Regeling vervallen per 20-03-2024

Beleidsregels bijzondere bijstand 2016 gemeente Veldhoven

Geldend van 23-02-2016 t/m 19-03-2024

Intitulé

Beleidsregels bijzondere bijstand 2016 gemeente Veldhoven

Hoofdstuk 1: Algemeen

Artikel 1: Begripsbepalingen

  • 1. Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, de Algemene wet bestuursrecht, het Burgerlijk Wetboek en de Wet op de huurtoeslag.

  • 2. In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veldhoven;

    • b.

      de wet: de Participatiewet;

    • c.

      belanghebbende: de persoon die in aanmerking wenst te komen voor bijzondere bijstand;

    • d.

      bijzondere bijstand; de bijstand als bedoel in artikel 35 van de wet;

    • e.

      het vermogen: het vermogen zoals bedoeld in artikel 34 eerste lid, sub a en b van de wet, tenzij expliciet anders wordt aangegeven; een voorliggende voorziening: elke voorziening buiten de Participatiewet waarop de persoon of het gezin aanspraak kan maken dan wel een beroep kan doen ter verwerving van middelen of ter bekostiging van specifieke uitgaven;

    • f.

      een voorliggende voorziening: elke voorziening buiten de Participatiewet waarop de persoon of het gezin aanspraak kan maken dan wel een beroep kan doen ter verwerving van middelen of ter bekostiging van specifieke uitgaven zoals bedoeld in artikel 15 Participatiewet;

    • g.

      het minimuminkomen: 105% van de op datum aanvraag geldende (relevante) bijstandsnorm, tenzij anders vermeld;

    • h.

      woonkosten:

      • ·

        indien een huurwoning wordt bewoond: de op de aanvraagdatum per maand geldende huurprijs als bedoeld in de Wet op de huurtoeslag;

      • ·

        indien een eigen woning wordt bewoond: de tot een bedrag per maand omgerekende som van de ten behoeve van de financiering van de woning verschuldigde hypotheekrente en de in verband met het eigendom hebben van de woning te betalen zakelijke lasten. Onder zakelijke lasten wordt verstaan: de rioolrechten, het eigenaarsaandeel van de onroerende zaakbelasting, de brandverzekering, de opstalverzekering en het eigenaarsaandeel van de waterschapslasten;

      • ·

        indien een woonwagen of woonschip wordt bewoond: staangeld, liggeld of roerende zaakbelasting, in ieder geval niet zijnde energiekosten.

Artikel 2: Algemene bepalingen

  • 1. In de beleidsregels wordt steeds aangegeven op welke wijze de hoogte van de bijzondere bijstand, gerelateerd aan de bijzondere noodzakelijke kosten, wordt vastgesteld.

  • 2. Op het bedrag van de bijzondere noodzakelijke kosten worden kosten, die voor een ieder algemeen gebruikelijk zijn in mindering gebracht.

Artikel 3: Draagkracht en drempelbedrag

  • 1. Bij verstrekking van bijzondere bijstand wordt rekening gehouden met de draagkracht van belanghebbende(n).

  • 2. De draagkrachtperiode geldt voor de duur van 12 maanden en gaat in op de eerste dag van de maand waarin de aanvraag wordt ingediend.

  • 3. De draagkracht wordt binnen de draagkrachtperiode van 12 maanden herzien indien wijziging van de omstandigheden daartoe aanleiding geven.

  • 4. Bij de draagkrachtberekening wordt uitgegaan van inkomen inclusief vakantietoeslag.

  • 5. Voor de bepaling van het inkomen worden alle inkomsten van belanghebbende en diens partner bij elkaar geteld, voor zover die niet op grond van artikel 31 lid 2 van de wet buiten beschouwing worden gelaten.

  • 6. Indien de belanghebbende(n) meer inkomsten ontvang(t)en) dan het minimuminkomen, wordt bij de verlening van de bijzondere bijstand rekening gehouden met het meerinkomen, op de volgende wijze:

    • a.

      Voor woonkosten wordt 100% van het inkomen boven 100% van de toepasselijke bijstandsnorm in aanmerking genomen als draagkracht:

    • b.

      Voor overige kosten wordt 35% van het inkomen boven 105% van de toepasselijke bijstandsnorm in aanmerking genomen als draagkracht.

  • 7. Indien het vermogen van de aanvrager en diens partner hoger is dan het volgens artikel 34 van de wet toegestane bescheiden vermogen, wordt 100% van het vermogen boven de grens in aanmerking genomen als draagkracht.

  • 8. De individuele inkomenstoeslag en de individuele studietoeslag worden voor de vaststelling van de draagkracht niet in aanmerking genomen.

  • 9. De gemeente Veldhoven hanteert geen drempelbedrag.

Artikel 4: De Vorm

  • 1. Tenzij anders bepaald in deze beleidsregels, wordt de bijzondere bijstand om niet verstrekt.

  • 2. De bijzondere bijstand wordt in de vorm van een renteloze geldlening verstrekt in de gevallen die genoemd worden in artikel 48 tweede lid sub a tot en met d van de wet.

Artikel 5: De aanvraag

  • 1. Een aanvraag voor bijzondere bijstand geschiedt door middel van het door het college beschikbaar gestelde aanvraagformulier.

  • 2. Bij de aanvraag worden die gegevens en bewijsstukken overgelegd die naar het oordeel van het college noodzakelijk zijn om de aanspraak op bijzondere bijstand te kunnen beoordelen.

Artikel 5.1: Moment aanvraag bijzondere bijstand (terugwerkende kracht)

  • 1. Kosten die binnen twee maanden voorafgaand aan een aanvraag tot stand zijn gekomen en als noodzakelijk en verifieerbaar worden gekwalificeerd, komen voor een vergoeding in aanmerking.

  • 2. Een aanvraag voor kosten, gerelateerd aan periodieke bijzondere bijstand kunnen uiterlijk tot en met twee maanden nadat de kosten zijn gemaakt worden ingediend.

Artikel 6: Advies

In verband met het vaststellen van de noodzaak van de gemaakte kosten, kan advies worden ingewonnen bij een door het college aangewezen adviesbureau.

Artikel 7: Uitbetaling

  • 1. De bijzondere bijstand wordt betaald nadat de betalingsbewijzen of offertes zijn ingeleverd.

  • 2. Het bedrag wordt rechtstreeks aan de leverancier/instantie betaald op basis van een officiële offerte van de betreffende leverancier.

Artikel 8: Aflossingsregels leningen

  • 1. Het maandelijkse aflossingsbedrag voor bijstand verstrekt in de vorm van een geldlening wordt vastgesteld op:

    • a.

      inkomen op bijstandsniveau: 5 % van de van toepassing zijnde bijstandsnorm inclusief vakantietoeslag;

    • b.

      inkomen boven bijstandsniveau: 5 % van de van toepassing zijnde bijstandsnorm plus 50% van het meerinkomen inclusief vakantietoeslag;

    • c.

      in geval van ongenoegzaam besef bedraagt de aflossing 10% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm inclusief vakantietoeslag.

  • 2. De belanghebbende kan schriftelijk een verzoek doen tot aanpassing van een eerder vastgestelde aflossingsverplichting, onder bijvoeging van een inlichtingenformulier en alle benodigde bewijsstukken betreffende zijn persoonlijke en financiële situatie.

  • 3. Indien gedurende drie jaar volledig en onafgebroken aan de aflossingsverplichting in verband met een geldlening is voldaan, wordt het resterende bedrag van de geldlening geacht om niet te zijn verleend. Dit geldt niet indien er sprake is van een situatie zoals bedoeld in artikel 48 lid 2 onder b en d Participatiewet.

  • 4. Indien na drie jaar niet volledig aan de aflossingsverplichting is voldaan, is het bepaalde in het voorgaande lid pas van toepassing op het tijdstip waarop het achterstallige bedrag alsnog volledig is afgelost.

  • 5. Uitsluitend in geval van een nieuwe verstrekking van bijzondere bijstand kan de periode als bedoeld in lid 3 en 4 verlengd worden tot maximaal 60 maanden als op basis van individualisering een hoger bedrag is verstrekt. In de toekenningsbeschikking wordt opgenomen of de aflossingstermijn van de lening 36 of 60 maanden bedraagt.

  • 6. Indien belanghebbende onvoldoende besef van verantwoordelijkheid betoond, kan worden verweten met betrekking tot het ontstaan of voortduren van de situatie die tot de verstrekking van leenbijstand leidt, wordt de aflossingstermijn van drie jaar verlengd tot het moment waarop volledige aflossing heeft plaatsgevonden.

Artikel 8A: Cumulatie van leningen

  • 1. Bij een cumulatie van leningen, vindt aflossing plaats op de lening die het langst bestaat.

  • 2. In het geval van een inrichtingskrediet bij gezinshereniging (statushouders) wordt eerst afgelost ten behoeve van de eerste lening en daarna wordt afgelost voor de tweede lening.

    • a.

      Op het moment dat aflossing geschiedt ten behoeve van de tweede lening, begint tevens de aflossingsperiode van 36 of 60 maanden.

    • b.

      Na afloop van de aflossingstermijn van 36 of 60 maanden wordt het restant omgezet in de vorm; om niet tenzij er sprake is van ongenoegzaam besef.

Artikel 9: Intrekking en terugvordering

Indien uit onderzoek is gebleken dat de bijzondere bijstand ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verstrekt, wordt van de bevoegdheid tot herziening/intrekking en terugvordering gebruik gemaakt, overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 54 lid 3, 58 tot en met 60 c van de Participatiewet.

Hoofdstuk: 2 Bijzondere bijstand voor medische kosten

Artikel 10 Collectieve aanvullende ziektekostenverzekering

  • 1. Het college stelt een collectieve zorgverzekering beschikbaar aan belanghebbenden met een inkomen tot maximaal 110% van de bijstandsnorm inclusief vakantiegeld.

  • 2. Van deelname aan de collectieve zorgverzekering zijn uitgesloten: belanghebbenden van wie het vermogen de bedragen zoals genoemd in artikel 34 lid 3 van de wet te boven gaat.

  • 3. Deelname aan de collectieve zorgverzekering is geen verplichting.

Artikel 11 Verplicht en vrijwillig eigen risico Zorgverzekeringswet

  • 1. Voor het verplichte eigen risico krachtens artikel 19 van de Zorgverzekeringswet wordt, gezien het bepaalde in artikel 15 lid 1 en lid 2 Participatiewet, geen bijzondere bijstand verstrekt.

  • 2. Voor het vrijwillig eigen risico krachtens artikel 20 van de Zorgverzekeringswet wordt geen bijzondere bijstand verstrekt. Deze kosten worden niet tot de noodzakelijke kosten van bestaan gerekend (artikel 14 sub d van de Participatiewet).

Artikel 12 Geen bijzondere bijstand mogelijk voor medische kosten

  • 1. De AWBZ en de Zvw (basisverzekering) zijn op de bijzondere bijstand voorliggende voorzieningen, waardoor er in beginsel geen bijzondere bijstand voor medische kosten wordt verstrekt.

  • 2. Bijzondere bijstand voor medische kosten is uitsluitend mogelijk in de situaties als beschreven in artikel 12.1 t/m 12.10.

Artikel 12.1 Brillen en contactlenzen

  • 1. Er wordt geen bijzondere bijstand verstrekt voor brillen en contactlenzen, tenzij er sprake is van zeer bijzondere omstandigheden voor de resterende kosten, ná het bedrag dat wordt vergoed door de zorgverzekeraar. Zeer bijzondere omstandigheden kunnen zijn:

    • a.

      ogen gaan snel achteruit door een ziekte en belanghebbende kan geen beroep meer doen op de verzekering;

    • b.

      bij een ongeval, waarvan de verzekering van de tegenpartij de noodzakelijke kosten niet vergoedt.

  • 2. Indien belanghebbende niet of niet toereikend is verzekerd (basis en aanvullend), wordt geen bijzondere bijstand verstrekt.

  • 3. In geval van zeer bijzondere omstandigheden wordt de hoogte van de bijzondere bijstand in overeenstemming gebracht met het maximumbedrag van de aanvullende verzekering, verminderd met de door de opticien gegeven korting en het bedrag dat door de aanvullende verzekering is vergoed.

  • 4. Belanghebbende schaft de goedkoopst adequaat mogelijke bril of contactlenzen aan.

  • 5. De medische noodzaak wordt aangenomen indien uit de oogmeting van de opticien blijkt dat de aanschaf van een bril (montuur en/of glazen) of contactlenzen onvermijdelijk is.

  • 6. Uitgesloten voor bijzondere bijstand is een zonnebril, gekleurde glazen/lenzen of een speciale bril (lasbril of computerbril).

Artikel 12.2 Verzorging en hulp

Er staat geen bijzondere bijstand open voor de eigen bijdrage voor verzorging en hulp (Wmo).

Artikel 12.3 Alarmering

  • 1. Bijzondere bijstand kan worden verstrekt voor de eigen bijdrage en de resterende kosten van alarmering (aansluitkosten en abonnementskosten), ná het bedrag dat door de voorliggende voorziening is vergoed.

  • 2. De noodzaak voor de kosten van alarmering wordt aangenomen bij een belanghebbende die de leeftijd van 75 jaar heeft bereikt. Indien belanghebbende deze leeftijd niet heeft bereikt, dient de noodzaak van de aanvraag voor kosten van alarmering te worden bezien.

  • 3. De hoogte van de bijzondere bijstand is in overeenstemming met de daadwerkelijke kosten voor alarmering, verminderd met het bedrag dat reeds vergoed is door de voorliggende voorziening(en).

  • 4. Uitgesloten voor bijzondere bijstand zijn telefoonkosten en overige communicatiemiddelen.

  • 5. Indien belanghebbende een algemene bijstandsuitkering ontvangt, is de duur van de bijzondere bijstand onbepaald.

  • 6. Indien belanghebbende geen algemene bijstandsuitkering ontvangt, bedraagt de duur 12 maanden.

Artikel 12.4 Bewassing en kledingslijtage

  • 1. In beginsel komen kosten door bewassing en kledingslijtage niet voor vergoeding in aanmerking, tenzij er sprake is van hogere dan gebruikelijke kosten door bijzondere omstandigheden.

  • 2. Uit een medisch advies door een onafhankelijke arts dient te blijken of er hogere kosten dan gebruikelijk zijn en deze al dan niet het gevolg zijn van een lichamelijk gebrek.

  • 3. Voor de hoogte van de bijzondere bijstand wordt aansluiting gezocht bij de gespecificeerde bedragen in de geïndexeerde GMD- lijst.

  • 4. Er wordt geen bijzondere bijstand verstrekt indien belanghebbende in een verzorgings- of verpleeghuis verblijft.

Artikel 12.5 Dieetkosten

  • 1. In beginsel worden de kosten voor een dieet niet vergoed.

  • 2. Indien uit een medisch advies blijkt dat er meerkosten aan een noodzakelijk dieet zijn verbonden, komen deze voor bijzondere bijstand in aanmerking indien de voorliggende voorziening niet toereikend is (AWBZ en Zvw).

  • 3. Voor de hoogte van de bijzondere bijstand wordt aansluiting gezocht bij de NIBUD- Prijzengids.

  • 4. Er wordt in beginsel geen bijzondere bijstand verstrekt aan extern verzorgden.

  • 5. Dieetadvisering komt niet voor bijzondere bijstand in aanmerking.

  • 6. Dieetpreparaten komen niet voor bijzondere bijstand in aanmerking.

Artikel 12.6 Tandheelkundige hulp

  • 1. Voor orthodontie is geen bijzondere bijstand mogelijk. De aanvullende verzekering wordt als passend en toereikend gekwalificeerd.

  • 2. Voor overige tandheelkundige kosten wordt de aanvullende verzekering als passend en toereikend gekwalificeerd.

Artikel 12.7 Fysiotherapie en oefentherapie

  • 1. Indien belanghebbende de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt, is bijzondere bijstand mogelijk voor de eerste 20 behandelingen indien er sprake is van een chronische aandoening die op de lijst voorkomt, behorend bij artikel 2.6 lid 2 Besluit Zorgverzekeringswet (zie bijlage 1).

  • 2. Er kan uitsluitend bijzondere bijstand worden verstrekt voor de resterende kosten voortvloeiend uit de eerste 20 behandelingen zoals in lid 1 genoemd, ná uitputting van de aanvullende verzekering.

  • 3. Indien belanghebbende niet of niet toereikend (aanvullend) is verzekerd, wordt geen bijzondere bijstand verstrekt voor het bedrag dat zou zijn vergoedt vanuit de zorgverzekering.

Artikel 12.8 Gehoortoestellen

  • 1. Er wordt geen bijzondere bijstand verstrekt voor de aanschaf van een hoortoestel, de basiszorgverzekering geldt als passende en toereikende voorliggende voorziening.

  • 2. Indien het hoortoestel conform het protocol zorgverzekeringswet is aangeschaft, wordt bijzondere bijstand verstrekt voor de werkelijke kosten van de eigen bijdrage gerelateerd aan de aanschaf van het hoortoestel, welke resteren ná aftrek van het bedrag dat vergoedt wordt uit de collectieve aanvullende verzekering.

  • 3. Batterijen voor het gehoortoestel worden vergoed uit de collectieve aanvullende verzekering en komen niet voor bijzondere bijstand in aanmerking. Dit geldt ook voor kosten van onderhoud en reparatiekosten van het gehoortoestel. Deze vergoedingen worden passend en toereikend geacht.

  • 4. De hoogte van de bijzondere bijstand wordt afgestemd op de daadwerkelijke kosten van de eigen bijdrage voor het gehoortoestel verminderd met de vergoeding door de zorgverzekeraar.

Artikel 12.9 Orthopedisch schoeisel/steunzolen

  • 1. Er wordt geen bijzondere bijstand verstrekt voor orthopedisch schoeisel en steunzolen. Er wordt wel bijzondere bijstand verstrekt voor de werkelijke kosten van de eigen bijdrage gerelateerd aan de aanschaf van het orthopedisch schoeisel en steunzolen.

  • 2. De basisverzekering geldt als voorliggende voorziening. Deze wordt als passend en toereikend gekwalificeerd.

Artikel 12.10 Reiskosten medische behandelingen en de wettelijke eigen bijdrage

  • 1. Reiskosten naar het ziekenhuis voor bezoek van een medisch specialist behoren tot de algemene dagelijkse kosten van het bestaan en komen niet voor bijzondere bijstand in aanmerking.

  • 2. Indien er sprake is van boven gebruikelijk hoge reiskosten, worden de noodzakelijke kosten vergoed door de Zorgverzekeringswet en de Wet langdurige zorg. Deze voorliggende voorzieningen worden als passend en toereikend gekwalificeerd.

  • 3. Voor de wettelijke eigen bijdrage kan bijzondere bijstand worden verstrekt, tenzij het incidenteel ziekenvervoer betreft.

Artikel 13 Dringende redenen

Een gebrek aan middelen levert op zich geen dringende reden op. Het moet gaan om een acute noodsituatie en de behoeftige omstandigheden moet op geen enkele andere wijze te verhelpen zijn dan door middel van bijstand. Het is in ieder geval geen algemene ontsnappingsclausule. Het bestaan van een grote schuldenlast is evenmin een zeer dringende reden, volgens de heersende jurisprudentie.

Hoofdstuk 3: Bijzondere bijstand voor woonkosten

Artikel 14 Baby-uitzet

  • 1. Er wordt in beginsel geen bijzondere bijstand verstrekt voor kosten van een baby- uitzet, tenzij er sprake is van bijzondere omstandigheden. Bijzondere omstandigheden zijn:

    • a.

      de geboorte van een meerling;

    • b.

      een onvrijwillige zwangerschap ten gevolge van een zedenmisdrijf;

    • c.

      er bestaat een medische noodzaak voor het maken van de kosten.

  • 2. In gevallen genoemd onder lid 1 wordt bijzondere bijstand verstrekt tot een bedrag van de werkelijke noodzakelijke kosten, met een maximum van € 665,00. Dit maximumbedrag geldt voor de kosten voor de babykamer en de baby-uitzet.

  • 3. De bijzondere bijstand als bedoeld in het tweede lid wordt verleend:

    • a.

      om niet (voor alle kosten vermeld onder ‘babykleding’ en babyverzorging’ in de prijzengids NIBUD, met inachtneming van het maximumbedrag genoemd onder lid 2);

    • b.

      in de vorm van een geldlening (voor alle kosten genoemd onder ‘baby- kamer’ in de prijzengids NIBUD, met inachtneming van het maximumbedrag genoemd onder lid 2).

  • 4. Kosten voor positiekleding behoren tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan en voor deze kosten wordt geen bijzondere bijstand verstrekt.

  • 5. Voor zover niet onder lid 1 van deze beleidsregel bedoeld, wordt voor een baby-uitzet ten behoeve van statushouders die vanuit een in Nederland gelegen opvangaccomadatie in Veldhoven gehuisvest zijn, verwezen naar artikel 15 lid 11 van deze beleidsregels.

Artikel 15 (Her-)inrichtingskosten en duurzame gebruiksgoederen, verhuiskosten ( eerste maand huur en administratiekosten)

  • 1.

    Belanghebbende wordt geacht de kosten, die verband houden met een noodzakelijke verhuizing (inclusief 1e huur en administratiekosten) in beginsel uit zijn inkomen te voldoen, hetzij door reservering vooraf, hetzij door gespreide betaling achteraf. Voor deze kosten wordt in beginsel geen bijstand verstrekt.

  • 2.

    Belanghebbende wordt geacht de kosten voor (her)inrichting in beginsel uit zijn inkomen te voldoen, hetzij door reservering vooraf, hetzij door gespreide betaling achteraf. Voor deze kosten wordt in beginsel geen bijstand verstrekt.

  • 3.

    Belanghebbende wordt geacht de kosten voor duurzame gebruiksgoederen in beginsel uit zijn inkomen, vakantiegeld en/of individuele inkomenstoeslag te voldoen, hetzij door reservering vooraf, hetzij door gespreide betaling achteraf. Voor deze kosten wordt in beginsel geen bijstand verstrekt.

  • 4.

    Van het bepaalde in het eerste, tweede en derde lid kan worden afgeweken indien:

    • a.

      er sprake is van een onvoorzienbare medische noodzaak of sociale noodzaak;

    • b.

      het afsluiten van een lening bij een commerciële- of de Kredietbank Nederland niet mogelijk is en er geen mogelijkheden zijn om in de familiaire kring te lenen of te verkrijgen;

  • 5.

    Indien de noodzaak als bedoeld in het tweede lid aanwezig is, wordt de bijzondere bijstand verleend:

    • a.

      om niet (voor verhuiskosten waaronder eenmalige materiaalkosten (verf, behang), de huur voor de oude woning voor maximaal 1 maand en vervoerskosten ten behoeve van de inboedel voor maximaal één dag);

    • b.

      in de vorm van een geldlening (voor inrichtingskosten en duurzame gebruiksgoederen).

  • 6.

    Voor de hoogte van de te verstrekken bijzondere bijstand voor vervoerskosten wordt aansluiting gezocht bij de goedkoopste optie om de inboedel te transporteren. Voor de hoogte van de huur van de oude woning wordt aansluiting gezocht bij de daadwerkelijk gemaakte kosten.

  • 7.

    Er wordt geen bijzondere bijstand verstrekt voor de 1e maand huur van de nieuwe woning, administratiekosten en de waarborgsom.

  • 8.

    Voor het vaststellen van de hoogte van de te verstrekken bijzondere bijstand voor (her)inrichtingskosten, duurzame gebruiksgoederen en opknapkosten, wordt uitgegaan van de geldende richtprijzen, zoals opgenomen in de prijslijst van de afdeling Mens en Omgeving, zie bijlage 2.

  • 9.

    In geval van dringende redenen in het individuele geval kan de bijstand, in afwijking van het bepaalde in artikel 4, tweede lid, sub b van deze regeling, om niet worden verleend.

  • 10.

    In aanvulling op artikel 14 lid 1 van deze beleidsregels wordt aan statushouders die vanuit een in Nederland gelegen opvangaccommodatie in Veldhoven gehuisvest zijn, enkel bijzondere bijstand verstrekt indien de bevalling geschiedt binnen negen maanden nadat deze persoon gevestigd is in de gemeente Veldhoven. Op het bedrag van de BB wordt de draagkracht in de voorliggende maanden in mindering brengen. Draagkracht:

    • °

      5% van de uitkering per maand dat reeds een uitkering wordt ontvangen, in het geval dat ook 5% wordt afgelost op leenbijstand voor inrichtingskosten;

    • °

      10% van de uitkering per maand dat reeds een uitkering wordt ontvangen, indien niet wordt afgelost op leenbijstand voor inrichting.

    Ingeval bevalling niet binnen 9 maanden na vestiging in Veldhoven plaatsvindt, wordt geen bijzondere bijstand verstrekt omdat de komst van een baby dan voorzienbaar is. De bijzondere omstandigheid ontbreekt.

Artikel 16 Woonkostentoeslag voor huurders en eigenaren

  • 1.

    Woonkostentoeslag voor een huurwoning, woonwagen of woonschip:

    • a.

      Indien belanghebbende een woning bewoont, waarvan de hoogte van de woonkosten, gelet op artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag geen belemmering vormt voor de toekenning van die huurtoeslag, maar hij door omstandigheden buiten zijn schuld nog geen aanspraak kan maken op deze toeslag, wordt bijzondere bijstand in de vorm van een woonkostentoeslag verstrekt tot de datum waarop belanghebbende wel in aanmerking komt voor huurtoeslag.

    • b.

      De woonkostentoeslag is gelijk aan het bedrag van de huurtoeslag die belanghebbende gelet op zijn financiële situatie op grond van de Wet op de huurtoeslag voor de woonkosten per maand zou ontvangen.

  • 2.

    Woonkostentoeslag voor een eigen woning:

    • a.

      Indien belanghebbende een woning in eigendom heeft, waar hij in woont, waarvan de hoogte van de woonkosten gelet op artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag geen belemmering zou vormen voor toekenning van een huurtoeslag, wordt bijzondere bijstand in de vorm van woonkostentoeslag verstrekt.

    • b.

      De woonkostentoeslag is gelijk aan het bedrag van de huurtoeslag die belanghebbende op grond van de Wet op de huurtoeslag, gelet op zijn financiële situatie, voor de woonkosten per maand zou ontvangen.

  • 3.

    De woonkostentoeslag wordt verstrekt tot de datum waarop de belanghebbende wel aanspraak kan maken op huurtoeslag. Als huurtoeslag niet aan de orde is, wordt de woonkostentoeslag verstrekt zolang de noodzaak vaststaat. Het recht wordt 6-maandelijks herbeoordeeld.

  • 4.

    Aan bijstandsverlening zoals beschreven in het derde lid wordt met toepassing van artikel 55 van de Participatiewet de verplichting verbonden dat belanghebbende zo spoedig mogelijk verhuist naar een goedkopere woning, dan wel indien de woning een eigen woning betreft, de woning zo spoedig mogelijk te koop aanbiedt en goedkopere woonruimte zoekt, tenzij zwaarwegende belangen zich daartegen verzetten. De verhuisplicht en de inspanningsverplichting om een alternatieve goedkopere woonruimte te vinden wordt van meet af aan opgelegd.

Bbz

  • 5.

    Indien belanghebbende een uitkering in gevolge het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen (Bbz 2004) ontvangt, wordt bij de vaststelling van de uitkering op verzoek van belanghebbende rekening gehouden met een woonkostentoeslag. De woonkostentoeslag wordt in de vorm van een renteloze lening verstrekt.De hoogte van de woonkostentoeslag wordt vastgesteld conform de rekenregels van de WHT en de begrenzingen van de woonkostentoeslag in hoogte en duur, zoals bij algemene richtlijnen voor bijzondere bijstand zijn gesteld.

  • 6.

    De verhuisplicht wordt niet opgelegd bij gevestigde zelfstandigen die tijdelijk, voor de duur van maximaal 12 maanden een beroep doen op het Bbz.

  • 7.

    De verhuisplicht wordt wel opgelegd bij startende zelfstandigen, oudere zelfstandigen en beëindigende zelfstandigen.

  • 8.

    Indien een afwijzing leidt tot een onbillijke situatie, kan de hardheidsclausule worden ingezet.

Artikel 17 Doorbetaling vaste lasten wegens verblijf in een AWBZ- instelling

Indien de noodzaak van doorbetaling van de vaste lasten is geïndiceerd, kan bijzondere bijstand om niet voor de duur van een redelijke termijn van maximaal zes maanden worden verleend voor de woonkosten, zijnde de verschuldigde huur (of hypotheek en zakelijke lasten) en het vastrecht van het gas, de elektriciteit en het water.

Artikel 18 Doorbetaling vaste lasten bij verblijf in een penitentiaire inrichting

  • 1. Als hoofdregel geldt dat aan een persoon wiens recht op vrijheid is ontnomen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 13, lid 1 sub a van de wet, geen bijzondere bijstand voor doorbetaling van vaste lasten wordt verstrekt.

  • 2. Van het eerste lid kan worden afgeweken indien sprake is van zeer dringende redenen als bedoeld in artikel 16 van de wet en voor de periode van maximaal 6 maanden.

  • 3. De bijzondere bijstand voor doorbetaling van vaste lasten zoals bedoeld in het tweede lid wordt verstrekt in de vorm van een lening.

Hoofdstuk 4: Bijzondere bijstand voor rechtsbijstand, curatele, bewindvoering, mentorschap en legeskosten

Artikel 19 Kosten rechtsbijstand en griffiegelden

  • 1. Indien de Raad voor Rechtsbijstand een Civiele Toevoeging heeft afgegeven, staat de noodzaak vast. In dit geval kan bijzondere bijstand worden verstrekt voor:

    • a.

      de eigen bijdrage (verminderd met de korting door raadplegen Juridisch Loket);

    • b.

      griffierecht

    • c.

      de benodigde uitreksels uit de Basis Registratie Personen (BRP).

  • 2. Indien peiljaarverlegging mogelijk is, wordt geen bijzondere bijstand verstrekt totdat dit heeft plaatsgevonden. Indien peiljaar is verlegd, kan opnieuw bijstand worden aangevraagd.

  • 3. De hoogte van de bijzondere bijstand is de som van de gemaakte kosten, rekening houdend met de korting van het Juridisch Loket (zie diagnosedocument).

Artikel 20 Kosten curatele

  • 1. Bijzondere bijstand wordt verstrekt wanneer de rechter heeft vastgesteld dat curatele noodzakelijk is.

  • 2. De bijzondere bijstand wordt uitbetaald na het overleggen van de beschikking van de rechtbank waarin de curatele en de vaststelling van de hoogte van de vergoeding vastgelegd is.

  • 3. De hoogte van de bijzondere bijstand wordt afgestemd op de door de rechter in zijn vonnis vastgelegde vergoeding voor de curator.

  • 4. Indien de hoogte van de vergoeding voor de curator niet in het vonnis is opgenomen, wordt aansluiting gezocht bij de regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren.

Artikel 21 Kosten bewindvoering en mentorschap

  • 1. Bijzondere bijstand wordt verstrekt, nádat de rechter heeft vastgesteld dat bewindvoering noodzakelijk is.

  • 2. Afwijkend van lid 1, dient de bewindvoerder die van mening is dat budgetbeheer noodzakelijk is in de periode voorafgaand aan de onderbewindstelling, hiervoor een aparte een aanvraag in te dienen. De noodzaak wordt bezien voor tijdelijk budgetbeheer.

  • 3. Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand ingeval van een WSNP-traject.

  • 4. De bijzondere bijstand wordt uitbetaald na het overleggen van:

    • a.

      De beschikking van de rechtbank waarin de onderbewindstelling is vastgelegd.

    • b.

      Een deugdelijke factuur.

  • 5. De hoogte van de vergoeding wordt afgestemd op de Regeling beloning curatoren, mentoren en bewindvoerders.

  • 6. Bij een belanghebbende met een algemene bijstandsuitkering vindt de toekenning plaats voor onbepaalde tijd, zolang de uitkering voortduurt binnen de gemeente Veldhoven.

  • 7. Bij een belanghebbende zonder een algemene bijstandsuitkering vindt de toekenning plaats voor de duur van 1 jaar.

Artikel 22 Legeskosten verblijfsvergunningen en naturalisatie

  • 1. Voor de kosten van een 1e aanvraag tot verblijf, wordt geen bijzondere bijstand verstrekt. De aanvrager behoort dan niet tot de kring van rechthebbenden.

  • 2. Bijzondere bijstand kan worden verstrekt voor legeskosten die gerelateerd zijn aan een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd of een 1e aanvraag voor een in Nederland geboren kind, tenzij belanghebbende had kunnen reserveren voor deze kosten of een lening had kunnen afsluiten.

  • 3. De kosten van naturalisatie worden niet als noodzakelijke kosten aangemerkt zodat reeds om die reden verlening van bijzondere bijstand voor die kosten onmogelijk is.

  • 4. Voor kosten gerelateerd aan een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd wordt geen bijzondere bijstand verstrekt.

  • 5. De hoogte van de bijzondere bijstand is gelijk aan de werkelijk te maken (leges)kosten verminderd met de kosten voor een Nederlandse identiteitskaart en wordt om niet verstrekt.

Hoofdstuk 5: Overige kosten

Artikel 23 Uitvaartkosten

  • 1. In beginsel is er geen bijzondere bijstand mogelijk voor uitvaartkosten. De uitvaartverzekering geldt als passende en toereikende voorliggende voorziening.

  • 2. In afwijking van lid 1 kan aan een erfgenaam uit het eigen gezin van de overledene bijzondere bijstand worden verstrekt in de vorm van een geldlening als er geen uitvaartverzekering is afgesloten voor de overledene en het gezin niet beschikt over voldoende draagkracht om de uitvaartkosten (deels) te dragen. Indien blijkt dat er sprake is van zeer bijzondere omstandigheden, kan de bijzondere bijstand om niet worden verstrekt.

  • 3. In afwijking van lid 1 kan aan een erfgenaam, tevens zijnde familielid maar niet zijnde gezinslid van de overledene, om niet bijzondere bijstand worden verstrekt als er geen uitvaartverzekering is afgesloten voor de overledene.

  • 4. In het geval van meerdere erfgenamen wordt uitsluitend bijzondere bijstand verstrekt voor het deel van de kosten waarvoor belanghebbende verantwoordelijk is.

  • 5. De hoogte van de bijzondere bijstand wordt in overeenstemming gebracht met de daadwerkelijk gemaakte en noodzakelijke kosten, met een maximum van de kosten zoals opgenomen in de NIBUD Prijzengids.

    Er wordt geen bijzondere bijstand verstrekt indien de totale uitvaartkosten hoger zijn dan 110% van de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt verstrekt.

  • 6. Uitgesloten voor bijzondere bijstand zijn kosten die gerelateerd zijn aan de koffietafel, de rouwadvertentie in de krant, grafrechten, de eredienst, dan wel kosten die voortvloeien uit culturele en religieuze achtergrond.

Artikel 24 Overbruggingsuitkering

  • 1. Ter overbrugging van de eerste maandbetaling van de algemene bijstand kan in bijzondere omstandigheden bijstand worden verleend voor de noodzakelijke kosten van het bestaan.

  • 2. De hoogte van de in lid 1 bedoelde bijzondere bijstand bedraagt, onder aftrek van alle eventueel aanwezige middelen, maximaal de van toepassing zijnde bijstandsnorm exclusief vakantietoeslag.

  • 3. De duur van de overbruggingsuitkering bedraagt maximaal zes weken.

  • 4. Er bestaat geen recht op een overbruggingsuitkering indien belanghebbende tot de ingangsdatum van het recht op algemene bijstand inkomsten ontving.

  • 5. In beginsel wordt de overbruggingsuitkering om niet verstrekt, tenzij sprake is van betoond tekortschietend besef van verantwoordelijkheid. In dit geval kan een lening worden verstrekt.

Artikel 25 Kosten kinderopvang (verwervingskosten)

  • 1. In beginsel wordt er geen bijstand verstrekt voor kinderopvang, tenzij op grond van artikel 35 lid 1 van de Participatiewet sprake is van noodzakelijke kosten van het bestaan die voortvloeien uit bijzondere omstandigheden.

  • 2. Voor de hoogte van de bijzondere bijstand wordt aansluiting gezocht bij de maximale kinderopvang zoals deze is opgenomen in het Besluit Kinderopvangtoeslag.

  • 3. De bijzondere bijstand voor de kosten van kinderopvang is geregeld in de beleidsregels bijzondere bijstand kinderopvang.

Artikel 26 Reiskosten bezoek zieke familieleden en detentie

  • 1.

    • Extra reiskosten in verband bezoek aan (zieke/gedetineerde) familieleden in een inrichting, penitentiaire inrichting, zorginstelling of ziekenhuis kunnen voor bijzondere bijstand in aanmerking komen, indien:

      • a.

        de zieke een familielid is van belanghebbende. De zieke heeft niet de mogelijkheid om gebruik te maken van vervoer.

      • b.

        belanghebbende tot het gezin van de in een binnen Nederland gesloten inrichting verblijvende gedetineerde behoort. De gedetineerde heeft geen recht op verlof.

      De enkele reisafstand naar de inrichting (p.i.), de zorginstelling dan wel ziekenhuis is meer dan 10 kilometer en is gelegen in Nederland.

  • 2. De opname duurt langer dan een maand.

  • 3. Indien de enkele reisafstand minder bedraagt dan 10 kilometer wordt geen vergoeding verstrekt.

  • 4. De noodzakelijke bezoekfrequentie bedraagt 3 keer per week voor diegenen die tot het gezin van de zieke (niet zijnde gedetineerde) behoren en verdere familieleden in de eerste graad. Voor overige directe familieleden van de ziekegeldt een noodzakelijke bezoekfrequentie van 1 bezoek per week. De bijzondere bijstand wordt afgestemd op één persoon per dag tot de maximale frequentie is bereikt.

  • 5. In situaties zoals bij een terminaal verpleegde, kan op individuele basis worden afgeweken van de bezoekfrequentie.

  • 6. De noodzakelijke bezoekfrequentie bedraagt voor de partner van de in een binnen Nederland gesloten inrichting verblijvende gedetineerde dan wel bloed en/of aanverwant in de eerste graad en behorend tot het gezin van de gedetineerde tot aan de arrestatie, maximaal eenmaal per twee weken.

  • 7. De hoogte van de bijzondere bijstand bedraagt

    • a.

      De goedkoopste som voor het openbaar vervoer voor het betreffende traject, of

    • b.

      De som van de voor het bezoek afgelegde kilometers, welke worden vergoed conform de onbelaste vergoeding conform de Wet op de Loonbelasting 1964. De kilometervergoeding bedraagt maximaal € 0,19 per kilometer.

    De reisafstand wordt bepaald op de kortste route op grond van de ANWB- reisplanner.

  • 8. De bijzondere bijstand wordt om niet verstrekt.

Artikel 27 Ouderbijdrage jeugdhulp

  • 1. De door de LBIO vastgestelde en te innen ouderbijdrage komt niet voor bijzondere bijstand in aanmerking. De kinderbijslag op grond van de Algemene Kinderbijslagwet is een passende en toereikende voorliggende voorziening.

  • 2. In geval dat zich omstandigheden voordoen waarin belanghebbende niet daadwerkelijk een beroep kan doen op de Algemene Kinderbijslagwet, geldt dat:

    • a.

      de kosten als niet noodzakelijk worden aangemerkt indien belanghebbende geen bijstand ontvangt naar de norm van een alleenstaande;

    • b.

      indien belanghebbende bijstand ontvangt naar de norm van een alleenstaande of daarmee wordt gelijkgesteld (alleenstaande ouder met één kind), dan kan het CAK de ouderbijdrage buiten invordering stellen.

    Voor de situaties zoals genoemd onder a en b wordt geen bijzondere bijstand verstrekt.

  • 3. De hoogte van de bijzondere bijstand is gelijk aan de hoogte van de verschuldigde ouderbijdrage, verminderd met het bedrag dat reeds is voldaan met de voorliggende voorziening (de kinderbijslag).

  • 4. Belanghebbende dient de nodige bewijsstukken te overleggen.

  • 5. De bijzondere bijstand wordt eenmalig om niet verstrekt.

Artikel 28 Indirecte schoolkosten schoolgaande kinderen

  • 1. Voor het volgen van een opleiding of studie door ten laste komende kinderen kan bijzondere bijstand worden verleend in de reiskosten, indien de tegemoetkoming van het kindgebonden budget (KGB) niet toereikend is.

  • 2. Er moet een noodzaak zijn om een school en/of opleiding buiten Eindhoven of Veldhoven te volgen.

  • 3. De bijzondere bijstand wordt vastgesteld op basis van de voordeligste tarieven die door het openbaar vervoer worden gehanteerd.

  • 4. Wanneer de enkele reisafstand minder dan 10 kilometer bedraagt, wordt geen vergoeding verstrekt.

Hoofdstuk 6: Hoogte Bijzondere bijstand voor jongeren en verhaal

Artikel 29 Procedure verhaal bijzondere bijstand jongeren

Indien bijzondere bijstand is verleend aan een persoon jonger dan 21 jaar op grond van artikel 12 Participatiewet, wordt de bijstand op grond van artikel 62 sub c Participatiewet verhaald op de onderhoudsplichtige ouders.

Artikel 30 Hoogte bijzondere bijstand 18 t/m 20 jarigen in inrichting

  • 1. Bijzondere bijstand wordt uitsluitend verstrekt aan een in een inrichting verblijvende belanghebbende van 18, 19 of 20 jaar als er geen beroep kan worden gedaan op de onderhoudsplicht van de ouders (of deze tekort schiet) om noodzakelijke bestaanskosten te voldoen.

  • 2. De hoogte van de bijzondere bijstand kan worden verstrekt ter hoogte van de norm algemene bijstand die geldt voor personen van 21 jaar of ouder die in een inrichting verblijven.

  • 3. De bijzondere bijstand als bedoeld in het eerste lid wordt verhaald op de onderhoudsplichtige ouders als bedoeld in de artikelen 61 t/m 62 i van de Participatiewet.

  • 4. Een aanvraag voor bijzondere bijstand voor levensonderhoud voor jong meerderjarigen wordt, analoog aan artikel 41 lid 4 van de Participatiewet, niet eerder ingediend dan vier weken na die melding door het college in behandeling genomen.

  • 5. De bijzondere bijstand wordt verleend zolang de omstandigheden die aanleiding voor bijzondere bijstandsverlening zijn geweest voortduren en wordt in ieder geval beëindigd bij het bereiken van de 21- jarige leeftijd.

  • 6. De bijzondere bijstand wordt om niet verstrekt.

Hoofdstuk 7: Slotbepalingen

Artikel 31 Nadere regels

Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de uitvoering van deze beleidsregels.

Artikel 32 Afwijking / Hardheidsclausule

  • 1. Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van het bepaalde in deze beleidsregels.

  • 2. In alle gevallen waarin deze beleidsregels niet voorzien of onduidelijk zijn besluit het college.

Artikel 33 Bekendmaking en inwerkingtreding

  • 1. Het besluit tot vaststelling van deze beleidsregels wordt bekendgemaakt door publicatie ervan in het Veldhovens weekblad en op de gemeentelijke website.

  • 2. Deze beleidsregels treden in werking op de eerste dag na publicatie.

Artikel 34 Citeertitel

Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als “Beleidsregels bijzondere bijstand 2016 gemeente Veldhoven”.