillig kader te werken. Dit betekent dat ouders en jongeren die zich begeleidbaar opstellen veelal de mogelijkheid wordt geboden een of andere vorm van vrijwillige hulp aan te gaan. Dit kan variëren van een bezoek aan de schoolarts of begeleiding via het Centrum Jeugd en Gezin (CJG). Vanaf 1 januari 2015 ligt de verantwoordelijkheid voor de jeugdhulp bij de gemeenten. De gemeenten (Asten, Deurne, Gemert-Bakel, Helmond, Laarbeek en Someren) zijn al vanaf 1 januari 2014 verantwoordelijk voor de provinciaal gefinancierde jeugdhulp die in de gezinnen, in de thuissituatie van ouders en jongeren wordt geboden. Hiervoor is het CJG Asten-Someren aangewezen als eerste aanspreekpunt voor jeugdhulp. In Asten zijn opvoedondersteuners direct telefonisch, via de vindplaatsen (scholen, peuterspeelzaal, kinderopvang) of via de website bereikbaar. Per vindplaats is een opvoedondersteuner aangesteld. Bij afstemmingsgesprekken met de betrokkenen instanties en (meestal) met de ouders is de leerplichtambtenaar aanwezig als het met leerplicht te maken heeft.

Indien nodig stemt de leerplichtambtenaar in Asten ook casussen af met het Steunpunt Guidoasten. Daarnaast maakt de leerplichtambtenaar in Asten deel uit van het lokale overleg Jongeren in beeld (JIB). In dit overleg worden hanggroepjongeren besproken.

Ook heeft de leerplichtambtenaar in Asten in het kader van leefbaarheid en particpatie overleg met verschillende (lokale) partners.

10.2 Bureau Jeugzorg

Vanaf 1 januari 2015 voert Bureau Jeugdzorg de jeugdbescherming en jeugdreclassering uit in heel Noord-Brabant. In Helmond-Peelgemeenten is ook Veilig Thuis (het Advies- en Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling) ondergebracht bij Bureau Jeugdzorg. Indien er een gezinsvoogd van Bureau Jeugdzorg bij een jongere is betrokken, betreffende waarvan een verzuimmelding is binnen gekomen, overlegt de leerplichtambtenaar over de gewenste aanpak betreffende het schoolverzuim, met deze gezinsvoogd.

10.3 Openbaar Ministerie

De strafbepalingen uit de Leerplichtwet (artikelen 26, 27 en 28 LPW) vormen het justitiële sluitstuk van de wet. Zij zijn van toepassing op de overtredingen zoals deze zijn genoemd in de artikelen 2, 4a, 18 en 21 LPW. In de ‘Handleiding strafrechtelijke aanpak schoolverzuim’ is een stappenplan onderzoek schoolverzuim ten behoeve van de uniforme handhaving van de leerplichtwet opgenomen. De leerplichtambtenaar kan aangaande bovengenoemde bepalingen zijn bevindingen in de vorm van een proces-verbaal aan de officier van justitie van het Openbaar Ministerie (OM) zenden.

10.4 Raad voor de Kinderbescherming

De formele relatie met de Raad voor de Kinderbescherming is gelegen in artikel 22 lid 4 en 5 LPW. Indien de leerplichtambtenaar een proces-verbaal tegen de jongere in verband met relatief verzuim aan de Officier van Justitie zendt, zendt hij tevens een afschrift van het proces-verbaal naar de Raad voor de Kinderbescherming (Art. 22, lid 5 LPW)

Indien er tegen de ouders (in verband met schoolverzuim) al eerder een proces-verbaal is opgemaakt, zendt de leerplichtambtenaar een afschrift van het proces-verbaal naar de Raad voor de Kinderbescherming.

10.5 Aanwijzing deskundige

Vanwege de mogelijkheid van een beroep op vrijstelling op grond van de artikelen 5 sub a en 7 LPW zijn er afspraken gemaakt met de GGD (een onafhankelijk deskundige) die een verklaring betreffende de geschiktheid tot toelating tot een school of instelling geeft.

10.6 Justitieel Casus Overleg - Leerplicht

Er wordt nauw samengewerkt met Bureau jeugdzorg, de Raad voor de Kinderbescherming, het Openbaar Ministerie en andere belangrijke ketenpartners, gericht op een snellere en adequatere aanpak bij die gevallen van risicovol verzuim, waarbij een meer kaderstellende aanpak gewenst lijkt. Jongeren, waarbij sprake is van complex en of hardnekkig verzuim, zullen besproken worden in het Justititeel Casus Overleg - Leerplicht. Hierin wordt samen door onder andere Bureau jeugdzorg, de Raad voor de Kinderbescherming, het Openbaar Ministerie en Leerplicht besproken wat de beste aanpak voor de betrokken jongere is. Uitgangspunt hierbij is dat een mogelijke interventie zo snel mogelijk tot een gedragsverandering leidt. Daarbij wordt onderscheid gemaakt naar de ernst van het schoolverzuim.

• Bij licht schoolverzuim is de school en leerplicht (spijbelspreekuur) verantwoordelijk voor de reactie.

• Bij matig schoolverzuim vindt de reactie via Halt plaats.

• Bij hardnekkig schoolverzuim wordt binnen het Justitieel Casus Overleg - Leerplicht beslist welke reactie moet volgen. Mislukt de gekozen interventie, dan wordt de strafzaak alsnog aan de Kantonrechter voorgelegd.

10.7 Halt

Schoolverzuim is sinds 2010 een zogenaamd 'Halt-waardig' feit. Voor verwijzing bij schoolverzuim geldt een onder- en een bovengrens. De ondergrens is: meerdere dagdelen verzuim (9 lesuren) of 12 keer te laat komen. De ondergrens laat ruimte voor maatwerk. Leerplichtambtenaaren, scholen en Halt kunnen hierover binnen hun werkgebied afspraken maken. De bovengrens is: maximaal 60 uur verzuim of 60 keer te laat komen. De Halt-regeling is bedoeld voor leerlingen met beginnend verzuim, die wel duidelijk zijn aangesproken en gewaarschuwd door de school en de leerplichtambtenaar en waarbij de school zelf maatregelen heeft genomen en ten minste de ouders heeft gewaarschuwd. Bepalend is dus of er al meerdere keren is verzuimd en tegelijkertijd dat nog geen sprake is van langdurig structureel zorgelijk verzuim.

Scholen moeten daarnaast een regeling voor verzuim en te laat komen in hun reglement hebben opgenomen.

10.8 De inspectiedienst van het Ministerie van Sociale Zaken en

Werkgelegenheid

De leerplichtambtenaar draagt op grond van artikel 23 LPW (en artikel 5 van de Leerplichtregeling 1995) zorg voor een goede informatieverstrekking aan het districtshoofd van de Arbeidsinspectie van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid met betrekking tot:

  • -

    Jongeren voor wie vervangende leerplicht is goedgekeurd op grond van artikel 3b van de wet;

  • -

    Jongeren voor wie vrijstelling van de inschrijfplicht bestaat op grond van artikel 5, onder a of b van de wet, en

  • -

    Jongeren die 16 jaar of ouder zijn;

  • -

    Jongeren ten aanzien van wie de leerplichtambtenaar bemerkt dat deze in strijd met de voorschriften arbeid verrichten.

10.9 Verwijsindex risicojongeren Zorg voor Jeugd

De leerplichtambtenaar draagt er zorg voor dat de geldende afspraken uit het (regionale) convenant betreffende de verwijsindex risicojongeren Zorg voor Jeugd worden nageleefd. De Leerplichtambtenaar kan een signaal afgeven in de verwijsindex. Als er vanuit 2 partijen een signaal wordt afgegeven, wordt de procedure in gang gezet. Er zal door een coördinerende partij een overleg worden gepland met melders en ouders.

10.10 Samenwerkingsverbanden Passend Onderwijs

Met de invoering van passend onderwijs hebben scholen zorgplicht. Dat betekent dat de scholen verantwoordelijk zijn voor het zoeken van de juiste onderwijsplek voor elke leerling die zich bij hen heeft ingeschreven. Ouders melden hun kind aan bij de school van hun keuze, en de school zoekt een passende onderwijsplek. Naast de school is nu ook het samenwerkingsverband een partij waarmee de leerplichtambtenaar in gesprek kan gaan.

Het samenwerkingsverband Helmond-Peelland Voortgezet Onderwijs (SWV Helmond-Peelland VO) omvat de gemeenten Asten, Boekel, Deurne, Geldrop-Mierlo, Gemert-Bakel, Heeze, Laarbeek, Helmond en Someren. De gemeente Nuenen sluit in dit kader aan bij de regio Eindhoven. Het samenwerkingsverband voor het Primair Onderwijs, omvat de scholen in de regio Helmond-Peelgemeenten en gemeenten Nuenen, Heeze en Geldrop-Mierlo. De kern Leende wordt ingedeeld bij de regio De Kempen.

Hoofdstuk 11 Jaarverslag leerplicht en beleidsontwikkeling

11.1 Jaarverslag

Leerplicht dient, op grond van artikel 25 van de Leerplichtwet, jaarlijks voor 1 oktober de noodzakelijke gegevens aan het college van burgemeester en wethouders aan te leveren, in verband met het jaarlijks uit te brengen verslag aan de gemeenteraad. Deze bepaling is in de instructie opgenomen om een actieve betrokkenheid van de gemeenteraad te stimuleren en ervoor te zorgen dat de gemeente voldoende stil staat bij de leerplichtuitvoering die zij wil hebben. De jaarlijkse rapportage biedt de mogelijkheid om de resultaten en ontwikkelingen op dit gebied te volgen.

De leerplichtambtenaar draagt zorg voor het jaarlijks aan de minister uit te brengen verslag inzake de omvang en behandeling van het schoolverzuim. Het verslag zal de kwantitatieve gegevens bevatten die aan het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) moeten worden gemeld, maar tevens ingaan op het gevoerde beleid.

Vanaf het schooljaar 2012-2013 wordt door de gemeente Eindhoven een statisch regiojaarverslag leerplicht voor de hele regio (21 gemeenten) samengesteld met een weergave van resultaten van het afgelopen schooljaar. De gegevens worden per gemeente uitgesplitst.

11.2 Beleidsontwikkeling

Om beleidsontwikkeling mogelijk te maken worden de ervaringen met betrekking tot de uitvoering van de LPW binnen het werkgebied, kwantitatief en kwalitatief, op een systematische wijze verzameld. De leerplichtambtenaar blijft hiertoe goed op de hoogte van regionale, provinciale en landelijke ontwikkelingen die voor de uitvoering van de LPW van belang zijn en zorgt voor verwerking van die ontwikkelingen in voorstellen voor aanpassingen van het gemeentelijke beleid. Er vindt betreffende deze voorstellen overleg met de beleidsambtenaar plaats met als doel deze noodzakelijke aanpassingen van het beleid te bewerken.

Om goed op de hoogte blijven van de regionale ontwikkelingen, vindt meerdere malen per jaar ambtelijk overleg plaats met de regiogemeenten. Ook op uitvoerend niveau vindt overleg plaats om de aanpak en werkwijze af te stemmen.

Hoofdstuk 12 Privacy- en klachtenprocedure

Leerplichtambtenaren handelen zoals vanuit hun ambtelijke functie en de Leerplichtwet 1969 wordt verlangd. Ook speelt de Wet Bescherming Persoonsgegevens (Wbp) een belangrijke rol. Op het gebruik van leerplichtgegevens is deze wet namelijk van toepassing. De leerplichtambtenaar gaat met leerplichtgegevens om zoals in deze wet is vastgelegd. De leerplichtambtenaar verstrekt slechts gegevens uit het leerlingendossier aan derden, binnen de grenzen van deze wet en het Vrijstellingsbesluit Wbp. In het bijzonder artikel 20 van dit Vrijstellingsbesluit. Dit artikel regelt de voorwaarden voor vrijstelling van de meldingsplicht van de leerlingenadministratie. De gemeente hoeft de verwerking van persoonsgegevens van leer- en kwalificatieplichtigen dan niet te melden bij het Centraal Bureau Persoonsregistratie (CBP).

De leerplichtambtenaar is officieel als leerplichtambtenaar beëdigd en handelt hiernaar. De leerplichtambtenaar is tevens buitengewoon opsporingsambtenaar en handelt conform de hiervoor wettelijk gestelde regelgeving.

De gemeentelijke bezwaarprocedure is van toepassing op besluiten die door de leerplichtambtenaar worden genomen, waarbij de leerplichtambtenaar het bestuurorgaan is. De Algemene wet bestuursrecht (Awb) is op deze besluiten van toepassing.

Dit geldt niet voor de beslissingen die de leerplichtambtenaar binnen het strafrechtelijke traject, als buitengewoon opsporingsambtenaar, neemt. Hierop is het Strafrecht van toepassing.

Klachten worden behandeld volgens de gemeentelijke klachtenprocedure

Hoofdstuk 13 Slotbepalingen

In artikel 16 van de Leerplichtwet is uitdrukkelijk bepaald dat het college van burgemeester en wethouders de instructie vaststelt.

Deze instructie treedt in werking veertien dagen na de dag van bekendmaking. Zaken die op het tijdstip van inwerkingtreding bij de leerplichtambtenaar in behandeling zijn, worden zo veel mogelijk in overeenstemming met deze instructie behandeld, tenzij de belangen van de jongere daardoor geschaad worden.

De instructie wordt aangehaald als: ‘Ambtsinstructie Leerplicht Gemeente Asten 2016’.

Met het vaststellen van de instructie komt de ‘Instructie voor de medewerker leerplicht van de gemeenten Asten en Someren juni 2011’ en het ‘Visiedocument leerplichtambtenaar gemeente Asten en Someren juni 2011’ te vervallen.

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Asten d.d. 24 maart 2016.

Nawoord

Zoals eerder aangegeven is het raadzaam om periodiek te bezien of de Ambtsinstructie Leerplicht geactualiseerd dient te worden. Zeker gezien alle ontwikkelingen die momenteel nog gaande zijn, onder andere binnen de samenwerking met collega’s van de gemeenten in de regio Helmond-Peelgemeenten.

Er is gedurende de afgelopen jaren een hechtere samenwerking tussen de regiogemeenten tot stand gekomen. Hierdoor is een meer uniforme en kwalitatief betere werkmethodiek naar leer- en kwalificatieplichtigen ontstaan. Toch blijven er een aantal knelpunten bestaan. Zonder volledig te willen zijn, volgen hieronder enkele knelpunten, die momenteel door de leerplichtambtenaren binnen de gemeenten van de regio Helmond-Peelgemeenten ervaren worden:

  • 1.

    Er bestaan kwaliteitsverschillen binnen de regio tussen de leerplichtambtenaren van de verschillende gemeenten, waardoor de gewenste kwaliteit en deskundigheid niet overal hetzelfde is. Bepalend hierbij zijn onder andere de omvang van de gemeente, de formatie, verschillen in opleidings- en ervaringsniveau, prioritering en gemeentebeleid.

  • 2.

    Vrijstellingen moeten aangevraagd worden bij de gemeente waar de jongere als ingezetene in de Basisregistratie personen (BRP) staat ingeschreven. Ook hier kleven praktische bezwaren aan als een jongere op een school in een andere gemeente ingeschreven staat. Momenteel is de praktijk dan ook anders. De leerplichtambtenaar die als contactpersoon aan de school verbonden is beoordeelt de vrijstellings- of verlofaanvraag en het daadwerkelijk besluit wordt genomen door of het college van de woongemeente of de leerplichtambtenaar.

 

Bijlage 1 t/m 7

Bijlage 1 Leerlingendossier

De leerplichtambtenaar legt slechts een leerlingendossier aan betreffende een jongere indien de leerplichtambtenaar mondelinge, telefonische, e-mail- of schriftelijke contacten heeft met de jongere of derden over diens:

  • 1.

    vervangende leerplicht;

  • 2.

    vrijstelling van inschrijving;

  • 3.

    vrijstelling van schoolbezoek;

  • 4.

    (vermoeden van) absoluut verzuim;

  • 5.

    (vermoeden van) relatief verzuim;

  • 6.

    (vermoeden van) voortijdig schoolverlaten;

  • 7.

    situatie die leidt tot bespreking in een (preventief) georganiseerd overleg (ZAT);

  • 8.

    gedrag dat leidt tot melding van maatregelen zoals schorsing;

  • 9.

    signalen die uiteindelijk kunnen leiden tot een van bovenstaande situaties.

 

In het leerlingendossier neemt de leerplichtambtenaar de volgende gegevens op:

  • 1.

    burgerservicenummer, onderwijsnummer of administratienummer;

  • 2.

    voornamen en achternaam;

  • 3.

    geslacht;

  • 4.

    geboortedatum en -plaats;

  • 5.

    nationaliteit;

  • 6.

    naam, voornamen, voorletters, titulatuur, geslacht, adres, postcode, woonplaats, telefoonnummer en soortgelijke gegevens van de ouders, voogden of verzorgers;

  • 7.

    school (scholen) van inschrijving, met gevolgde klassen en/of onderwijssoort;

  • 8.

    kennisgeving(en) van beroep op vrijstelling van inschrijfplicht;

  • 9.

    kennisgeving(en) van (vermoedelijk) schoolverzuim;

  • 10.

    aanvragen en behandeling van aanvragen voor vrijstelling van schoolbezoek;

  • 11.

    afschrift van correspondentie met betrekking tot de jongere;

  • 12.

    verslagen van gesprekken met dan wel over de jongere;

  • 13.

    aantekeningen en notities met betrekking tot de jongere;

  • 14.

    afschrift van de melding aan de Sociale Verzekeringsbank;

  • 15.

    afschrift van proces-verbaal van de jongere;

  • 16.

    eventueel behaalde diploma’s.

  • 17.

    persoonlijke omstandigheden die voor het halen van een startkwalificatie meegewogen moeten worden.

 

Het leerlingendossier voldoet aan de eisen van het Vrijstellingsbesluit Wet Bescherming Persoonsgegvens (Wbp), met name artikel 20, dat de voorwaarden regelt voor vrijstellng van de meldingsplicht van de leerplichtigen admistratie. Dit betekent dat de leerlingendossiers als zodanig niet benut kunnen worden door b.v. de sociale recherche. Het leerlingendossier wordt in het bijzonder beschermd, wat het gebruik betreft, door de bepalingen van de Wbp. Kern van de bepalingen wordt gevormd door:

  • 1.

    Gebruik beperkt tot de doelstellingen die de wet eraan geeft, namelijk de zorg voor een schoolloopbaan die tot (start)kwalificatie leidt;

  • 2.

    Recht op kennis van de inhoud van het dossier voor de betrokkene (ouders, oudere leerling);

  • 3.

    Recht op correctie van opgenomen gegevens.

  

Bijlage 2 Werkproces signaal Sociale Verzekeringsbank (SVB)

 

Met de invoering van de Wet tot wijziging van de Algemene Kinderbijslagwet en Nabestaandenwet, bestaat er sinds 1-10-2009 voor de leerplichtambtenaar de mogelijkheid tot het doen van een melding van ongeoorloofd verzuim aan de Sociale Verzekeringsbank (SVB). Deze melding kan gedaan worden bij absoluut en relatief schoolverzuim indien het een kwalificatieplichtige jongere betreft.

 

Maatwerk

De wetswijziging biedt de mogelijkheid tot maatwerk. Voorheen werd de kinderbijslag per direct stopgezet op het moment dat niet voldaan werd aan het minimum aantal klokuren dagbesteding van een jongere. Ongeacht of dit aan ouders te wijten was of niet. Nu ligt de toetsing van het recht op kinderbijslag v.w.b. het dagbesteding criterium, bij de leerplichtambtenaar. De SVB doet geen eigen onderzoek meer en reageert alleen op signalen van de leerplichtambtenaar. Situaties, waarin sprake is van onterechte uitschrijving, wachtlijstproblematiek of door andere omstandigheden niet kunnen voldoen aan de leerplicht, komen hierdoor niet langer ten laste van de ouders.

 

Instrument

Met de inwerkingtreding van de gewijzigde wet op de kinderbijslag heeft de leerplichtambtenaar een nieuw instrument bij het voorkomen en bestrijden van schoolverzuim bij kwalificatieplichtige jongeren. De leerplichtambtenaar kan melden bij absoluut of relatief verzuim. De SVB besluit vervolgens, tot opschorting of schorsing van de betaling kinderbijslag. Dit instrument kan op zichzelf ingezet worden maar ook gelijktijdig met de overige beschikbare instrumenten zoals het proces-verbaal of een verwijzing naar Halt.

 

Hersteltermijn

Een melding bij de SVB kan een geëigend middel zijn om het schoolverzuim te beëindigen omdat dit instrument de mogelijkheid biedt tot herstel. Doordat de SVB ieder kwartaal achteraf uitbetaalt, is een zogenaamde hersteltermijn mogelijk: hebben ouders en/of de jongere vóór aanvang van het volgend kwartaal voldaan aan de voorwaarden gesteld door de leerplichtambtenaar en is er derhalve geen sprake meer van ongeoorloofd verzuim, dan meldt de leerplichtambtenaar dit aan de SVB. De SVB zal dan op advies van de leerplichtambtenaar de stopzetting van de kinderbijslag ongedaan maken. Met een melding aan de SVB tot stopzetting van de kinderbijslag kan worden gedreigd maar het kan ook daadwerkelijk worden geëffectueerd.

 

Relatief en absoluut verzuim: moment afgifte signaal SVB

Bij relatief verzuim: Bij verwijtbaarheid verzuim aan ouders, en niet meewerken van ouders aan afspraken (bijv. rondom zorg) signaal SVB afgegeven.

Bij absoluut verzuim: Bij verwijtbaarheid verzuim aan ouders wordt signaal SVB afgegeven en/of proces-verbaal absoluut verzuim opgemaakt.

 

Samenwerkingsovereenkomst

Er is een samenwerkingsovereenkomst getekend met de SVB en de gemeente Asten.

 

Werkhandelingen

  • 1.

    Tijdens eerste contact met ouders en jongere (schriftelijk dan wel mondeling) wordt SVB signaal als een van de mogelijke in te zetten instrumenten genoemd.

  • 2.

    De leerplichtambtenaar die voornemens is signaal SVB af te geven:

Neemt contact op met de afdeling Sociale Zaken van de gemeente om navraag te doen naar evt. uitkeringen.

Informeert bij de SVB, ingeval ouders van de betreffende jongere gescheiden wonen, wie van de ouders de Kinderbijslag ontvangt om te voorkomen dat de maatregel de niet-verwijtbare ouder treft.

  • 1.

    Tijdens gesprek met ouder(s) en jongere geeft leerplichtambtenaar aan dat signaal afgegeven zal gaan worden aan de SVB en wordt besproken aan welke voorwaarden voldaan moet worden om de melding ongedaan te maken en de datum waarop aan deze voorwaarden moet zijn voldaan.

  • 2.

    De leerplichtambtenaar zet de volgende feiten en afspraken op papier en stuurt deze naar de ouder(s) en jongere:

Het geconstateerde verzuim (minimaal 16 uur per 4 weken)

De ondernomen acties om dit verzuim te stoppen, die niet tot resultaat geleid hebben (acties van de leerplichtambtenaar, gesprek, waarschuwing, Haltmelding, melding ZAT, etc)

De datum waarop de melding naar de SVB is gedaan, de datum waarop de kinderbijslag stopgezet zal worden (de SVB werkt met kwartaaltermijnen)

De voorwaarden waar ouder(s) en/of jongere aan moeten voldoen om de melding ongedaan te maken.

Een evaluatiedatum: de datum waarop beoordeeld wordt of aan de voorwaarden voldaan is. Deze datum wordt zo gekozen dat bij het voldoen aan de voorwaarden, de melding aan de SVB nog ongedaan gemaakt kan worden zonder dat dit leidt tot stopzetting van de kinderbijslag.

 

Een melding doen aan de SVB is geen besluit in de zin van de Algemene wet Bestuursrecht. De brief hoeft dus niet voorzien te worden van een bezwaar- en beroepsprocedure.

De SVB stuurt na de melding van de leerplichtambtenaar een beschikking aan de ouder die bekend is als aanvrager van de kinderbijslag. De SVB stopt met betalen van de kinderbijslag per het kwartaal volgend op de datum van de melding.

Indien ouder(s) het niet eens zijn met de maatregel, kan bezwaar worden ingediend bij de SVB. De leerplichtambtenaar die de melding gedaan heeft kan in de bezwaarprocedure gevraagd worden schriftelijke informatie te leveren. Evt. kan de leerplichtambtenaar gevraagd worden zelf aanwezig te zijn bij de hoorzitting.

 

  • 1.

    Als ouder(s) en/of jongere voldaan hebben aan de gestelde voorwaarden, neemt de leerplichtambtenaar contact op met de SVB om de melding ongedaan te maken en bevestigt dit schriftelijk aan ouders en jongere.

 

  • 1.

    De SVB stuurt na de herstelmelding van de leerplichtambtenaar een beschikking aan de ouder die bekend is als aanvrager van de kinderbijslag dat betaling hervat wordt.

 

  • 1.

    Indien pv wordt of is opgemaakt, maakt de leerplichtambtenaar melding van het feit dat een signaal aan de SVB is afgegeven, met vermelding van voorwaarden, datum afgifte signaal en evaluatiedatum.

  

Bijlage 3 Vrijstelling wegens ‘andere gewichtige omstandigheden’

 

Vrijstelling van geregeld schoolbezoek, wegens ‘andere gewichtige omstandigheden’ op grond van artikel 11 onder g Leerplichtwet 1969 (LPW) kent de mogelijkheid extra verlof te verlenen wegens andere gewichtige omstandigheden. Dit onderdeel is nader uitgewerkt in artikel 14 LPW. De hier bedoelde ‘andere gewichtige omstandigheden’ verwijzen naar uitzonderlijke persoonlijke omstandigheden waarvoor de leerling extra verlof nodig heeft, zodat hiermee een kennelijk onredelijke situatie voorkomen kan worden. Onder ‘andere gewichtige omstandighede’ vallen situaties die buiten de wil van de ouders en/of de leerling liggen. Daarbij is sprake van een medische of sociale indicatie. Bij een medische of sociale indicatie is een verklaring van een (jeugd)arts van de GGD of een sociale instantie noodzakelijk.

 

Onder ‘andere gewichtige omstandigheden’ vallen zeker niet de volgende situaties:

  • 1.

    activiteiten van verenigingen, zoals scouting of voetbalkamp (zie ook bijzondere talenten);

  • 2.

    vakantie buiten de vastgestelde schoolvakanties (ook in geval van speciale aanbiedingen in het laagseizoen);

  • 3.

    eerder vertrekken of later arriveren vanwege verkeers(drukte);

  • 4.

    familiebezoek in het buitenland;

  • 5.

    het argument ‘’mijn kind is nog jong’’;

  • 6.

    het argument ‘’vlak voor de vakantie wordt er toch (bijna) geen les meer gegeven’’;

  • 7.

    meedoen aan tv-opnamen;

  • 8.

    verlof voor een kind omdat andere kinderen van het gezin al of nog vrij zijn;

  • 9.

    goedkope tickets in het laagseizoen;

  • 10.

    omdat er geen tickets meer zijn in de vakantieperiode;

  • 11.

    kroonjaren;

  • 12.

    sabbatical;

  • 13.

    wereldreis/verre reis;

  • 14.

    deelname aan sportieve of culturele evenementen.

 

Hieronder wordt aangeven welke omstandigheden in aanmerking komen voor extra verlof bij tien dagen of minder (Staatscourant nr. 14773 van 16-07-2012):

  • 1.

    huwelijk van bloed- of aanverwanten tot en met de derde graad van het kind: maximaal 1 dag (buiten de woonplaats maximaal 2 dagen, in het buitenland maximaal 5 dagen);

  • 2.

    12½- of 25-jarig huwelijksjubileum van ouders: maximaal één dag;

  • 3.

    12½-, 25-, 40-, 50- of 60-jarig huwelijksjubileum van ouders of grootouders: maximaal 1dag;

  • 4.

    25-, 40-, of 50-jarig ambtsjubileum van ouders of grootouders en het 12 ½, 25, 40, 50 en 60 jarig huwelijksjubileum van ouder(s)/verzorger(s) of grootouders: maximaal 1 dag;

  • 5.

    ernstige (levensbedreigende ziekte zonder uitzicht op herstel) ziekte van ouders, bloed- of aanverwanten tot en met de derde graad van het kind: - maximaal 10 overleg met directeur;

  • 6.

    overlijden van bloed- of aanverwanten in de eerste graad: maximaal 5 dagen;

  • 7.

    overlijden van bloed- of aanverwanten in de tweede graad: maximaal 2 dagen;

  • 8.

    overlijden van bloed- of aanverwanten in de derde en vierde graad: maximaal 1 dag;

  • 9.

    In het buitenland: 1e t/m 4e graad maximaal 5 schooldagen;

  • 10.

    verhuizing: maximaal één dag;

  • 11.

    naar het oordeel van de directeur belangrijke redenen met uitzondering van vakantieverlof;

  • 12.

    voor andere naar het oordeel van het hoofd van de school/instelling gewichtige omstandigheden: maximaal 10 dagen.

 

Bijlage 4 Bezwaar- en beroepsprocedure verlof en vrijstellingen

 

Bezwaarprocedure bij onderstaande vrijstelling- en verlofaanvragen:

  • 1.

    Vrijstelling schoolinschrijving op grond van art. 15 LPW;

  • 2.

    Verlof op grond van art. 11 sub f juncto art. 13a LPW vakantieverlof;

  • 3.

    Verlof op grond van art. 11 sub g juncto art. 14 LPW ‘andere gewichtige omstandigheden’;

  • 4.

    Meer dan 10 schooldagen.

 

Bezwaar indienen

Als ouders/verzorgers het niet eens zijn met een besluit van het college van burgemeester en wethouders of een leerplichtambtenaar ( = bestuursorgaan). Dan kunt u hiertegen bezwaar aantekenen door een bezwaarschrift in te dienen bij het college of de leerplichtambtenaar die het eerdere besluit heeft genomen. Het college/de leerplichtambtenaar (het bestuursorgaan) bekijkt de zaak dan opnieuw en neemt een besluit op het bezwaarschrift. Dit doet zij nadat de Commissie voor bezwaarschriften hierover een advies heeft gegeven. U heeft zes weken de tijd om bezwaar te maken tegen een besluit. Deze termijn gaat in op de dag na de schriftelijke bekendmaking (meestal de verzending) van het besluit. Uiterlijk de laatste dag van deze termijn kunt u het bezwaar toesturen. De datum van de poststempel is daarvoor bepalend. Een buiten deze termijn ingediend bezwaarschrift is te laat en wordt niet behandeld.

 

Vereisten bezwaarschrift:

Tijdige indiening: Uw bezwaarschrift dient u in binnen zes weken na verzenddatum van het besluit, waartegen uw bezwaar zich richt;

Ondertekening: Het bezwaarschrift moet door u ondertekend zijn. U kunt ook iemand anders machtigen om namens u het bezwaar in te dienen. Zorgt u in dat geval voor een ondertekend machtigingsformulier;

Gronden: U dient altijd aan te geven waarom u het niet eens bent met het genomen besluit. Dit zijn de gronden van uw bezwaar.

 

Schorsing besluit

Het indienen van een bezwaarschrift betekent niet dat van het bestreden besluit geen gebruik mag worden gemaakt. Om een besluit te schorsen dient u een verzoek om voorlopige voorziening in te moeten bij de rechtbank in Den Bosch.

 

Beroep

Als u het niet eens bent met de beslissing van de gemeente op het bezwaarschrift dat u hebt ingediend, dan kunt u hiertegen binnen zes weken beroep instellen bij de rechtbank in Den Bosch. Uw verzoek om voorlopige voorziening en/of beroepschrift kunt u sturen naar: Rechtbank 's-Hertogenbosch, Sector Bestuursrecht, Postbus 90125, 5200 MA ’s-Hertogenbosch.

 

Bestuursorgaan te laat

Indien er niet binnen de wettelijke termijn beslist is op uw bezwaarschrift, kunt u een brief sturen waarin u de gemeente in gebreke stelt.

Vermeldt u in deze brief:

-de datum van het bezwaarschrift;

-ons kenmerk;

-uw naam, adres, postcode een woonplaats;

-uw telefoonnummer.

 

Op grond van de Algemene wet bestuursrecht is de gemeente u een dwangsom verschuldigd, als er niet binnen twee weken na uw ingebrekestelling alsnog een beslissing op het bezwaarschrift is genomen. U ontvangt dan een beslissing over de aan u te betalen dwangsom.

Tegen het uitblijven van de beslissing op uw bezwaarschrift binnen de wettelijke beslistermijn kunt u tevens schriftelijk beroep indienen bij de rechtbank ’s-Hertogenbosch, sector bestuursrecht, postbus 90125, 5200 MA ’s-Hertogenbosch. Voor het indienen van een beroepsschrift bent u griffierecht verschuldigd.

 

Luxe verzuim

School meldt bij LPA

LPA proces verbaal relatief verzuim

Kind(eren) verzuimt/verzuimen alsnog

Gegrond verklaard

Vrijstelling/verlof alsnog toegekend

Vrijstelling /verlof wordt toegekend

Beroepschrift wordt gegrond verklaard Vrijstelling/verlof toegekend

Beroepschrift wordt niet gegrond verklaard

Luxe verzuim

School meldt bij LPA

LPA proces verbaal relatief verzuim

Kind(eren) verzuimt/verzuimen alsnog

Ouders /verzorgers accepteren besluit

Ouders/verzorgers kunnen in beroep bij de Rechtbank DB

Niet gegrond verklaard

Ouders /verzorgers moeten bezwaar in bij de LPA

Vrijstelling / verlof wordt afgewezen

Aanvraag ingediend bij  het college/de leerplichtambtenaar

 Bijlage 5 Diensten en instellingen waarmee wordt samengewerkt

(artikel 16 lid 4 sub d LPW)

 

De leerplichtambtenaar voert zo vaak als hij dit voor het uitoefenen van zijn taak nodig acht overleg o.a. met:

 

  • 1.

    Arbeidsinspectie

  • 2.

    Halt

  • 3.

    Gemeenten in de regio

  • 4.

    Ingrado (branchevereniging voor Leerplicht en RMC)

  • 5.

    Inspectie van het onderwijs

  • 6.

    Instellingen voor jeugdhulpverlening (BJZ: (gezins-)voogdij/jeugdreclassering)

  • 7.

    Instellingen voor jeugdgezondheidszorg (GGD)

  • 8.

    Instellingen voor geestelijke gezondheidszorg (GGZ, Herlaarhof)

  • 9.

    Interne diensten/afdelingen van de gemeente: b.v. CJG, communicatie, Werkplein

  • 10.

    Instellingen voor beroepsonderwijs (ROC, Helicon, Summa, Gilde)

  • 11.

    LEVgroep

  • 12.

    Medisch Kinderdagverblijf (MKD)

  • 13.

    MEE

  • 14.

    Ministerie OC&W

  • 15.

    Ministerie van Justitie en Veiligheid

  • 16.

    Ministerie van Binnenlandse Zaken

  • 17.

    ORO

  • 18.

    Politie

  • 19.

    Raad voor de Kinderbescherming

  • 20.

    (Arrondissements) Rechtbank

  • 21.

    Scholen voor primair onderwijs (PO)

  • 22.

    Scholen voor voortgezet onderwijs (VO)

  • 23.

    Scholen voor speciaal onderwijs (VSO)

  • 24.

    Scholen in het buitenland (meestal België)

  • 25.

    Sociale Verzekeringsbank

  • 26.

    Samenwerkingsverbanden PO en VO

  • 27.

    Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen/ UWV Werkbedrijf 

  • 28.

    Veilig Thuis

 

Lokaal Asten:

 

  • 1.

    Centrum voor jeugd en gezin Asten – Someren

  • 2.

    Steunpunt Guidoasten

  • 3.

    Jongeren in Beeld

  • 4.

    Lokale partners leefbaarheid en participatie

  • 5.

    ONIS

  

Bijlage 6 Signaal aan de Inspectie van het Onderwijs bij niet voldoen aan de wettelijke bepalingen van de Leerplichtwet door een school of onderwijsinstelling

 

  • 1.

    Wanneer een leerplichtambtenaar, bij de uitoefening van zijn toezichthoudende rol op leerlingen en ouders/verzorgers, tekortkomingen waarneemt bij een school of onderwijsinstelling in de naleving van de Leerplichtwet, informeert en adviseert de leerplichtambtenaar de school of onderwijsinstelling, zodat deze zich bewust is van de geldende wettelijke bepalingen waaronder de meldplicht.

 

  • 1.

    Wanneer een leerplichtambtenaar bij een volgend bezoek in het kader van zijn toezichthoudende rol op leerlingen en ouders/verzorgers signaleert dat de school of onderwijsinstelling nog steeds niet voldoet aan de wettelijke bepalingen, dan zal de leerplichtambtenaar de school verzoeken om alsnog te voldoen en zal de leerplichtambtenaar een schriftelijk signaal afgeven aan de Inspectie van het Onderwijs.

 

  • 1.

    Het schriftelijk signaal wordt afgegeven bij het Loket Signalenbox van de Inspectie van het Onderwijs. De school of onderwijsinstelling wordt hiervan op de hoogte gesteld.

 

  • 1.

    Het schriftelijk signaal omvat een duidelijke omschrijving van de waargenomen feiten door de leerplichtambtenaar. Tevens omschrijft de leerplichtambtenaar op welke wijze hij/zij heeft gehandeld in relatie tot de signalering.

 

  • 1.

    Als de leerplichtambtenaar in het kader van toezicht op leerling en ouders/verzorgers, nadat hij/zij de Inspectie van het Onderwijs al een signaal heeft gegeven, opnieuw waarneemt dat een school of onderwijsinstelling in strijd met de Leerplichtwet handelt, doet hij/zij een melding aan de onderwijsinspectie conform de wijze waarop een schriftelijk signaal wordt gegeven zoals omschreven in lid 3 en 4 van dit artikel.

 

Toelichting

De leerplichtambtenaar is veel in school aanwezig, ook om gehele administratie op aan/ afwezigheid van leerlingen in te zien. Indien de leerplichtambtenaar waarneemt dat de school of onderwijsinstelling de Leerplichtwet niet naleeft, dan is dat aanleiding voor een signaal naar de Inspectie van het Onderwijs. Tevens kan dit een reden zijn tot het geven van informatie en advies aan de school of onderwijsinstelling betreffende een goede uitvoering danwel een verbetering van het verzuimbeleid van de school.

De wijze waarop de signalen aan de Inspectie van het Onderwijs worden gegeven zijn opgenomen in de ambtsinstructie. De werkwijze van de Inspectie van het Onderwijs staat omschreven in het Samenwerkingsprotocol leerplichtambtenaren en Inspectie van het Onderwijs.

Elk van de twee toezichthouders (leerplichtambtenaar en Inspectie van het Onderwijs) heeft de bevoegdheden die titel 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) verleent aan degenen die als toezichthouder zijn aangewezen, voor zover dit redelijkerwijs voor de vervulling van de toezichttaak nodig is (5:13 Awb). Daartoe behoren het betreden van plaatsen en de inzage van gegevens en bescheiden. Uit dit systeem volgt dat de leerplichtambtenaar toegang heeft tot de school en inzage heeft in de administratie voor zover dit redelijkerwijs voor de vervulling van zijn eigen toezichttaak (dus jegens ouders en leerlingen) nodig is. De toezichttaak gericht tot scholen met bijbehorende bevoegdheden is bij de Inspectie van het Onderwijs belegd. De leerplichtambtenaar heeft wel een natuurlijke oog‐ en oorfunctie waar het gaat om het handelen van scholen in het kader van de LPW, de signaleringsrol.

Verstrekking van informatie aan andere overheidsorganen zoals de Inspectie van het Onderwijs, is toegestaan als gevolg van de Wet Justitiële en Strafvorderlijke Gegevens (WJSG).

Bijlage 7 Leerplichtwet 1969

 

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat de Leerplichtwet (Stb. 1900, 111) dient te worden vervangen door een nieuwe wettelijke regeling, die is aangepast aan het huidige onderwijsbestel en een kortere procedure bevat voor de bestrijding van het onwettig schoolverzuim, en dat het wenselijk is de leerplichtige leeftijd met een jaar te verlengen en in de Arbeidswet 1919 daarmee verband houdende wijzigingen aan te brengen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

§ 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

Deze wet verstaat onder:

a. "Onze minister": Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, tenzij uitdrukkelijk anders bepaald;

b. "school":

1. een openbare of een uit de openbare kas bekostigde bijzondere basisschool, speciale school voor basisonderwijs, school voor speciaal onderwijs, voortgezet speciaal onderwijs, speciaal en voortgezet speciaal onderwijs of dagschool voor voortgezet onderwijs, dan wel een openbare of een uit de openbare kas bekostigde bijzondere instelling voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs;

2. een ingevolge artikel 56 van de Wet op het voortgezet onderwijs aangewezen bijzondere dagschool voor voortgezet onderwijs;

3. een andere dagschool die wat de inrichting van het onderwijs betreft, overeenkomt met de criteria, bedoeld in artikel 1a1, en wat de bevoegdheden van de leraren betreft, overeenkomt met een of meer van de onder 1 bedoelde scholen;

4. een andere krachtens artikel 1a, eerste lid, voor de toepassing van deze wet als school aangewezen onderwijsinstelling;

c. «instelling»:

1. instelling als bedoeld in artikel 1.1.1, onderdeel b, van de Wet educatie en beroepsonderwijs;

2. beroepsopleiding ten aanzien waarvan toepassing is gegeven aan artikel 1.4.1, eerste lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs;

d. "hoofd":

1. hij die met de leiding van de school is belast;

2. hij die met de leiding van de instelling is belast;

e. "de ambtenaar": de ambtenaar, bedoeld in artikel 16;

f. "startkwalificatie": een diploma van een opleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid onder b tot en met e, van de Wet educatie en beroepsonderwijs of een diploma hoger algemeen voortgezet onderwijs of voorbereidend wetenschappelijk onderwijs als bedoeld in artikel 7 onderscheidenlijk 8 van de Wet op het voortgezet onderwijs;

g. persoonsgebonden nummer: persoonsgebonden nummer als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het onderwijstoezicht;

h. meldingsregister relatief verzuim: meldingsregister relatief verzuim als bedoeld in artikel 24h van de Wet op het onderwijstoezicht;

i. register vrijstellingen en vervangende leerplicht: register vrijstellingen en vervangende leerplicht als bedoeld in artikel 24k2 van de Wet op het onderwijstoezicht.

 

Artikel 1a. Aanwijzing scholen

1. Bij ministeriële regeling dan wel bij beschikking van Onze minister kunnen onderwijsinstellingen dan wel groepen daarvan worden aangewezen als school als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, subonderdeel 4. Aan de aanwijzing kunnen voorwaarden worden verbonden.

2. Onze minister kan de aanwijzing intrekken indien het hoofd of het personeel van de school in strijd handelt met artikel 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 1a1. Scholen als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, subonderdeel 3

1. Onverminderd titel I van de Wet op het primair onderwijs en titel I van de Wet op het voortgezet onderwijs, moet een school als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, subonderdeel 3,

a. wat de inrichting van het basisonderwijs betreft, voldoen aan de criteria, bedoeld in de artikelen 8, eerste, tweede, derde, vierde, achtste lid, onderdeel a, negende en tiende lid, 9 en 10, eerste volzin, van de Wet op het primair onderwijs, en tevens heeft de school een schoolplan dat ten minste een beschrijving bevat van het beleid inzake het onderwijs, bedoeld in artikel 8, derde lid, van genoemde wet;

b. wat de inrichting van het voortgezet onderwijs betreft, voldoen aan de criteria, bedoeld in de artikelen 6a en 23a, eerste volzin van de Wet op het voortgezet onderwijs, en tevens heeft de school een schoolplan dat ten minste een beschrijving bevat van het beleid inzake het onderwijs, bedoeld in artikel 17 van genoemde wet en besteedt het onderwijs binnen de eerste twee leerjaren van het voortgezet onderwijs aantoonbaar aandacht aan de kerndoelen, bedoeld in artikel 11b van genoemde wet, en aansluitend aan de kerndoelen als onderwijsprogramma voor de eerste twee leerjaren, stelt het onderwijs de leerlingen aantoonbaar in staat om hun onderwijsloopbaan voort te zetten in het vervolgonderwijs op een niveau dat van de leerling verwacht mag worden.

 

2. Burgemeester en wethouders volgen bij hun oordeel of een onderwijsvoorziening een school is als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, subonderdeel 3, een door de inspectie van het onderwijs ter zake gegeven advies. Indien het een advies betreft als bedoeld in artikel 11b, zevende lid, van de Wet op het onderwijstoezicht en burgemeester en wethouders van oordeel zijn dat een onderwijsvoorziening geen school is als bedoeld in de eerste volzin, zijn het vierde lid en artikel 22, vierde lid, van overeenkomstige toepassing.

3. Indien Onze Minister naar aanleiding van een melding als bedoeld in artikel 14 van de Wet op het onderwijstoezicht, aan burgemeester en wethouders van de gemeente waarin de school is gevestigd adviseert dat de school niet langer voldoet aan de criteria die gelden voor een school als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, subonderdeel 3, dan volgen burgemeester en wethouders dit advies en oordeelt dat de school niet langer een school is als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, subonderdeel 3.

4. Indien het advies, bedoeld in het derde lid daartoe aanleiding geeft, stellen burgemeester en wethouders de ouders van de leerlingen van de onderwijsvoorziening binnen 7 dagen schriftelijk op de hoogte van het feit dat de onderwijsvoorziening niet langer een school is als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, subonderdeel 3, of verzekeren zij er zich van dat de onderwijsvoorziening de ouders daarvan schriftelijk op de hoogte heeft gesteld.

Artikel 1b. Meerderjarige jongeren

Indien een leerplichtige jongere of een jongere die kwalificatieplichtig is meerderjarig is rusten de verplichtingen en bevoegdheden die in deze wet zijn toebedeeld aan de in artikel 2, eerste lid, bedoelde personen op de jongere zelf. 1c [Vervallen per 25-03-2009]

Artikel 1d. Maatregelen

1. Indien de kwaliteit van het niet uit 's Rijks kas bekostigde onderwijs ernstig of langdurig tekortschiet, kan Onze minister op verzoek van het hoofd van een school of instelling of uit eigen beweging in overeenstemming met het hoofd maatregelen treffen.

2. Tot de maatregelen, bedoeld in het eerste lid, behoort de mogelijkheid het hoofd van een school of instelling te laten bijstaan door een extern deskundige. Ook kunnen onder voorwaarden extra financiële middelen aan de school of instelling ter beschikking worden gesteld.

§ 2. Leerplicht

Artikel 2. Verantwoordelijke personen

1. Degene die het gezag over een jongere uitoefent, en degene die zich met de feitelijke verzorging van een jongere heeft belast, zijn verplicht overeenkomstig de bepalingen van deze wet te zorgen, dat de jongere als leerling van een school staat ingeschreven en deze school na inschrijving geregeld bezoekt. Bij de inschrijving wordt een van overheidswege verstrekt document of een bewijs van uitschrijving van een andere school overgelegd waarop de gegevens van de jongere betreffende zijn geslachtsnaam, voorletters, geboortedatum, geslacht en burgerservicenummer of bij gebreke daarvan zo mogelijk zijn onderwijsnummer zijn vermeld. Indien de in de eerste volzin bedoelde personen bij de inschrijving aannemelijk hebben gemaakt dat zij geen burgerservicenummer of onderwijsnummer van de jongere kunnen overleggen, leggen zij het burgerservicenummer of onderwijsnummer van de jongere over aan de school zodra zij daarvan kennis hebben verkregen.

2. De in het eerste lid bedoelde verplichtingen gelden niet voor zover de daarin bedoelde personen kunnen aantonen dat zij daarvoor niet verantwoordelijk kunnen worden geacht.

3. De jongere die de leeftijd van 12 jaren heeft bereikt, is verplicht overeenkomstig de bepalingen van deze wet de school waaraan hij als leerling staat ingeschreven, geregeld te bezoeken, onverminderd het bepaalde in het eerste lid.

4. Tot het tijdstip, bedoeld in artikel XIa, eerste, tweede, onderscheidenlijk derde lid, van de wet van 6 december 2001 tot wijziging van enkele onderwijswetten in verband met de invoering van persoonsgebonden nummers in het onderwijs (Stb. 681), kan, in afwijking van de tweede volzin van het eerste lid, inschrijving van een jongere als leerling van een school plaatsvinden zonder overlegging van het onderwijsnummer en, indien de in het eerste lid bedoelde personen aannemelijk maken dat zij geen burgerservicenummer van de jongere kunnen overleggen, eveneens zonder overlegging van het burgerservicenummer. Tot dat tijdstip is de derde volzin van het eerste lid uitsluitend van toepassing met betrekking tot het burgerservicenummer.

5. Het eerste lid, tweede en derde volzin, en het vierde lid zijn ten aanzien van scholen als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs van toepassing met ingang van het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, artikel II, onderscheidenlijk artikel III, van de wet van 6 december 2001 tot wijziging van enkele onderwijswetten in verband met de invoering van persoonsgebonden nummers in het onderwijs (Stb. 681).

Artikel 3. Begin en einde van de verplichting tot inschrijving

1. De verplichting om te zorgen, dat een jongere als leerling van een school staat ingeschreven, begint op de eerste schooldag van de maand volgende op die waarin de jongere de leeftijd van vijf jaar bereikt, en eindigt:

a. aan het einde van het schooljaar na afloop waarvan de jongere ten minste twaalf volledige schooljaren een of meer scholen heeft bezocht;

b. aan het einde van het schooljaar waarin de jongere de leeftijd van zestien jaar heeft bereikt.

 

2. Een jongere die een basisschool in minder dan acht schooljaren heeft doorlopen, wordt voor de toepassing van het eerste lid onder a geacht reeds acht schooljaren een school te hebben bezocht.

Artikel 3a. Vervangende leerplicht

1. Indien het betreft een jongere die tenminste de leeftijd van 14 jaar heeft bereikt en waarvan naar hun oordeel is komen vast te staan, dat hij niet geschikt is volledig dagonderwijs aan een school te volgen, kunnen burgemeester en wethouders van de gemeente waar de jongere als ingezetene met een adres in de basisregistratie personen is ingeschreven, op verzoek van de in artikel 2, eerste lid, bedoelde personen, in overeenstemming met het bevoegd gezag van de school, toestaan dat gedurende een bepaald schooljaar, voor zover nodig, in afwijking van het bepaalde in de artikelen 11b, eerste lid, 11c, 11d en 11e van de Wet op het voortgezet onderwijs de jongere aan de school een programma volgt, dat naast algemeen vormend onderwijs en op het beroep gericht onderwijs tevens praktijktijd bevat, bestaande uit arbeid van lichte aard, te verrichten naast en in samenhang met het onderwijs.

2. Het verzoek, bedoeld in het eerste lid, gaat vergezeld van:

a. een plan van aanpak dat voorziet in een begeleidingsprogramma ten behoeve van de jongere dat is opgesteld door de school en dat tenminste bevat een beschrijving van de onderwijsdoelen en van de praktijktijd; en

b. gegevens van de jongere betreffende:

1°. het persoonsgebonden nummer;

2°. de naam, de geboortedatum, het geslacht, het adres en de woonplaats, de postcode van de woonplaats; en

3°. of eerder vervangende leerplicht is toegestaan.

 

3. Alvorens burgemeester en wethouders besluiten op het verzoek, bedoeld in het eerste lid, horen burgemeester en wethouders in elk geval:

a. degene die het verzoek heeft ingediend en de jongere zelf, en

b. het hoofd van de school waar de jongere staat ingeschreven.

 

4. Burgemeester en wethouders besluiten binnen 4 weken na ontvangst van het verzoek, bedoeld in het eerste lid, en zenden binnen 2 weken na het nemen van het besluit daarvan afschrift aan de in artikel 2, eerste lid, bedoelde personen.

5. Indien de jongere nog steeds niet geschikt is volledig dagonderwijs als bedoeld in het eerste lid aan een school te volgen, kunnen de in artikel 2, eerste lid, bedoelde personen burgemeester en wethouders ten minste acht weken voor het verstrijken van de periode waarvoor toestemming is verleend, verzoeken de toestemming voor het daaropvolgend schooljaar te verlengen. Het verzoek gaat vergezeld van een verklaring van het hoofd van de school waar de jongere staat ingeschreven, waarin een overzicht is gegeven van de wijze waarop uitvoering is gegeven aan het programma en waaruit blijkt dat een terugkeer van de jongere naar het onderwijs, bedoeld in de artikelen 11a tot en met 11d van de Wet op het voortgezet onderwijs, te ontraden is, alsmede dat voortzetting van het programma bijdraagt aan de ontwikkeling van de jongere. Het tweede en derde lid zijn van toepassing.

Artikel 3b. Vervangende leerplicht laatste schooljaar

1. Op verzoek van de in artikel 2, eerste lid, bedoelde personen kunnen burgemeester en wethouders van de gemeente waar de jongere als ingezetene met een adres in de basisregistratie personen is ingeschreven, toestaan dat de inschrijving van de jongere aan een school voor het laatste schooljaar, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder a of b, wordt vervangen door de inschrijving als leerling van een instelling als bedoeld in paragraaf 2a.

2. Het verzoek, bedoeld in het eerste lid, gaat vergezeld van gegevens van de jongere betreffende:

a. het persoonsgebonden nummer;

b. de naam, de geboortedatum, het geslacht, het adres en de woonplaats, de postcode van de woonplaats; en

c. of eerder vervangende leerplicht is toegestaan.

 

3. Het verzoek, bedoeld in het eerste lid, gaat vergezeld van plan van aanpak dat voorziet in een begeleidingsprogramma ten behoeve van de jongere dat is opgesteld door de instelling waar de jongere ingeschreven wenst te worden. Het begeleidingsprogramma bevat ten minste een beschrijving van de onderwijs- en vormingsdoelen, waaronder algemeen vormend onderwijs en op het beroep gericht onderwijs, alsmede de wijze waarop arbeid van lichte aard zal worden verricht, naast het volgen van onderwijs aan een instelling als bedoeld in paragraaf 2a doch niet in samenhang met het onderwijs. Indien het betreft een jongere, die ten tijde van de indiening van het verzoek een programma als bedoeld in artikel 3a, eerste lid, volgt, gaat het verzoek tevens vergezeld van een verklaring van het hoofd van de school waar de jongere staat ingeschreven, waarin een overzicht is gegeven van de wijze waarop uitvoering is gegeven aan het programma en waaruit blijkt dat een terugkeer van de jongere naar het onderwijs, bedoeld in de artikelen 11a tot en met 11d van de Wet op het voortgezet onderwijs, dan wel een voortgezette toepassing van artikel 3a, eerste lid, te ontraden is.

4. Alvorens burgemeester en wethouder besluiten op het verzoek, bedoeld in het eerste lid, horen burgemeester en wethouder in elk geval:

a. degene die het verzoek heeft ingediend en de jongere zelf;

b. het hoofd van de school waar de jongere het laatst stond ingeschreven en het hoofd van de instelling waar de jongere ingeschreven wenst te worden, en

c. de instellingen van maatschappelijke zorg die reeds bij de begeleiding van de jongere betrokken zijn.

 

5. Burgemeester en wethouders besluiten binnen 4 weken na ontvangst van het verzoek, bedoeld in het eerste lid, en zenden binnen 2 weken na het nemen van het besluit daarvan afschrift aan de in artikel 2, eerste lid, bedoelde personen.

Artikel 3c. Kennisgeving vervangende leerplicht

1. Indien burgemeester en wethouders besluiten tot instemming met het verzoek, bedoeld in het artikel 3a, eerste lid, of artikel 3b, eerste lid, verstrekken zij aan Onze Minister de volgende gegevens van de jongere:

a. het persoonsgebonden nummer, de postcode van de woonplaats;

b. het gegeven dat het een vervangende leerplicht betreft;

c. de begin- en einddatum van de vervangende leerplicht;

d. of eerder een vervangende leerplicht is toegestaan; en

e. indien de jongere niet eerder onderwijs binnen Nederland heeft gevolgd: de naam, het adres en de woonplaats, het geslacht en de geboortedatum.

 

2. Onze Minister neemt de volgende op grond van het eerste lid verstrekte gegevens op in het register vrijstellingen en vervangende leerplicht:

a. het persoonsgebonden nummer;

b. de begin- en einddatum van de vervangende leerplicht;

c. of eerder vervangende leerplicht is toegestaan;

d. de woongemeente; en

e. het gegeven dat het een vervangende leerplicht betreft.

 

Artikel 4. Begin en einde van de verplichting tot geregeld schoolbezoek

1. De verplichting om te zorgen, dat een jongere de school waar hij als leerling staat ingeschreven, geregeld bezoekt, begint op de dag waarop hij na inschrijving op die school kan plaats nemen, en eindigt tegelijk met de verplichting om te zorgen, dat hij als leerling van een school staat ingeschreven.

2. Het schoolbezoek vindt geregeld plaats, zolang geen les of praktijktijd wordt verzuimd.

§ 2a. Kwalificatieplicht

Artikel 4a. Inschrijving

1. De in artikel 2, eerste lid, bedoelde personen zijn verplicht te zorgen dat de jongere overeenkomstig de bepalingen van deze paragraaf staat ingeschreven als leerling of deelnemer bij een school of instelling die volledig dagonderwijs, een bij de wet geregelde combinatie van leren en werken, een onderwijsprogramma als bedoeld in artikel 25a, derde lid, onderdeel d, van de Wet op het voortgezet onderwijs, dan wel een onderwijsprogramma als bedoeld in artikel 58a, derde lid, onderdeel d, van de Wet op het voortgezet onderwijs verzorgt en dat hij deze school of instelling na inschrijving geregeld bezoekt, als:

a. ten aanzien van de jongere de leerplicht, bedoeld in paragraaf 2 van deze wet is geëindigd, en

b. de jongere geen startkwalificatie heeft behaald.

 

2. De verplichting, bedoeld in het eerste lid, geldt niet ten aanzien van jongeren die in het bezit zijn van een getuigschrift of een schooldiploma praktijkonderwijs als bedoeld in artikel 29a van de Wet op het voortgezet onderwijs en jongeren die voortgezet speciaal onderwijs in het uitstroomprofiel, bedoeld in artikel 14, eerste lid, onderdeel b dan wel onderdeel c, van de Wet op de expertisecentra hebben gevolgd.

3. Artikel 2, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de verplichtingen, bedoeld in het eerste lid.

4. Als de inschrijving, bedoeld in het eerste lid, plaats vindt aan een andere school of instelling dan daarvoor door de jongere werd bezocht, wordt bij de inschrijving een van overheidswege verstrekt document of een bewijs van uitschrijving van een andere school of instelling overgelegd waarop de gegevens van de jongere betreffende zijn geslachtsnaam, voorletters, geboortedatum, geslacht en burgerservicenummer of bij gebreke daarvan zo mogelijk zijn onderwijsnummer zijn vermeld. Als de in artikel 2, eerste lid, bedoelde personen bij de inschrijving aannemelijk hebben gemaakt dat zij geen burgerservicenummer of onderwijsnummer van de jongere kunnen overleggen, leggen zij het burgerservicenummer of onderwijsnummer van de jongere over aan de school zodra zij daarvan kennis hebben verkregen.

5. Tot het tijdstip, bedoeld in artikel XIa, vijfde lid, van de wet van 6 december 2001, Stb. 681, tot wijziging van enkele onderwijswetten in verband met de invoering van persoonsgebonden nummers in het onderwijs, kan, in afwijking van de eerste volzin van het vierde lid, inschrijving van een jongere als deelnemer aan een instelling plaatsvinden zonder overlegging van het onderwijsnummer en, indien de in artikel 2, eerste lid, bedoelde personen aannemelijk maken dat zij geen burgerservicenummer van de jongere kunnen overleggen, eveneens zonder overlegging van het burgerservicenummer. Tot dat tijdstip is de tweede volzin van het vierde lid uitsluitend van toepassing met betrekking tot het burgerservicenummer.

6. Het vierde en vijfde lid zijn van toepassing met ingang van het tijdstip van inwerkingtreding van artikel IV van de wet van 6 december 2001, Stb. 681, tot wijziging van enkele onderwijswetten in verband met de invoering van persoonsgebonden nummers in het onderwijs.

Artikel 4b. Begin en einde verplichting tot inschrijving

De verplichting, bedoeld in artikel 4a, eerste lid, vangt aan direct na het einde van de leerplicht, bedoeld in paragraaf 2 van deze wet, en eindigt zodra de jongere de leeftijd van 18 jaar bereikt of een startkwalificatie heeft behaald.

Artikel 4c. De invulling van de verplichting tot geregeld schoolbezoek

1. De jongere die als leerling of deelnemer van een school of instelling staat ingeschreven op grond van artikel 4a, eerste lid, is verplicht het volledige onderwijsprogramma, het volledige programma van de combinatie leren en werken, het onderwijsprogramma, bedoeld in artikel 25a, derde lid, onderdeel d, van de Wet op het voortgezet onderwijs, respectievelijk het onderwijsprogramma, bedoeld in artikel 58a, derde lid, onderdeel d, van de Wet op het voortgezet onderwijs, te volgen dat door die school of instelling wordt aangeboden.

2. De jongere voldoet aan de verplichting, bedoeld in artikel 4a, eerste lid, om de school of instelling na inschrijving geregeld te bezoeken, zolang hij geen les of praktijktijd verzuimt anders dan op een van de gronden, bedoeld in artikel 11.

§ 3. Vrijstellingen

Artikel 5. Gronden voor vrijstelling van inschrijving

De in artikel 2, eerste lid, bedoelde personen zijn vrijgesteld van de verplichting om te zorgen, dat een jongere als leerling van een school onderscheidenlijk een instelling staat ingeschreven, zolang

a. de jongere op lichamelijke of psychische gronden niet geschikt is om tot een school onderscheidenlijk een instelling te worden toegelaten;

b. zij tegen de richting van het onderwijs op alle binnen redelijke afstand van de woning - of, indien zij geen vaste verblijfplaats hebben, op alle binnen Nederland - gelegen scholen onderscheidenlijk instellingen waarop de jongere geplaatst zou kunnen worden, overwegende bedenkingen hebben;

c. de jongere als leerling van een inrichting van onderwijs buiten Nederland staat ingeschreven en deze inrichting geregeld bezoekt.

 

Artikel 5a. Trekkend bestaan

De in artikel 2, eerste lid, bedoelde personen zijn vrijgesteld van de verplichting om te zorgen, dat een jongere als leerling van een school staat ingeschreven, zolang zij een bij algemene maatregel van bestuur te omschrijven trekkend bestaan leiden waarbij de jongere hen vergezelt. De algemene maatregel van bestuur kan bijzondere regelen bevatten betreffende de vrijstelling in verband met:

a. de leeftijd van de jongere waarop de verplichting ingaat om te zorgen dat een jongere als leerling van een school staat ingeschreven;

b. de omstandigheden waarin de personen bedoeld in de eerste volzin, verkeren die van invloed zijn op de bereikbaarheid van een passende school voor de jongere.

 

Artikel 6. Kennisgeving vrijstelling leerplicht

1. De in artikel 2, eerste lid, bedoelde personen kunnen zich slechts beroepen op vrijstelling, indien zij aan burgemeester en wethouders van de gemeente waar de jongere als ingezetene met een adres in de basisregistratie personen is ingeschreven, hebben kennis gegeven van:

a. de gegevens van de jongere betreffende:

1°. het persoonsgebonden nummer;

2°. de naam, de geboortedatum, het geslacht, het adres en de woonplaats, de postcode van de woonplaats; en

3°. of eerder een beroep op vrijstelling van de leerplicht is gedaan.

b. op welke grond zij een beroep op vrijstelling menen te mogen maken.

 

2. Deze kennisgeving moet worden ingediend:

a. ten minste een maand voordat de jongere leerplichtig wordt, indien zij betrekking heeft op de aanvang van de leerplicht, en

b. zolang nadien aanspraak op vrijstelling wordt gemaakt, elk jaar opnieuw voor 1 juli.

 

3. Het tweede lid onder b is niet van toepassing, indien uit de in artikel 7 bedoelde verklaring blijkt, dat de jongere nooit geschikt zal zijn een school onderscheidenlijk een instelling te bezoeken.

4. Burgemeester en wethouders verstrekken aan Onze Minister de volgende gegevens van de jongere voor wie op grond van het eerste lid een beroep op vrijstelling wordt gedaan:

a. het persoonsgebonden nummer, de postcode van de woonplaats;

b. de begin- en einddatum van de vrijstelling;

c. of eerder beroep is gedaan op de vrijstelling van de leerplicht; en

d. indien de jongere niet eerder onderwijs binnen Nederland heeft gevolgd: de naam, adres en woonplaats, geslacht en geboortedatum.

 

5. Onze Minister neemt de volgende op grond van het vierde lid door burgemeester en wethouders verstrekte gegevens op in het register vrijstellingen en vervangende leerplicht:

a. het persoonsgebonden nummer;

b. de begin- en einddatum van de vrijstelling;

c. of eerder een beroep op vrijstelling van de leerplicht is gedaan;

d. de woongemeente; en

e. het gegeven dat het een vrijstelling van de leerplicht betreft.

 

Artikel 7. Lichamelijke of psychische ongeschiktheid

Een beroep op vrijstelling op grond van artikel 5 onder a kan slechts worden gedaan, indien bij de kennisgeving een verklaring van een door burgemeester en wethouders van de gemeente waar de jongere als ingezetene met een adres in de basisregistratie personen is ingeschreven, aangewezen arts - niet zijnde de behandelende arts - of van een door hen aangewezen academisch gevormde of daarmede bij ministeriële regeling gelijkgestelde pedagoog of psycholoog is overgelegd, waaruit blijkt, dat deze de jongere niet geschikt achten om tot een school onderscheidenlijk een instelling te worden toegelaten. Deze verklaring mag niet ouder zijn dan drie maanden.

Artikel 8. Bedenkingen tegen richting van school

1. Een beroep op vrijstelling op grond van artikel 5 onder b kan slechts worden gedaan, indien de kennisgeving de verklaring bevat, dat tegen de richting van het onderwijs op alle binnen redelijke afstand van de woning - of, bij het ontbreken van een vaste verblijfplaats, op alle binnen Nederland - gelegen scholen onderscheidenlijk instellingen waarop de jongere geplaatst zou kunnen worden, overwegende bedenkingen bestaan.

2. Deze verklaring is niet geldig, indien de jongere in het jaar, voorafgaande aan de dagtekening van de kennisgeving, geplaatst is geweest op een school onderscheidenlijk een instelling van de richting waartegen bedenkingen worden geuit.

Artikel 9. Bezoeken van school in buitenland

Een beroep op vrijstelling op grond van artikel 5 onder c kan slechts worden gedaan, indien bij de kennisgeving een verklaring is overgelegd van het hoofd van de inrichting van onderwijs waaruit blijkt, dat de jongere als leerling van deze inrichting staat ingeschreven en haar geregeld bezoekt.

Artikel 10. Afschrijving

Op verzoek van de in artikel 2, eerste lid, bedoelde personen wordt een jongere binnen de in artikel 3, eerste lid, en artikel 4b omschreven tijdvakken door het hoofd slechts van de lijst der leerlingen of deelnemers afgevoerd

a. wegens inschrijving van de jongere op een andere school of instelling;

b. wegens vrijstelling op een der gronden, genoemd in artikel 5, nadat aan het hoofd gebleken is, dat aan de artikelen 6 tot en met 9 is voldaan;

c. wegens de vrijstelling, bedoeld in artikel 5a of artikel 15.

 

Artikel 11. Gronden voor vrijstelling van geregeld schoolbezoek

De in artikel 2, eerste lid, bedoelde personen zijn vrijgesteld van de verplichting te zorgen dat de jongere de school waarop hij staat ingeschreven, geregeld bezoekt, en de leerplichtige jongere die de leeftijd van 12 jaren heeft bereikt alsmede de jongere die kwalificatieplichtig is, zijn vrijgesteld van de verplichting de school of de instelling geregeld te bezoeken, indien

a. de school onderscheidenlijk de instelling is gesloten of het onderwijs is geschorst;

b. bij of op grond van algemeen verbindende voorschriften het bezoeken van de school onderscheidenlijk de instelling is verboden;

c. de jongere bij wijze van tuchtmaatregel tijdelijk de toegang tot de school onderscheidenlijk de instelling is ontzegd;

d. de jongere wegens ziekte verhinderd is de school onderscheidenlijk de instelling te bezoeken;

e. de jongere wegens vervulling van plichten voortvloeiend uit godsdienst of levensovertuiging verhinderd is de school onderscheidenlijk de instelling te bezoeken;

f. de jongere vanwege de specifieke aard van het beroep van één van de in artikel 2, eerste lid, bedoelde personen slechts buiten de schoolvakanties met hen op vakantie kan gaan;

g. de jongere door andere gewichtige omstandigheden verhinderd is de school onderscheidenlijk de instelling te bezoeken.

 

Artikel 11a. Leeftijd leerling

1. De in artikel 2, eerste lid, bedoelde personen zijn met betrekking tot de jongere die nog niet de leeftijd van zes jaar heeft bereikt, voor ten hoogste 5 uren per week vrijgesteld van de verplichting om te zorgen dat deze de school waarop hij staat ingeschreven, geregeld bezoekt. Van een beroep op deze vrijstelling wordt mededeling gedaan aan het hoofd.

2. Naast de vrijstelling bedoeld in het eerste lid, kan het hoofd op verzoek van de in artikel 2, eerste lid, bedoelde personen ten behoeve van de jongere bedoeld in het eerste lid, tot ten hoogste 5 uren per week vrijstelling verlenen van de verplichting om te zorgen dat deze de school waarop hij staat ingeschreven, geregeld bezoekt.

Artikel 12. Ziekte van leerling

Een beroep op vrijstelling wegens ziekte van de jongere kan slechts worden gedaan, indien daarvan binnen twee dagen na het ontstaan van de verhindering aan het hoofd kennis is gegeven, zo mogelijk met opgave van de aard van de ziekte.

Artikel 13. Plichten voortvloeiend uit godsdienst of levensovertuiging

Een beroep op vrijstelling wegens vervulling van plichten voortvloeiend uit godsdienst of levensovertuiging kan slechts worden gedaan indien daarvan uiterlijk twee dagen vóór de verhindering aan het hoofd kennis is gegeven.

Artikel 13a. Vakantie

1. Een beroep op vrijstelling wegens vakantie van de jongere, bedoeld in artikel 11, onder f, kan slechts worden gedaan indien het hoofd op verzoek van de in artikel 2, eerste lid, bedoelde personen verlof heeft verleend dat de jongere voor de duur van het verlof de school onderscheidenlijk de instelling niet bezoekt.

2. Verlof als bedoeld in het eerste lid kan door het hoofd slechts eenmaal voor ten hoogste tien dagen per schooljaar worden verleend en kan geen betrekking hebben op de eerste twee lesweken van het schooljaar. Het verlof, bedoeld in de eerste volzin, kan aan de jongere die kwalificatieplichtig is slechts worden verleend tot een evenredig deel van het aantal dagen dat hij op grond van artikel 4c verplicht is onderwijs te volgen.

 

Artikel 13b. Kennisgeving bij beroep op vrijstelling

Een beroep op vrijstelling wegens ziekte van de jongere, wegens vervulling van plichten voortvloeiend uit godsdienst of levensovertuiging wordt gedaan door middel van kennisgeving aan het hoofd door de in artikel 2, eerste lid, bedoelde personen, tenzij de leerplichtige jongere of de jongere die kwalificatieplichtig is niet meer woonachtig is bij deze personen, in welk geval de kennisgeving wordt gedaan door de jongere zelf.

Artikel 14. Andere gewichtige omstandigheden

1. Een beroep op vrijstelling wegens andere gewichtige omstandigheden bedoeld in artikel 11 onder g kan slechts worden gedaan, indien het hoofd op verzoek van de in artikel 2, eerste lid, bedoelde personen verlof heeft verleend, dat de jongere de school onderscheidenlijk de instelling tijdelijk niet bezoekt.

2. Indien geen verlof is gevraagd, kan het hoofd alsnog verlof verlenen, indien hem binnen twee dagen na het ontstaan van de verhindering de redenen daarvan worden medegedeeld.

3. Het hoofd kan ten aanzien van dezelfde jongere wegens de in het eerste lid bedoelde omstandigheden voor ten hoogste tien dagen per schooljaar verlof als bedoeld in dat lid verlenen. Indien het verlof ten aanzien van dezelfde jongere wordt gevraagd voor meer dan tien dagen per schooljaar, besluit de ambtenaar van de woongemeente van de jongere, het hoofd gehoord. Het verlof, bedoeld in de eerste volzin, kan aan de jongere die kwalificatieplichtig is slechts worden verleend tot een evenredig deel van het aantal dagen dat hij op grond van artikel 4c verplicht is onderwijs te volgen.

Artikel 15. Vrijstelling wegens het volgen van ander onderwijs

1. In andere gevallen dan genoemd in artikel 5 kunnen burgemeester en wethouders op grond van bijzondere omstandigheden vrijstelling verlenen van de in artikel 4a opgelegde verplichtingen, indien wordt aangetoond, dat de jongere op andere wijze voldoende onderwijs geniet.

2. De vrijstelling, bedoeld in het eerste lid, kan alleen worden verleend indien de volgende gegevens van de jongere worden overlegd:

a. de naam, de geboortedatum, het geslacht, het adres en de woonplaats, de postcode van de woonplaats;

b. begin- en einddatum van de vrijstelling van de leerplicht; en

c. of eerder een beroep is gedaan op vrijstelling van de leerplicht.

 

3. Indien burgemeester en wethouders vrijstelling verlenen op grond van het eerste lid, verstrekken zij aan Onze Minister de volgende gegevens van de jongere:

a. het persoonsgebonden nummer en de postcode van de woonplaats;

b. de begin- en einddatum van de vrijstelling;

c. of eerder beroep is gedaan op vrijstelling van de leerplicht;

d. dat het een vrijstelling van de leerplicht betreft; en

e. indien de jongere niet eerder onderwijs binnen Nederland heeft gevolgd: de naam, het adres en de woonplaats, het geslacht en de geboortedatum.

 

4. Onze Minister neemt de volgende op grond van het eerste lid verstrekte gegevens op in het register vrijstellingen en vervangende leerplicht:

a. het persoonsgebonden nummer;

b. de begin- en einddatum van de vrijstelling;

c. of eerder beroep is gedaan op vrijstelling van de leerplicht;

d. de woongemeente; en

e. het gegeven dat het een vrijstelling van de leerplicht betreft.

 

§ 4. Toezicht op de naleving van de wet

Artikel 16. Leerplichtambtenaren

1. Het toezicht op de naleving van deze wet anders dan door de hoofden is opgedragen aan burgemeester en wethouders. Zij wijzen daartoe een of meer ambtenaren aan.

2. Alvorens hun ambt te aanvaarden, leggen deze ambtenaren in handen van de burgemeester de eed of de belofte af, waarvan het formulier bij ministeriële regeling wordt vastgesteld.

3. Deze ambtenaren zijn bevoegd hun taak uit te oefenen ten aanzien van leerlingen die in Nederland woon- of verblijfplaats hebben.

4. Burgemeester en wethouders stellen een instructie vast voor deze ambtenaren, die ten minste bevat:

a. de wijze waarop de ambtenaren aan de in de artikelen 14, derde lid, 22 en 23 bedoelde taken uitvoering geven;

b. de wijze waarop de gevallen van schoolverzuim die ter kennis van de gemeente worden gebracht, worden behandeld;

c. de wijze waarop de ambtenaren bij de uitvoering van hun taken overleg plegen en samenwerken met hun ambtgenoten van de omliggende gemeenten;

d. de aanwijzing van de diensten en instellingen waarmee de ambtenaren bij de uitvoering van hun taken dienen samen te werken;

e. een meldcode waarin stapsgewijs wordt aangegeven hoe de ambtenaren bij de uitvoering van hun taken omgaan met signalen van huiselijk geweld of kindermishandeling en die er redelijkerwijs aan bijdraagt dat zo snel en adequaat mogelijk hulp kan worden geboden.

 

5. De ambtenaren, bedoeld in het eerste lid, tweede volzin, zijn belast met de opsporing van de bij deze wet strafbaar gestelde feiten, onverminderd artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering.

6. Onder huiselijk geweld wordt verstaan: huiselijk geweld als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

7. Onder kindermishandeling wordt verstaan: kindermishandeling als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet.

8. Het college van burgemeester en wethouders bevordert de kennis en het gebruik van de meldcode onder deze ambtenaren.

9. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld uit welke elementen een meldcode in ieder geval bestaat.

Artikel 16a. Inspectie van het onderwijs

Het toezicht op de naleving van deze wet door de hoofden is opgedragen aan de Inspectie van het onderwijs.

 

Artikel 17. Gemeenschappelijke regeling betreffende toezicht

Gemeenschappelijke regelingen betreffende het toezicht op de naleving van deze wet, alsmede wijziging of intrekking daarvan, worden mede ter kennis gebracht van Onze minister en van de hoofden in de gemeenten die bij de regeling zijn aangesloten.

Artikel 18. Kennisgeving in- en afschrijvingen

1. De hoofden geven aan burgemeester en wethouders binnen zeven dagen kennis van de in- en afschrijving van leerlingen ten aanzien van wie deze wet van toepassing is. Een beslissing tot verwijdering van een leerling wordt terstond gemeld.

2. Indien de jongere geen volledig onderwijsprogramma volgt, geeft het hoofd van een instelling aan burgemeester en wethouders bericht van het programma van de combinatie leren en werken, bedoeld in artikel 4c, eerste lid, dat door de jongere wordt gevolgd.

3. De hoofden geven aan burgemeester en wethouders en aan de ambtenaar alle inlichtingen die deze in verband met de uitvoering van deze wet verlangen.

4. In de kennisgeving, bedoeld in het eerste lid, en in de mededeling, bedoeld in het tweede lid, vermeldt het hoofd zo mogelijk mede het burgerservicenummer of onderwijsnummer van de jongere.

5. Het eerste lid, eerste volzin, geldt niet voor een school als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, subonderdelen 1 of 2, of een instelling als bedoeld in artikel 1, onderdeel c.

6. Indien burgemeester en wethouders van de gemeente waar de leerling woon- of verblijfplaats heeft hun bevoegdheden op grond van deze wet hebben ondergebracht in een gemeenschappelijke regeling als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen, vindt de informatieverstrekking door de hoofden, bedoeld in dit artikel, plaats aan het orgaan dat daartoe volgens die gemeenschappelijke regeling is aangewezen.

Artikel 18a. Overgangsbepaling kennisgeving in- en afschrijvingen primair onderwijs en (voortgezet) speciaal onderwijs [Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Tot een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip wordt in artikel 18, vijfde lid, voor «school als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, subonderdeel 1,» gelezen: dagschool voor voortgezet onderwijs.

Artikel 19. Controle absoluut schoolverzuim door burgemeester en wethouders

Burgemeester en wethouders controleren, of de jongeren die als ingezetene in de basisregistratie personen zijn ingeschreven en nog leerplichtig of kwalificatieplichtig zijn, overeenkomstig de bepalingen van deze wet als leerling of deelnemer staan ingeschreven. 20 [Vervallen per 01-10-1994]

Artikel 21. Decentrale kennisgeving relatief verzuim

1. Indien een ingeschreven leerling van een school ten aanzien van wie deze wet van toepassing is, niet zijnde een dagschool voor voortgezet onderwijs als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, subonderdelen 1 en 2, zonder geldige reden les- of praktijktijd heeft verzuimd en dit verzuim gedurende een periode van vier opeenvolgende lesweken in totaal zestien uren les- of praktijktijd bedraagt, geeft het hoofd van de school hiervan onverwijld kennis aan burgemeester en wethouders van de gemeente waar de leerling woon- of verblijfplaats heeft.

2. In de kennisgeving, bedoeld in het eerste lid, vermeldt het hoofd zo mogelijk mede het burgerservicenummer of onderwijsnummer van de jongere.

3. Indien burgemeester en wethouders van de gemeente waar de leerling woon- of verblijfplaats heeft hun bevoegdheden op grond van deze wet hebben ondergebracht in een gemeenschappelijke regeling als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen, vindt de kennisgeving, bedoeld in het eerste lid, plaats aan het orgaan dat daartoe volgens die gemeenschappelijke regeling is aangewezen.

Artikel 21a. Centrale kennisgeving relatief verzuim

1. Indien een ingeschreven leerling van een dagschool voor voortgezet onderwijs als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, subonderdelen 1 en 2, zonder geldige reden les- of praktijktijd heeft verzuimd en dit verzuim gedurende een periode van vier opeenvolgende lesweken in totaal zestien uren les- of praktijktijd bedraagt, geeft het hoofd van de school hiervan onverwijld kennis aan Onze minister, zo mogelijk onder opgave van de reden die naar zijn oordeel ten grondslag ligt aan het verzuim.

2. Indien een ingeschreven leerling van een instelling als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, zonder geldige reden gedurende een periode van vier opeenvolgende lesweken in totaal zestien uren van de lestijd heeft verzuimd, geeft het hoofd van de instelling hiervan onverwijld kennis aan Onze minister, zo mogelijk onder opgave van de reden die naar zijn oordeel ten grondslag ligt aan het verzuim.

3. Onze minister neemt de op grond van dit artikel door het hoofd verstrekte gegevens van de betrokken leerling op in het meldingsregister relatief verzuim.

4. Onze minister bericht burgemeester en wethouders van de gemeente waar de betrokken leerling woon- of verblijfplaats heeft onverwijld na de kennisgeving, bedoeld in het eerste en tweede lid, dat een zodanige kennisgeving heeft plaatsgevonden.

5. Onze minister verstrekt uit het meldingsregister relatief verzuim aan het betrokken hoofd van de school en aan burgemeester en wethouders van de gemeente waar de betrokken leerling woon- of verblijfplaats heeft de ter zake van die leerling geregistreerde gegevens.

6. Burgemeester en wethouders van de gemeente waar de betrokken leerling woon- of verblijfplaats heeft melden aan Onze minister telkens de status van de behandeling van het ter zake van die leerling gemelde verzuim.

7. Onze minister neemt de op grond van dit artikel door burgemeester en wethouders verstrekte gegevens op in het meldingsregister relatief verzuim.

8. Het betrokken hoofd van de school en burgemeester en wethouders van de gemeente waar de betrokken leerling woon- of verblijfplaats heeft, zijn bevoegd het meldingsregister relatief verzuim te raadplegen voor zover het betreft de ter zake van die leerling geregistreerde gegevens.

9. Het hoofd kan de gegevens, bedoeld in het derde lid, verstrekken aan burgemeester en wethouders van de gemeente waar de betrokken leerling woon- of verblijfplaats heeft.

10.Bij de verwerking van gegevens, bedoeld in dit artikel, wordt het persoonsgebonden nummer van de betrokken leerling gebruikt.

11.Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de wijze van de verstrekking van gegevens op grond van het eerste, tweede en zesde lid en wordt een nadere specificatie gegeven van de gegevens die op grond van het eerste, tweede en zesde lid worden verstrekt.

12.De gegevens die worden verstrekt op grond van het eerste en tweede lid kunnen persoonsgegevens als bedoeld in artikel 16 van de Wet bescherming persoonsgegevens omvatten, met uitzondering van gegevens over ras, politieke gezindheid, seksueel leven of het lidmaatschap van een vakvereniging, voor zover deze persoonsgegevens noodzakelijk zijn met het oog op de informatieverstrekking over de achtergronden van het relatief verzuim.

13.Indien burgemeester en wethouders van de gemeente waar de leerling woon- of verblijfplaats heeft hun bevoegdheden op grond van deze wet hebben ondergebracht in een gemeenschappelijke regeling als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen en daarvan mededeling hebben gedaan aan Onze minister, komen hun rechten en verplichtingen als bedoeld in dit artikel toe aan het orgaan dat daartoe volgens die gemeenschappelijke regeling is aangewezen.

Artikel 21b. Overgangsbepaling kennisgeving relatief verzuim primair onderwijs en (voortgezet) speciaal onderwijs

Tot een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip wordt in artikel 21, eerste lid, voor «niet zijnde een school als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, subonderdelen 1 en 2» gelezen «niet zijnde een dagschool voor voortgezet onderwijs als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, subonderdeel 1, of een school als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, subonderdeel 2» en wordt in artikel 21a, eerste lid, voor «een ingeschreven leerling van een school als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, subonderdelen 1 en 2» gelezen: een ingeschreven leerling van een dagschool voor voortgezet onderwijs als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, subonderdeel 1, of een school als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, subonderdeel 2.

Artikel 22. Onderzoek door leerplichtambtenaar

1. Indien blijkt, dat een leerplichtige of kwalificatieplichtige jongere niet als leerling of deelnemer staat ingeschreven, zonder dat een grond voor vrijstelling aanwezig is, of indien een kennisgeving is ontvangen, als bedoeld in artikel 21, of bericht van een kennisgeving is ontvangen als bedoeld in artikel 21a, vierde lid, stelt de ambtenaar vanwege burgemeester en wethouders een onderzoek in. Hij hoort de in artikel 2, eerste lid, bedoelde personen en tracht hen ertoe te bewegen hun verplichtingen na te komen.

2. Blijkt aan de ambtenaar dat de in artikel 2, eerste lid, bedoelde personen weigeren de jongere als leerling van een school onderscheidenlijk als deelnemer bij een instelling te laten inschrijven, zonder dat zij op grond van artikel 5, 5a of 15 van deze verplichting zijn vrijgesteld, of dat zij niet zorgen, dat de leerplichtige jongere de school of de jongere die kwalificatieplichtig is de school of instelling geregeld bezoekt, zonder dat zij op grond van artikel 11 van deze verplichting zijn vrijgesteld, dan zendt hij proces-verbaal van zijn bevindingen aan de officier van justitie.

3. Blijkt aan de ambtenaar, dat de leerplichtige jongere die de leeftijd van 12 jaren heeft bereikt of de jongere die kwalificatieplichtig is het onderwijs aan de school of aan de instelling niet geregeld volgt zonder dat de jongere op grond van artikel 11 van deze verplichting is vrijgesteld, dan hoort hij de jongere en tracht hem ertoe te bewegen zijn verplichtingen na te komen. Indien blijkt dat de leerplichtige jongere die de leeftijd van 12 jaren heeft bereikt, of de jongere die kwalificatieplichtig is, weigert deze verplichtingen na te komen, zendt de ambtenaar proces-verbaal van zijn bevindingen aan de officier van justitie.

4. Indien een onderwijsvoorziening niet langer een school is als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, subonderdeel 3, onderzoekt de ambtenaar binnen vier weken nadat de ouders hiervan op de hoogte zijn gesteld, of de in artikel 2, eerste lid, bedoelde personen de jongere bij een school hebben ingeschreven dan wel of een grond voor vrijstelling aanwezig is. Indien geen sprake is van een inschrijving bij een school dan wel een vrijstelling als bedoeld in artikel 5, 5a of 15, wijst hij onverwijld de in artikel 2, eerste lid, bedoelde personen op de verplichting, bedoeld in dat artikel. Indien de jongere niet binnen vier weken nadat de ambtenaar de in de vorige volzin bedoelde personen op hun verplichting heeft gewezen op een school staat ingeschreven en geen sprake is van een vrijstelling als bedoeld in artikel 5, 5a of 15, zendt de ambtenaar proces-verbaal van zijn bevindingen aan de officier van justitie.

5. Indien de in artikel 2, eerste lid, bedoelde personen reeds eerder zijn veroordeeld wegens het niet nakomen van de verplichtingen, opgelegd in artikel 2, eerste lid, of artikel 4a, zendt de ambtenaar een afschrift van het proces-verbaal aan de raad voor de kinderbescherming.

Artikel 23. Overtreding arbeidsverbod

Indien aan het hoofd of aan de ambtenaar blijkt, dat een jongere in strijd met de terzake geldende voorschriften arbeid verricht, geven zij hiervan terstond kennis aan een daartoe door Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aangewezen onder hem ressorterende ambtenaar.

Artikel 24. Bevoegdheden politie

Ambtenaren van politie, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, zijn bevoegd een jongere die zij onder schooltijd op een voor het publiek toegankelijke plaats aantreffen, te brengen naar het hoofd van de school waarop de jongere als leerling staat ingeschreven. Afdeling 5.3 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.

Artikel 25. Jaarverslag gemeente en verstrekking statistische gegevens

1. Burgemeester en wethouders brengen jaarlijks vóór 1 oktober verslag uit aan de raad over het in het laatst afgesloten school- of cursusjaar in de gemeente gevoerde beleid inzake de handhaving van de leerplicht en de kwalificatieplicht en de resultaten daarvan.

2. Burgemeester en wethouders doen jaarlijks een opgave aan Onze minister van de omvang en behandeling van het aan hen gemelde schoolverzuim in hun gemeente.

3. Het hoofd doet jaarlijks een opgave aan Onze minister van de omvang van het schoolverzuim aan zijn school of instelling.

§ 5. Sanctiebepalingen

Artikel 26. Strafbedreiging verantwoordelijke personen

1. De in artikel 2, eerste lid, bedoelde personen die de in artikel 2, eerste lid, of artikel 4a opgelegde verplichtingen niet nakomen, worden gestraft met hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van de tweede categorie.

2. De leerplichtige jongere die de leeftijd van 12 jaren heeft bereikt of de jongere die kwalificatieplichtig is, die de verplichting tot geregeld volgen van het onderwijs niet nakomt, wordt gestraft met een hoofdstraf als genoemd in artikel 77h, eerste lid, onderdeel b, van het Wetboek van Strafrecht, met dien verstande dat de geldboete een geldboete van de tweede categorie is.

Artikel 27. Bestuurlijke boete hoofd

Onze minister dan wel, voor zover het betreft het onderwijs op het gebied van de landbouw en de natuurlijke omgeving, Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, kan een bestuurlijke boete van ten hoogste 1 000 euro per overtreding, met een maximum van 100 000 euro per schooljaar, opleggen aan het hoofd dat:

a. in strijd handelt met artikel 13a, tweede lid, of artikel 14, derde lid, eerste volzin,

b. niet voldoet aan een der verplichtingen, opgelegd in de artikelen 18, 21 en 21a, of

c. bij de uitvoering van deze wet onjuiste of onvolledige inlichtingen verstrekt.

 

Artikel 28. Overtreding

De bij deze wet strafbaar gestelde feiten worden beschouwd als overtredingen.

§ 6. Slot- en overgangsbepalingen

Artikel 29. Nadere voorschriften

1. Bij ministeriële regeling worden nadere voorschriften gegeven voor de uitvoering van deze wet en worden de modellen vastgesteld van de kennisgevingen en mededelingen, bedoeld in de artikelen 6, 18, 21 en 25, tweede en derde lid. Bij deze regeling kan tevens worden bepaald dat de in artikel 25, tweede of derde lid, bedoelde opgave niet wordt gedaan aan Onze minister maar aan het Centraal Bureau voor de Statistiek.

2. De formulieren van de kennisgevingen en mededelingen, bedoeld in de artikelen 6, 18 en 21 zijn voor de belanghebbenden kosteloos ter gemeentesecretarie verkrijgbaar. De formulieren voor de opgaven van gegevens ten behoeve van statistisch onderzoek als bedoeld in artikel 25, tweede en derde lid, worden door het Rijk verstrekt.

Artikel 30. Citeertitel

Deze wet kan worden aangehaald als "Leerplichtwet 1969". Zij treedt in werking op 1 januari 1969. 31 [Vervallen per 01-08-1994]

Artikel 32 [Vervallen per 01-08-1994]

Artikel 32a [Vervallen per 01-08-1994]

Artikel 32b [Vervallen per 01-08-1994]

Artikel 32c [Vervallen per 01-08-1994]

Artikel 33 [Vervallen per 01-08-1994]

Artikel 34 [Vervallen per 01-08-1994]

Artikel 35 [Vervallen per 01-08-1971]

Artikel 36 [Vervallen per 01-08-1971]

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle ministeriële departementen, autoriteiten, colleges en ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

 

Gegeven ten Paleize Soestdijk, 30 mei 1968

JULIANA.

 De staatssecretaris van onderwijs en wetenschappen, GROSHEIDE.

 De minister van sociale zaken en volksgezondheid, B. ROOLVINK.

 De minister van landbouw en visserij, P. J. LARDINOIS.

 

Uitgegeven de twintigste juni 1968.

 

 De Minister van Justitie,

C. H. F. POLAK.