Regeling vervallen per 01-01-2012

Verordening Bijdragefonds 2004

Geldend van 01-01-2004 t/m 31-12-2011

Intitulé

Verordening Bijdragefonds 2004

De raad van de gemeente Oldenzaal; gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 4 november 2003, nr. 43/13;

gelet op artikel 147, lid 1 van de Gemeentewet en titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht;

b e s l u i t :

vast te stellen de Verordening Bijdragefonds 2004

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

bijdragefonds: een door de raad ingesteld fonds ten laste waarvan subsidies kunnen worden verstrekt;

deelnemer: degene die in Oldenzaal woonachtig is en die daadwerkelijk en constant actief deelneemt aan ten minste een van de in artikel 5 vermelde activiteiten;

aanvrager: de deelnemer van 18 jaar of ouder met een zelfstandig inkomen c.q. de ouder respectievelijk de als hoofd van de leefeenheid optredende verantwoordelijke persoon;

inkomen: een inkomen als bedoeld in artikel 4.

Artikel 2 Voorwaarden voor het recht op een bijdrage

  • 1. Een bijdragefonds wordt ingesteld.

  • 2. Het college van burgemeester en wethouders kan ten laste van dit fonds subsidies verstrekken.

  • 3. De subsidies worden verstrekt met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 3, 4 en 5.

Artikel 3

  • 1. Een aanvraag om een subsidie wordt uiterlijk vóór 1 maart volgend op het kalenderjaar waarop de subsidie betrekking heeft, schriftelijk ingediend bij burgemeester en wethouders. Een mondeling verzoek wordt ten behoeve van de aanvrager op schrift gesteld.

  • 2. Een aanvraag wordt slechts in behandeling genomen als deze volledig is en de informatie bevat als bedoeld in artikelen 4 en 5.

  • 3. Op een aanvraag wordt zo spoedig mogelijk, doch in ieder geval binnen acht weken na de datum van ontvangst beslist.

  • 4. Is niet binnen de in lid 3 van dit artikel vermelde termijn beslist, dan wordt de aanvraag geacht te zijn afgewezen.

  • 5. De beslissing van het college van burgemeester en wethouders op de aanvraag wordt, schriftelijk en met redenen omkleed, medegedeeld aan de aanvrager.

Artikel 4 Grondslag

De subsidie, als bedoeld in artikel 2, wordt verstrekt indien wordt deelgenomen aan het bepaalde in artikel 5 en is voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a.

    het netto besteedbaar inkomen van de aanvrager bedraagt niet meer dan 105% van het toepassing zijnde minimum inkomen (bijstandsnorm);

  • b.

    de inkomensontwikkeling ondergaat binnen een tijdsbestek van zes maanden geen grotere verbetering dan 25%;

  • c.

    uit de overgelegde bewijsstukken blijkt deelname aan één of meerdere activiteiten genoemd in artikel 5.

Artikel 5 Subsidiabele activiteiten

  • 1. Met toepassing van het bepaalde in artikel 4 komt een deelnemer in aanmerking voor een tegemoetkoming indien sprake is van deelname aan een van de volgende sociaal-culturele en sportieve activiteiten:

    • a.

      een erkende muziekschool;

    • b.

      een zwemschool of openbare zwemgelegenheden;

    • c.

      een bibliotheek;

    • d.

      activiteiten en cursussen op sociaal-cultureel en educatief gebied, welke o.a. worden verzorgd door Impuls en het ROC Oost Nederland (waarvan de meeste activiteiten doorgaans zijn opgenomen in de cursus- en activiteitenkrant van Impuls);

    • e.

      een sportvereniging;

    • f.

      een vereniging op cultureel/maatschappelijk gebied;

    • g.

      abonnement op een krant of tijdschrift;

    • h.

      een op naam gesteld Cultureel Jongeren Paspoort;

    • i.

      een op naam gestelde museumjaarkaart;

    • j.

      een op naam gestelde Pas 65;

    • k.

      een bewijs van toegang inzake een openbare voorstelling c.q. uitvoering op het gebied van cultuur dan wel een toegangsbewijs in verband met bezoek aan een schouwburg;

    • l.

      abonnement op (kerk)telefoon;

    • m.

      onderlinge Oldenzaalse Ruildienstenkring (OORD);

    • n.

      computercursussen en internetaansluiting/-gebruik.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde tegemoetkoming bedraagt:

    • a.

      € 115,00 per persoon per kalenderjaar;

    • b.

      in afwijking van het genoemde onder a bedraagt de tegemoetkoming voor een thuiswonend schoolgaand kind in het basisonderwijs of voortgezet (speciaal) onderwijs € 185,00 per persoon per kalenderjaar, voorzover het kind met ingang van het schooljaar 17 jaar of jonger is.

Artikel 6 Onvoorziene omstandigheden

In gevallen waarin de uitvoering van deze verordening niet voorziet beslist het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 7 Jaaroverzicht

Het college van burgemeester en wethouders verstrekt de commissie maatschappelijke aangelegenheden jaarlijks een overzicht van de verstrekte subsidies, van het aantal afgewezen aanvragen, alsmede een evaluatie van de werking van de verordening.

Artikel 8 Intrekken bestaande verordening

De Verordening Bijdragefonds gemeente Oldenzaal vastgesteld bij besluit van de raad van 1 februari 2001, nr. 401 wordt ingetrokken.

Artikel 9 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening Bijdragefonds 2004.

  • 2. Deze verordening treedt met toepassing van de spoedprocedure zoals bedoeld in artikel 25, eerste lid van de Tijdelijke referendumwet in werking met ingang van 1 januari 2004.

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare vergadering van 18 december 2003,

de griffier a.i., de voorzitter,

Artikelsgewijze toelichting behorende bij de Verordening Bijdragefonds 2004

(Vastgesteld bij raadsbesluit van 18 december 2003, nr. 171)

Algemeen

Kenmerkend voor de regeling is de eenvoud, dit om binnen het beschikbare budget een optimaal rendement te hebben. Eenvoud en soepele toepassing van regels bevordert de inzichtelijkheid voor de burger, vergroot het bereik en houdt de uitvoeringskosten beperkt. Daartoe zijn in de verordening de diverse activiteiten ruim omschreven.

Het besteedbaar inkomen van de aanvrager dient dermate beperkt te zijn dat men verstoken blijft of dreigt te blijven van het gebruik van de in de verordening omschreven activiteiten.

In verband met de beperkte financiële middelen zal tijdige signalering plaatsvinden van naderende uitputting van het fonds.

Door middel van regelmatige publicatie in KOM, het intensiveren van huisbezoek en het uitbrengen van een nieuwe folder zal de regeling onder de aandacht van de doelgroep worden gebracht.

Artikel 1

Dit artikel bevat de gebruikelijke begripsomschrijvingen en bevordert de inzichtelijkheid van de verordening.

Een minderjarig thuiswonend kind kan niet als aanvrager in de zin van het fonds worden aangemerkt; het kind wordt geacht te behoren tot het gezin.

Artikel 2

Ingevolge artikel 149 van de Gemeentewet maakt de raad de verordeningen die hij in het belang van de gemeente nodig oordeelt. Derhalve is destijds besloten tot het instellen van een bijdragefonds. Titel 4.2 van de Awb handelt over subsidieverstrekking. Het college van burgemeester en wethouders wordt belast met het toekennen van subsidies ten laste van dit fonds.

Artikel 3

Dit artikel bevat procedurevoorschriften met betrekking tot de behandeling van aanvragen welke aansluiten bij de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht.

De uitvoering van de regeling is ondergebracht bij de afdeling sociale zaken van de Welzijnsdienst.

Het spreekt vanzelf dat de aanvraag, de voor de beoordeling van het recht op een subsidie, relevante informatie dient te bevatten. De formulering laat bovendien de mogelijkheid open om informatie in te winnen over eventuele uit de aanvraag blijkende of tijdens de beoordeling naar voren komende bijzondere feiten en omstandigheden. Indien de aanvrager kennelijk niet bereid is de voor de beoordeling van de aanvraag noodzakelijke gegevens te verstrekken dan wordt het verzoek niet in behandeling genomen.

Het derde lid appelleert aan het beginsel dat de overheid zo spoedig mogelijk dient te beslissen op aanvragen van burgers. Deze bepaling verschaft de aanvrager duidelijkheid over de beslissingstermijn.

Het vierde lid voorkomt de ongewenste situatie dat niet tijdige afdoening van een aanvraag leidt tot toekenning van de subsidie in een situatie dat deze ingeval van tijdige afdoening niet zou zijn toegekend.

Uit oogpunt van rechtszekerheid zou een dergelijke bevoordeling niet staande te houden zijn.

Dit lid laat dus een expliciete beslissing na het verstrijken van de beslissingstermijn niet toe, omdat de subsidie reeds wordt geacht te zijn geweigerd.

Het vijfde lid bevestigt de gebruikelijke gang van zaken bij de afhandeling van de aanvraag.

Artikel 4

Dit artikel bevat de gronden aan welke een aanvraag om een subsidie wordt getoetst. Toetsing dient te worden beperkt tot de inkomenspositie; vermogen wordt buiten beschouwing gelaten.

Ten aanzien van het begrip besteedbaar inkomen (105% van de bijstandsnorm) dient soepele toepassing te worden gegeven. Daartoe kunnen op het beschikbare inkomen de volgende buitengewone uitgaven in mindering worden gebracht: premie particuliere ziektekostenverzekering (excl. nominale en aanvullende premie), woonkosten die de subsidiabele huurgrens overschrijden dan wel waarvoor nog geen huursubsidie, vergoeding via de Vangnetregeling of woonkostentoeslag wordt ontvangen, buitengewone noodzakelijke verwervingskosten, kosten van studie en opleiding van kinderen conform de WSF en onderhoudskosten ten behoeve van ex-echtgenote en kinderen.

Artikel 5

Dit artikel bevat de vergoedingsmogelijkheden.

Niet de hoogte van de kosten voor activiteiten op het gebied van sport, cultuur en educatie zijn bepalend voor de hoogte van de tegemoetkoming maar enkel het bewijs van deelname.

  • 1.

    Het eerste lid beoogt een overzicht te geven van de sociaal-culturele en sportieve activiteiten en voorzieningen die voor een tegemoetkoming in aanmerking komen. De tegemoetkoming dient tevens ter voorziening in bijkomende kosten (bijv. kleding, attributen e.d.). De soort activiteiten zijn zo ruim mogelijk omschreven zodat nagenoeg iedereen een beroep op deze tegemoetkoming kan doen.

  • 2.

    Het tweede lid bevat de hoogte van de tegemoetkoming. Voor een thuiswonend schoolgaand kind jonger dan 18 jaar ontvangen de ouders weliswaar kinderbijslag, maar de kosten voor deze kinderen op het gebied van maatschappelijke participatie zijn vele malen hoger. Derhalve geldt voor deze doelgroep een hoger normbedrag. De ouders met kinderen die onderwijs volgen na het basisonderwijs, kunnen voor schoolkosten een beroep doen op de ‘Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten’ (WTOS). In voorkomende gevallen worden de ouders hierop geattendeerd.