Regeling vervallen per 01-01-2017

Re-integratieverordening Participatiewet gemeente Slochteren 2016

Geldend van 24-02-2016 t/m 31-12-2016

Nummer: 2016/239B

De raad van de gemeente Slochteren;

op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 26 januari 2016;

gezien het advies van het Platform Werk en Inkomen van 19 januari 2016;

gelet op de artikelen 6, tweede lid en 8a, eerste lid, aanhef en onderdelen a, c, d en e, en tweede lid, en 10b, vierde lid, van de Participatiewet;

overwegende dat de raad bij verordening regels dient vast te stellen over

· het ondersteunen bij arbeidsinschakeling en het aanbieden van voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling, bedoeld in artikelen 7, eerste lid, onderdeel a en 10, eerste lid, van de Participatiewet;

· de scholing of opleiding, bedoeld in artikel 10a, vijfde lid, van de Participatiewet (participatieplaatsen);

· de (stimulerings)premie, bedoeld in artikel 10a, zesde lid, van de Participatiewet (participatieplaatsen);

· het verrichten van werkzaamheden in een beschutte omgeving, bedoeld in artikel 10b van de Participatiewet;

b e s l u i t :

vast te stellen de:

Re-integratieverordening Participatiewet gemeente Slochteren 2016

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begrippen

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      doelgroep: personen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de wet;

    • b.

      grote afstand tot de arbeidsmarkt: deelname aan de arbeidsmarkt is redelijkerwijs niet mogelijk binnen één jaar;

    • c.

      korte afstand tot de arbeidsmarkt: deelname aan de arbeidsmarkt is redelijkerwijs mogelijk binnen één jaar;

    • d.

      wet: Participatiewet.

  • 2. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, de IOAW en de IOAZ.

Hoofdstuk 2. Beleid en financiën

Artikel 2. Evenwichtige verdeling en financiering

  • 1. Het college kan de voorziening, bedoeld in artikel 6, aanbieden aan personen die behoren tot de doelgroep met een korte afstand tot de arbeidsmarkt.

  • 2. Het college kan de voorzieningen, bedoeld in de artikelen 4, 5 en 8, aanbieden aan personen die behoren tot de doelgroep met een grote afstand tot de arbeidsmarkt.

  • 3. Het college houdt bij het aanbieden van de in deze verordening opgenomen voorzieningen rekening met de omstandigheden en functionele beperkingen van een persoon. De omstandigheden hebben in ieder geval betrekking op zorgtaken van die persoon en de mogelijkheid dat hij behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie of gebruik maakt van de voorziening beschut werk. Onder zorgtaken wordt in ieder geval verstaan:

    • a.

      de opvang van ten laste komende kinderen tot vijf jaar, en:

    • b.

      de noodzakelijkheid van het verrichten van mantelzorg.

  • 4. Het college laat zich in de keuze om de mogelijkheden van de ondersteuning en het aanbieden van een voorziening leiden door:

    • a.

      de kortste weg naar werk;

    • b.

      de doelmatigheid;

    • c.

      de beschikbare middelen.

  • 5. Het college kan budgetplafonds vaststellen voor de verschillende voorzieningen of doelgroepen. Een door het college vastgesteld subsidie- of budgetplafond is een weigeringsgrond bij aanspraak op een voorziening of ondersteuning. Het college kan een maximum verbinden aan aantal personen en/of kosten per persoon.

Hoofdstuk 3. Voorzieningen

Artikel 3. Algemene bepalingen over voorzieningen

  • 1. Het college stelt ter nadere uitvoering van deze verordening nadere regels vast waarin wordt vastgelegd welke voorzieningen, waaronder ondersteunende voorzieningen, het college in ieder geval kan aanbieden en de voorwaarden die daarbij gelden voor zover daarover in deze verordening geen nadere bepalingen zijn opgenomen.

  • 2. Het college kan een voorziening beëindigen als:

    • a.

      de persoon die aan de voorziening deelneemt zijn verplichting als bedoeld in de artikelen 9 en 17 van de wet, de artikelen 13 en 37 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers of de artikelen 13 en 37 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen niet nakomt;

    • b.

      de persoon die aan de voorziening deelneemt niet meer behoort tot de doelgroep;

    • c.

      de persoon die aan de voorziening deelneemt algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt waarbij geen gebruik wordt gemaakt van in deze verordening genoemde voorzieningen, tenzij het betreft een persoon als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, onder 2°, van de wet;

    • d.

      naar het oordeel van het college de voorziening onvoldoende bijdraagt aan een snelle arbeidsinschakeling;

    • e.

      de voorziening naar het oordeel van het college niet meer geschikt is voor de persoon die gebruik maakt van de voorziening;

    • f.

      de persoon die aan de voorziening deelneemt niet naar behoren gebruik maakt van de aangeboden voorziening;

    • g.

      de persoon die aan de voorziening deelneemt niet meer voldoet aan de voorwaarden die in deze verordening worden gesteld om in aanmerking te komen voor die voorziening.

Artikel 4. Werkstage

  • 1. Het college kan een persoon een werkstage gericht op arbeidsinschakeling aanbieden als deze:

    • a.

      behoort tot de doelgroep, en:

    • b.

      nog niet actief is geweest op de arbeidsmarkt of een afstand tot de arbeidsmarkt heeft door langdurige werkloosheid.

  • 2. Het doel van een werkstage is het opdoen van werkervaring of het leren functioneren in een arbeidsrelatie.

  • 3. Het college plaatst de persoon uitsluitend als hierdoor de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en er geen verdringing op de arbeidsmarkt plaatsvindt.

  • 4. In een schriftelijke overeenkomst wordt in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      het doel van de werkstage, en:

    • b.

      de wijze waarop de begeleiding plaatsvindt;

    • c.

      de hoogte van een eventuele inleenvergoeding.

Artikel 5. Sociale activering

  • 1. Het college kan een persoon die behoort tot de doelgroep activiteiten aanbieden in het kader van sociale activering voor zover de mogelijkheid niet bestaat dat hij op enig moment algemeen geaccepteerde arbeid kan verkrijgen waarbij geen gebruik wordt gemaakt van een voorziening.

  • 2. Het college stemt de duur van de in het eerste lid bedoelde activiteiten af op de mogelijkheden en capaciteiten van die persoon.

Artikel 6. Detacheringsbaan

  • 1. Het college kan zorgen voor toeleiding van een persoon die behoort tot de doelgroep naar een dienstverband met een werkgever, gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2. De werknemer wordt voor het verrichten van arbeid gedetacheerd bij een onderneming. De detachering wordt vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst tussen zowel de werkgever en inlenende organisatie als tussen de werknemer en inlenende organisatie.

  • 3. Een werknemer wordt uitsluitend geplaatst als hierdoor de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en er geen verdringing op de arbeidsmarkt plaatsvindt.

  • 4. Het college kan, met inachtneming van hetgeen daarover in het beleidsplan is bepaald, nadere regels opstellen met betrekking tot het vragen van een inleenvergoeding.

Artikel 7. Scholing

  • 1. Het college kan een persoon die behoort tot de doelgroep een scholingstraject aanbieden.

  • 2. Een scholingstraject voldoet in ieder geval aan de volgende eisen:

    • a.

      het gaat de krachten en bekwaamheden van de persoon niet te boven, en:

    • b.

      het draagt bij aan vergroting van de kans op inschakeling in het arbeidsproces van de persoon.

  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op personen als bedoeld in artikel 7, derde lid, onderdeel a, van de wet.

Artikel 8. Taaltraject

  • 1. Het college kan een persoon een taaltraject gericht op arbeidsinschakeling aanbieden als deze behoort tot de doelgroep van artikel 18b van de Participatiewet.

  • 2. Een taaltraject voldoet in ieder geval aan de volgende eisen:

    a.het heeft als doel om de persoon de volgende vaardigheden in de Nederlandse taal op referentieniveau 1F te verwerven:

    - spreekvaardigheid;

    - luistervaardigheid;

    - gespreksvaardigheid;

    - schrijfvaardigheid;

    - leesvaardigheid;

    b. het gaat de krachten en bekwaamheden van de persoon niet te boven.

  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op personen die volledig en duurzaam zijn ontheven van de arbeidsverplichting als bedoeld in artikel 9, vijfde lid, van de Participatiewet.

Artikel 9. Participatieplaats

  • 1. Het college kan een persoon van 27 jaar of ouder met recht op algemene bijstand overeenkomstig artikel 10a van de wet onbeloonde additionele werkzaamheden laten verrichten.

  • 2. Het college zorgt ervoor dat de te verrichten additionele werkzaamheden worden vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst die wordt ondertekend door het college, de werkgever en de persoon die de additionele werkzaamheden gaat verrichten.

  • 3. De premie, bedoeld in artikel 10a, zesde lid, van de wet bedraagt € 300,- per zes maanden, mits in die maanden tenminste 20 uur per week werkzaamheden zijn verricht en mits er voldoende is meegewerkt aan het vergroten van de kans op inschakeling in het arbeidsproces.

  • 4. Indien belanghebbende additionele werkzaamheden verricht als bedoeld in dit artikel kan het college bij degene in opdracht waarvan belanghebbende deze werkzaamheden uitvoert, een bijdrage (inleenvergoeding) in rekening brengen. Deze vergoeding is maximaal de kosten van de bruto uitkering vermeerderd met de uitvoerings- en begeleidingskosten in verband met deze additionele werkzaamheden.

Artikel 10. Participatievoorziening beschut werk

  • 1. Het college kan de voorziening beschut werk aanbieden aan een persoon uit de doelgroep die door een lichamelijke, verstandelijke of psychische beperking een zodanige mate van begeleiding op en aanpassingen van de werkplek nodig heeft dat van een reguliere werkgever redelijkerwijs niet kan worden verwacht dat hij deze persoon in dienst neemt.

  • 2. Het college maakt uit de personen uit de doelgroep een voorselectie en wint bij het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen advies in voor de beoordeling of zij uitsluitend in een beschutte omgeving onder aangepaste omstandigheden mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben. Het college selecteert voor deze beoordeling uitsluitend personen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt.

  • 3. Om de in artikel 10b, eerste lid, van de Participatiewet, bedoelde werkzaamheden mogelijk te maken zet het college de volgende ondersteunende voorzieningen in: fysieke aanpassingen van de werkplek of de werkomgeving, uitsplitsing van taken of aanpassingen in de wijze van werkbegeleiding, werktempo of arbeidsduur.

  • 4. Het college bepaalt de omvang van het aanbod beschut werk en legt vast hoeveel plekken voor beschut werk de gemeente beschikbaar stelt. In verband hiermee overlegt het college met de Werkmaatschappij voor Werk, Re-integratie en Inkomen.

  • 5. Beschut werk vindt bij voorkeur plaats in samenwerking met de WMO en andere participanten binnen het sociaal domein.

Artikel 11. Ondersteuning bij leer-werktraject

Het college kan ondersteuning aanbieden aan een persoon uit de doelgroep ten aanzien van wie het college van oordeel is dat een leer-werktraject nodig is, voor zover deze ondersteuning nodig is voor het volgen van een leer-werktraject en het personen betreft:

  • a.

    van 16 of 17 jaar van wie de leerplicht of de kwalificatieplicht, bedoeld in de Leerplichtwet 1969, nog niet is geëindigd, of:

  • b.

    van 18 tot 27 jaar die nog geen startkwalificatie hebben behaald.

Artikel 12. Persoonlijke ondersteuning

Aan een persoon die behoort tot de doelgroep kan het college persoonlijke ondersteuning bij het verrichten van de aan die persoon opgedragen taken aanbieden in de vorm van structurele begeleiding als hij zonder persoonlijke ondersteuning niet in staat is de aan hem opgedragen taken te verrichten. Persoonlijke ondersteuning wordt in ieder geval aangeboden als de werkgever ten behoeve van de werknemer een loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 10d van de wet ontvangt of als de persoon die op een detacheringsbaan werkzaam is, behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie in de zin van artikel 6, eerste lid, onderdeel e, van de wet.

Artikel 13. Loonkostensubsidie voor personen met een arbeidsbeperking

  • 1. Het college stelt vast of een persoon behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie.

  • 2. Hierbij neemt het college de volgende criteria in acht:

    • a.

      een persoon moet behoren tot de doelgroep zoals omschreven in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet;

    • b.

      die persoon is niet in staat met voltijdse arbeid het wettelijk minimumloon te verdienen, en:

    • c.

      die persoon heeft mogelijkheden tot arbeidsparticipatie.

  • 3. Het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen adviseert het college met betrekking tot het oordeel of een persoon behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie. Zij neemt daarbij de in het tweede lid neergelegde criteria in acht.

Artikel 14. Vaststelling loonwaarde

  • 1. Het college gebruikt de omschreven methode zoals vastgesteld in de Verordening loonkostensubsidie Participatiewet gemeente Slochteren 2015 om de loonwaarde van een persoon vast te stellen.

  • 2. De werkmaatschappij voor Werk, Re-integratie en Inkomen adviseert het college met betrekking tot de vaststelling van de loonwaarde van een persoon. Zij neemt daarbij de omschreven methode in acht zoals vastgesteld in de Verordening loonkostensubsidie Participatiewet gemeente Slochteren 2015.

Hoofdstuk 4. Slotbepalingen

Artikel 15. Nadere regels en hardheidsclausule

  • 1. In gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

  • 2. Het college kan nadere regels stellen over de uitvoering van deze verordening.

  • 3. Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de cliënt afwijken van het bepaalde bij of krachtens deze verordening indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 16. Intrekken oude verordening en overgangsrecht

  • 1. De Re-integratieverordening Participatiewet gemeente Slochteren 2015, vastgesteld op 30 oktober 2014, wordt ingetrokken per 24 februari 2016.

  • 2. Een persoon die gebruik maakt van een toegekende voorziening op grond van de Re-integratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Slochteren 2012-A, die moet worden beëindigd op grond van deze verordening, behoudt deze voorziening voor zover wordt voldaan aan de voorwaarden uit deze verordening voor de duur:

    • a.

      van zes maanden, gerekend vanaf de inwerkingtreding van deze verordening, of:

    • b.

      dat deze is verstrekt, als dat korter is dan de periode als bedoeld in het tweede lid, onderdeel a.

  • 3. Het college kan na afloop van de in het tweede lid, onderdeel a, bedoelde periode, besluiten of een voorziening wordt voortgezet.

  • 4. De Re-integratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Slochteren 2012-A blijft van toepassing ten aanzien van een voortgezette voorziening als bedoeld in het tweede lid.

Artikel 17. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 24 februari 2016.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Re-integratieverordening Participatiewet gemeente Slochteren 2016.

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare vergadering van 18 februari 2016.

De raad van de gemeente Slochteren,

, voorzitter.

, griffier.