Regeling vervallen per 01-01-2012

Maatregelenverordening Wet werk en bijstand 2010

Geldend van 01-08-2010 t/m 31-12-2011 met terugwerkende kracht vanaf 01-07-2010

Intitulé

Maatregelenverordening Wet werk en bijstand 2010

De raad van de gemeente Oldenzaal;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 8 juni 2010, nr. 24/18, reg.nr. INT-10-00248;

gelet op artikel 8, eerste lid, onder b, van de Wet werk en bijstand;

b e s l u i t :

vast te stellen de volgende Maatregelenverordening Wet werk en bijstand 2010

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepaling

  • 1. Alle begrippen die in deze verordening gebruikt worden en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand (WWB) en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

  • 2. Deze verordening verstaat onder:

    • a.

      de wet: de Wet werk en bijstand;

    • b.

      bijstand: de bijstandsnorm bedoeld in hoofdstuk 3, paragraaf 2 en 3, van de wet;

    • c.

      het college: het college van burgemeester en wethouders;

    • d.

      werk-/trajectplan: een individueel plan, gericht op het vergroten van de mogelijkheden tot inschakeling in het arbeidsproces;

    • e.

      rechthebbende: degene die bijstand ontvangt of heeft ontvangen.

  • 3. De verlaging van de bijstand zoals bedoeld in deze verordening wordt toegepast op de algemene bijstand en de eventuele, op grond van hoofdstuk 4 van de wet, te verstrekken (periodieke) bijzondere bijstand.

Hoofdstuk 2 Geen of onvoldoende medewerking verlenen aan het verkrijgen of behouden van algemeen geaccepteerde arbeid (arbeidsverplichtingen)

Artikel 2 1e categorie

Bij de volgende gedragingen wordt de bijstand verlaagd met 5% van de bijstand gedurende een maand:

  • 1.

    het zich niet tijdig laten registreren als werkzoekende bij het UWV WERKbedrijf, dan wel de inschrijving niet of niet tijdig verlengen;

  • 2.

    het niet binnen de gestelde termijn retourneren van het sollicitatieformulier.

Artikel 3 2e categorie

Bij de volgende gedragingen wordt de bijstand verlaagd met 10% van de bijstand gedurende een maand:

  • 1.

    het later terugkeren van vakantie dan ingevolge artikel 13, eerste lid, onder d, van de wet is toegestaan;

  • 2.

    het niet binnen de gestelde termijn ondertekenen of aan het college retourneren van een exemplaar van het werk-/trajectplan.

Artikel 4 3e categorie

Bij de volgende gedragingen wordt de bijstand verlaagd met 20% van de bijstand gedurende een maand:

  • 1.

    het niet dan wel niet tijdig voldoen aan een oproep om, in verband met de arbeidsinschakeling, op een aangegeven plaats en tijd verschijnen;

  • 2.

    het niet dan wel in onvoldoende mate meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling, dan wel aan een onderzoek naar de geschiktheid voor scholing of opleiding;

  • 3.

    gedragingen die de inschakeling in de algemeen geaccepteerde arbeid belemmeren;

  • 4.

    het later terugkeren van vakantie dan ingevolge artikel 13, eerste lid, onder d, van de wet is toegestaan en waarbij het reïntegratie- en integratietraject wordt geschaad;

  • 5.

    het niet naar vermogen trachten algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen;

  • 6.

    het weigeren het sollicitatieformulier in te leveren.

Artikel 5 4e categorie

Bij het in onvoldoende mate nakomen van de verplichting gebruik te maken van de geboden voorzieningen gericht op reïntegratie en integratie van de belanghebbende, wordt de bijstand verlaagd met 50% van de bijstand gedurende een maand.

Artikel 6 5e categorie

Bij de volgende gedragingen wordt de bijstand verlaagd met 100% van de bijstand gedurende een maand:

  • 1.

    het niet aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid;

  • 2.

    het door eigen toedoen niet behouden van algemeen geaccepteerde arbeid;

  • 3.

    het weigeren gebruik te maken van de aangeboden voorzieningen tot arbeidsintegratie of de aangeboden ondersteuning gericht op arbeidsintegratie.

Artikel 7 Medische behandeling

Wanneer de rechthebbende niet of niet tijdig meewerkt aan de verplichting verbonden aan een zorgtraject als bedoeld in artikel 55 van de wet, stemt het college de bijstand hierop af. Het percentage en de duur van de verlaging zullen, al naar gelang de ernst van de gedraging, overeenkomstig de verlagingen, bedoeld in de artikelen 3, 4, 5 en 6 plaatsvinden.

Hoofdstuk 3 Niet nakomen van de inlichtingen- en medewerkingplicht

Artikel 8 Te laat verstrekken van gegevens

  • 1. Indien een rechthebbende de verplichting op grond van artikel 17 van de wet niet tijdig is nagekomen, wordt bij opschorting van de bijstand als bedoeld in artikel 54 van de wet een verlaging opgelegd van 5% van de bijstandsnorm gedurende een maand. Onder de verplichte gegevens valt ook de in artikel 17, vierde lid, van de wet bedoelde identificatieplicht.

  • 2. Indien er geen sprake is van benadeling van de gemeente, wordt van het opleggen van de verlaging afgezien en worden volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing, tenzij het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting plaatsvindt binnen een periode van twee jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de rechthebbende een schriftelijke waarschuwing of maatregel is opgelegd.

Artikel 9 Verstrekken van onjuiste of onvolledige inlichtingen met gevolgen voor de bijstand

  • 1. Indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht, bedoeld in artikel 17 van de wet, heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand, wordt de verlaging afgestemd op de hoogte van het benadelingsbedrag.

  • 2. De verlaging wordt op de volgende wijze vastgesteld:

    • a.

      bij een benadelingsbedrag tot € 1.000,00: 10% van de bijstandsnorm gedurende een maand;

    • b.

      bij een benadelingsbedrag van € 1.000,00 tot € 2.000,00: 20% van de bijstandsnorm gedurende een maand;

    • c.

      bij een benadelingsbedrag van € 2.000,00 tot € 4.000,00: 50% van de bijstandsnorm gedurende een maand;

    • d.

      bij een benadelingsbedrag van € 4.000,00 of meer: 100% van de bijstandsnorm gedurende een maand.

Artikel 10 Verstrekken van onjuiste of onvolledige inlichtingen zonder gevolgen voor de bijstand (nulfraude)

  • 1. Indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht bedoeld in artikel 17 van de wet niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand, bedraagt de verlaging 5% van de bijstandsnorm gedurende een maand.

  • 2. Van het opleggen van de verlaging bedoeld in het eerste lid wordt afgezien en wordt volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing ter zake van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, tenzij het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting plaatsvindt binnen een periode van twee jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de rechthebbende een schriftelijke waarschuwing of maatregel is opgelegd.

Hoofdstuk 4 Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid

Artikel 11 Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid

  • 1. Indien de rechthebbende anderszins blijk heeft gegeven van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan als bedoeld in artikel 18, tweede lid, van de wet, wordt een verlaging opgelegd die wordt afgestemd op de hoogte van het benadelingsbedrag.

  • 2. De verlaging wordt op de volgende wijze vastgesteld:

    • a.

      bij een benadelingsbedrag tot € 1.000,00: 10% van de bijstandsnorm gedurende een maand;

    • b.

      bij een benadelingsbedrag van € 1.000,00 tot € 2.000,00: 20% van de bijstandsnorm gedurende een maand;

    • c.

      bij een benadelingsbedrag van € 2.000,00 tot € 4.000,00: 50% van de bijstandsnorm gedurende een maand;

    • d.

      bij een benadelingsbedrag van € 4.000,00 of meer: 100% van de bijstandsnorm gedurende minimaal een maand.

Hoofdstuk 5 Overige bepalingen

Artikel 12 Afwijking van de bedoelde percentages

  • 1. Van de in de artikelen 2 tot en met 11 genoemde percentages kan naar beneden of naar boven worden afgeweken op grond van de ernst van de gedraging, de mate waarin de rechthebbende de gedraging verweten kan worden en de omstandigheden waarin rechthebbende verkeert.

  • 2. Van het opleggen van een verlaging wordt in ieder geval afgezien, indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.

  • 3. Indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn kan het college besluiten af te zien van het opleggen van een verlaging.

Artikel 13 Recidive en cumulatie

  • 1. De periode van verlaging van de bijstand, zoals bedoeld in de artikelen 2 tot en met 11, wordt verdubbeld, indien de rechthebbende zich binnen 12 maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte gedraging opnieuw schuldig maakt aan dezelfde of ernstiger verwijtbare gedraging van het betreffende hoofdstuk.

  • 2. Indien er sprake is van meerdere verwijtbare gedragingen, zoals bedoeld in de artikelen 2 tot en met 11, die zich tegelijk voordoen, worden de verlagingen gecumuleerd.

  • 3. Indien er sprake is van schendingen van meerdere verplichtingen, zoals bedoeld in de artikelen 2 tot en met 11, door één gedraging, wordt tenminste de hoogste verlaging toegepast.

Artikel 14 Volharding en heroverweging

  • 1. Indien de rechthebbende na de recidive bedoeld in artikel 14 volhardt in de gedraging, kan de bijstand voor onbepaalde tijd verlaagd worden. Er dient dan telkens na uiterlijk 3 maanden een heroverweging van de verlaging plaats te vinden.

  • 2. Wanneer er ingevolge de artikelen 2 tot en met 11 een verlaging van de bijstand plaatsvindt gedurende een langere periode dan drie maanden, dient elke drie maanden te worden nagegaan of de hoogte en de duur van de verlaging op basis van de omstandigheden van de rechthebbende dienen te worden aangepast.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 15 Handhavingsbeleid

Het college informeert de gemeenteraad door middel van een handhavingsplan, over de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan handhaving, bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik van de Wet werk en bijstand en de te verwachten resultaten en rapporteert hierover jaarlijks aan de gemeenteraad.

Artikel 16 Beleid

Het college kan ten behoeve van de uitvoering van deze verordening nadere regels vaststellen.

Artikel 17 Onvoorziene situaties

In gevallen, die de uitvoering van deze verordening betreffen en waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 18 Intrekking

De Maatregelenverordening Wet werk en bijstand 2007 wordt ingetrokken.

Artikel 19 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 augustus 2010 en werkt terug tot en met 1 juli 2010.

Artikel 20 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Maatregelenverordening Wet werk en bijstand 2010.

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare vergadering van 5 juli 2010,

de griffier, de voorzitter,

J.H. Brokers F.T.J.M. Backhuijs

Toelichting behorende bij de Maatregelenverordening Wet werk en bijstand 2010

i270511.pdf [Klik hier om het document te downloaden]