Verordening Individuele inkomenstoeslag Gooise Meren 2016

Geldend van 02-04-2016 t/m heden

Intitulé

Verordening Individuele inkomenstoeslag Gooise Meren 2016

De gemeenteraad Gooise Meren

Gelezen het voorstel van 9348,

Gelet op artikel 8, eerste lid, aanhef en sub b, en tweede lid, van de Participatiewet

b e s l u i t :

vast te stellen de volgende:

Verordening Individuele inkomenstoeslag Gooise Meren 2016

Artikel 1. Begrippen

In deze verordening wordt verstaan onder

  • a.

    Individuele inkomenstoeslag: de toeslag als bedoeld in artikel 36 van de Participatiewet

  • b.

    inkomen: totaal van het inkomen, bedoeld in artikel 32 van de Participatiewet, en de algemene bijstand;

  • c.

    peildatum: datum waarop een persoon individuele inkomenstoeslag aanvraagt;

  • d.

    referteperiode: periode van drie jaar voorafgaand aan de peildatum.

Artikel 2. Doelgroep

  • 1. Personen van 21 jaar en ouder maar jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd die voldoen aan de criteria zoals gesteld in artikel 4 van deze verordening en die geen in aanmerking te nemen vermogen hebben als bedoeld in artikel 34 van de Participatiewet;

  • 2. Niet in aanmerking komen personen die:

    • a.

      zicht hebben op inkomensverbetering;

    • b.

      naar het oordeel van het college gedurende de referteperiode onvoldoende hebben getracht om tot inkomensverbetering te komen.

Artikel 3. Indienen verzoek

Een verzoek als bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de Participatiewet, wordt ingediend door middel van een door het college vastgesteld formulier.

Artikel 4. Langdurig laag inkomen

Een persoon heeft een langdurig laag inkomen als bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de Participatiewet als gedurende de referteperiode het in aanmerking te nemen inkomen niet hoger is dan 100% van de toepasselijke bijstandsnorm.

Artikel 5. Hoogte individuele inkomenstoeslag

  • 1. Een individuele inkomenstoeslag bedraagt netto per kalenderjaar:

    • a.

      € 385,- voor een alleenstaande;

    • b.

      € 492,- voor een alleenstaande ouder;

    • c.

      € 546,- voor gehuwden.

  • 2. Als één van de gehuwden is uitgesloten van het recht op individuele inkomenstoeslag ingevolge de artikelen 11 of 13, eerste lid, van de Participatiewet, komt de rechthebbende echtgenoot in aanmerking voor een individuele inkomenstoeslag naar de hoogte die voor hem als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden.

  • 3. Voor toepassing van het eerste en tweede lid van deze verordening is de situatie op de peildatum bepalend.

  • 4. De bedragen genoemd in het eerste lid worden jaarlijks geïndexeerd overeenkomstig de ontwikkelingen van de consumentenprijsindex volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek. De bedragen worden naar boven afgerond op hele euro’s.

Artikel 6. Beleid en uitvoering

Het college kan nadere beleidsregels vaststellen met betrekking tot de uitvoering van deze regeling.

Artikel 7. Situaties waarin de verordening niet voorziet

Het college kan in bijzondere individuele gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening als toepassing van deze verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 8. Citeertitel

De verordening wordt aangehaald als Verordening individuele inkomenstoeslag Gooise Meren 2016.

Artikel 9. Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking één dag na publicatie

  • 2. Met ingang van de inwerkingtreding van de Verordening individuele inkomenstoeslag Gooise Meren 2016 wordt de Verordening individuele inkomenstoeslag gemeenten Naarden, Muiden en Bussum 2015 ingetrokken.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van de gemeente Gooise Meren, gehouden op datum.

de griffier
de voorzitter

Toelichting verordening Individuele inkomenstoeslag Gooise Meren 2016

Algemeen

Aan de bijstand ligt het uitgangspunt ten grondslag dat het normbedrag, bedoeld ter voorziening in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan met inbegrip van een component reservering, in beginsel toereikend is. Toch kan de financiële positie van mensen die langdurig op een minimuminkomen zijn aangewezen onder druk komen te staan als er na verloop van tijd geen enkel perspectief lijkt te zijn om door inkomen uit arbeid het inkomen te verhogen. Om die reden is in 2004 de langdurigheidstoeslag in het leven geroepen.

Met ingang van 1 januari 2015 vervangt de individuele inkomenstoeslag de langdurigheidstoeslag. Het verlenen van de toeslag is gebonden bevoegdheid maar een discretionaire bevoegdheid. Dit betekent dat het college een individuele inkomenstoeslag kan verlenen als een persoon voldoet aan de voorwaarden daarvoor. Het college kan in beleidsregels aangeven welke groepen niet in aanmerking komen voor individuele inkomenstoeslag en in welke gevallen personen uitzicht hebben op inkomensverbetering. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan personen aan wie in de referteperiode een maatregel is opgelegd wegens een schending van een arbeidsverplichting of een re-integratieverplichting of aan personen die uit 's Rijks kas bekostigd onderwijs volgen.

De individuele inkomenstoeslag is niet gerelateerd aan bepaalde kosten. Het is een inkomensondersteunende maatregel voor bepaalde personen die langdurig een laag inkomen hebben en daarbij, gelet op de omstandigheden van die persoon, geen uitzicht hebben op inkomensverbetering (artikel 36, eerste lid, van de Participatiewet).

Overgangsrecht

De individuele inkomenstoeslag en voorheen de langdurigheidstoeslag worden toegekend per peildatum. Zaken die na de peildatum gebeuren hebben geen betekenis voor het recht op een dergelijke toeslag. Wie op een datum gelegen vóór 1 januari 2015 op basis van de toepasselijke verordening recht had op langdurigheidstoeslag, behoudt dat onverkort, ongeacht of hij voldoet aan de voorwaarden die per 1 januari 2015 zijn gesteld in artikel 36 van de Participatiewet en deze verordening. Toekenning van het recht op individuele inkomenstoeslag per datum gelegen op of ná 1 januari 2015 is uitsluitend mogelijk als wordt voldaan aan de in artikel 36 van de Participatiewet en deze verordening opgenomen voorwaarden.

Artikelsgewijze toelichting

Enkel die bepalingen die nadere toelichting behoeven worden hier behandeld.

Artikel 1. Begrippen

Begrippen die al zijn omschreven in de Participatiewet, Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) of de Gemeentewet worden niet afzonderlijk gedefinieerd in deze verordening. Deze zijn vanzelfsprekend van toepassing op deze verordening.

Inkomen

Met inkomen wordt bedoeld het inkomen zoals bedoeld in artikel 32 van de Participatiewet. In afwijking hiervan wordt algemene bijstand voor de beoordeling van het recht op individuele inkomenstoeslag ook in aanmerking genomen als inkomen. Bijzondere bijstand kan niet als inkomen in aanmerking worden genomen. De individuele inkomenstoeslag is een vorm van bijzondere bijstand.

Een eerder verstrekte langdurigheidstoeslag die op grond van de WWB is verstrekt voor 1 januari 2015 en de individuele inkomenstoeslag worden buiten beschouwing gelaten bij de vaststelling van het inkomen.

Peildatum

De peildatum is de datum per wanneer een persoon individuele inkomenstoeslag aanvraagt (artikel 1 van deze verordening). Het gaat om de datum waarop een persoon langdurig een laag inkomen heeft, geen in aanmerking te nemen vermogen heeft als bedoeld in artikel 34 van de Participatiewet en, gelet op de omstandigheden van die persoon, geen uitzicht op inkomensverbetering heeft. De peildatum komt meestal overeen met de meldingsdatum. De peildatum kan in beginsel niet liggen vóór de dag waarop een persoon zich heeft gemeld om individuele inkomenstoeslag aan te vragen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. Dit volgt uit artikel 44, eerste lid, van de Participatiewet en de jurisprudentie rondom dit onderwerp in het kader van de Wet werk en bijstand.

Artikel 2. Doelgroep

Het college geeft in beleidsregels verdere invulling aan welke personen wel en welke personen niet in aanmerking komen voor de individuele inkomenstoeslag.

Bij de beoordeling van het criterium of een belanghebbende al dan niet zicht heeft op inkomensverbetering wordt rekening gehouden met de krachten en bekwaamheden van de belanghebbende. In ieder geval worden personen die recht hebben op studiefinanciering of WTOS van het recht op individuele inkomens¬toeslag uitgesloten. Bij de beoordeling van het criterium of een belanghebbende onvoldoende heeft getracht om tot inkomensverbetering te komen, wordt beoordeeld of voldoende inspanningen zijn verricht om tot inkomensverbetering te komen in de referteperiode.

Artikel 3. Indienen verzoek

In artikel 36, eerste lid van de Participatiewet wordt gesproken over het indienen van een verzoek. Om onduidelijkheden te voorkomen bepaalt artikel 3 van deze verordening dat het verzoek moet worden gedaan door middel van een door het college vastgesteld aanvraagformulier. Een verzoek wordt dan gezien als aanvraag zoals bedoeld in de Awb, afdeling 4.1.1.

Artikel 4. Langdurig laag inkomen

Langdurig

De door de gemeenteraad vastgestelde langdurige periode voorafgaand aan de peildatum, wordt aangeduid als referteperiode. De referteperiode is vastgesteld in artikel 1 van deze verordening.

Laag inkomen

Het inkomen is niet hoger dan 100% van de toepasselijke bijstandsnorm. Dit moet niet te strak worden gehanteerd. Uit jurisprudentie blijkt dat een marginale (incidentele) overschrijding moet worden genegeerd. Vindt er gedurende de (gedeeltelijke) referteperiode maandelijks een marginale overschrijding plaats (bijvoorbeeld € 5,- per maand) dan is er geen sprake meer van een incidentele geringe overschrijding of van te verwaarlozen bedragen van enkele eurocenten.

Artikel 5. Hoogte individuele inkomenstoeslag

Bij de hoogte van de individuele inkomenstoeslag wordt onderscheid gemaakt tussen een alleenstaande, een alleenstaande ouder en gehuwden.

Gehuwden

Bij gehuwden moet in het oog worden gehouden dat het recht op individuele inkomenstoeslag de gehuwden gezamenlijk toekomt. Worden personen op de peildatum als gehuwden aangemerkt, dan moeten beide gehuwden voldoen aan de voorwaarden van artikel 36, eerste lid, van de Participatiewet. Voldoet één van hen niet aan deze voorwaarden, dan bestaat voor beiden geen recht op individuele inkomenstoeslag.

Is één van de echtgenoten uitgesloten van het recht op individuele inkomenstoeslag, anders dan vanwege het niet voldoen aan de voorwaarden van artikel 36, eerste lid, van de Participatiewet, dan komt de rechthebbende partner wel in aanmerking voor een individuele inkomenstoeslag. Het gaat hier om een partner die op een van de in artikelen 11 of 13, eerste lid, van de Participatiewet genoemde gronden geen recht heeft op bijstand. Als slechts één partner recht heeft op individuele inkomenstoeslag, komt deze rechthebbende partner in aanmerking voor een individuele inkomenstoeslag naar de hoogte die voor hem als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden. Dat is geregeld in het tweede lid.

Indexering

In het vierde lid is een indexeringsbepaling opgenomen. Deze bepaling voorkomt dat de verordening telkens opnieuw moet worden vastgesteld, enkel voor indexatie van de bedragen. Het is van belang de nieuwe bedragen (na indexatie) duidelijk te communiceren.

Artikel 6. Beleid en uitvoering

Behoeft geen nadere toelichting

Artikel 7. Situaties waarin de verordening niet voorziet

Behoeft geen nadere toelichting

Artikel 8. Intrekken oude verordening

Behoeft geen nadere toelichting

Artikel 9. Inwerkingtreding en citeertitel

Behoeft geen nadere toelichting