Algemeen mandaat-, volmacht- en machtigingsbesluit Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond

Geldend van 18-01-2014 t/m 06-04-2017

Intitulé

Algemeen mandaat-, volmacht- en machtigingsbesluit Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond

Het dagelijks bestuur en de voorzitter van de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond, ieder voor zover het zijn bevoegdheden betreft,

Overwegende

  • 1.

    dat de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond zorgdraagt voor de taken die aan haar bij of krachtens de gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond zijn opgedragen;

  • 2.

    dat gelet op een effectieve en efficiënte taakuitvoering door de veiligheidsregio het mandateren, volmacht verlenen en machtigen van bepaalde bevoegdheden gewenst is;

  • 3.

    dat artikel 25 derde lid van de gemeenschappelijke regeling de mandatering, volmachtverlening en machtiging aan de algemeen directeur expliciet mogelijk maakt;

 

voorts gelet op het bepaalde in afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb):

 

gezien de verantwoordelijkheid voor het dagelijks bestuur van de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond, zoals bepaald in artikel 13 en 14 van de gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond;

 

B E S L U I T E N:

I. in te trekken het 'Besluit mandaat industriële veiligheid en bedrijfsbrandweren VRR', vastgesteld bij besluit van 21 maart 2011;

 

II. in te trekken het 'Algemeen mandaatbesluit Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond 2006', laatstelijk gewijzigd op 16 februari 2009;

 

III. vast te stellen het volgende Algemeen mandaat-, volmacht- en machtigingsbesluit Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond;

 

IV de algemeen directeur van de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond mandaat, volmacht c.q. machtiging te verlenen voor de uitoefening van de bevoegdheden die staan vermeld in de bij dit besluit behorende bijlagen;

 

V. ten aanzien van de uitoefening van de in dit besluit bedoelde mandaten, volmachten en machtigingen de hieronder volgende algemene bepalingen vast te stellen.

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1. mandaat: de bevoegdheid om in naam van een bestuursorgaan (de mandaatgever) een besluit te nemen in de zin van artikel 1:3 Awb;

  • 2. mandaatgever: degene die het mandaat verleent;

  • 3. gemandateerde: degene die het mandaat ontvangt;

  • 4. volmacht: de bevoegdheid om in naam van het bestuursorgaan (de volmachtverlener) privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten;

  • 5. volmachtverlener: degene die de volmacht verleent;

  • 6. gevolmachtigde: degene die de volmacht ontvangt;

  • 7. machtiging: de bevoegdheid om in naam van een bestuursorgaan (machtigingverlener) feitelijke handelingen te verrichten;

  • 8. machtigingverlener: degene die de machtiging verleent;

  • 9. machtigingverkrijger: degene die de machtiging ontvangt.

Artikel 2 Grenzen aan het mandaat

  • 1. Een mandaat geldt niet:

    a. indien er redenen zijn of het voornemen bestaat tot het nemen van een besluit in afwijking van het ten aanzien van het te nemen besluit tot dan toe gevoerde beleid;

    b. indien een lid van het dagelijks bestuur of de voorzitter zulks ten aanzien van een concreet geval kenbaar heeft gemaakt.

  • 2. Indien het eerste lid van toepassing is legt de gemandateerde de zaak zo spoedig mogelijk ter besluitvorming aan de mandaatgever voor.

  • 3. Indien het eerste lid niet van toepassing is legt de gemandateerde de zaak desondanks zo spoedig mogelijk ter besluitvorming aan de mandaatgever voor indien hij daarvoor zelf een andere reden aanwezig acht.

  • 4. Bij de uitoefening van de bevoegdheden als bedoeld in onderhavig mandaat c.q. machtiging wordt het daaromtrent gestelde bij of krachtens wetten, besluiten, verordeningen, regelingen, aanwijzingen en richtlijnen, hoe ook genaamd, van Europese, rijks-, provinciale en gemeentelijke wetgevers of andere bestuursorganen, in acht genomen.

  • 5. Het vierde lid is van overeenkomstige toepassing op relevante kaders, richtlijnen, verordeningen, besluiten, regelingen, hoe dan ook genaamd die binnen de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond zijn vastgesteld.

  • 6. Indien door de gemandateerde wordt gehandeld in strijd met het bepaalde in het eerste lid van dit artikel, doet dit niets af aan de rechtsgeldigheid van het in mandaat genomen besluit.

Artikel 3 Overige grenzen aan het mandaat

  • 1. Van het mandaat, bedoeld in bijlage B zijn uitgesloten besluiten jegens de algemeen directeur zelf.

  • 2. Van de volmacht bedoeld in bijlage C zijn uitgesloten rechtshandelingen jegens de algemeen directeur zelf.

  • 3. Van het mandaat en de volmacht bedoeld in bijlage B en C, zijn uitgesloten besluiten en rechtshandelingen jegens een directielid, niet zijnde de algemeen directeur, betreffende:

    • a.

      aanstelling, schorsing en ontslag;

    • b.

      de hoogte van het salaris en de bezoldiging;

    • c.

      een vergoeding voor overwerk en voor het waarnemen van een hoger gewaardeerde functie;

    • d.

      gratificaties;

    • e.

      vergoeding van kosten, uitgaande boven datgene waarop op grond van algemeen verbindende voorschriften recht bestaat;

    • f.

      overplaatsing, het verrichten van niet tot de betrekking behorende werkzaamheden en het waarnemen van een andere betrekking;

    • g.

      nevenwerkzaamheden;

    • h.

      buitengewoon verlof langer dan een kalendermaand;

    • i.

      het opleggen van een verhuisplicht.

Artikel 4 Reikwijdte van het mandaat

Indien het dagelijks bestuur of de voorzitter mandaat, volmacht of machtiging verleent ten aanzien van de uitvoering van een bevoegdheid, geschiedt deze verlening in de ruimste zin des woords, onverminderd het bepaalde in artikel 2, vierde en vijfde lid. Naast het nemen van besluiten in positieve of negatieve zin wordt hieronder onder andere dan ook mede verstaan:

- het nemen van alle voorbereidingsbesluiten en het verrichten van alle voorbereidingshandelingen;

- verdagen en/of uitstellen;

- verzoeken om aanvullende informatie;

- het voeren van correspondentie, die direct te maken heeft met de opgedragen taken;

- het stellen van nadere voorwaarden;

- het bekend maken en toezenden van besluiten overeenkomstig wettelijke regels;

- alle andere besluiten die genomen moeten worden en alle andere handelingen die verricht moeten worden binnen het kader van de uitvoering van de verleende bevoegdheid.

Artikel 5 Ondermandaat

  • 1. De gemandateerde, gevolmachtigde en gemachtigde is bevoegd tot het verlenen van ondermandaat, tenzij in het concrete mandaatbesluit uitdrukkelijk is opgenomen dat ondermandaat niet verleend mag worden.

  • 2. Ondermandaat wordt schriftelijk verleend en in afschrift toegezonden aan het dagelijks bestuur.

  • 3. Op ondermandaat zijn de artikelen van dit besluit van overeenkomstige toepassing.

  • 4. Indien de mandaatgever besluit tot intrekking van een verleend mandaat, volmacht c.q. machtiging geldt dit tevens voor de op basis daarvan verleende ondermandaten, ondervolmacht en ondermachtiging.

Artikel 6 Ondertekening

  • 1. Daar waar door het dagelijks bestuur of de voorzitter van de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond een bevoegdheid is verleend tot het nemen van een besluit, wordt tevens de bevoegdheid tot ondertekening verleend, voor zover dit niet wettelijk is uitgesloten.

  • 2. In de ondertekening dient tot uitdrukking te worden gebracht dat het besluit is genomen krachtens mandaat, volmacht of machtiging. Hierbij wordt de volgende formulering aangehouden:

    “Het dagelijks bestuur/voorzitter van de Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond, namens deze”, gevolgd door de functie en naam van de gemandateerde respectievelijk gevolmachtigde dan wel gemachtigde.

Artikel 7 Vervangingsregeling

In geval van afwezigheid van de algemeen directeur van de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond aan wie bij of krachtens dit besluit bevoegdheden zijn toegekend, worden deze bevoegdheden uitgeoefend door één van de leden van de directie van de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond.

Artikel 8 Citeertitel

Dit besluit kan worden aangehaald als het ‘Algemeen mandaat-, volmacht- en machtigingsbesluit Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond'.

Artikel 9 Inwerkingtreding

  • 1. Zodra dit besluit is vastgesteld door de betrokken bestuursorganen treedt het in werking op de eerste dag na bekendmaking.

  • 2. Het 'besluit mandaat industriële veiligheid en bedrijfsbrandweren VRR', vastgesteld bij besluit van 21 maart 2011 wordt hierbij ingetrokken, met dien verstande dat de ondermandaten die in en op basis van dat besluit zijn verstrekt hun geldigheid behouden totdat zij worden ingetrokken dan wel worden vervangen door een nieuw ondermandaatbesluit.

  • 3. Het ‘Algemeen mandaatbesluit Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond 2006’, laatstelijk gewijzigd op 16 februari 2009 wordt hierbij ingetrokken, met dien verstande dat de ondermandaten die in en op basis van dat besluit zijn verstrekt hun geldigheid behouden totdat zij worden ingetrokken dan wel worden vervangen door een nieuw ondermandaatbesluit.

Ondertekening

Aldus besloten in de vergadering van 18 november 2013,

Het dagelijks bestuur van de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond

De voorzitter,

Ing. A. Aboutaleb

de secretaris,

mr.drs. A. Littooij

Aldus besloten op 18 november 2013,

De voorzitter van de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond

Ing A. Aboutaleb

Bijlage A

1. Besluiten op grond van artikel 31 lid 1 van de Wet veiligheidsregio’s (Wvr) (aanwijzing van inrichtingen als bedrijfsbrandweerplichtig).

2. Uitbrengen van advies aan het bevoegd gezag op grond van artikel 10 lid 1 onder b Wvr over risico’s van branden, rampen en crises in de bij of krachtens de wet aangewezen gevallen alsmede in de gevallen die in het beleidsplan zijn bepaald.

3. Besluiten als bedoeld in artikel 63 Wet veiligheidsregio’s ter handhaving van het bij of krachtens artikel 31 Wvr bepaalde alsmede het bij of krachtens artikel 48 Wvr bepaalde ten aanzien van de krachtens artikel 17 Wvr aangewezen inrichtingen.

4. Besluiten op grond van artikel 5:37 of 5:38 Awb over de invordering van een dwangsom.

5. Besluiten op grond van artikel 5:34 Awb over de opheffing c.q. wijziging van de opgelegde dwangsom.

6. Aanwijzen van toezichthouders voor het toezicht op de naleving van het bij of krachtens artikel 30, 31 Wvr bepaalde of het bij of krachtens artikel 48 Wvr bepaalde ten aanzien van het krachtens artikel 17 Wvr aangewezen inrichtingen (art 61, lid 1 Wvr).

7. Aanwijzen van toezichthouders op de naleving van het gestelde bij of krachtens de artikelen 5, 6, 7, 10, 13, 14, 16, 21 en 22 Besluit risico’s zware ongevallen 1999 (BRZO).

8. Beoordelen van een veiligheidsrapport en, door tussenkomst van het bevoegd gezag, degene die de inrichting drijft in kennis stellen van de conclusies (art 16, lid 1 en 4 BRZO).

9. Uitbrengen van advies zoals bedoeld in art. 20, lid 1 en 2 BRZO over de aanpassing van beperkingen en voorschriften van de vergunning op grond van de in het veiligheidsrapport genoemde maatregelen en op grond van de gegevens met betrekking tot de risico's, bedoeld in bijlage III, onder 2, onder b en c.

10. Het mede opstellen van inspectieprogramma’s op grond van artikel 24 BRZO.

11. Het houden van toezicht (inspecties) op de naleving van het gestelde in artikel 31 en 48 Wvr en de artikelen 5, 6, 7, 10, 13, 14, 16, 21 en 22 BRZO.

12. Uitvoering geven aan artikel 10, lid 4, onder b van het BRZO (beslissing m.b.t. reikwijdte veiligheidsrapport van bevoegd gezag i.o.m. bestuur VR).

13. Overleggen met het bevoegd gezag Wabo over het verzoek aan een inrichting om een veiligheidsrapport te overleggen, indien nieuwe feiten, nieuwe kennis over veiligheid of ontwikkelingen in de kennis inzake de evaluatie van gevaren daartoe aanleiding geven (artikel 14 lid 2 BRZO).

14. In verband met groepsrisico adviseren over mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp en over de zelfredzaamheid van personen in het invloedsgebied van een inrichting als bedoeld in artikel 12, lid 3 en artikel 13 lid 3 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI), het Besluit transport externe veiligheid (BTEV) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

15. Adviseren van burgemeester en wethouders dan wel gedeputeerde staten met betrekking tot een aanvraag betreffende het oprichten, het veranderen of veranderen van de werking of het in werking hebben van een inrichting die behoort tot een categorie die is genoemd in bijlage I, onderdeel C, onder 3.1 of 17 Besluit omgevingsrecht (artikel 6.3 lid 1 onder a Besluit omgevingsrecht).

16. Adviseren van gedeputeerde staten, indien de aanvraag betrekking heeft op een inrichting die behoort tot een categorie die is genoemd in bijlage I, onderdeel C, onder 3.5 (artikel 6.3 lid 3 Besluit omgevingsrecht).

17. Adviseren bevoegd gezag Wabo ten aanzien van het stellen van maatwerkvoorschriften met betrekking tot voorschriften voor het opslaan, (herverpakken) en bewerken van vuurwerk als bedoeld in artikel 2.2.3 lid 4 en 3.2.2 lid 4 Vuurwerkbesluit.

18. Adviseren van Gedeputeerde Staten ten aanzien van het tot ontbranding brengen van vuurwerk als bedoeld in artikel 3B.3a lid 7 Vuurwerkbesluit.

19. Voeren van overleg met Gedeputeerde Staten inzake toestaan kortere termijn voor melding inzake tot ontbranding brengen vuurwerk als bedoeld in artikel 3B.4 Vuurwerkbesluit.

20. Adviseren bevoegd gezag Wabo inzake afwijking van voorschrift 1.8 bijlage I Vuurwerkbesluit met betrekking tot situering van ruimten waar consumentvuurwerk aanwezig mag zijn.

21. Bevoegdheid tot het voeren van verweer in administratiefrechtelijke procedures en het verrichten van alle proceshandelingen.

22. Bevoegdheid tot het machtigen van procesvertegenwoordiging bij rechtelijke procedures.

23. Het nemen van besluiten op verzoeken op grond van de Wet openbaarheid van bestuur die betrekking hebben op de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond.

24. Besluiten als bedoeld in artikel 17 derde lid Wvr dat geen rampbestrijdingsplan behoeft te worden vastgesteld.

25. Het openbaar maken van de gegevens als bedoeld in artikel 49 Wvr.

26. Het aanvragen bij bestuursorganen van publiekrechtelijke rechtspersonen van een vergunning, toestemming, of ontheffing alsmede het aanvaarden van een vergunning, toestemming of ontheffing.

27. Het accepteren van mandaat van een ander bestuursorgaan, in het kader van de uitvoering van de hem overgedragen bevoegdheden (artikel 10:4 Awb).

28. Het aangaan van publiekrechtelijke overeenkomsten in het kader van de uitvoering van de aan hem overgedragen bevoegdheden, voor zover hiervoor een specifiek aangewezen budget beschikbaar is.

29. Het aangaan van obligatoire overeenkomsten in het kader van de interne bedrijfsvoering. Hieronder mede begrepen het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen, ter uitvoering van deze overeenkomsten.

30. De bevoegdheden met betrekking tot bestuurlijke geldschulden, bedoeld in de afdelingen 4.4.1, 4.4.2 en 4.4.3 en paragraaf 4.4.4.1 van de Algemene wet bestuursrecht.

31. Het aanvragen, in ontvangst nemen, beheren, besteden en verantwoorden van subsidies, financiële bijdragen, rijksmiddelen en bijdragen uit fondsen.

32. Het nemen van beslissingen, bedoeld in de artikelen 30, derde lid, 35, 36, 38, tweede lid, 40 en 41 van de Wet bescherming persoonsgegevens en het ingevolge artikel 27 van deze wet melden van verwerkingen bij het College Bescherming Persoonsgegevens.

33. Aan de algemeen directeur wordt volmacht verleend tot het voegen in strafprocessen, bedoeld in artikel 51a van het Wetboek van Strafvordering.

34. Het doen van aangifte, bedoeld in artikel 161 van het Wetboek van Strafvordering van een begaan strafbaar feit.

35. Aan de algemeen directeur wordt door de voorzitter volmacht verleend tot het ondertekenen van inschrijfformulieren voor de inschrijving van het openbaar lichaam Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond en haar vestigingen en de formulieren voor het doorgeven van wijzigingen aan de Kamer van Koophandel.

36. Het besluiten tot het voeren van bezwaarprocedures of administratief beroepsprocedures of handelingen ter voorbereiding daarop te verrichten.

Bijlage B

1. Ambtenarenreglement

Besluiten op grond van:

• Hoofdstuk II, met uitzondering van artikel 13a.

• Hoofdstuk IIa.

• De artikelen 18, vierde lid, 18a, 18b, 18c, 18d en 18e.

• Artikel 20, voor wat betreft het vaststellen van de personeelsbeoordeling.

• Artikel 21, met uitzondering van het stellen van de bedoelde regels.

• Hoofdstuk IV, met uitzondering van:

- het stellen van de in dit hoofdstuk bedoelde regels;

- artikel 36.

• Hoofdstuk V.

• Hoofdstuk VA.

• Hoofdstuk VI, met uitzondering van het stellen van de regels, bedoeld in de artikelen 42 en 48.

• Hoofdstuk VII, met uitzondering van:

- het stellen van de regels, bedoeld in artikel 50, eerste lid;

- het stellen van de regels, bedoeld in artikel 51, tweede lid;

- het geven van de nadere voorschriften, bedoeld in artikel 53b, tweede lid.

• Hoofdstuk IX.

• Hoofdstuk X, met uitzondering van het opleggen van de disciplinaire straffen schorsing en ontslag.

• Hoofdstuk XI, met uitzondering van:

- artikel 85c.7;

- artikel 91;

- de artikelen 94 tot en met 96.

• Hoofdstuk XII, met uitzondering van:

- het stellen van de regels, bedoeld in artikel 104, tweede lid;

- het stellen van de regels, bedoeld in artikel 107;

- het stellen van de regels, bedoeld in artikel 108c;

- artikel 111, eerste en tweede lid;

- het voeren van de registratie, bedoeld in artikel 114, tweede lid, van de opgaven van nevenwerkzaamheden van een topkaderfunctionaris;

- het regelen van de openbaarmaking van de nevenwerkzaamheden bedoeld in artikel 114, vierde lid, met dien verstande dat wel mandaat wordt verleend tot aanwijzing van andere dan door het bestuur aangewezen functies waarvoor de openbaarmaking van de nevenwerkzaamheden noodzakelijk is;

- het stellen van de nadere regels, bedoeld in artikel 114, vijfde lid;

- het verlenen van ondermandaat op grond van artikel 114;

- artikel 114a, eerste lid, met dien verstande dat wel mandaat wordt verleend tot aanwijzing van andere dan door het college aangewezen functies met een bijzonder risico op financiële belangenverstrengeling of het risico van oneigenlijk gebruik van koersgevoelige informatie;

- Het voeren van de registratie van de meldingen, bedoeld in artikel 114a, tweede en derde lid, van een topkaderfunctionaris;

- het stellen van de nadere regels, bedoeld in artikel 114a, vijfde lid;

- artikel 115;

- artikel 119, met dien verstande dat wel mandaat wordt verleend tot vergoeding van renteverlies en van kosten van rechtsbijstand alsmede van overige materiële en immateriële schade, dit laatste tot ten hoogste €9.100,- per schadegeval;

- het stellen van de regels, bedoeld in artikel 120, derde lid.

2. Besluit betaald ouderschapsverlof 2003

Besluiten op grond van:

• Alle bepalingen.

3. Besluit kostenvergoeding rechtsbijstand

Besluiten op grond van:

• Alle bepalingen.

4. Besluit kostenvergoedingen

Besluiten op grond van:

• Alle bepalingen.

5. Besluit ondernemingsraden

Besluiten op grond van:

• Artikel 3.

6. Besluit personenchauffeurs

Besluiten op grond van:

• alle bepalingen

7. Bezoldigingsbesluit 1993

Besluiten op grond van:

• Paragraaf 1.

• Paragraaf 1b.

• Paragraaf 2, met uitzondering van:

- artikel 12;

- het stellen van de regels, bedoeld in artikel 13.

• Paragraaf 3, met uitzondering van:

- artikel 14, zesde lid;

- artikel 15, zevende en achtste lid.

• Paragraaf 4.

8. Bijzondere dienstvoorschriften

Besluiten op grond van:

• Alle bepalingen.

9. Dienstkledingbesluit 2003

Besluiten op grond van:

• Alle bepalingen.

10. Fietsregeling

Besluiten op grond van:

• Alle bepalingen

11. Gratificatiebesluit Ambtsjubliea 1974

Besluiten op grond van:

• Alle bepalingen, met uitzondering van artikel 9.

12. Ideeënreglement

Besluiten op grond van:

• Alle bepalingen, met uitzondering van artikel 9, eerste lid.

13. Overbruggingsregeling

Besluiten op grond van:

• Alle bepalingen.

14. Uitkeringsverordening functioneel leeftijdsontslag

Besluiten op grond van:

• Alle bepalingen, met uitzondering van artikel 11.

15. Vakantie- en Verlofregeling 1971

Besluiten op grond van:

• Alle bepalingen, met uitzondering van het stellen van de nadere regels, bedoeld in artikel 4, tweede lid.

16. Vergoedingsregeling voor wacht- en waakdiensten

Besluiten op grond van:

• Alle bepalingen.

17. Wachtgeld- en uitkeringsverordening 1996

Besluiten op grond van:

• Alle bepalingen, met uitzondering van:

- Artikel 2:13, tweede lid;

- Artikel 2:15, zesde lid;

- Artikel 3:13, zesde lid;

- Artikel 3:16, tweede lid;

- Artikel 3:28.

18. Verordening Van werk naar werk-aanpak en voorzieningen bij werkloosheid

Besluiten op grond van:

• Alle bepalingen, met uitzondering van artikel 7, tweede lid, en artikel 8, eerste en tweede lid, voor zover de voornoemde bepalingen worden toegepast na ontslag op grond van artikel 91 van het Ambtenarenreglement.

19. Ambtenarenwet

Besluiten op grond van:

• Titel II;

• Artikel 125c, eerste lid, met uitzondering van het stellen van de in dit lid bedoelde regels.

• Artikel 125c, tweede lid, met uitzondering van het stellen van de in dit lid bedoelde regels.

• Artikel 125c, derde lid, met uitzondering van het stellen van de in dit lid bedoelde regels.

• Artikel 125d.

• Artikel 125h, tweede lid.

20. VRR Regelingen

Besluiten op grond van:

• Besluit hardheidsclausule reiskosten woon- werkverkeer VRR 2009

• Afkoopregeling Turkse militaire dienstplicht VRR

• Verordening rechtstoestand van het beroepspersoneel VRR 2007

• Verordening rechtspositieregeling vrijwillig brandweerpersoneel bij de VRR

• Vergoedingsregeling voor het vrijwillig brandweerpersoneel bij de VRR

• Vergoedingentabel behorend bij de vergoedingsregeling voor het vrijwillig brandweerpersoneel bij de VRR per 1 juni 2008

• Verordening Besluit Bezwarende Functie VRR .

21. CAO Ambulancezorg

Besluiten op grond van:

• Alle bepalingen

22. (Overige) wetten in formele zin

Besluiten op grond van:

• De Wet aanpassing arbeidsduur.

• De Wet arbeid en zorg.

• De Wet op de ondernemingsraden.

• De Wet van 2 december 1993 betreffende informatie van de werknemer over de arbeidsverhouding.

23. Overige bevoegdheden

Besluiten omtrent:

• Gehele of gedeeltelijke inhouding van bezoldiging tijdens collectieve acties.

• Overplaatsing naar een andere betrekking binnen het openbaar lichaam.

• Terugvordering van te veel genoten bezoldiging als bedoeld in artikel 115, eerste lid, van de Ambtenarenwet.

• Toekenning van een financiële vergoeding aan een ambtenaar aan wie ontslag op grond van artikel 85a van het Ambtenarenreglement wordt verleend, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

- met het ontslag op grond van genoemde bepaling is een organisatiebelang gemoeid;

- de bedoelde financiële vergoeding is tezamen met de uitkering op grond van de Regeling flexibel pensioen en uittreden niet hoger dan 70% van de laatstgenoten bezoldiging, waarbij buiten beschouwing blijven: (1) de gemeentelijke aanvulling in het kader van de FPU Gemeenten en (2) het gedeelte van de uitkering waarvoor de ambtenaar extrapremie heeft betaald.

• Vergoeding van renteverlies.

• Vergoeding van kosten van rechtsbijstand.

• Vergoeding van materiële en immateriële schade tot ten hoogste

€ 9.100,-- per schadegeval;

• Uitvoering van het Sociaal Statuut Rotterdam 2005, het Sociaal Statuut Rotterdam 2010 en het Sociaal Statuut Rotterdam 2013;

• Aanvragen voor internationale dienstreizen door ambtenaren.

24. Aanstellings- en bevorderingsbesluit operationeel brandweerpersoneel

De algemeen directeur is gemachtigd om in naam en onder verantwoordelijkheid van het dagelijks bestuur besluiten te nemen ter uitvoering van het Aanstellings- en bevorderingsbesluit operationeel brandweerpersoneel, met uitzondering van een besluit tot bevordering tot een rang hoger dan of gelijk aan adjunct-hoofdcommandeur.

25. Bezwaar UWV

De algemeen directeur is gemachtigd om in naam van het openbaar lichaam Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond en onder verantwoordelijkheid van het dagelijks bestuur bij het UWV bezwaar te maken tegen een door dit instituut genomen besluit over de toekenning, herziening, intrekking of heropening van een WAO-uitkering van een medewerker van het openbaar lichaam.

Bijlage C

De Algemeen directeur is bevoegd tot de volgende privaatrechtelijke rechtshandelingen:

1. Arbeidsovereenkomsten, stageovereenkomsten en volontairovereenkomsten

• Het aangaan van deze overeenkomsten.

• Het beëindigen van deze overeenkomsten.

• Het nemen van besluiten in het kader van deze overeenkomsten.

2. Overeenkomst als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel k, van het Ambtenarenreglement

• Het aangaan, wijzigen en beëindigen van een overeenkomst als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel k, van het Ambtenarenreglement met een arbeidsgeneeskundige dienst waarmee de gemeente een mantelovereenkomst heeft gesloten.

• Het aangaan, wijzigen en beëindigen van een overeenkomst als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel k, van het Ambtenarenreglement met een andere arbeidsgeneeskundige dienst, indien het college daartoe toestemming verleent.

Nota-toelichting Toelichting mandaat-, volmacht, en machtigingsbesluit

Artikel 1 Begripsbepalingen

Deze bepaling is opgenomen om duidelijk te maken, wat onder mandaat, volmacht en machtiging wordt verstaan.

Mandaat:

de begripsomschrijving is ontleend aan artikel 10:1 Awb. Besluiten zijn volgens artikel 1:3 Awb schriftelijke beslissingen van een bestuursorgaan inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling, gericht dus o rechtsgevolg (bijvoorbeeld het opleggen van een dwangsom of het nemen van een besluit tot aanwijzing van een bedrijfsbrandweer). Kenmerk van mandaat is dat de bevoegdheid niet overgaat, maar in naam van degene die het mandaat verleent (mandaatgever) wordt uitgeoefend. De mandaatgever blijft dan ook verantwoordelijk voor de uitoefening van de bevoegdheid.

Machtiging:

feitelijke handelingen zijn handelingen die geen privaatrechtelijke rechtshandelingen zijn of geen besluiten zijn in de zin van artikel 1:3 Awb. Feitelijke handelingen zijn bijvoorbeeld het geven van informatie, het vragen van inlichtingen of het uitbrengen van advies. Artikel 10:12 Awb verklaart de hele afdeling 10.1.1 over mandaat van de Awb van overeenkomstige toepassing op machtiging en volmacht.

Volmacht:

De bevoegdheid om privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten namens een ander. Denk hierbij aan het ondertekenen van contracten, het aangaan van een huurovereenkomst etc.

Artikel 2 lid 1

Dit artikel geeft de belangrijkste randvoorwaarden aan voor het uitoefenen van de verleende bevoegdheid. De situaties worden beschreven waarin teruggekoppeld moet worden naar het bestuur van de veiligheidsregio.

Artikel 2 lid 5

Onder de door het openbaar lichaam gestelde regelingen wordt eveneens de vastgestelde begroting begrepen.

Artikel 2 lid 6

Het vierde lid maakt duidelijk, dat in het eerste lid wordt gedoeld op een terugkoppelingsplicht van de mandataris, volmachtontvanger of machtigingverkrijger. Deze terugkoppelingsplicht betreft een interne kwestie, die niet naar buiten werkt. Het zegt namelijk niets over de bevoegdheidstoedeling an sich. Daarmee wordt voorkomen, dat het niet voldoen aan de terugkoppelingsverplichting voor vervelende, gerechtelijke procedures kan zorgen.

Artikel 3 Overige grenzen mandaat

Hierbij wordt gerealiseerd dat de algemeen directeur geen rechtspositionele besluiten kan nemen ten aanzien van zichzelf. Ook dient blijft de besluitvorming voor de genoemde besluiten ten aanzien van de leden van de directie bij het dagelijks bestuur.

Artikel 4 Reikwijdte mandaat

Voor de duidelijkheid is in dit artikel bepaald, dat het verlenen van een bevoegdheid niet alleen betreft het nemen van een besluit, bijvoorbeeld de aanwijzing van een inrichting als bedrijfsbrandweerplichtig of het opleggen van een dwangsom, maar dat daaronder ook vallen het voeren van correspondentie en alle andere voorbereidingshandelingen die worden verricht in de aanloop tot de totstandkoming van het besluit of de feitelijke handeling en de afhandeling daarvan. Voor de duidelijkheid wordt opgemerkt, dat hieronder tevens valt het besluit om bijvoorbeeld een beschikking niet te nemen of de informatie niet te verstrekken. Voor wat betreft het bekend maken geldt als voorbeeld het bekend maken van een besluit tot het aanwijzen van een inrichting als bedrijfsbrandweerplichtig. Een voorbeeld van toezending is het toezenden van het besluit tot aanwijzing aan de inspectie SZW.

Onder algemene correspondentie en algemene handelingen wordt bijvoorbeeld verstaan:

a. het schriftelijk verstrekken en toezenden van gegevens en informatie;

b. het opvragen van inlichtingen, bescheiden en kosteloze adviezen aan derden;

c. het versturen van uitnodigingen voor een hoorzitting;

d. het horen van belanghebbenden tijdens een hoorzitting;

e. kennisgeving ter inzage legging besluit/aanvraag;

f. het uitreiken van een algemeen bewijs van ontvangst;

g. het toezenden/doorzenden van besluiten/beschikkingen aan instanties, daar waar de verplichting daartoe in de wetgeving is opgenomen;

h. Het bekend maken van besluiten;

i. Verzoeken om aanvullende informatie;

j. Geven van algemene informatie, geen besluit zijnde;

k. Uitvoeren van de doorzendplicht.

Artikel 5 ondermandaat

Onderhavig mandaat c.q. volmacht en machtingsbesluit heeft betrekking op de overdracht van bevoegdheden van het bestuur naar de algemeen directeur. Deze bevoegdheden kan de directeur ondermandateren. Het ondermandaat moet worden vastgelegd in een ondermandaatbesluit c.q. ondervolmacht en ondermachtigingsbesluit.

Artikel 6 ondertekening

Het mandaat (c.q. (vol)macht) heeft niet alleen betrekking op het nemen van het besluit maar ook op de ondertekening daarvan. In de ondertekening moet tot uitdrukking komen dat het besluit c.q. de brief namens het bestuur wordt ondertekend.

Artikel 9 inwerkingtreding

Het nieuwe mandaatbesluit moet conform de bepalingen in de Algemene wet bestuursrecht openbaar bekend te worden gemaakt (artikel 3:42 Awb).

De “oude” mandaatbesluiten worden ingetrokken. Aangezien naar aanleiding van dit besluit ook een ondermandaatbesluiten zijn genomen en deze pas worden gewijzigd als dit noodzakelijk is, blijven deze ondermandaatbesluiten van kracht tot er een nieuw besluit is genomen.

Toelichting op Bijlage A

1. Dit artikel is gebaseerd op artikel 31 Wvr. Het betreft de aanwijzing van een inrichting als bedrijfsbrandweerplichtig

2. In artikel 10 Wvr is een aantal taken vanuit overgedragen naar het bestuur van de veiligheidsregio. Op grond van artikel 10 lid 1 onder b Wvr is aan het bestuur van de veiligheidsregio de taak overgedragen om het bevoegd gezag te adviseren over de risico’s van branden, rampen en crises in de bij of krachtens de wet aangewezen gevallen alsmede in de gevallen die in het beleidsplan zijn bepaald. In het beleidsplan heeft het bestuur van de veiligheidsregio bepaalt welke taken de VRR uitvoert. Hieronder valt o.a. het adviseren van gemeenten en provincie op brandveiligheidsaspecten van de omgevingsvergunning, activiteit bouwen en activiteit milieu.

3. Dit artikel heeft betrekking op de mandatering van de handhaving. Dit betreft o.a. de oplegging van een last onder dwangsom of last onder bestuursdwang zoals bedoeld in afdeling 5.3.1 en 5.3.2 van de Awb.

4. Als een dwangsom is opgelegd en de overtreding niet is opgeheven, is een dwangsom van rechtswege verbeurd. De overtreder moet volgens de wet binnen 6 weken betalen. Betaalt de overtreder niet (hetgeen meestal het geval is) dan moet een invorderingsbeschikking worden opgesteld (dit betreft een besluit waartegen bezwaar kan worden gemaakt|).

5. In artikel 5:34 Awb is opgenomen dat de overtreder het bestuursorgaan dat de last onder dwangsom heeft opgelegd kan verzoeken de last op te heffen, de looptijd op te schorten voor een bepaalde termijn of de dwangsom te verminderen in geval van blijvende of tijdelijke gehele of gedeeltelijke onmogelijkheid voor de overtreder om aan zijn verplichtingen te voldoen. Daarnaast kan de overtreder verzoeken de last op te heffen als de beschikking een jaar van kracht is geweest zonder dat de dwangsom is verbeurd. Op dit verzoek moet het bestuursorgaan een besluit nemen.

6. Om toezicht te kunnen houden moeten ambtenaren als toezichthouder zijn aangewezen. Onder 6 is de aanwijzing van toezichthouders op grond van de Wvr opgenomen.

7. Om toezicht te houden op het BRZO moeten de toezichthouders ook voor deze wetgeving zijn aangewezen. Daarom is dit apart opgenomen.

8. Op grond van het artikel 16 BRZO moet het bestuur van de veiligheidsregio een conclusie geven over het veiligheidsrapport dat een bedrijf (inrichting) indient. Het bevoegd gezag Wabo draagt er vervolgens zorg voor dat alle conclusies aan het bedrijf worden verzonden en geeft kennis van de conclusies (kennisgeving in huis-aan-huis-blad).

9. Op grond van de in het veiligheidsrapport genoemde maatregelen en op grond van de gegevens met betrekking tot de risico's, bedoeld in bijlage III, onder 2, onder b en heeft het bestuur van de veiligheidsregio de bevoegdheid het bevoegd gezag Wabo te adviseren over aanpassing van de beperkingen en voorschriften van de omgevingsvergunning (artikel 20 lid 2 BRZO).

10. Bevoegd gezag Wabo, Inspectie SZW en het bestuur van de Veiligheidsregio stellen gezamenlijk de inspectieprogramma’s voor de BRZO inrichtingen vast.

11. Met dit artikel wordt het houden van toezicht door het bestuur opgedragen aan de algemeen directeur.

12. Op grond van artikel 10 lid 3 BRZO kan een ministeriële regeling worden vastgesteld waarbij aan het bevoegd gezag Wabo de bevoegdheid kan worden verleend om onder voorwaarden toestemming te geven voor de indiening van een beperkt veiligheidsrapport. Het bevoegd gezag Wabo moet deze beslissing nemen in overeenstemming met het bestuur van de veiligheidsregio.

13. Met dit artikel wordt de bevoegdheid gegeven om te overleggen met het bevoegd gezag Wabo voor het opnieuw vragen van een veiligheidsrapport naar aanleiding van nieuwe feiten en ontwikkelingen.

14. In artikel 12 en 13 BEVI is voor het bestuur van de veiligheidsregio een wettelijke adviestaak opgenomen. Het bestuur van de veiligheidsregio moet op grond van deze artikelen in de gelegenheid worden gesteld om in verband met het groepsrisico advies uit te brengen over de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp en over de zelfredzaamheid van personen in het invloedsgebied van de inrichting.

15. In artikel 6.3 van het Besluit omgevingsrecht is opgenomen dat met betrekking tot een aanvraag ten aanzien van de activiteit milieu voor een inrichting die behoort tot categorie 3.1 (inrichtingen waar ontplofbare stoffen, preparaten of producten worden vervaardigd, bewerkt, verwerkt, verpakt of herverpakt, opgeslagen of overgeslagen) of 17 (inrichtingen waar met vuurwapens wordt geschoten of met ontvlambare of ontplofbare voorwerpen wordt geworpen) advies moet worden gevraagd aan het bestuur van de veiligheidsregio.

16. Zie hiervoor onder 15, maar dan is het advies gericht aan Gedeputeerde Staten.

17. In artikel 2.2.3 lid 4 (consumentenvuurwerk) en 3.2.2 lid 4 (professioneel vuurwerk) Vuurwerkbesluit is opgenomen dat het bevoegd gezag Wabo het bestuur van de regionale brandweer* in de gelegenheid stelt advies uit te brengen over maatwerkvoorschriften met betrekking tot het opslaan, (herverpakken) en bewerken van vuurwerk.

18. Op grond van artikel 3B.3a lid 7 van het Vuurwerkbesluit moeten GS het bestuur van de regionale brandweer* om advies vragen voordat zij een ontbrandingstoestemming verlenen.

19. Een melding voor het tot ontbranding brengen moet ten minste twee weken van te voren worden ingediend. In bijzondere omstandigheden kan deze periode korter zijn. Hierover moet dan wel overleg zijn gevoerd met het bestuur van de regionale brandweer*.

20. Alle ruimten waar consumentenvuurwerk aanwezig mag zijn, zijn op de begane grond gesitueerd. In afwijking hiervan kan het bevoegd gezag bij maatwerkvoorschrift bepalen dat onder daarbij aangegeven voorwaarden consumentenvuurwerk ook aanwezig mag zijn in een kelder of op de eerste verdieping indien deze ruimten naar het oordeel van het bevoegd gezag voldoende bereikbaar en toegankelijk zijn met het oog op brandbestrijding. Alvorens een zodanige beschikking te geven, stelt het bevoegd gezag het bestuur van de regionale brandweer* binnen wiens gebied de inrichting geheel of in hoofdzaak is gelegen, in de gelegenheid hierover advies uit te brengen.

21. Dit artikel heeft betrekking op het voeren van verweer in geval tegen de gemandateerde besluiten bezwaar of beroep wordt aangetekend.

22. Dit artikel ziet op de machtiging om namens het bestuursorgaan het woord te mogen voeren bij juridische procedures.

23. Op grond van de WOB kan een ieder informatie opvragen bij een bestuursorgaan. Hierop dient het bestuursorgaan tijdig te beslissen..

24. Aan de hand van overgelegde gegevens kan blijken dat voor een bepaalde inrichting geen rampbestrijdingsplan nodig is.

25. Artikel 49 Wvr bevat een actieve openbaarmakingsverplichting van de gegevens die het heeft ontvangen ten behoeve van het vaststellen van een rampbestrijdingsplan. Het verstrekken van deze gegevens blijft achterwege indien daardoor de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer in het gedrang komt, of indien door het verstrekken het risico van sabotage kan optreden.

26. Ook de VRR heeft voor sommige van haar activiteiten vergunningen of toestemming nodig. Denk daarbij aan bouwvergunningen, kentekenbewijzen etc.

27. Bij het uitvoeren van DVO-taken wordt soms door deelnemende gemeenten mandaat verleend aan de algemeen directeur. Gelet op artikel 10:4 Awb dient deze in te stemmen met mandaat, evenals degene onder wiens verantwoordelijkheid de algemeen directeur werkt.

28. De veiligheidsregio maakt diverse afspraken met overige hulpverleningspartijen. Hiertoe worden onder meer convenanten en bijstandsovereenkomsten gesloten.

29. In het kader van de reguliere bedrijfsvoering worden diverse contracten aangegaan namens de veiligheidsregio. Denk daarbij aan huur en koopcontracten van goederen en ook van huisvesting. Deze volmacht wordt beperkt door de grenzen van de vastgestelde begroting.

30. Vanwege mogelijk het innen van dwangsommen etc is het wenselijk ook de bevoegdheden met betrekking tot bestuurlijke geldschulden uit de Algemene wet bestuursrecht te mandateren.

31. De veiligheidsregio maakt soms gebruik van subsidies. Om te voorkomen dat al deze handelingen in het bestuur moeten worden behandeld wordt voorgesteld dit in mandaat bij de algemeen directeur te beleggen.

32. De veiligheidsregio beschikt over enkele persoonsregistraties. De Wet bescherming persoonsgegevens bevat enkele procedures hieromtrent. Deze worden gemandateerd aan de Algemeen directeur.

33. Onder meer in het kader van agressie en geweld is het wenselijk dat door de organisatie wordt gevoegd in strafprocessen om eventuele kosten van de VRR vergoed te krijgen.

34. In het kader van integriteitbeleid of agressie en geweld, dan wel indien de veiligheidsregio zelf slachtoffer is, is het wenselijk dat vanuit ambtelijk niveau aangifte kan worden gedaan bij de politie van een begaan strafbaar feit.

35. Aan de algemeen directeur wordt door de voorzitter volmacht verleend tot het ondertekenen van inschrijfformulieren voor de inschrijving van het openbaar lichaam Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond en haar vestigingen en de formulieren voor het doorgeven van wijzigingen aan de Kamer van Koophandel.

36. In het kader van het behartigen van de belangen van de Veiligheidsregio is het soms noodzakelijk om ook bezwaar in te dienen tegen besluiten jegens de veiligheidsregio. Denk bijvoorbeeld aan bekeuringen van het CJIB vanwege het te snel rijden bij een prioritaire rit.

* In het Vuurwerkbesluit wordt gesproken over het bestuur van de regionale brandweer. Met de inwerkingtreding van de Wet veiligheidsregio’s is het bestuur van de regionale brandweer gewijzigd in het bestuur van de veiligheidsregio. Door middel van het aanpassingsbesluit veiligheidsregio’s is dit ook in de overige wet- en regelgeving aangepast behalve in het Vuurwerkbesluit, daar wordt nog steeds gesproken over het bestuur van de regionale brandweer. Waarschijnlijk heeft de wetgever het Vuurwerkbesluit over het hoofd gezien.

Toelichting op Bijlage B en C

Bijlagen B en C zijn gelijk aan het ‘oude’ bijlage 2 van het bij dit besluit ingetrokken ‘Algemeen mandaatbesluit Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond 2006’. Wel zijn de artikelen aangepast aan de laatste stand van zaken op het gebied van personele regelingen van de gemeente Rotterdam.

Op grond van artikel 35 van de gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond zijn de rechtspositionele regelingen die zijn of zullen worden vastgesteld voor het personeel in dienst van de gemeente Rotterdam van overeenkomstige toepassing voor de Veiligheidsregio.

Het bestuur van de veiligheidsregio heeft op enkele punten eigen rechtspositionele regelingen vastgesteld. Het gaat dan met name om de regelingen onder kopje ‘20. VRR Regelingen’ en de ‘CAO-Ambulancezorg’.

Verder is deze lijst voor de regelingen die op de VRR van toepassing zijn aangepast aan de bevoegdhedenlijst behorende bij de ‘Regeling mandaat en volmacht P&O 2012’, laatstelijk gewijzigd op 6 september 2013.