Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR399571
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR399571/1
Participatie- en inspraakverordening Geldrop-Mierlo 2015
Geldend van 01-10-2015 t/m heden
Intitulé
Participatie- en inspraakverordening Geldrop-Mierlo 2015Raadsbesluit
GM2015.0356
Participatie- en inspraakverordening Geldrop-Mierlo 2015
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
De verordening verstaat onder:
- a.
Participatie: het actief betrekken van ingezetenen en belanghebbenden bij de voorbereiding, ontwikkeling of evaluatie van beleid;
- b.
Participatieprocedure: de wijze waarop aan de participatie in een concreet geval gestalte wordt gegeven.
- c.
Raadplegen: het gelegenheid geven aan ingezetenen en belanghebbenden om ideeën, wensen en meningen naar voren te brengen of voorkeuren aan te geven die bij de beleidsvorming worden betrokken;
- d.
Adviseren: een antwoord geven door belanghebbenden of andere daartoe benaderde personen of instellingen op een door een bestuursorgaan geformuleerde vraag;
- e.
Coproduceren: het door gemeente en daartoe uitgenodigde deelnemers in gezamenlijk overleg ontwikkelen van een plan met inachtneming van vooraf meegegeven kaders;
- f.
Inspraak: de finale mogelijkheid voor ingezetenen en belanghebbenden om - door het indienen van een zienswijze op een beleidsvoornemen - betrokken te worden bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid;
- g.
Inspraakprocedure: de wijze waarop de inspraak gestalte wordt gegeven;
- h.
Belanghebbende: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit betrokken is;
Artikel 2 Reikwijdte verordening
Deze verordening is van toepassing op ontwikkeling – mede omvattend de voorbereiding en evaluatie – van gemeentelijk beleid en gemeentelijke kaders.
Artikel 3 Afbakening participatie en inspraak
- 1.
Participatie of inspraak is in beginsel mogelijk op alle terreinen van gemeentelijk bestuur.
- 2.
In de regel wordt bij het ontwikkelen van gemeentelijk beleid en kaders de Geldrop-Mierlose Participatiestandaard toegepast.
- 3.
Cumulatie van participatie en inspraak wordt in beginsel vermeden.
- 4.
De Geldrop-Mierlose Participatiestandaard wordt niet toegepast en er wordt geen inspraak verleend:
- a.
ten aanzien van ondergeschikte herzieningen van een eerder vastgesteld (beleids)voornemen;
- b.
indien inspraak bij of krachtens wettelijk voorschrift is uitgesloten;
- c.
indien sprake is van uitvoering van hogere regelgeving waarbij het bestuursorgaan geen of nauwelijks beleidsvrijheid heeft;
- d.
inzake de begroting en andere stukken uit de planning & control cyclus, de tarieven voor gemeentelijke dienstverlening en belastingen bedoeld in hoofdstuk XV van de Gemeentewet;
- e.
indien de uitvoering van een (beleids)voornemen dermate spoedeisend is dat participatie of inspraak niet kan worden afgewacht;
- f.
over een voornemen dat hoofdzakelijk betrekking heeft op interne of organisatorische aangelegenheden van de gemeente;
- g.
inzake verlengingsbesluiten als bedoeld in artikel 3.1, derde lid van de Wet ruimtelijke ordening;
- h.
inzake voorbereidingsbesluiten als bedoeld in artikel 3.7 Wet ruimtelijke ordening;
- i.
inzake beheersverordeningen als bedoeld in artikel 3.38 Wet ruimtelijke ordening;
- j.
indien bestaande participatieraden – zoals de WMO Raad, Cliëntenplatform Minima, Cliëntenraad Leerlingenvervoer en Platform Duurzaam Veilig – reeds bij de ontwikkeling van beleid participeren.
- a.
Artikel 4 Bevoegdheid en besluit van participatie of inspraak
- 1.
Het betrokken bestuursorgaan stelt bij de start van de ontwikkeling van gemeentelijk beleid en/of kaders binnen zijn eigen bevoegdheden vast op welke wijze participatie of inspraak wordt vormgegeven met daarbij in ieder geval:
- a.
het antwoord op de vraag of inspraak in de gegeven situatie wettelijk verplicht is,
- b.
de keuze of een participatieproces of een inspraakprocedure, dan wel beide of geen van beide worden toegepast,
- c.
de inrichting van het participatie en/of inspraakproces,
- d.
of, en zo ja aan de hand van welke werkvorm uit de Notitie Raadsplein de raad bij het proces wordt betrokken.
- 2.
Over participatie en inspraak ter voorbereiding van een raadsvoorstel besluit het college van burgemeester en wethouders, mits passend binnen de door de gemeenteraad vastgestelde kaders.
Hoofdstuk 2 Participatie
Artikel 5 Participatiegerechtigden
Participatie wordt verleend aan ingezetenen en belanghebbenden.
Artikel 6 bekendmaking van het participatieproces
- 1.
Het betrokken bestuursorgaan maakt voorafgaand aan de participatieprocedure het voornemen hiertoe bekend op de voor die participatie gepaste wijze. Volstaan kan worden met het vermelden van de zakelijk inhoud.
- 2.
Indien het de voorbereiding van een raadsvoorstel betreft, voert het college de procedure uit.
Artikel 7 Eindverslag participatieprocedure
- 1.
Ter afronding van de participatie maakt het bestuursorgaan een eindverslag op. Indien het de voorbereiding van een raadsvoorstel betreft maakt het college het eindverslag op.
- 2.
Het eindverslag bevat in elk geval:
- a.
een overzicht van de gevolgde participatieprocedure;
- b.
een weergave van de inbreng van degenen die hebben deelgenomen aan de participatie;
- c.
een reactie van het bestuursorgaan op de inbreng als bedoeld onder b, waarbij met redenen omkleed wordt welke punten al dan niet van invloed zullen zijn op het voornemen;
- 3.
Het bestuursorgaan maakt het eindverslag op de gebruikelijk wijze openbaar.
- 4.
Het college brengt het eindverslag ter kennis aan de raad indien het participatie bij een raadsvoorstel betreft
Hoofdstuk 3 Inspraak
Artikel 8 Onderwerp van inspraak
- 1.
Inspraak wordt altijd verleend als de wet daartoe verplicht.
- 2.
Tenzij uit een wettelijk voorschrift anders volgt, dan wel een andere wijze van overleg is geboden, heeft inspraak tevens plaats bij voornemens die de situatie van burgers en instellingen ingrijpend beïnvloeden en ten aanzien waarvan het bestuursorgaan de keuze heeft uit verschillende beslissingsmogelijkheden en waarvan redelijkerwijs te verwachten is dat meerdere belanghebbenden zich daarbij betrokken voelen.
- 3.
Het tweede lid kan buiten toepassing worden gelaten indien een vorm van participatie heeft plaatsgevonden.
Artikel 9 Inspraakgerechtigden
Inspraak wordt verleend aan ingezetenen en belanghebbenden.
Artikel 10 Inspraakprocedure
- 1.
Op inspraak is de procedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
- 2.
Het bestuursorgaan kan voor een of meer voornemens een andere op het onderwerp afgestemde inspraakprocedure vaststellen. Als handvat geldt de als bijlage toegevoegde Handreiking voor het vaststellen van een inspraakprocedure.
Artikel 11 Eindverslag
-
- 1.
Ter afronding van de inspraak maakt het bestuursorgaan een eindverslag op.
- 2.
Het eindverslag bevat in elk geval:
- 1.
- a.
een overzicht van de gevolgde inspraakprocedure;
- b.
een weergave van de zienswijzen die tijdens de inspraak mondeling of schriftelijk naar voren zijn gebracht;
- c.
een reactie op deze zienswijzen, waarbij met redenen omkleed wordt aangegeven op welke punten al dan niet tot aanpassing van het voornemen wordt overgegaan.
- 3.
Het bestuursorgaan maakt het eindverslag op de gebruikelijke wijze openbaar.
- 4.
Het college brengt het eindverslag ter kennis aan de raad indien het participatie bij een raadsvoorstel betreft.
- 3.
Artikel 12 Intrekking oude verordening
De Inspraakverordening Geldrop-Mierlo 2008 wordt ingetrokken.
Artikel 13 Inwerkingtreding
Deze verordening treedt op 1 oktober 2015 in werking.
Artikel 14 Citeertitel
Deze verordening wordt aangehaald als: Participatie- en inspraakverordening Geldrop-Mierlo 2015.
Artikelsgewijze toelichting
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Participatie:
Het uitwisselen van ideeën tussen burgers en gemeente (tweerichtingsverkeer) is het belangrijkste kenmerk van participatie. Participatie is een werkwijze waarbij het bestuursorgaan (burgemeester, college of raad), veelal voordat er sprake is van een concreet beleidsvoornemen, actoren (zoals burgers, maatschappelijke organisaties, bedrijven, deskundigen of andere overheden) bij de beleidsontwikkeling betrekt. Participatie is daarmee “beginspraak”, want in tegenstelling tot inspraak ligt er nog niks concreet voor waarover een mening wordt gevraagd. Bij participatie wordt getracht om in een open en evenwichtige samenwerking met burgers tot de voorbereiding, bepaling, uitvoering of evaluatie van beleid te komen. Participatie mobiliseert daarbij de kennis en steun van betrokkenen bij beleidsproblemen waarvan het bestuursorgaan op voorhand niet weet - of nog niet wil bepalen - hoe deze opgelost zullen worden.
Inspraak:
Er zijn veel omschrijvingen van het begrip inspraak. Bij de in dit artikel opgenomen formulering is aangesloten bij de tekst van artikel 150 van de Gemeentewet. Inspraak is een onderdeel van de ontwikkeling van het gemeentelijk beleid en heeft een tweeledig doel. Enerzijds wordt aan belanghebbenden de mogelijkheid geboden om hun mening over beleidsvoornemens kenbaar te maken. Anderzijds biedt inspraak aan bestuursorganen een belangrijk hulpmiddel in het kader van de voor de beleidsvoorbereiding noodzakelijke belangenafweging.
Afbakening participatie t.o.v. inspraak; de Geldrop-Mierlose participatiestandaard:
Inspraak richt zich met name op de openbare procedure als finale mogelijkheid om betrokken te worden bij de voorbereiding van beleid. Voor een toelichting op de aanpak van participatie in Geldrop-Mierlo wordt in dit verband verwezen naar de 'Geldrop-Mierlose Participatiestandaard'. De daarin gestelde gedragsregels zijn in deze verordening overgenomen.
Hoofdstuk 2 van deze verordening geeft sturing op participatieprocessen overeenkomstig de richtinggevende elementen uit de Participatiestandaard.
Inspraakprocedure:
In deze inspraakverordening is de procedureregeling van afdeling 3.4 van de Awb van toepassing verklaard. Artikel 4, tweede lid, geeft het bestuursorgaan ruimte om een andere procedure te volgen. Het bestuursorgaan is immers verantwoordelijk voor uitvoering, de nadere regeling en organisatie van de inspraak.
Artikel 2 Reikwijdte van de verordening
Uit deze bepaling volgt dat de verordening niet van toepassing is op de uitvoering van beleid. Uitvoering van beleid en initiatieven uit de wijk/buurt worden vormgegeven door de werkwijze Buurtwerk 2.0. Op ontwikkelingen van grote bouwplannen met invloed op de omgeving is de verordening dus wel van toepassing. Op de uitvoering van deze plannen niet.
Artikel 3 Afbakening participatie en inspraak
Participatie start in een zo vroeg mogelijk stadium van de beleidsontwikkeling, en volgens de Geldrop-Mierlose Participatiestandaard. Inspraak vindt te allen tijde plaats, tenzij (zie verder artikel 8). Inspraak vindt in plaats in de afrondende fase van de beleidsontwikkeling: voordat college of raad een besluit neemt krijgt iedere individuele inwoner of andere belanghebbende partij de gelegenheid om te reageren op het beleidsvoornemen.
Afhankelijk van bestuurlijk en maatschappelijke gevoeligheden en in het geval van complexe dossiers kan het bestuursorgaan er voor kiezen om na een doorlopen participatieproces ook een niet-wettelijk verplicht inspraakproces te houden voor een finale belangenafweging als sluitstuk van het proces. In die gevallen is hoofdstuk 3 van deze verordening van toepassing.
Participatie en inspraak is dus in beginsel mogelijk op alle terreinen van gemeentelijk bestuur. Het moet natuurlijk wel ergens om gaan. Het is niet de bedoeling dat plannen van burgers om een garage te plaatsen of een uitrit te wijzigen aan participatie of inspraak onderhevig zijn. Toepassing is aan de orde wanneer de situatie ingrijpend verandert. Ingrijpend is een rekbaar begrip en voor meerdere uitleg vatbaar. Om ingrijpend in te kaderen zijn in het vierde lid een aantal uitzonderingsgronden opgenomen wanneer participatie en inspraak niet wordt toegepast:
a.ten aanzien van ondergeschikte herzieningen van eerder vastgesteld beleid.
Motivering
Het is niet zinvol participatie of inspraak te verlenen indien het gemeentelijk beleid niet of slechts in beperkte mate wordt herzien.
b.indien inspraak bij of krachtens wettelijk voorschrift is uitgesloten.
Motivering
In dit geval biedt de wet geen ruimte voor inspraak dan wel wordt een andere vorm van inspraak wettelijk voorgeschreven.
c.indien sprake is van uitvoering van hogere regelgeving waarbij het bestuursorgaan geen of nauwelijks beleidsvrijheid heeft;
Motivering
Aangezien het bestuursorgaan in deze gevallen geen beleidsvrijheid heeft is het niet zinvol participatie of inspraak te bieden.
d.inzake de begroting en andere stukken uit de planning & control cyclus, de tarieven voor gemeentelijke dienstverlening en belastingen bedoeld in hoofdstuk XV van de Gemeentewet;
Motivering
Het gaat hier om de financiële kernbevoegdheden van de gemeenteraad die zich niet lenen voor participatie of inspraak.
e.indien de uitvoering van een beleidsvoornemen zo spoedeisend is dat participatie of inspraak niet kan worden afgewacht;
Motivering
Het gaat hier om een afweging tussen enerzijds de urgentie van de besluitvorming en anderzijds de belangen van betrokkenen, waarbij de urgentie het primaat heeft.
f.over een beleidsvoornemen dat hoofdzakelijk betrekking heeft op interne of organisatorische aangelegenheden van de gemeente;
Motivering
Gezien het feit dat het om interne/ organisatorische beleidsvoornemens gaat is participatie of inspraak hierbij niet doelmatig.
g.inzake verlengingsbesluiten als bedoeld in artikel 3.1, derde lid van de Wet ruimtelijke ordening:
Motivering
Een verlengingsbesluit heeft betrekking op het verlengen van een bestemmingsplan na ommekomst van de wettelijke termijn van 10 jaar.
h.inzake voorbereidingsbesluiten als bedoeld in artikel 3.7 Wet ruimtelijke ordening;
Motivering
Met het verlenen van participatie of inspraak ten aanzien van een voorbereidingsbesluit zou de preventieve werking hiervan (het voorkomen van ongewenste ontwikkelingen) vervallen.
i.inzake beheersverordeningen als bedoeld in artikel 3.38 Wet ruimtelijke ordening.
Motivering
Het betreft hier continuering van bestaand beleid waarover eerder reeds inspraak is gevoerd.
j.indien bestaande participatieraden – zoals de WMO Raad, Cliëntenplatform Minima, Cliëntenraad Leerlingenvervoer en Platform Duurzaam Veilig – reeds bij de ontwikkeling van beleid participeren.
Motivering
De participatie van de betrokken doelgroepen is al geregeld.
Artikel 4 Bevoegdheid en besluit van participatie of inspraak
Behoeft geen toelichting.
Artikel 5 Participatiegerechtigden
Bij de omschrijving van participatiegerechtigden is aansluiting gezocht bij de redactie van het artikel van de inspraakgerechtigden. Hierbij is gelet op de redactie van artikel 150 van de Gemeentewet voor wat betreft de kring van gerechtigden. Het begrip 'belanghebbende' is in artikel 1:2 Awb gedefinieerd en deze definitie heeft ook gelding voor wetgeving buiten de Awb.
Artikel 6 Bekendmaking van het participatieproces
Het artikel regelt dat het voornemen om participatie te houden op gepaste wijze bekend wordt gemaakt. Wat "gepast" is, is afhankelijk van de reikwijdte van de participatie. De wijze van bekendmaking kan variëren van publicatie op de website, in een krant, een huis-aan-huisblad of bijvoorbeeld een persoonlijke brief.
Artikel 7 Eindverslag participatieprocedure
Onder het in het tweede lid, onderdeel a, genoemde verslag van het gevolgde participatietraject wordt verstaan: Hoe is de procedure feitelijk verlopen? Bij het overzicht bedoeld onder b van het tweede lid, volstaat een korte zakelijke weergave van de inbreng van de deelnemers aan de participatie.
Onderdeel c van het tweede lid schrijft voor dat het bestuursorgaan aangeeft wat met de inbreng in de participatieprocedure wordt gedaan. In het derde lid is bepaald dat het bestuursorgaan het eindverslag op de gebruikelijke wijze openbaar maakt. Degenen die hebben deelgenomen aan de participatie ontvangen in beginsel een exemplaar van het eindverslag, tenzij dit aantal omvangrijk is, dan wordt volstaan met een algemene bekendmaking.
Artikel 8 Onderwerp van inspraak
Inspraak is verplicht verankerd in de verordening. Het artikel is zo geformuleerd dat wordt uitgedrukt dat inspraak niet alleen plaatsvindt wanneer de wet dit verplicht, maar ook wanneer een voornemen ingrijpend van invloed is op de situatie van burgers en instellingen. Inspraak moet dan plaatsvinden op een moment dat er ook nog iets te kiezen is. Alleen wanneer een vorm van participatie heeft plaatsgevonden kan worden besloten inspraak buiten toepassing te laten.
Er is niet voor gekozen om de wettelijke verplichtingen integraal op te nemen in de tekst van artikel 8, omdat bij een nieuwe wettelijke verplichting dan direct de verordening moet worden aangepast. Daarnaast voegt de vermelding niks toe. De wet verplicht immers de inspraak al. Wettelijke verplichtingen tot het bieden van inspraak bestaan bijvoorbeeld op de volgende terreinen:
- a.
de voorbereiding van het gemeentelijk milieubeleidsplan (artikel 4.17, derde lid, Wet milieubeheer (WM));
- b.
de voorbereiding van een besluit tot vaststelling van een afvalstoffenverordening die afwijkt van artikel 10.21 WM (artikel 10.26, tweede lid, WM);
- c.
de plannen en beleidsverslagen gericht op de realisatie en de vormgeving van cliëntenparticipatie bij de uitvoering van de Participatiewet;
- d.
de voorbereiding, vaststelling en wijziging van besluiten tot uitsluiting van welstandstoetsing (artikel 12 en artikel 12a Woningwet.
Artikel 9 Inspraakgerechtigden
De omschrijving van inspraakgerechtigden vloeit rechtstreeks voort uit de tekst van artikel 150 van de Gemeentewet. In de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb zijn de woorden 'in de gemeente een belang hebbende natuurlijke en rechtspersonen' vervangen door: belanghebbenden. Het begrip 'belanghebbende' is in artikel 1:2 Awb gedefinieerd en deze definitie heeft ook gelding voor wetgeving buiten de Awb.
Artikel 10 Inspraakprocedure
Artikel 150, tweede lid van de Gemeentewet verklaart afdeling 3.4 van de Awb van toepassing op de inspraak. In artikel 3:11 tot en met 3:17 Awb is de inspraakprocedure te vinden. Na terinzagelegging en bekendmaking van het beleidsvoornemen kunnen belanghebbenden gedurende zes weken schriftelijk of mondeling hun zienswijze naar voren brengen. In de meeste gevallen zal deze procedure passend zijn voor de inspraak. Zo niet, dan kan op grond van het tweede lid de inspraakprocedure worden aangepast aan het onderwerp.
Artikel 11 Eindverslag
In dit geval is niet gekozen voor verwijzing naar afdeling 3.4 Awb. In artikel 3:17 Awb wordt namelijk slechts bepaald dat een verslag wordt gemaakt van hetgeen tijdens de inspraakprocedure mondeling naar voren is gebracht.
Onder het in het tweede lid, onderdeel a, genoemde verslag van de gevolgde inspraakprocedure wordt verstaan: Hoe is de procedure feitelijk verlopen? Is afdeling 3.4 Awb onverkort toegepast? Wanneer is het beleidsvoornemen ter inzage gelegd enz.?
Onderdeel b betekent dat de eindrapportage een volledig overzicht dient te bevatten van zowel de mondelinge als de schriftelijke inspraakreacties. De schriftelijke inspraakreacties kunnen aan het verslag worden gehecht. In de MvT bij de Awb wordt opgemerkt dat in het verslag kan worden volstaan met een korte zakelijke weergave van de naar voren gebrachte opvattingen en vermelding van de personen die hun opvatting naar voren hebben gebracht.
Onder c wordt als het sluitstuk van inspraak voorgeschreven dat het bestuursorgaan aangeeft wat met de zienswijzen wordt gedaan.
Artikel 12, 13 en 14 behoeven geen toelichting
Bijlage 1 Beschrijving werkvormen artikel 4, eerste lid onder d.
A. De vergadering (werkvorm van de huidige raadsronde)
Doel
Het doel van de vergadering is het bespreken van raadsvoorstellen om te bepalen of het betreffende raadsvoorstel rijp is voor besluitvorming.
Omschrijving
De vergadering vindt altijd plaats tijdens de het raadsplein. Aan de vergadering kunnen per fractie maximaal 2 personen (raadsleden en fractieassistenten) deelnemen. Verder nemen deel een voorzitter en een lid van het college (de portefeuillehouder of diens vervanger) en diens ambtelijke ondersteuning.
Werkwijze
1. Spreekregels
De leden van de raad en overige aanwezigen, waaronder de fractie-assistent spreken vanaf hun plaats en richten zich via de voorzitter van de raadsronde tot de overige aanwezige deelnemers.
2. Volgorde sprekers
Een lid voert slechts het woord na het aan de voorzitter van de raadsronde gevraagd en van hem verkregen te hebben.
3. Aantal spreektermijnen
- 1.
De beraadslaging over een voorstel geschiedt in de regel in twee termijnen, tenzij de leden anders beslissen.
- 2.
Elke spreektermijn wordt door de voorzitter van de raadsronde afgesloten.
- 3.
Een lid mag in een termijn niet meer dan één maal het woord voeren over hetzelfde onderwerp of voorstel.
- 4.
Het bepaalde in het derde lid is niet van toepassing op: -de rapporteur van een commissie; -het lid dat een (sub)amendement, een motie of een initiatiefvoorstel heeft ingediend, voor wat betreft dat amendement, die motie of dat voorstel.
- 5.
Bij de bepaling hoeveel malen een lid over hetzelfde onderwerp of voorstel het woord heeft gevoerd, wordt niet meegerekend het spreken over een voorstel van orde.
4. Spreektijd
De voorzitter van de raadsronde en een lid van de raad kan een voorstel doen over de spreektijd van de leden en de overige aanwezigen.
5. Beraadslaging Raadsrondes
De aanwezige leden kunnen op voorstel van de voorzitter van de raadsronde of een lid van de raadsronde beslissen over één of meer onderdelen van een onderwerp of voorstel afzonderlijk te beraadslagen.
6. Deelname aan beraadslaging door anderen
- 1.
De leden in de raadsronde kunnen bepalen dat anderen dan de in de vergadering aanwezige leden van de raad, de wethouder, ambtelijke ondersteuning, de secretaris, de griffier of de voorzitter deelnemen aan de beraadslaging.
- 2.
Een beslissing daartoe wordt op voorstel van de voorzitter van de raadsronde of één der leden van de raad genomen alvorens met de beraadslaging ten aanzien van het aan de orde zijnde agendapunt een aanvang wordt genomen, of direct na een schorsing met uitdrukkelijke instemming van de leden.
- 3.
Indien de voorzitter constateert dat er geen meerderheid is om anderen als genoemd in lid 1 van dit artikel aan de beraadslagingen te laten deelnemen, bestaat de mogelijkheid om van het spreekrecht gebruik te maken.
B. De Open Ruimte
Doel
Het doel van De Open Ruimte is een zo breed mogelijk gesprek tussen de raad, betrokken burgers en organisaties uit de gemeente en deskundigen uit de gemeentelijke organisatie gerelateerd aan het te behandelen onderwerp. Nadruk ligt daarbij op het verwerven van kennis door de raad. Deze kennis kan afkomstig zijn van uit de gemeentelijke organisatie of van externe deskundigen.
Omschrijving
De Open ruimte kan plaatsvinden tijdens het raadsplein maar kan ook op een separate avond op een willekeurige locatie georganiseerd worden. De aangewezen voorzitter van de Open ruimte vervult een coördinerende rol bij de voorbereiding. Afhankelijk van het aantal betrokkenen kan de voorzitter de werkvorm verder invullen in de vorm van groepsgesprekken met plenaire terugkoppeling of plenaire discussie.
Op voorspraak van de fracties worden door de griffie personen en organisaties uit de gemeente en of uit de gemeentelijke organisatie uitgenodigd om te komen mee praten over het te behandelen onderwerp. Daarnaast wordt er indien nodig een openbare oproep geplaatst zodat inwoners en organisaties zich kunnen melden voor de open ruimte bij de griffie. In overleg met fracties en college kunnen eventueel stellingen voor de open ruimte geformuleerd worden.
Werkwijze/Deelnemers:
- -
Per fractie maximaal 2 personen (raadsleden en fractieassistenten).
- -
Een lid van het college (de portefeuillehouder of diens vervanger) en diens ambtelijke ondersteuning.
- -
Interne en externe deskundigen
- -
Burgers en organisaties
- -
Een voorzitter ondersteund door de griffie
De voorzitter van de open ruimte zorgt voor een ordelijk verloopt van de bijeenkomst. In het plenaire deel van de bijeenkomst worden conclusies verzameld en vastgelegd.
De interne en externe deskundigen kunnen het onderwerp inleiden met een presentatie of een andere vorm van informatieverstrekking. Het college kan de rol van interne deskundige hebben maar kan ook toehoorder of vragensteller zijn. Aan het begin van de bijeenkomst maakt het college duidelijk welke rol hij neemt.
In de voorbereiding ziet de voorzitter er op toe dat de juiste deelnemers worden uitgenodigd.
Aan het einde van de raadsronde inventariseert de voorzitter de nog openstaande vragen en draagt de griffie er zorg voor dat deze door de juiste deskundigen als nog schriftelijk beantwoord worden.
Het verslag van de open ruimte bestaat uit een registratie van de aanwezigen en de tijdens de bijeenkomst getrokken conclusies die de meningen van de aanwezige burgers en organisaties weergeven.
C. Het Adviesgesprek
Doel
Doel van Het Adviesgesprek is om te sonderen of de raad over het voorgelegde onderwerp of over de voorgelegde probleemstelling beleid wil opstellen en zo ja in welke richting dit beleid zou moeten ontwikkeld. Daarnaast kan gesondeerd worden of de voorgestelde beleidsrichting voldoet aan de wensen van de raad.
Uitgangspunt hierbij is een (concept) beleidsstuk van het college op basis:
- -
een wens van de raad om over voorliggend onderwerp beleid te maken;
- -
een wens van het college om over voorliggend onderwerp beleid te maken;
- -
een beleidsverplichting.
Omschrijving
Het Adviesgesprek heeft de vorm van een coöperatieve vergadering waarbij het gaat om in coöperatie tot een zo eensluidend mogelijk advies te komen. Nadruk ligt hierbij op de punten waarover overeenstemming is.
Werkwijze
Het Adviesgesprek vindt plaats tijdens het raadsplein.
Aan het Adviesgesprek kunnen deelnemen:
- -
Raadsleden. Per fractie maximaal 2 personen (raadsleden en fractieassistenten).
- -
Een lid van het college (de portefeuillehouder of diens vervanger) en diens ambtelijke ondersteuning.
- -
Een voorzitter ondersteund door de griffie
- -
Betrokken burgers en organisaties die daartoe uitgenodigd zijn.
De aangewezen voorzitter van het Adviesgesprek heeft tot taak er voor te zorgen dat de raadsronde eindigt met een duidelijk advies van de raad (al dan niet eensluidend) hoe verder om te gaan met het voorliggende stuk. Wenselijk is een duidelijk overzicht van de punten waarover de raad overeenstemming heeft en die minimaal in het beleid opgenomen dienen te worden aangevuld met de punten waarover in meerderheid overeenstemming bestaat.
In de voorbereiding ziet de voorzitter er op toe dat de juiste deelnemers worden uitgenodigd.
Burgers die niet rechtstreeks zijn uitgenodigd voor het Adviesgesprek kunnen gebruik maken van het inspreekrecht en kunnen conform de regels maximaal 5 minuten inspreken aan het begin van het Adviesgesprek.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl