Regeling vervallen per 03-05-2024

Terrassen- en uitstallingenbeleid

Geldend van 30-04-2003 t/m 02-05-2024

Intitulé

Terrassen- en uitstallingenbeleid

Terrassen- en uitstallingenbeleid gemeente Urk

1. Aanleiding

Op 29 oktober 2002 heeft de Raad de Horecanota Urk vastgesteld. Onder hoofdstuk 4, Openbare Orde is een paragraaf gewijd aan het terrassenbeleid. Geconcludeerd wordt dat het huidige beleid kan worden verbeterd. Een nieuw terrassenbeleid dient te worden ontwikkeld. Onderwerpen als kwaliteit, veiligheid, omvang, huurprijs en andere juridische aspecten dienen nader te worden uitgewerkt.

Met dit beleid wordt vastgelegd onder welke omstandigheden en onder welke voorwaarden de openbare weg voor andere dan verkeersdoeleinden mag worden gebruikt. Hierbij is het niet de bedoeling om andere dan verkeersactiviteiten op de openbare weg te verbieden. Dit zou namelijk de levendigheid van het straatbeeld te veel aantasten en te kort doen aan de bredere functie die met name de oude dorpskom heeft. Uitgangspunt is te komen tot een zekere ordening van andere dan verkeersactiviteiten op de weg. De weg kan dan aan zijn oorspronkelijke bestemming blijven beantwoorden. De openbare ruimte krijgt hierdoor de kwaliteit die de gemeente nastreeft.

2. Instrumenten

Voor het voeren van beleid staan een aantal instrumenten ter beschikking. Genoemd worden de Algemene Plaatselijke Verordening Urk, het bestemmingsplan en nadere regelgeving waaronder bijvoorbeeld de drank & horecawetgeving die publiekrechtelijk van aard zijn. Daarnaast brengt het eigendom van onroerende zaken met zich mee dat ook privaatrechtelijke bevoegdheden ingezet kunnen worden. De instrumenten zijn als bijlage 2 bij deze nota gevoegd. Bij het realiseren van het beleid worden die instrumenten hetzij apart hetzij in combinatie gebruikt.

3. Beleid

Bij het formuleren van het beleid moet worden uitgegaan van duidelijke regels, zodat iedereen weet wat er van hen wordt verwacht. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen algemene en specifieke beleidslijnen, omdat er bijvoorbeeld voor het plaatsen van een terras op de openbare weg andere uitgangspunten zijn dan voor reclameborden. De algemene beleidsregels dienen tevens voor reclameborden en winkeluitstallingen.

4. Handhaving

Op de naleving van de regels zal consequent moeten worden toegezien, wil de doelstelling van het beleid gehaald worden. Hierin ligt een gezamenlijke taak voor de toezichthouders van gemeente en politie. Alle door of namens de politie en/of het gemeentebestuur te geven aanwijzingen moeten stipt en onverwijld worden opgevolgd.

5. Gebruik openbare ruimte

De vergoeding voor het gebruik van de openbare ruimte, moet geregeld worden waarbij een keuze gemaakt kan worden tussen de publiekrechtelijke of privaatrechtelijke weg. De gemeente Urk heeft (nog) geen precarioverordening, zodat momenteel alleen de privaatrechtelijke weg open staat. De onder beleidsregel 17 genoemde tarieven kunnen in de toekomst worden overgenomen in een eventuele precarioverordening voor de gemeente Urk.

Algemene beleidsregels

Algemene plaatselijke verordening Urk

De bepalingen inzake voorwerpen of stoffen op, aan of boven de openbare weg uit de Algemene plaatselijke verordening Urk (APV) zijn vrij ruim geformuleerd om een basis te hebben voor het gemeentelijk toezicht op het gebruik van de openbare ruimte. Uit de tekst valt niet altijd direct af te lezen of bepaalde activiteiten op de openbare weg al dan niet zijn toegestaan. Evenmin is duidelijk welke regels in acht dienen te worden genomen. Ze dienen dan ook meer als een juridisch kader om ongewenst gebruik tegen te gaan.

Tot op heden is bij de verlening van vergunningen voor het hebben van voorwerpen of stoffen op, aan of boven de openbare weg - voorzover deze vergunningen werden aangevraagd - het “beleid” gevoerd, dat er op het voor de voetgangers bestemde gedeelte van de openbare weg te allen tijde een doorgang van minimaal 1.00 meter gewaarborgd dient te blijven. Aan een consequente handhaving van dit beleid en aan een constante controle op het al dan niet aanwezig zijn van benodigde vergunningen heeft het in de praktijk veelal ontbroken.

Om meer expliciet aan te geven welke regels gelden ten aanzien van het gebruik van de openbare weg (ruimte), dienen de bepalingen verder geconcretiseerd te worden.

Huidig APV artikel

De terrasbepalingen zoals die zijn opgenomen in artikel 2.10a van de APV luiden als volgt.

  • 1.

    Het is verboden zonder voorafgaande vergunning van het college de weg of een weggedeelte anders te gebruiken dan overeenkomstig de publieke functie daarvan.

  • 2.

    Een vergunning bedoeld in het eerste lid kan worden geweigerd:

    • a.

      indien het beoogde gebruik brengt schade toe aan de weg, gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg;

    • b.

      indien het beoogde gebruik hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand;

    • c.

      in het belang van de voorkoming of beperking van overlast voor gebruikers van de in de nabijheid gelegen onroerende zaak.

  • 3.

    In afwijking van het eerste lid beslist de burgemeester in geval van een vergunningaanvraag die betrekking heeft op een of meer bij het horecabedrijf behorende terrassen voor zover deze zich op de weg bevinden tevens over de ingebruikneming van die weg ten behoeve van het terras.

De weigeringsgronden in het huidige artikel hebben uitsluitend betrekking op de openbare orde en de verkeersveiligheid. Voor het stellen van regels met betrekking tot de inrichting van terrassen (welstandseisen), dient dit artikel te worden aangepast. De modelverordening van de Vereniging voor Nederlandse Gemeenten geeft ook weigeringsgronden die betrekking kunnen hebben op welstandseisen en overlast voor de gebruikers van de in de nabijheid gelegen onroerende zaak. Het zesde lid van dit artikel uit de APV wordt daarom gewijzigd.

Nadere uitwerking beleid

a.Doelmatig en veilig gebruik en bruikbaarheid van de weg

Het belangrijkste criterium voor de toelaatbaarheid van het plaatsen van objecten op de weg is, dat deze objecten zowel direct als indirect geen gevaar, hinder of overlast voor de gebruikers mogen veroorzaken.

Direct gevaar, hinder of overlast voor gebruikers van de openbare weg:

Het spreekt voor zich dat het vanuit oogpunt van verkeersveiligheid nooit de bedoeling kan zijn dat obstakels geplaatst worden op de voor de rijbaan bestemde gedeelten van de openbare weg.

Voor wat betreft het waarborgen van voldoende vrije ruimte op de voor de voetgangers bestemde gedeelten van de openbare weg, zodat uitwijken naar de rijbaan en daarmee verkeersonveiligheid voorkomen kan worden, heeft de gemeente volledige beleidsvrijheid. Uit de richtlijnen van het ministerie van Verkeer en Waterstaat en uit jurisprudentie zijn echter normen te destilleren die als richtsnoer gelden. Daarnaast beveelt het "handboek verkeersvoorzieningen voor mensen met een handicap" als profiel van vrije ruimte aan: voor mensen die met een wandelstok lopen: 0.90 meter; voor een blinde of slechtziende met taststok: 1.20 meter; voor een rolstoelgebruiker 1.50 meter. Deze norm is ook een goed uitgangspunt voor het gebruik van de weg met kinderwagens. Gelet hierop wordt de minimum norm op 1.50 meter gesteld. Door de structuur en het karakter van de oude dorpskom komen er situaties voor waar deze maat niet gehaald wordt. In deze enkele gevallen kan worden volstaan met een afwijkende maatvoering. Deze mag echter nooit minder bedragen dan het huidige minimum van 1.00 meter zodat het doelmatig en veilig gebruik van de openbare weg wordt gewaarborgd. Boven dit gedeelte dient minimaal 2.20 meter vrije ruimte te bestaan zodat de veiligheid van de gebruikers van de weg niet in gevaar komt.

Over het algemeen is het onderscheid tussen de verschillend bestemde gedeelten van de openbare weg fysiek zichtbaar door verschil in gebruikt bestratingsmateriaal, hoogteverschil (trottoirs) dan wel door middel van aangebrachte belijning.

Beleidsregel A.1.1:

De voor de rijbaan bestemde gedeelten van de openbare weg dienen volledig obstakelvrij te zijn. De minimumnorm voor vrije ruimte op de voor voetgangers bestemde gedeelten van de openbare weg bedraagt 1.50 meter. Indien een doelmatig en veilig gebruik van de openbare weg wordt gewaarborgd kan van deze maat worden afgeweken tot een minimum van 1.00 meter.

Indirect gevaar, hinder of overlast voor gebruikers van de openbare weg:

Indirect gevaar, hinder of overlast kan ontstaan wanneer het object schade aan de weg veroorzaakt, waardoor de feitelijke bruikbaarheid van de weg in het geding komt. Doorgaans betreft dit zware objecten zoals containers en bouwmaterialen, of vervuilende objecten zoals bijvoorbeeld autowrakken. Het mag duidelijk zijn dat vervuilende objecten in geen geval geplaatst mogen worden en dat hiertegen direct optreden moet worden. Voor wat betreft het plaatsen van zware materialen kan toestemming worden verleend, met in achtneming van de toegankelijkheidsnorm en mits er goede afspraken gemaakt worden ter voorkoming van schade dan wel het direct herstellen van de schade. Het verwijderen van klinkers of tegels voor het plaatsen van objecten is slechts toegestaan wanneer er geen goede alternatieven zijn en alleen onder toezicht van de gemeente.

Beleidsregel A.1.2:

Vervuilende objecten die schade aan de weg kunnen veroorzaken zijn niet toegestaan, zware objecten dan wel objecten die geplaatst worden door middel van het verwijderen van klinkers of tegels alleen onder nadere voorwaarden.

b.De redelijke eisen van welstand

Het plaatsen van een object kan vanwege zijn verschijningsvorm of juist de beoogde locatie niet voldoen aan redelijke eisen van welstand en daarom ongewenst zijn voor de woon- en leefomgeving. Hiervoor dient te worden teruggegrepen op het bepaalde in de Welstandsnota. Per soort object kunnen criteria worden geformuleerd waaraan getoetst wordt.

Beleidsregel A.2:

Voor de verschillende soorten objecten kunnen 'welstandscriteria' geformuleerd worden gelet op de verschijningsvorm en / of de beoogde locatie.

c.Overlast voor gebruikers van een in de nabijheid gelegen onroerende zaak

In zijn algemeenheid moet overlast c.q. hinder voor gebruikers van het in de nabijheid gelegen onroerend goed ten gevolge van de aanwezigheid van objecten op de openbare weg voorkomen dan wel beperkt te worden. Met name bewoners en weggebruikers kunnen -direct dan wel indirect- hinder van objecten ondervinden.

Directe hinder ten gevolge van object

Directe hinder ontstaat wanneer de toegang of ontsluiting van een in de nabijheid gelegen onroerend goed onmogelijk wordt gemaakt door de plaatsing van het object. Bij het verlenen van medewerking zal toegezien moeten worden op de precieze locatie. Blijkt hinder of overlast onontkoombaar dan zal medewerking geweigerd worden.

Beleidsregel A.3.1:

De toegang of ontsluiting van belendende percelen mag niet belemmerd worden.

Indirecte hinder ten gevolge van object

Door een aanwezig object kan indirecte hinder ontstaan. Bijvoorbeeld door licht- en geluidsoverlast. Bepalend hierbij is of aanvaardbare grenzen worden overschreden. Hierop is de geldende regelgeving van toepassing (bijvoorbeeld Besluit Horeca-, sport- en recreatie).

Beleidsregel A.3.2:

Om indirecte hinder of overlast van objecten te voorkomen, wordt de van toepassing zijnde regelgeving gehanteerd.

Bestemmingsplan

In het bestemmingsplan worden de eventuele gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden aangegeven. Voor een bestemming “horeca, zonder gebouwen” is dit gedetailleerder uitgewerkt dan voor de bestemming “verkeers- en verblijfsdoeleinden”. De openbare weg en/of ruimte heeft meestal de laatstgenoemde bestemming. Dit betekent echter niet dat het gebruik, door het plaatsen van objecten op aan of boven de openbare weg, automatisch strijdigheid oplevert met de bestemming. Wanneer één en ander past binnen de kaders van de APV, kan toestemming worden verleend voor het beoogde gebruik. Het enige onderdeel van het bestemmingsplan dat in dit kader relevant is, is de voorgestane beeldkwaliteit. Het formuleren van de criteria "redelijke eisen van welstand" waaraan te plaatsen objecten getoetst kunnen worden, geschiedt op basis van het bij het bestemmingsplan behorende beeldkwaliteitplan.

Nadere regelgeving

Het plaatsen van objecten aan, op of boven de openbare weg is veelal onderhevig aan nadere regelgeving. Als voorbeeld hiervan wordt genoemd de Welstandsnota. Per soort object dient dit in beeld te worden gebracht en meegenomen te worden bij de behandeling van de vergunningaanvraag.

Eigenaarsbevoegdheden

Hoewel de openbare weg veelal gemeente-eigendom is, wordt vanuit de visie dat het tevens publieke ruimte betreft meer toegestaan dan op basis van het privaatrecht behoeft. Zolang voldaan wordt aan de eisen uit de publiekrechtelijke regelingen hoeft dit ook geen problemen op te leveren. Toch is het zaak het gebruik goed te regelen. Momenteel heeft de gemeente Urk geen precarioverordening op basis waarvan gebruikers van gemeentegrond belasting betalen. Vastgesteld kan worden dat -analoog naar het gebruik van gemeentegrond op andere plaatsen- een vergoeding voor het gebruik van de openbare weg redelijk en billijk is. Zeker wanneer dit uit hoofde van commerciële belangen gebeurt.

Beleidsregel A.4:

Gemeentegrond kan in gebruik worden gegeven binnen de kaders van de regelgeving, mits een vergoeding wordt betaald.

Beleidsregels voor het plaatsen van terrassen op de openbare weg

Specifieke beleidsregels

Vanuit de algemene beleidsregels kunnen ten aanzien van het plaatsen van terrassen de volgende specifieke beleidsregels worden geformuleerd, waarbij uitgegaan wordt van normale omstandigheden. In bijzondere gevallen (bijvoorbeeld tijdens evenementen) kan worden afgeweken van deze beleidsregels. Onder verwijzing naar het gestelde onder evenementen zal hierop verder worden ingegaan.

Beleidsregel T.1: Obstakelvrije zone op en boven de openbare weg

Onder normale omstandigheden kunnen terrassen niet geplaatst worden op de voor de rijbaan bestemde gedeelten van de openbare weg. Op de voor de voetgangers of andere weggebruikers bestemde gedeelten van de openbare weg zijn wel mogelijkheden, waarbij een minimumnorm van 1.50 meter voor vrije ruimte gehanteerd wordt.

Door de structuur en het karakter van de oude dorpskom komen er situaties voor waar deze maat niet gehaald wordt. In deze enkele gevallen kan worden volstaan met een afwijkende maatvoering. Deze mag echter nooit minder bedragen dan het huidige minimum van 1.00 meter zodat het doelmatig en veilig gebruik van de openbare weg wordt gewaarborgd.

Op plaatsen waar het mogelijk is meer ruimte vrij te houden en dit in verband met de functie van desbetreffende ruimte de voorkeur geniet, wordt de minimumnorm naar boven bijgesteld. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan gebieden die vanwege zeer frequent gebruik meer vrije ruimte behoeven (doorstroming). Boven dit gedeelte dient minimaal 2.20 meter vrije ruimte te bestaan zodat de veiligheid van de gebruikers van de weg niet in gevaar komt.

In bijzondere gevallen (evenementen) kan het College de exploitatie van een terras toestaan op de voor de rijbaan bestemde gedeelten van de openbare weg. Een minimale doorgang van 3.50 meter is vereist voor het waarborgen van de toegang voor direct omwonenden en hulpverleningsdiensten.

Beleidsregel T.2: Minimale diepte van terrassen

Het hanteren van de obstakelvrije ruimte van 1.50 meter kan tot gevolg hebben dat de mogelijkheid van het exploiteren van een terras beperkt wordt tot een gebruik van minder dan 1.00 meter. Hoewel het plaatsen van terrasmeubilair dan nog wel mogelijk is, zal dit in de praktijk ten koste gaan van de obstakelvrije zone ten gevolge van het gebruik door bezoekers. Gelet hierop wordt tegelijkertijd een minimale diepte voor een terras vastgesteld, die -naast de obstakelvrije zone - beschikbaar moet zijn voor het exploiteren van een terras. Deze minimale diepte dient zodanig te zijn dat in alle redelijkheid een terras kan worden geëxploiteerd. In een optimale situatie is een diepte van 2.00 meter de norm. Wanneer dit tot gevolg heeft dat een bepaald terras niet gerealiseerd kan worden, houdt het College een minimale diepte van 1.00 meter aan. Anderszins behoort de exploitatie van een terras niet tot de mogelijkheden.

Beleidsregel T.3: Situering terrassen

Voor vergunning in aanmerking komende terrassen zijn gesitueerd in de onmiddellijke omgeving van het horecabedrijf, aansluitend aan de voor- of zijgevel van het pand en niet daarbuiten. Tijdens bijzondere gelegenheden (evenementen) kan voor de duur hiervan voor de gevel van andere (naastgelegen) panden het plaatsen van terrassen worden toegestaan. Belangen van eigenaar/gebruikers van naastgelegen panden verdienen bijzondere aandacht.

Beleidsregel T.4: Maximale oppervlakte van terrassen

Wanneer rekening gehouden wordt met al het hiervoor gestelde ten aanzien van diepte, breedte en obstakelvrije zone, zijn er met name in de oude dorpskom locaties voorhanden die volledig benut zouden kunnen worden voor het plaatsen van een terras. Aangezien dit niet overeen hoeft te stemmen met een ter plaatse beoogd straatbeeld, is het College bevoegd aan het terras een maximum-oppervlakte te verbinden. Deze situatie kan zich bijvoorbeeld voordoen op plaatsen waar de voor voetgangers bestemde gedeelten van de openbare weg heel royaal is of op het voor parkeren bestemde gedeelten van de openbare weg.

Beleidsregel T.5: Terrasschotten

Om bezoekers van terrassen uit de wind te laten zitten, mogen terrasschotten worden geplaatst. Een maximale hoogte van 1.50 meter is voldoende om aan dit doel te voldoen, waarvan minimaal de bovenste 0.50 meter volledig transparant is. De terrasschotten dienen demontabel / inklapbaar te zijn, zodat zij kunnen worden verwijderd gedurende de tijden, dat het terras niet worden geëxploiteerd en de tafeltjes en stoelen van het terras zijn verwijderd. Naast deze in de vergunning opgenomen terrasschotten, kunnen er ook terrasschotten zijn, die op eigen terrein - niet deel uitmakende van de weg zijn gesitueerd. Ten behoeve van deze permanente terrasschotten moeten de daarvoor benodigde vergunningen worden aangevraagd.

Beleidsregel T.6: Terrasinrichting

Omdat in de oude dorpskom en het havengebied van Urk kwaliteit wordt nagestreefd, is het noodzakelijk ten aanzien van de inrichting van terrassen kwaliteitscriteria op te stellen. Zo hebben stoelen van naturelkleurig rotan, riet of materiaal dat oogt als rotan / riet veruit de voorkeur. Zo nodig kan in overleg met de Welstandscommissie een passende oplossing worden gezocht.

Parasols (incl. voet) mogen alleen worden toegepast indien zij naast een semi-permanent karakter, een rustige kleurstelling hebben en als afzonderlijke elementen herkenbaar blijven. Bovendien moeten ze inklapbaar zijn en de parasolvoeten verwijderbaar zijn. In uitgeklapte toestand moet de onderkant van de volant zich op minimaal 2.20 meter hoogte bevinden, terwijl de omvang van de parasol beperkt wordt tot de afmetingen van het terras. Verlichtings- en verwarmingselementen mogen alleen worden aangebracht aan de gevel van het pand. Als de maatvoering van het terras hiertoe geen mogelijkheden biedt kan in overleg met de gemeente naar een passende oplossing worden gezocht.

Beleidsregel T.7: Reclame

Op transparante gedeelten van terrasschotten mag geen reclame worden aangebracht. Het overige gedeelte van de terrasschotten mag voor maximaal 30% van de oppervlakte gebruikt worden voor reclame. Op parasols mag maximaal 30 % van de oppervlakte of alleen de volant gebruikt zijn voor reclame.

Beleidsregel T.8: Terrasseizoen

De vergunning is alleen gedurende het zomerterrasseizoen (15 maart tot 1 november) van kracht. Het terrasmeubilair, schotten en andere voorwerpen voorzover afkomstig van het terras op de openbare weg, dienen buiten dit seizoen van de openbare weg verwijderd te zijn. In incidentele gevallen kan het College overwegen medewerking te verlenen aan het plaatsen van een terras op de openbare weg waarbij nadere voorwaarden worden gesteld.

Voor de periode 1 november tot 15 maart kan vergunning worden verstrekt voor een winterterras, mits het gaat om één rij stoelen direct langs de gevel. Overkappingen en dergelijke zijn niet toegestaan.

Beleidsregel T.9: Openingstijden van het terras

Het terras mag alleen geopend zijn tussen 9.00 en 23.30 uur. Het meubilair mag alleen opgesteld staan op de dagen en uren dat de inrichting waartoe het behoort geopend is. Na 23.30 uur dient het terrasmeubilair opgestapeld te zijn en bij voorkeur te worden voorzien van ketting en slot.

Beleidsregel T.10: Afval op openbare weg ten gevolge van gebruik van terras

De vergunninghouder dient er zorg voor te dragen dat het terras en de naaste omgeving (circa 25 meter) vrij blijven van afval en andere zaken afkomstig van of veroorzaakt door het gebruik van het terras.

Beleidsregel T.11: Muziek

Op het terras mag geen muziek ten gehore worden gebracht, tenzij de Burgemeester op grond van de APV daarvoor schriftelijk vergunning heeft verleend.

Beleidsregel T.12: Gedragsregels

De vergunninghouder is gehouden te doen en na te laten hetgeen redelijkerwijs gevergd kan worden om hinder en overlast, veroorzaakt door de op een terras aanwezige bezoekers, te voorkomen of te beperken.

Beleidsregel T.13: Huurovereenkomst

Wanneer op grond van bovenstaande beleidsregels een terrasvergunning verleend kan worden, wordt voor het gebruik van de openbare weg een huurovereenkomst opgesteld. De huurovereenkomst is persoons- c.q. exploitantgebonden.

Beleidsregel T.14: Verhuurvoorwaarden

Het is niet toegestaan:

  • 1.

    veranderingen in de grond aan te brengen, waaronder in ieder geval begrepen het slaan van palen en pennen en het verwijderen van klinkers of tegels;

  • 2.

    de grond onder te verhuren of op enige wijze geheel of gedeeltelijk aan derden in gebruik te geven;

  • 3.

    gedurende de periode dat door of vanwege de gemeente of vanwege nutsbedrijven werkzaamheden in of aan de grond moeten worden uitgevoerd, de openbare weg in te richten als terras. Gedurende de periode dat de huurder in deze periode geen gebruik kan maken van het door hem gehuurde bestaat geen recht op schadevergoeding of restitutie, tenzij dit schriftelijk anders is bepaald.

Beleidsregel T.15: Huurtermijn

De huurtermijn wordt gekoppeld aan de duur van de terrasvergunning. De huurperiode loopt vanaf 15 maart tot 1 november en wordt geacht behoudens opzegging jaarlijks voor de tijd van één jaar ingaande 15 maart stilzwijgend te zijn verlengd. Intrekking van de terrasvergunning leidt automatische tot beëindiging van de huurovereenkomst.

Beleidsregel T.16: Begrenzingen

De grenzen van het terras worden op een raamkaart aangegeven, welke wordt verstrekt aan de ondernemer van het terras. Aan de hand van deze raamkaart wordt de controle op terrasvergunningen en het naleven van de voorschriften vergemakkelijkt.

Beleidsregel T.17: Huurprijzen

Het gebruik van de openbare weg voor commerciële doeleinden rechtvaardigt het in rekening brengen van een daaraan gerelateerde huurprijs. De aanwezigheid van terrassen geeft een meerwaarde aan de uitstraling en beleving van de oude dorpskom van Urk. De huidige huurprijzen variëren sterk, namelijk van € 0,00 voor kleine perceeltjes tot € 2,27 per m² per jaar. Het is daarom reëel om afzonderlijke tarieven te hanteren voor de oude dorpskom en het aansluitende havengebied en het overige deel van Urk.

De tarieven voor de oude dorpskom en het aansluitende havengebied bedragen jaarlijks vanaf 2004 € 15,00 per m² en het overige deel van Urk € 5,00 per m².

Als tijdens evenementen uitbreiding van het bestaande terras is gewenst, of anderszins een gedeelte van de openbare weg ten behoeve van een terras wordt geëxploiteerd geldt een bijzonder tarief. Het tarief voor 2003 bedraagt € 3,00 per m² per dag. De vergunning wordt gekoppeld aan de hiervoor benodigde drank- en horecavergunning.

Het tarief voor een winterterras bedraagt € 3,50 per m².

Ieder jaar worden de huurprijzen van het terras geïndexeerd op basis van de in de horeca gebruikelijke omzetindexcijfers.

Bijlage 1 Begrenzingskaart

Bijlage 2 Instrumenten handhaving regels

BIJLAGE 2

BESTUURSRECHTELIJKE SANCTIEMOGELIJKHEDEN

Intrekken terrasvergunning

Op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening en de Drank- en Horecawet heeft de burgemeester, c.q. het college van B&W de bevoegdheid om de vergunning in te trekken als de verbodsbepalingen niet worden nageleefd.

Intrekken huurovereenkomst

Als een privaatrechtelijke overeenkomst voor de verhuur van het terras is afgesloten kan deze worden beëindigd als de bepalingen niet worden nageleefd.

Bestuursdwang en dwangsom

Als sanctie op het overtreden kan de burgemeester daarnaast bestuursdwang toepassen of een dwangsom opleggen.

Onder bestuursdwang wordt verstaan het doen wegnemen, beletten, in de vorige toestand herstellen of verrichten van hetgeen in strijd met die regels of met ingevolge die regels gestelde verplichtingen uitdrukkelijk omschreven als instrument van het gemeentebestuur bij de uitvoering van wettelijke regelingen (artikel 125 e.v. Gemeentewet). In de Awb staan de vereisten voor een bestuursdwangprocedure (artikel 5:21 e.v. Awb), zoals een schriftelijke bekendmaking aan de overtreder en het stellen van een termijn om de overtreder gelegenheid te geven zelf een eind te laten maken aan de overtreding.

De dwangsom is een geldbedrag dat moet worden betaald wanneer de in een beschikking gegeven last om na een bepaalde datum aan zekere verplichtingen te voldoen, niet is uitgevoerd (artikel 5:32 Awb). Een dwangsom is in feite een alternatief voor bestuursdwang. Het doel is het bereiken van een situatie in overeenstemming met de geldende regels ofwel afdwingen van wat rechtens al had moeten gebeuren.

Verwijderen bezoekers

Op grond van artikel 36 van de Drank- en Horecawet is het college van B&W bevoegd aan andere personen dan zij, die wonen in de ruimte waarin strijd met de wet alcoholhoudende drank wordt verstrekt, de toegang tot die ruimte te ontzeggen.

Bestuurlijke boete

Momenteel wordt op het Ministerie van VWS een wetsvoorstel voorbereid om voor overtredingen van verschillende bepalingen van de Drank- en Horecawet bestuurlijke boete te introduceren. Per artikel van de wet wordt bekeken of overtreding daarvan zich wel of niet leent voor het opleggen van een bestuurlijke boete.

Bijlage 1 begrenzingskaart

afbeelding binnen de regeling