Regeling vervallen per 01-01-2015

Regeling WVK-groep

Geldend van 01-07-1989 t/m 31-12-2010

HOOFDSTUK I: ALGEMENE BEPALINGEN

Begripsbepalingen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder

  • 1.

    "de regeling": deze gemeenschappelijke regeling

  • 2.

    "de dienst": het openbaar lichaam "WVK-groep"

  • 3.

    "een deelnemende gemeente": een aan deze regeling deelnemende gemeente;

  • 4.

    "wet": de Wet Sociale Werkvoorziening

  • 5.

    "werkverband": een organisatorische eenheid, die in hoofdzaak gericht is op het doen uitvoeren van ingevolge artikel 13 van de wet aangewezen objekten, als bedoeld in artikel 10, lid 1 van de wet;

  • 6.

    "werkobjekt": een op het tot stand brengen van een bepaald werk gerichte hoeveelheid en volgorde van werkzaamheden, als bedoeld in artikel 13, lid 1 van de wet

  • 7.

    "gedeputeerde staten": gedeputeerde staten van NoordBrabant

Artikel 2

Waar in de regeling artikelen van enige wet of wettelijk voorschrift van overeenkomstige toepassing zijn of zijn verklaard, komen voor zoveel mogelijk in de plaats van:

de gemeente: de dienst

de gemeenteraad: het algemeen bestuur

burgemeester en wethouders: het dagelijks bestuur

de burgemeester: de voorzitter

Rechtspersoon

Artikel 3

Er is een rechtspersoonlijkheidbezittend openbaar lichaam, als bedoeld in artikel 8 van de Wet gemeenschappelijke regelingen, genaamd "WVK-groep". Het is gevestigd te Bladel en Netersel.

Bestuursorganen

Artikel 4

Het bestuur van de dienst bestaat uit:

  • 1.

    het algemeen bestuur;

  • 2.

    het dagelijks bestuur;

  • 3.

    de voorzitter.

HOOFDSTUK II: DOELSTELLING, BELANG EN BEVOEGDHEDEN

Artikel 5

  • 1.

    De dienst heeft tot doel het gemeenschappelijk belang sociale werkvoorziening ten behoeve van de deelnemende gemeenten te behartigen.

  • 2.

    Daartoe dragen de bestuursorganen van de deelnemende gemeenten de bevoegdheden van regeling en bestuur, die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het in lid 1 genoemde belang, over, te weten:

    • a.

      De volledige uitvoering van de wet en van de daaruit voorvloeiende voorschriften, voorzover die uitvoering aan de gemeenten is opgedragen, waaronder begrepen het in ontvangst nemen van de gelden, welke aan de deelnemende gemeenten zouden toekomen ingevolge de artikelen 40, 41 en 42 van de wet.

    • b.

      Het oprichten, exploiteren en in stand houden van werkverbanden, omvattende industriële werkobjekten, kultuurtechnische en bouwtechnische werkobjekten, alsmede administratieve en dienstverlenende werkobjekten, welke zoveel mogelijk zijn gericht op het behoud, het herstel of de bevordering van de arbeidsgeschiktheid van de in de deelnemende gemeenten woonachtige personen, die tot arbeid in staat zijn, doch voor wie, in belangrijke mate ten gevolge van bij hen gelegen faktoren, gelegenheid om onder normale omstandigheden arbeid te verrichten niet of voorshands niet aanwezig is.

  • 3.

    Onverminderd het bepaalde in lid 2 onder b. kunnen ook personen uit niet aan deze regeling deelnemende gemeenten worden toegelaten. Toelating kan geschieden nadat de desbetreffende gemeente zich garant heeft gesteld voor betaling van een bijdrage zoals bedoeld in artikel 35.

  • 4.

    De taken en bevoegdheden welke ingevolge artikel 7, lid 1, van de wet aan de gemeentebesturen zijn opgedragen, blijven de besturen der deelnemende gemeenten uitoefenen, voor zover deze betrekking hebben op het voorlichten en voordragen van kandidaat- werknemers.

  • 5.

    De gemeentebesturen verplichten zich tot het medewerken aan het vinden van voldoende en geëigende werkzaamheden voor de werkverbanden.

HOOFDSTUK III: ALGEMEEN BESTUUR

Samenstelling

Artikel 6

  • 1.

    De raden van de deelnemende gemeenten wijzen uit hun midden, de voorzitter inbegrepen, elk twee leden van het algemeen bestuur aan, met dien verstande dat per gemeente tenminste een lid wordt aangewezen uit het kollege van burgemeester en wethouders.

  • 2.

    De leden van het algemeen bestuur worden aangewezen voor een tijdvak gelijk aan dat van de zittingsduur van de leden van de gemeenteraden, met dien verstande dat zij in het algemeen bestuur zitting blijven houden tot aan het tijdstip dat de opvolger zijn aanwijzing als lid van het algemeen bestuur heeft aanvaard.

  • 3.

    Hij die tussentijds ophoudt lid te zijn van de raad der gemeente, dan wel van het kollege van burgemeester en wethouders waaruit hij is aangewezen als lid van het algemeen bestuur, houdt van rechtswege op lid te zijn van het algemeen bestuur.

  • 4.

    De leden van het algemeen bestuur kunnen te allen tijde ontslag nemen. Van dit ontslag stellen zij de voorzitter van het algemeen bestuur, alsmede de raad die hen heeft aangewezen, op de hoogte. Het ontslag gaat onmiddellijk in en is onherroepelijk.

  • 5.

    Het lidmaatschap van het algemeen bestuur is onverenigbaar met de betrekking van ambtenaar, aangesteld door of vanwege een deelnemende gemeente (met uitzondering van onderwijzend personeel) of door het bestuur van de dienst. Met ambtenaar worden voor de toepassing van dit artikel gelijkgesteld zij, die op arbeidskontrakt naar burgerlijk recht werkzaam zijn, alsmede de werknemers die in dienst van de dienst worden genomen op grond van artikel 7 van de wet en waarop van toepassing zijn de bepalingen van hoofdstuk V en VI van deze wet.

Werkwijze

Artikel 7

  • 1.

    Het algemeen bestuur vergadert jaarlijks tenminste tweemaal en voorts zo dikwijls de voorzitter of het dagelijks bestuur dat nodig oordeelt danwel tenminste twee leden dat schriftelijk verzoeken met opgave van redenen.

  • 2.

    Voor het bepalen van het tijdstip van de vergadering en van het oproepen van de leden zijn de artikelen 47 en 48 van de gemeentewet van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de voorzitter de openbare kennisgeving doet plaatshebben in èèn of meer dag- of nieuwsbladen welke in de deelnemende gemeenten verspreiding vinden.

Artikel 8

  • 1.

    De vergaderingen van het algemeen bestuur worden in het openbaar gehouden. De deuren worden gesloten wanneer de voorzitter, danwel &én vijfde deel der aanwezige leden zulks verlangt. Het algemeen bestuur beslist vervolgens omtrent de beslotenheid en de opheffing daarvan.

  • 2.

    In een besloten vergadering kan niet worden beraadslaagd noch een besluit worden genomen, betreffende onderwerpen als vermeld in artikel 50, lid 1 van de gemeentewet.

  • 3.

    In een besloten vergadering kan geen besluit worden genomen betreffende: a. onderwerpen als vermeld in artikel 50, lid 2 van de gemeentewet; b. het oprichten van of deelnemen in stichtingen, vennootschappen en verenigingen danwel het ontbinden daarvan of het beëindigen van de deelneming.

  • 4.

    Artikel 50, lid 3 van de gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 9

Het algemeen bestuur stelt voor zijn vergaderingen een reglement van orde vast. Het reglement van orde wordt aan gedeputeerde staten en aan de raden van de deelnemende gemeenten medegedeeld.

Bevoegdheden

Artikel 10

  • 1.

    Het algemeen bestuur treedt ten aanzien van de regeling in de bevoegdheden van de raden der gemeenten.

  • 2.

    Het algemeen bestuur kan de uitoefening van de door hem te bepalen bevoegdheden volgens door hem te stellen regelen opdragen aan het dagelijks bestuur of aan een kommissie als bedoeld in artikel 19 van de regeling, met uitzondering van:

    A. het aanwijzen van werkverbanden in de zin der wet;

    B. het vaststellen en wijzigen van de begroting;

    C. het voorlopig vaststellen van de rekening;

    D. het aangaan van geldleningen, het uitlenen van geld, het aangaan van rekeningcourantovereenkomsten en de regeling van hetgeen verder de geldmiddelen van de dienst aangaat;

    E. de benoeming, de schorsing of het ontslag van de direkteur en .de sekretaris;

    F. het nemen van besluiten over het instellen van kommissies, als bedoeld in de artikelen 18 en 19 van de regeling.

Vergoeding en tegemoetkoming

Artikel 11

  • 1.

    De leden van het algemeen bestuur kunnen een vergoeding voor hun werkzaamheden en een tegemoetkoming in de kosten ontvangen.

  • 2.

    Het algemeen bestuur stelt de bedragen van de vergoeding en de tegemoetkoming op jaarbasis vast en brengen deze ter kennis van gedeputeerde staten en de raden van de deelnemende gemeenten.

HOOFDSTUK IV: DAGELIJKS BESTUUR

Samenstelling

Artikel 12

  • 1.

    Het dagelijks bestuur bestaat uit:

    • a.

      de voorzitter van de dienst;

    • b.

      drie leden die door het algemeen bestuur uit zijn midden worden aangewezen;

    • c.

      tenminste twee en ten hoogste drie leden die door het algemeen bestuur doch niet uit zijn midden, worden aangewezen.

  • 2.

    De in lid 1, onder c, bedoelde leden moeten op grond van hun algemene belangstelling voor de sociale werkvoorziening of hun deskundigheid op enig gebied daarvan geacht worden de geschiktheid te hebben welke nodig is om uitvoering te geven aan de taakstelling van het dagelijks bestuur.

  • 3.

    Het algemeen bestuur wijst in de eerste vergadering van elke zittingsperiode de leden van het dagelijks bestuur aan.

  • 4.

    De leden treden af op de dag van aftreden van de leden van het algemeen bestuur, met dien verstande dat zij in het dagelijks bestuur zitting blijven houden tot aan het tijdstip dat hun opvolgers hun aanwijzing als lid van het dagelijks bestuur hebben aanvaard.

  • 5.

    Het aanwijzen van leden van het dagelijks bestuur ter vervulling van plaatsen die door ontslag, overlijden of om een andere reden openvallen, vindt plaats binnen één maand na dat openvallen. Gaat dit laatste gepaard met het openvallen van een plaats in het algemeen bestuur dan vindt het aanwijzen plaats binnen drie maanden na dat openvallen.

  • 6.

    Het lidmaatschap van het dagelijks bestuur is onverenigbaar met de betrekking van ambtenaar, aangesteld door of vanwege een deelnemende gemeente (met uitzondering van onderwijzend personeel) of door het bestuur van de dienst. Met ambtenaar worden voor de toepassing van dit artikel gelijkgesteld zij, die op arbeidskontrakt naar burgerlijk recht werkzaam zijn, alsmede de werknemers die in dienst van de dienst worden genomen op grond van artikel 7 van de wet en waarop van toepassing zijn de bepalingen van hoofdstuk V en VI van deze wet.

Werkwijze

Artikel 13

  • 1.

    Het dagelijks bestuur vergadert tenminste èénmaal per twee maanden.

  • 2.

    Vergaderingen worden voorts gehouden zo dikwijls de voorzitter van het dagelijks bestuur zulks nodig oordeelt of tenminste twee leden hem dat schriftelijk en met opgaaf van redenen verzoeken.

  • 3.

    De voorzitter is gehouden naar aanleiding van een dergelijk verzoek, in spoedeisende gevallen binnen èén week, een vergadering te beleggen. Indien hij daarmee in gebreke blijft, zijn de indieners van het verzoek gerechtigd een vergadering bijeen te roepen.

  • 4.

    Ten aanzien van de vergaderingen zijn de artikelen 52 en 98 van de gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

Bevoegdheden

Artikel 14

  • 1.

    Het dagelijks bestuur treedt ten aanzien van de regeling in de bevoegd heden van de kolleges van burgemeester en wethouders der gemeenten.

  • 2.

    Aan het dagelijks bestuur behoren in ieder geval:

    • a.

      het behoorlijk voorbereiden, voor zover niet aan anderen is opgedragen, van al hetgeen aan het algemeen bestuur ter overweging en beslissing moet worden gebracht;

    • b.

      het uitvoeren van de besluiten van het algemeen bestuur;

    • c.

      het, desgevraagd of uit eigen beweging, adviseren van het algemeen bestuur in alle zaken de sociale werkvoorziening betreffende;

    • d.

      het onderhouden van kontakten met organen en het voorzover nodig samenwerken met organen, organisaties, instellingen en personen, die zowel binnen als buiten het gebied, waarover de regeling zich uitstrekt, werkzaam zijn;

    • e.

      het plaatsen van personen in een werkverband en het met hen aangaan van een dienstbetrekking krachtens de wet en de daarbij behorende algemene maatregelen van bestuur c.q. ministeriële voorschriften;

    • f.

      het beheer van de inkomsten en de uitgaven van de dienst voor zover dat niet bij of krachtens de regeling aan anderen is opgedragen;

    • g.

      de zorg voor zover deze van het dagelijks bestuur afhangt voor de kontrole op het geldelijk beheer en de boekhouding van de met deze werkzaamheden belaste funktionaris;

    • h.

      het nemen van alle conservatoire maatregelen, zowel in als buiten rechte en het doen van alles wat nodig is ter voorkoming van verjaring en verlies van recht of bezit;

    • i.

      het met inachtneming van de door het algemeen bestuur vastgestelde begroting vaststellen van de personeelsformatie en de organisatiestruktuur;

    • j.

      het benoemen, schorsen en ontslaan van het ambtelijk personeel, alsmede het in dienst nemen, schorsen en ontslaan van het personeel op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht, dat niet krachtens deze regeling door het algemeen bestuur wordt benoemd c.q. in dienst genomen, geschorst of ontslagen;

    • k.

      het toezien op het beheer en het onderhoud van de gebouwen, werken en inrichtingen, die de dienst bezit of op enigerlei wijze onder zich heeft;

    • l.

      het voorstaan van belangen van de dienst;

    • m.

      het houden van gedurig toezicht op al wat de dienst aangaat.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur oefent, indien het algemeen bestuur daartoe besluit en naar door dit bestuur te stellen regelen, de aan het algemeen bestuur toekomende bevoegdheden uit.

Vergoeding en tegemoetkoming

Artikel 15

  • 1.

    De leden van het dagelijks bestuur kunnen een vergoeding voor hun werkzaamheden en een tegemoetkoming in de kosten ontvangen.

  • 2.

    Het algemeen bestuur stelt de bedragen van de vergoeding en de tegemoetkoming op jaarbasis vast en brengen deze ter kennis van gedeputeerde staten en de raden van de deelnemende gemeenten.

HOOFDSTUK V: VOORZITTER

Aanwijzing

Artikel 16

  • 1.

    Het algemeen bestuur wijst uit zijn midden de voorzitter van de dienst aan.

  • 2.

    Bij verhindering of ontstentenis wordt de voorzitter vervangen door een lid van het dagelijks bestuur, door dit bestuur uit zijn midden aan te wijzen.

  • 3.

    Het bepaalde in artikel 12, lid 3 tot en met 6 van de regeling is op de voorzitter van overeenkomstige toepassing.

Bevoegdheden

Artikel 17

  • 1.

    De voorzitter is belast met:

    • a.

      de leiding van de vergaderingen van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur;

    • b.

      het ondertekenen van alle stukken die van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur uitgaan;

    • c.

      het zorgdragen voor het ten uitvoer brengen van de besluiten van het algemeen bestuur;

    • d.

      het uitvoeren van de besluiten van het dagelijks bestuur;

    • e.

      het vertegenwoordigen in en buiten rechte van de dienst;

    • f.

      de zorg voor het doen instellen van voorlopig onderzoek in zaken met een spoedeisend karakter.

  • 2.

    De voorzitter kan, onder eigen verantwoordelijkheid en behoudens de beperkingen die wat de van het dagelijks bestuur uitgaande stukken betreft door het dagelijks bestuur mochten worden gesteld, het tekenen van bepaalde stukken, welke van het dagelijks bestuur of van hem uitgaan opdragen aan één of meer door hem aangewezen ambtenaren van de dienst.

  • 3.

    De voorzitter kan de vertegenwoordiging van de dienst bij buitengerechtelijke rechtshandelingen opdragen aan een door hem aangewezen gemachtigde.

  • 4.

    In rechtsgedingen tussen de dienst en de gemeente die hem heeft afgevaardigd, wordt de voorzitter vervangen door een lid van het dagelijks bestuur dat geen lid van het bestuur van de betreffende gemeente is.'

  • 5.

    Artikel 76, lid 2 tot en met 4 van de gemeentewet is op de voorzitter van overeenkomstige toepassing.

HOOFDSTUK VI: KOMMISSIES

Kommissies van advies

Artikel 18

  • 1.

    De onderscheiden bestuursorganen van de dienst kunnen koormissies van advies instellen, zulks overeenkomstig het bepaalde in artikel 24 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

  • 2.

    Het algemeen bestuur kan voor daarvoor in aanmerking komende leden van kommissies als bedoeld in dit artikel een vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen van die kommissies vaststellen.

Bestuurskommissies

Artikel 19

  • 1.

    Het algemeen bestuur kan met het oog op de behartiging van het belang, zoals bedoeld in artikel 5, lid 1 van de regeling, een koormissie instellen, zulks overeenkomstig het bepaalde in artikel 25 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

  • 2.

    Het algemeen bestuur kan voor de leden van de in dit artikel bedoelde kommissie een vergoeding voor hun werkzaamheden en een tegemoetkoming in de kosten vaststellen.

HOOFDSTUK VII: INLICHTINGEN, VERANTWOORDING EN TERUGROEPING

Dagelijks bestuur/algemeen bestuur

Artikel 20

  • 1.

    Het dagelijks bestuur of èên of meer leden daarvan verstrekken aan het algemeen bestuur de door èèn of meer leden daarvan in een vergadering van het algemeen bestuur of schriftelijk gevraagde inlichtingen, voor zover zulks niet strijdig is met het openbaar belang. De inlichtingen worden zo spoedig mogelijk doch in ieder geval binnen twee maanden in een vergadering van het algemeen bestuur of schriftelijk verstrekt.

  • 2.

    Nadat de inlichtingen zijn verstrekt of dienden te zijn verstrekt, kan het algemeen bestuur het dagelijks bestuur of één of meer leden daarvan ter verantwoording roepen.

  • 3.

    Het algemeen bestuur kan een lid van het dagelijks bestuur, indien dit lid het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezit, ontslag verlenen. Artikel 87a, tweede tot en met zevende lid, van de gemeentewet is daarop van overeenkomstige toepassing.

W.V.K.-groep/gemeenteraden

Artikel 21

  • 1.

    Het bestuur van de dienst verstrekt aan de raden van de deelnemende gemeenten de door één of meer leden van die raden gevraagde inlichtingen schriftelijk en zo spoedig mogelijk, voor zover dat niet strijdig is met het openbaar belang.

  • 2.

    De inlichtingen worden zo spoedig mogelijk doch in ieder geval binnen twee maanden schriftelijk verstrekt en wel door het dagelijks bestuur, tenzij de inlichtingen uitdrukkelijk van het algemeen bestuur of de voorzitter worden verlangd.

Lid algemeen bestuur/gemeenteraad

Artikel 22

  • 1.

    Een lid van het algemeen bestuur verstrekt aan de raad die hem heeft aangewezen, de door één of meer leden van die raad in een vergadering van die raad of schriftelijk gevraagde inlichtingen, voor zover zulks niet strijdig is met het openbaar belang.

    De inlichtingen worden zo spoedig mogelijk doch in ieder geval binnen twee maanden in een vergadering van die raad of schriftelijk verstrekt.

  • 2.

    Nadat de inlichtingen zijn verstrekt of dienden te zijn verstrekt, kan de raad het lid ter verantwoording roepen voor het door hem in het algemeen bestuur gevoerde beleid.

  • 3.

    De raad kan een door hem aangewezen lid van het algemeen bestuur, indien dit lid het vertrouwen van de raad niet meer bezit, als zodanig ontslag verlenen. Artikel 87a, tweede tot en met zevende lid, van de gemeentewet is daarop van overeenkomstige toepassing.

HOOFDSTUK VIII: PERSONEEL

Onderscheid personeel

Artikel 23

De dienst kent:

  • 1.

    werknemers, die in dienst worden genomen op grond van artikel 7 van de wet en waarop van toepassing zijn de bepalingen van hoofdstuk V en VI van deze wet;

  • 2.

    personeel, indienst van de dienst, waarop van toepassing zijn de bepalingen van dit hoofdstuk, genoemd het ambtelijk personeel.

Direkteur

Artikel 24

  • 1.

    Met de dagelijks leiding van de dienst is belast een direkteur.

  • 2.

    Het algemeen bestuur beslist omtrent benoeming, schorsing en ontslag van de direkteur. Voor elke benoeming dient het dagelijks bestuur een aanbeveling in van, zo mogelijk, tenminste 2 personen.

  • 3.

    Het algemeen bestuur stelt voor de direkteur een instruktie vast.

  • 4.

    De direkteur staat de bestuursorganen en de kommissiesvan de dienst bij in de vervulling van hun taak en woont de vergaderingen van de bestuursorganen als adviseur bij.

  • 5.

    De direkteur wordt bij ziekte, afwezigheid of schorsing vervangen door een daartoe door het algemeen bestuur aangewezen personeelslid, zoals bedoeld in artikel 23, lid 2.

Sekretaris

Artikel 25

  • 1.

    Het bestuur van de dienst wordt bijgestaan door een sekretaris.

  • 2.

    Het algemeen bestuur beslist omtrent benoeming, schorsing en ontslag van de sekretaris. Voor elke benoeming dient het dagelijks bestuur een aanbeveling in van, zo mogelijk tenminste 2 personen.

  • 3.

    Het algemeen bestuur stelt voor de sekretaris een instruktie vast.

  • 4.

    Alle stukken uitgaande van het algemeen of het dagelijks bestuur worden door hem mede-ondertekend.

  • 5.

    De sekretaris wordt bij ziekte, afwezigheid of schorsing vervangen door een daartoe door het dagelijks bestuur aangewezen personeelslid, zoals bedoeld in artikel 23, lid 2.

Administrateur

Artikel 26

  • 1.

    Het dagelijks bestuur wijst een administrateur aan, die onverminderd de verantwoordelijkheid van de direkteur, belast is met:

    • a.

      De bewaking van de rechtmatige besteding van de aan de dienst ter beschikking gestelde middelen.

    • b.

      De zorg voor de juistheid en de volledigheid van de financiele administratie en verslaglegging overeenkomstig de bepalingen van de wet;

    • c.

      Het nemen van maatregelen voor tijdige invordering van alle te ontvangen bedragen.

    • d.

      Het uitbrengen van adviezen van bedrijfsekonomische aard aan de direkteur der werkverbanden.

  • 2.

    Het algemeen bestuur stelt voor de administrateur een instruktie vast.

  • 3.

    De administrateur wordt bij ziekte, afwezigheid of schorsing vervangen door een daartoe door het dagelijks bestuur aangewezen personeelslid, zoals bedoeld in artikel 23, lid 2.

Bijwonen vergaderingen

Artikel 27

Het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur kunnen personeelsleden van de dienst, zoals bedoeld in artikel 23, uitnodigen hun vergaderingen bij te wonen.

Personeelsformatie

Artikel 28

Het dagelijks bestuur stelt,met inachtneming van de door het algemeen bestuur vastgestelde begroting,de personeelsformatie voor het ambtelijk personeel, zoals bedoeld in artikel 23, lid 2, en de organisatiestruktuur, vast.

Bezoldiging en overige rechtspositie

Artikel 29

  • 1.

    De bezoldiging en overige rechtspositie van het ambtelijk personeel, worden door het algemeen bestuur geregeld overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 125 en 134 van de Ambtenarenwet 1929.

  • 2.

    Voorzover in deze rechtspositieregeling door het algemeen bestuur niet zelf is voorzien gelden de rechtspositieregels van de gemeente Eersel.

Archief

Artikel 30

  • 1.

    Ten aanzien van de archiefbescheiden van de dienst zijn de voorschriften omtrent de zorg, de bewaring en het beheer der archiefbescheiden, alsmede die omtrent het toezicht daarop zoals die voor de gemeente Eersel zijn of nader zullen worden vastgesteld, van overeenkomstige toepassing.

  • 2.

    Gedeputeerde staten oefenen het toezicht uit op de zorg voor de archiefbescheiden.

HOOFSTUK X: FINANCIEN

Financiële administratie

Artikel 31

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt, onder" goedkeuring van gedeputeerde staten, regelen vast met betrekking tot de organisatie van de financiële administratie en het kasbeheer.

  • 2.

    Ten aanzien van de kontrole op het geldelijk beheer en de boekhouding zijn de artikelen 265 bis tot en met 265 sexies van de gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

Begroting

Artikel 32

  • 1.

    Het begrotingsjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur _maakt elk jaar vóór 1 april de ontwerp-begroting op voor het volgende dienstjaar en zendt deze, vergezeld van een toelichting, onverwijld toe aan de leden van het algemeen bestuur en aan de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 3.

    De ontwerp-begroting wordt door de zorg van de besturen van de deelnemende gemeenten voor een ieder ter inzage gelegd en, tegen betaling van de kosten, algemeen verkrijgbaar gesteld. Artikel 238, derde lid, van de gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.

  • 4.

    De raden van de deelnemende gemeenten kunnen het dagelijks bestuur vóór 1 juni van hun gevoelen omtrent de ontwerp-begroting doen blijken.

  • 5.

    Het dagelijks bestuur zendt de opmerkingen van de raden van de deelnemende gemeenten, eventueel voorzien van een nota van wijzigingen, aan het algemeen bestuur.

  • 6.

    Het algemeen bestuur stelt de begroting vast uiterlijk 1 juli van het jaar, voorafgaand aan dat waarvoor de begroting moet dienen.

  • 7.

    Terstond na de vaststelling wordt daarvan mededeling gedaan aan de raden van de deelnemende gemeenten. Indien de vastgestelde begroting afwijkt van de ontwerp-begroting wordt deze eveneens ter kennis van de raden van de deelnemende gemeenten gebracht die terzake Gedeputeerde Staten van hun gevoelen kunnen doen blijken .

  • 8.

    Het dagelijks bestuur zendt de begroting binnen een maand na vaststelling aan Gedeputeerde Staten ter goedkeuring in. Van de goedkeuring doet het dagelijks bestuur mededeling aan de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 9.

    De artikelen 246 en 247 van de gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.

Begrotingswijziging

Artikel 33

  • 1.

    Met betrekking tot wijzigingen van de begroting is het bepaalde in artikel 32 uitgezonderd lid 3 voor zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing.

  • 2.

    Voor wijzigingen van de begroting, die door hun eenmalig karakter niet leiden tot een wijziging van de bijdrage der deelnemende gemeenten dan wel niet leiden tot een grotere onttrekking aan de middelen van het samenwerkingsverband, zijn de leden 1 tot en met 6 van artikel 32 niet van toepassing.

Geldmiddelen

Artikel 34

De deelnemende gemeenten betalen bij wijze van voorschot jaarlijks vbbr

1 februari en voor 1 augustus telkens de helft van de verschuldigde bijdragen. Bij niet tijdige betaling is de wettelijke interest verschuldigd.

Artikel 35

De gemeentebesturen verbinden zich, na toepassing van artikel 40 en volgende van de wet, tot betaling van een bijdrage naar evenredigheid in:

  • 1.

    de resterende kosten van de dienst, welke kosten jaarlijks bij de goedkeuring van de begroting door het algemeen bestuur worden bepaald;

    en

  • 2.

    de kosten van een eventueel exploitatietekort bij de dienst dat niet met behulp van het totale saldo van de onder 1 bedoelde bijdragen kan worden afgedekt.

De bijdragen van de gemeenten worden berekend naar rato van de tijd gedurende welke de uit iedere gemeente afkomstige werknemers, zoals bedoeld in artikel 23 sub 1 van de regeling, in het exploitatiejaar in een dienstbetrekking met de dienst hebben gestaan.

Artikel 36

Aan een eventueel batig saldo wordt bij vaststelling van de rekening door het algemeen bestuur een bestemming gegeven. Deze bestemming kan slechts zijn gelegen in een dienst of de deelnemende gemeenten ten goede komende bestemming, die niet strijdig is met het daaromtrent bepaalde in de wet.

Rekening

Artikel 37

  • 1.

    Het dagelijks bestuur biedt het ontwerp van de rekening van inkomsten en uitgaven, alsmede een voorlopige berekening van de door de deelnemende gemeenten te betalen bijdragen, vbbr 1 juni van het jaar volgende op het jaar waarop de rekening betrekking heeft, ter voorlopige vaststelling aan het algemeen bestuur aan.

    Het dagelijks bestuur voegt daarbij een verslag van een onderzoek naar deugdelijkheid van de cijfers der rekening, ingesteld door de overeenkomstig artikel 31, lid 2 van de regeling, aangewezen deskundige en verder hetgeen het dagelijks bestuur te zijner verantwoording dienstig acht.

  • 2.

    Het algemeen bestuur onderzoekt de rekening zonder uitstel en stelt het bedrag der inkomsten en uitgeven, alsmede de berekening van de door de deelnemende gemeenten te betalen bijdragen, voor 1 juli daaropvolgend voorlopig vast.

  • 3.

    Zij wordt terstond na de voorlopige vaststelling, met alle bijbehorende stukken, door het dagelijks bestuur aan gedeputeerde staten ter vaststelling aangeboden.

  • 4.

    Een exemplaar van de voorlopig vastgestelde rekening wordt onder vermelding van de voorlopig vastgestelde bijdragen van de deelnemende gemeenten terstond aan de besturen van de deelnemende gemeenten toegezonden.

  • 5.

    Van de vaststelling van de rekening door gedeputeerde staten wordt terstond aan de besturen van de deelnemende gemeenten mededeling gedaan.

  • 6.

    Het besluit van gedeputeerde staten, houdende vaststelling van de rekening, strekt het dagelijks bestuur en de administrateur tot décharge,behoudens later in rechte gebleken valsheid in bewijsstukken of andere onregelmatigheden.

HOOFDSTUK XI: OVERIGE BEPALINGEN

Toetreding

Artikel 38

  • 1.

    Toetreding door andere gemeenten vindt plaats, indien de raden van tenminste 2/3 der deelnemende gemeenten daarmee instemmen.

  • 2.

    Het algemeen bestuur kan aan de toetreding voorwaarden verbinden.

  • 3.

    De toetreding treedt in werking terstond nadat de daartoe strekkende besluiten van de raad en van het kollege van burgemeester en wethouders van een toetredende gemeente zijn ingeschreven in de registers als bedoeld in artikel 27 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

Uittreding

Artikel 39

  • 1.

    Een deelnemende gemeente kan uittreden door het besluit van de raad en het kollege van burgemeester en wethouders van die gemeente.

  • 2.

    Uittreding vindt plaats met ingang van 1 januari van het tweede jaar volgende op dat waarin de daartoe strekkende besluiten van de raad en het kollege van burgemeester en wethouders van een uittredende gemeente zijn ingeschreven in de registers als bedoeld in artikel 27 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

  • 3.

    Het algemeen bestuur regelt de financiële gevolgen alsmede de overige gevolgen van de uittreding.

Wijziging

Artikel 40

  • 1.

    De regeling kan worden gewijzigd bij een daartoe strekkend besluit van tenminste 2/3 van de raden respektievelijk de kolleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten.

  • 2.

    Een voorstel tot wijziging kan worden gedaan door het algemeen bestuur en door de raden van een of meer der deelnemende gemeenten.

  • 3.

    Alvorens een voorstel tot wijziging in procedure wordt gebracht, worden de raden der deelnemende gemeenten gehoord.

  • 4.

    De wijziging van de regeling treedt niet eerder in werking dan nadat, met toepassing van het bepaalde in artikel 27 van de Wet gemeenschappelijke regelingen de opname in de registers heeft plaatsgevonden, tenzij anders is bepaald.

Opheffing

Artikel 41

  • 1.

    Deze regeling kan worden opgeheven bij daartoe strekkende besluiten van tenminste 2/3 van de raden respektievelijk de kolleges van burgemeester -en wethouders van de deelnemende gemeenten.

  • 2.

    In geval van beëindiging besluit het algemeen bestuur tot likwidatie en stelt het daarvoor de nodige regels. Hierbij kan van de bepalingen van deze regeling worden afgeweken.

  • 3.

    Het likwidatieplan wordt door het algemeen bestuur, de raden van de deelnemende gemeenten gehoord, vastgesteld.

  • 4.

    Het likwidatieplan voorziet in de verplichting van de deelnemende

    gemeenten tot deelneming in de financiële gevolgen van de opheffing. Het likwidatieplan voorziet ook in de gevolgen die de opheffing heeft voor het personeel.

HOOFDSTUK XII: GESCHILLEN

Geschillenkommissie

Artikel 42

  • 1.

    Voordat over een geschil, als bedoeld in artikel 28 van de Wet gemeenschappelijke regelingen, de beslissing van gedeputeerde staten wordt ingeroepen leggen de daarin betrokken gemeente(n) en het algemeen bestuur het geschil voor aan een geschillenkommissie.

  • 2.

    De koormissie, genoemd in lid 1 wordt als volgt samengesteld:

    • a.

      1 lid, aan te wijzen door de gezamenlijke kolleges van burgemeester en wethouders der deelnemende gemeenten;

    • b.

      1 lid, aan te wijzen door het algemeen bestuur;

    • c.

      1 lid, aan te wijzen door de leden bedoeld onder a. en b., met dien verstande, dat bij het ontbreken van overeenstemming tussen hen gedeputeerde staten dat lid aanwijzen.

  • 3.

    De geschillenkommissie hoort de bij het geschil betrokken besturen.

  • 4.

    De geschillenkommissie brengt advies uit over de mogelijkheden partijen tot overeenstemming te brengen.

HOOFDSTUK XIII: OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Streekorgaan Kempenland

Artikel 43

  • 1.

    Het algemeen bestuur treedt in alle rechten en verplichtingen die het Streekorgaan Kempenland ten behoeve van de tak van dienst sociale werkvoorziening Streekorgaan Kempenland heeft aangegaan.

  • 2.

    Het bepaalde in lid 1 van dit artikel omvat:

    • a.

      De personele verplichtingen, aangegaan tegenover de werknemers op grond van de Wet Sociale Werkvoorziening en tegenover het personeel, zoals bedoeld in artikel 23, sub 2 van de regeling.

    • b.

      alle aktiva, waaronder kasgelden, roerende en onroerende goederen en vorderingen;

    • c.

      alle passiva, waaronder te verstaan: de schuldverplichtingen op korte en lange termijn;

    • d.

      alle rechten en verplichtingen voortvloeiende uit afgesloten kontrakten.

  • 3.

    De aktiva en passiva, als bedoeld in lid 2 van dit artikel, zullen blijken uit de vastgestelde jaarrekening van de dienst Sociale Werkvoorziening van het Streekorgaan Kempenland. Deze zullen deel gaan uitmaken van de aktiva en passiva van de dienst.

Samenstelling bestuursorganen

Artikel 44

  • 1.

    Zolang niet is voorzien in de samenstelling van de bestuursorganen als genoemd in artikel 4 van de regeling, treden als zodanig op de bestuursorganen van de dienst Sociale Werkvoorziening van het Streekorgaan Kempenland zoals die bestonden voor de inwerkingtreding van deze regeling.

  • 2.

    De verkiezing van de leden van het algemeen bestuur vindt voor de eerste maal plaats binnen èên maand na de inwerkingtreding van deze regeling.

  • 3.

    Het ingevolge lid 2 gekozen algemeen bestuur komt in eerste vergadering bijeen binnen twee maanden na de inwerkingtreding van de regeling.

Inwerkingtreding

Artikel 45

De regeling treedt in werking op 1 juli 1989 of zoveel later als opname plaatsvindt in de registers als bedoeld in artikel 27 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

Toezending

Artikel 46

De bij de Wet gemeenschappelijke regelingen voorgeschreven toezending van de goed te keuren regeling aan gedeputeerde staten geschiedt door de zorg van het kollege van burgemeester en wethouders van Eersel.

Duur en aanhaling

Artikel 47

Deze regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd. Zij kan worden aangehaald als "Regeling WVK-groep".

Aldus vastgesteld door de raad der gemeente Bladel en Netersel in zijn openbare vergadering van 22 juni 1989,

De sekretaris, De voorzitter,

Aldus vastgesteld door het kollege van burgemeester en wethouders der gemeente Bladel en Netersel in zijn vergadering van 27 juni 1989,

De sekretaris, De burgemeester,

Aldus vastgesteld door de raad der gemeente Hoogeloon c.a. in zijn openbare vergadering van 20 juni 1989,

De sekretaris, De voorzitter,

Aldus vastgesteld door het kollege van burgemeester en wethouders der gemeente Hoogeloon c.a. in zijn vergadering van 29 mei 1989,

De sekretaris, De burgemeester,

i3766.pdf [Klik hier om het document te downloaden]