Subsidieregeling provinciaal milieu- en waterplan Noord-Brabant

Geldend van 04-02-2016 t/m 07-07-2016

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,

Gelet op artikel 2 van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

Overwegende dat Provinciale Staten op 18 december 2015 het Provinciaal Milieu- en Waterplan Noord-Brabant 2016-2021 ‘sámen naar een duurzaam gezonde en veilige leefomgeving in Brabant’ hebben vastgesteld;

Overwegende dat Provinciale Staten in dat plan de doelen hebben opgenomen voor een gezonde en veilige leefomgeving,

Overwegende dat Gedeputeerde Staten streven naar verbetering van de economie en vitaliteit op de Brabantse zandgronden wat betreft het leef- en vestigingsklimaat, door zorg te dragen voor een robuuste en klimaatbestendige zoetwatervoorziening voor met name landbouw en natuur;

Overwegende dat Gedeputeerde Staten verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de maatregelen die nodig zijn om de instandhoudingsdoelen voor Natura2000 te realiseren;

Besluiten vast te stellen de volgende regeling:

§ 1 Klimaatrobuuste zoetwatervoorziening hoge zandgronden waterschappen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

     Deltaplan Hoge Zandgronden: regionale uitwerking van het Deltaprogramma Zoetwater;

  • b.

     EHS: Ecologische Hoofdstructuur;

  • c.

     KRW: Kaderrichtlijn Water;

  • d.

     PAS: Programmatische Aanpak Stikstof;

  • e.

     waterschappen: de waterschappen Aa en Maas, De Dommel en Brabantse Delta.

Artikel 1.2 Doelgroep

Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door waterschappen.

Artikel 1.3 Subsidievorm

  • 1  Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies.

  • 2  Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 1.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor de volgende projectsoorten die bijdragen aan een meer klimaatbestendige zoetwatervoorziening:

  • a.

     kansen en innovaties;

  • b.

     robuuste watersystemen.

Artikel 1.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien de subsidieaanvrager voor het project reeds provinciale subsidie heeft ontvangen;

Artikel 1.6 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 1.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

     het project is gericht op maatregelen, die:

    • 1°.

       zijn gericht op de zoetwatervoorziening;

    • 2°.

       worden uitgevoerd in het beheergebied van het Deltaplan hoge zandgronden, opgenomen in bijlage 1;

  • b.

     het project draagt bij aan:

    • 1°.

       een maatschappelijk gewenst voorzieningenniveau voor voldoende schoon water;

    • 2°.

       een op langere termijn klimaatbestendig, economisch vitaal en ecologisch leefbaar gebied;

    • . een brede maatschappelijke coalitie om de doelen in onderdeel c, onder een en twee, integraal en duurzaam te realiseren;

  • c.

     het project betreft maatregelen die aanvullend zijn op de maatregelen die de subsidieaanvrager reeds op basis van wettelijke taken of afspraken in het kader van de KRW, EHS of de PAS uitvoert;

  • d.

     het project draagt bij aan een of meer van de volgende andere beleidsdoelen:

    • 1°.

       het streven naar een vitale bodem, door de bodemvruchtbaarheid, de biodiversiteit en het herstelvermogen van de bodem te verbeteren;

    • 2°.

       het bereiken van de doelstellingen in de KRW in 2027;

    • 3°.

       het terugbrengen van de wateroverlast tot een maatschappelijk aanvaardbaar niveau;

    • 4°.

       het versterken van de regionale economie en de vitaliteit van het platteland;

    • 5°.

       het versterken van duurzame ketens en een economisch rendabele landbouw in het kader van agrofood;

    • 6°.

       het sluiten van de ketens in het kader van de circulaire economie.

  • e.

     het project betreft een klimaatrobuuste uitvoering van fysieke maatregelen in watersystemen

  • f.

     de uitvoering bedoeld onder d, heeft betrekking op een of meerdere van de volgende fysieke maatregelen:

    • 1°.

       efficiënter beregenen;

    • 2°.

        conservering door vergroting van grondwatervoeding op perceelsniveau;

    • 3°.

       het robuust inrichten van beekdalen door het aanpassen van de drainagebasis, het aanpassen van het peilbeheer en tijdelijke waterberging op het maaiveld;

    • 4°.

       het vasthouden van water in natuurgebieden;

  • g.

     het project heeft geen betrekking op PAS- of KRW-maatregelen;

  • h.

     aan het project ligt een projectplan ten grondslag, waarin in ieder geval is opgenomen:

    • 1°.

       op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

    • 2°.

       een sluitende begroting.

Artikel 1.7 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

  • a.

     kosten voor hydrologische maatregelen in beken op het gebied van verhang, stroomsnelheid, voeding, watervoerendheid, overstromingsfrequentie, peilfluctuatie en insnijding;

  • b.

     kosten voor morfologische maatregelen in beken, op het gebied van profielvorm, tracévorm, substraat, sedimentatie en erosie en transporterend vermogen;

  • c.

     kosten voor verhoging van de grond- en oppervlaktewaterstand of ter versterking van de kwel;

  • d.

     kosten voor stremming van de afvoer, met als doel het vasthouden van water en de bevordering van infiltratie;

  • e.

     kosten voor het verhogen van de drainagebasis;

  • f.

     kosten voor het hydrologisch isoleren van watergangen of gebieden;

  • g.

     kosten voor het verminderen van grondwateronttrekkingen;

  • h.

     kosten voor aanleg en inrichting van monitoring;

  • i.

     kosten voor maatregelen ter voorkoming van schade aan bebouwing als gevolg van vernattingsmaatregelen;

  • j.

     kosten voor nadeelcompensatie door het waterschap in verband met:

    • 1°.

       landbouwkundige opbrengstvermindering door natschade als gevolg van vernattingsmaatregelen;

    • 2°.

       schade, bedoeld onder i;

  • k.

     kosten van grondverwerving buiten de ecologische hoofdstructuur voor zover:

    • 1°.

       grondverwerving absoluut noodzakelijk blijkt voor het uitvoeren van de maatregelen, als bedoeld onder a tot en met i;

    • 2°.

       de grond tegen een marktconforme prijs wordt verworven.

  • l.

     kosten voor onderzoek en voorbereiding in de vorm van:

    • 1°.

       onderzoek;

    • 2°.

       planvorming;

    • 3°.

       besteksgereed maken;

  • m.

     kosten voor een gebiedsproces dat bijdraagt aan waterconservering in de landbouw, met aandacht voor:

    • 1°.

       een vitale bodem;

    • 2°.

       het voorzieningenniveau zoetwater;

    • 3°.

       de beweging naar de juiste gebruiksfunctie op de juiste plek;

  • n.

     communicatiekosten ter vergroting van het draagvlak van het project en ter openbaarmaking van projectresultaten.

Artikel 1.8 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 1.7 komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

     kosten in verband met het opstellen van een milieueffectrapportage;

  • b.

     kosten van rente, bankdiensten, financieringen, verzekeringspremies, gerechtelijke procedures, boetes en sancties;

  • c.

     kosten van regulier beheer en onderhoud;

  • d.

     kosten om te voldoen aan gangbare minimumkwaliteitseisen of wettelijke verplichtingen;

  • e.

     interne personeels- of bedrijfskosten van de subsidieaanvrager.

Artikel 1.9 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend van 15 februari 2016 tot en met 1 november 2016.

Artikel 1.10 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 1.4, voor de periode, genoemd in artikel 1.9, vast op € 1.240.000.

Artikel 1.11 Subsidiehoogte

De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 1.4, bedraagt 50 procent van de subsidiabele kosten, tot een maximum van € 410.000.

Artikel 1.12 Verdeelcriteria

  • 1  Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2  Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3  Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.

Artikel 1.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger

De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

  • a.

     het project is gereed voor 31 december 2021;

  • b.

     voor subsidies van € 25.000 en hoger overlegt de subsidieontvanger jaarlijks een tussentijds voortgangsverslag, indien de periode van uitvoering van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt meer dan twaalf maanden bedraagt;

  • c.

     voor subsidies van € 125.000 en hoger houdt de subsidieontvanger een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Awb en overlegt deze desgevraagd aan Gedeputeerde Staten.

Artikel 1.14 Prestatieverantwoording

  • 1  Voor subsidies tot € 25.000 toont de subsidieontvanger desgevraagd aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van een prestatieverslag, waarin ten minste is opgenomen:

    • a.

        een korte beschrijving van de uitgevoerde maatregelen;

    • b.

       het resultaat;

    • c.

       het leereffect.

  • 2  Voor subsidies van € 25.000 en hoger toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van een prestatieverslag, waarin in ieder geval is opgenomen:

    • a.

       een korte beschrijving van de uitgevoerde maatregelen;

    • b.

       het resultaat;

    • c.

       het leereffect.

Artikel 1.15 Bevoorschotting en betaling

  • 1  Gedeputeerde Staten verstrekken een voorschot van 80 procent van het verleende subsidiebedrag.

  • 2  Gedeputeerde Staten verstrekken het voorschot in vier gelijke delen, verdeeld over vier perioden.

§ 2 Klimaatrobuuste zoetwatervoorziening hoge zandgronden overige doelgroepen

Artikel 2.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

     Deltaplan Hoge Zandgronden: regionale uitwerking van het Deltaprogramma Zoetwater;

  • b.

     EHS: Ecologische Hoofdstructuur;

  • c.

     KRW: Kaderrichtlijn water;

  • d.

     PAS: Programmatische Aanpak Stikstof;

  • e.

     Projectgroep DHZ: projectgroep Deltaplan Hoge Zandgronden, bestaande uit de ambtelijke vertegenwoordigers van bij het Deltaplan Hoge Zandgronden betrokken partijen;

  • f.

     waterschappen: de waterschappen Aa en Maas, De Dommel en Brabantse Delta.

Artikel 2.2 Doelgroep

Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door:

  • a.

     rechtspersonen, met uitzondering van waterschappen;

  • b.

     natuurlijke personen

Artikel 2.3 Subsidievorm

  • 1  Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies.

  • 2  Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 2.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten die bijdragen aan een meer klimaatbestendige zoetwatervoorziening.

Artikel 2.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien de subsidieaanvrager voor het project reeds provinciale subsidie heeft ontvangen.

Artikel 2.6 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 2.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

     het project is gericht op maatregelen:

    • 1°.

       die zijn gericht op de zoetwatervoorziening;

    • 2°.

       die worden uitgevoerd in het beheergebied van het Deltaplan hoge zandgronden, opgenomen in bijlage 1;

  • b.

     het project draagt bij aan:

    • 1°.

       een maatschappelijk gewenst voorzieningenniveau voor voldoende schoon water;

    • 2°.

       een op langere termijn klimaatbestendig, economisch vitaal en ecologisch leefbaar gebied;

    • 3°.

       een brede maatschappelijke coalitie om de doelen in onderdeel c, onder een en twee, integraal en duurzaam te realiseren;

  • c.

     het project betreft maatregelen die aanvullend zijn op de maatregelen die de subsidieaanvrager reeds op basis van wettelijke taken of afspraken in het kader van de KRW, EHS of de PAS uitvoert;

  • d.

     het project draagt bij aan een of meer van de volgende andere beleidsdoelen:

    • 1°.

       het streven naar een vitale bodem, door de bodemvruchtbaarheid, de biodiversiteit en het herstelvermogen van de bodem te verbeteren;

    • 2°.

       het bereiken van de doelstellingen in de Kaderrichtijn Water in 2027;

    • 3°.

       het terugbrengen van de wateroverlast tot een maatschappelijk aanvaardbaar niveau;

    • 4°.

       klimaatadaptatie in stedelijk gebied;

    • 5°.

       het versterken van de regionale economie en de vitaliteit van het platteland,

    • 6°.

       het versterken van duurzame ketens en een economisch rendabele landbouw in het kader van agrofood;

    • 7°.

       het sluiten van de ketens in het kader van de circulaire economie.

  • e.

     voor het project bestaat een aantoonbaar draagvlak bij belanghebbenden;

  • f.

      het project is gericht op actieve kennisverspreiding en heeft een aantoonbaar leer- of uitstralingseffect;

  • g.

     het project is duurzaam;

  • h.

      het project is kosteneffectief;

  • i.

     het project omvat een zo groot mogelijk effect in termen van:

    • . de omvang van het project in hectares;

    • 2°.

       het aantal m3 waterberging;

    • 3°.

       het aantal projectdeelnemers.

  • j.

     het project is innovatief;

  • k.

     aan het project ligt een advies van de projectgroep DHZ ten grondslag;

  • l.

     aan het project ligt een projectplan ten grondslag, waarin in ieder geval is opgenomen:

    • 1°.

       op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

    • 2°.

       een sluitende begroting.

Artikel 2.7 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

  • a.

     alle kosten die betrekking hebben op de uitvoering van het project;

  • b.

     kosten voor de inzet van vrijwilligers tot een maximum van € 20 per uur, indien de inzet gekoppeld is aan een meetbare prestatie in het veld.

  • c.

     kosten voor onderzoek en voorbereiding in de vorm van:

    • 1°.

       onderzoek;

    • 2°.

       planvorming;

    • 3°.

       besteksgereed maken;

  • d.

     communicatiekosten ter vergroting van het draagvlak van het project en ter openbaarmaking van projectresultaten.

Artikel 2.8 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 2.7 komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

     kosten in verband met het opstellen van een milieueffectrapportage;

  • b.

     kosten van rente, bankdiensten, financieringen, verzekeringspremies, gerechtelijke procedures, boetes en sancties;

  • c.

     kosten van regulier beheer en onderhoud;

  • d.

     kosten om te voldoen aan gangbare minimumkwaliteitseisen of wettelijke verplichtingen;

  • e.

     interne personeels- of bedrijfskosten van de subsidieaanvrager.

Artikel 2.9 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend binnen de tenderperioden van:

  • a.

     4 februari 2016 tot en met 3 mei 2016;

  • b.

     1 september 2016 tot en met 15 december 2016.

Artikel 2.10 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 2.4, vast op:

  • a.

     € 1.950.000 voor de tenderperiode, genoemd in artikel 2.9, onder a;

  • b.

     € 1.150.000 voor de tenderperiode, genoemd in artikel 2.9, onder b.

Artikel 2.11 Subsidiehoogte

De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 2.4, bedraagt 50 procent van de subsidiabele kosten, tot een maximum van € 124.999.

Artikel 2.12 Verdeelcriteria

  • 1  Indien de binnen de tenderperioden ingediende volledige subsidieaanvragen de vastgestelde subsidieplafonds, genoemd in artikel 2.10, te boven gaan, maken Gedeputeerde Staten voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie, een afweging tussen de verschillende volledige aanvragen op basis van de volgende criteria:

    • a.

       de mate waarin het project bijdraagt aan een of meer van de andere beleidsdoelen, bedoeld in artikel 2.6, onder d, te waarderen met maximaal vijf punten;

    • b.

       de mate waarin voor het project een aantoonbaar draagvlak bestaat bij belanghebbenden, te waarderen met maximaal vijf punten;

    • c.

       de mate waarin het project is gericht op actieve kennisverspreiding en een aantoonbaar leer- of uitstralingseffect heeft, te waarderen met maximaal vijf punten;

    • d.

       de mate waarin het project duurzaam is, te waarderen met maximaal vijf punten;

    • e.

       de mate waarin het project kosteneffectief is, te waarderen met maximaal vijf punten;

    • f.

       de mate waarin het project effect heeft in termen van de omvang van het project in hectares, het aantal m3 waterberging of het aantal projectdeelnemers, te waarderen met maximaal vijf punten;

    • g.

       de mate waarin het project innovatief is, te waarderen met maximaal vijf punten.

  • 2  Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat aanvragen op een gelijk puntenaantal eindigen, wordt rangschikking van die aanvragen bepaald door de hoogste score op het criterium, genoemd in het eerste lid, onder g.

  • 3  Indien toepassing van het tweede lid ertoe leidt dat aanvragen op een gelijk puntenaantal eindigen, wordt rangschikking van die aanvragen bepaald door loting.

Artikel 2.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger

De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

  • a.

     voor subsidies van € 25.000 en hoger overlegt de subsidieontvanger jaarlijks een tussentijds voortgangsverslag, indien de periode van uitvoering van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt meer dan twaalf maanden bedraagt;

  • b.

     het project is gereed voor 31 december 2021.

Artikel 2.14 Prestatieverantwoording

  • 1  Voor subsidies tot € 25.000 toont de subsidieontvanger desgevraagd aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van een prestatieverslag, waarin ten minste is opgenomen:

    • a.

       een korte beschrijving van de uitgevoerde maatregelen;

    • b.

       het resultaat;

    • c.

       de kennisdeling en het leereffect.

  • 2  Voor subsidies van € 25.000 en hoger toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van een prestatieverslag, waarin in ieder geval is opgenomen:

    • a.

       een korte beschrijving van de uitgevoerde maatregelen;

    • b.

       het resultaat;

    • c.

       de kennisdeling en het leereffect.

Artikel 2.15 Bevoorschotting en betaling

  • 1  Gedeputeerde Staten verstrekken een voorschot van 80 procent van het verleende subsidiebedrag.

  • 2  Het voorschot, bedoeld in het eerste lid, wordt in een keer betaald.

§ 3 Hydrologisch herstel natura 2000 gebieden

Artikel 3.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

     ambitiekaart: kaart als bedoeld in artikel 1.2, derde lid, van de Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer Noord-Brabant 2016;

  • b.

     beheerplan: plan als bedoeld in artikel 19a van de Natuurbeschermingswet 1998;

  • c.

     GGOR: gewenst en gewogen grond- en oppervlaktewaterregime;

  • d.

     Kaders voor het GGOR: door Provinciale Staten op 30 september 2005 vastgesteld nota inzake het optimale grond- en oppervlaktewaterregime van gebruiksfuncties in de provincie Noord-Brabant;

  • e.

     Milieu- en Waterplan: door Provinciale Staten op 18 december 2015 vastgestelde provinciaal Milieu- en Waterplan Noord-Brabant.

  • f.

     Natura 2000 gebied: gebied als bedoeld in artikel 1, sub n, van de Natuurbeschermingswet 1998;

  • g.

     natuurnetwerk Brabant: samenhangend netwerk van natuurgebieden van nationaal en internationaal belang met als doel het veiligstellen van ecosystemen met de daarbij horende soorten;

  • h.

     OGOR: optimaal grond- en oppervlaktewaterregime;

  • i.

     vispassage: constructie in een waterloop ter behoud, herstel en ontwikkeling van migratie van aquatische en semi-aquatische organismen.

Artikel 3.2 Doelgroep

Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door waterschappen.

Artikel 3.3 Subsidievorm

  • 1  Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies.

  • 2  Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 3.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op:

  • a.

     verdrogingsbestrijding;

  • b.

     beek- en kreekherstel;

  • c.

     de aanleg van een vispassage.

Artikel 3.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien voor een van de subsidiabele activiteiten, bedoeld in artikel 3.4, reeds subsidie is verstrekt op grond van een andere provinciale regeling.

Artikel 3.6 Subsidievereisten

  • 1  Om voor subsidie als bedoeld in artikel 3.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

       het project wordt uitgevoerd in de provincie Noord-Brabant;

    • b.

       het project is gericht op het realiseren van de ecologische doelstellingen die opgenomen zijn in:

      • 1°.

         een aanwijzingsbesluit Natura2000-gebied, vastgesteld door de minister van Economische Zaken;

      • 2°.

         een ontwerp beheerplan Natura2000-gebied;

      • 3°.

         een beheerplan Natura2000-gebied, of;

      • 4°.

         de PAS;

    • c.

       aan het project ligt ten grondslag:

      • 1°.

         een projectplan, waarin in ieder geval is opgenomen op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

      • 2°.

         een sluitende begroting.

  • 2  Onverminderd het eerste lid, is het project, om voor subsidie als bedoeld in artikel 3.4, onder a, in aanmerking te komen, gericht op het bereiken van het OGOR voor de natuurdoelen uit de ambitiekaart, waarbij de ondergrens gevormd wordt door de provinciale beleidsuitgangspunten uit de Kaders voor het GGOR.

  • 3  Onverminderd het eerste lid, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 3.4, onder b, in aanmerking te komen, voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

       het project is gericht op behoud, herstel en ontwikkeling van beken en kreken;

    • b.

       het project is gericht op beken en kreken waaraan de functie waternatuur of de functie verweven is toegekend in het Milieu- en Waterplan;

    • c.

       het project voldoet aan de parameters voor de na te streven waterkwaliteit en de ecologische potenties van het watersysteem behorende bij de functie zoals omschreven in het Milieu- en Waterplan;

    • d.

       het maai- en peilbeheer wordt aangepast aan de ecologische potenties van het watersysteem;

    • e.

       het project is gericht op het bereiken van het OGOR voor de natuurdoelen uit de ambitiekaart, waarbij de ondergrens gevormd wordt door de provinciale beleidsuitgangspunten uit de Kaders voor het GGOR.

  • 4  Onverminderd het eerste lid, wordt het project, om voor subsidie als bedoeld in artikel 3.4, onder c, in aanmerking te komen, uitgevoerd in beken en kreken waaraan de functie waternatuur of de functie verweven is toegekend in het Milieu- en Waterplan.

Artikel 3.7 Subsidiabele kosten

  • 1  Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen voor subsidie als bedoeld in artikel 3.4 de volgende kosten in aanmerking:

    • a.

       kosten voor onderzoek en voorbereiding, inclusief planvorming en bestek gereed maken tot maximaal een jaar voor aanvraag van de subsidie;

    • b.

       kosten voor communicatie ter vergroting van het draagvlak voor het project en ter verbreding van de resultaten van het project;

    • c.

       kosten van grondverwerving van de grond buiten het natuurnetwerk Brabant voor zover:

      • 1°.

         grondverwerving van de grond noodzakelijk blijkt voor het uitvoeren van het project;

      • 2°.

         de grond tegen een marktconforme prijs wordt verworven.

    • d.

       kosten ter compensatie van afwaardering van de grond buiten het natuurnetwerk Brabant voor zover de gronden noodzakelijk zijn voor het uitvoeren van het project.

  • 2  Onverminderd het eerste lid, komen, voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie voor subsidie als bedoeld in artikel 3.4, onder a, de volgende kosten in aanmerking:

    • a.

       kosten ter verhoging van de grond- en oppervlaktewaterstand of ter versterking van de kwel;

    • b.

       kosten ter stremming van de afvoer, met als doel het vasthouden van water en de bevordering van infiltratie;

    • c.

       kosten ter verhoging van de drainagebasis;

    • d.

       kosten ten behoeve van de externe aanvoer voor suppletie en infiltratie van water;

    • e.

       kosten ten behoeve van het hydrologisch isoleren van watergangen of gebieden;

    • f.

       kosten ter vermindering van grondwateronttrekkingen;

    • g.

       kosten voor ondersteunende maatregelen binnen het natuurnetwerk Brabant ten behoeve van hydro-ecologisch herstel;

    • h.

       kosten voor aanleg en inrichting van monitoring conform het Handboek Projectmonitoring verdrogingsbestrijding Provincie Noord-Brabant;

    • i.

       kosten ter voorkoming van schade aan bebouwing als gevolg van vernattingsmaatregelen;

    • j.

       kosten voor nadeelcompensatie door het waterschap in verband met:

      • 1°.

         landbouwkundige opbrengstvermindering door natschade als gevolg van vernattingsmaatregelen;

      • . schade, bedoeld onder i;

  • 3  Onverminderd het eerste lid, komen, voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie voor subsidie als bedoeld in artikel 3.4, onder b, de volgende kosten in aanmerking:

    • a.

       kosten voor maatregelen ter behoud, herstel en ontwikkeling van de hydrologie zoals verhang, stroomsnelheid, voeding, watervoerendheid, overstromingsfrequentie, peilfluctuatie en insnijding;

    • b.

       kosten voor maatregelen ten behoud, herstel en ontwikkeling van de morfologie zoals profielvorm, tracévorm, substraat, sedimentatie en erosie, transporterend vermogen en karakteristieke beplanting;

    • c.

       kosten voor aanleg en inrichting van monitoring;

    • d.

       kosten voor maatregelen ter voorkoming van schade aan bebouwing als gevolg van vernattingsmaatregelen;

    • e.

       kosten voor nadeelcompensatie door het waterschap in verband met:

      • 1°.

         landbouwkundige opbrengstvermindering door natschade als gevolg van vernattingsmaatregelen;

      • 2°.

         schade, bedoeld onder d;

  • 4  Onverminderd het eerste lid, komen voor subsidie in aanmerking, voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie als bedoeld in artikel 3.4, onder c, kosten van uitvoering voor de aanleg van een vispassage.

Artikel 3.8 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 3.7 komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

     kosten voor het opstellen van een milieueffectrapport voor plannen die kunnen leiden tot concrete projecten of activiteiten met mogelijke nadelige gevolgen voor het milieu;

  • b.

     grondverwerving binnen het natuurnetwerk Brabant;

  • c.

     kosten van beheer en onderhoud;

  • d.

     wettelijke taken en reguliere werkzaamheden van de subsidieaanvrager.

Artikel 3.9 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend van 4 februari 2016 tot en met 19 april 2016.

Artikel 3.10 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 3.4, voor de periode, genoemd in artikel 3.9, vast op €12.367.302.

Artikel 3.11 Subsidiehoogte

  • 1  De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 3.4, bedraagt 100% van de subsidiabele kosten.

  • 2  Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat de subsidie minder dan €125.000 bedraagt, wordt de subsidie niet verstrekt.

Artikel 3.12 Verdeelcriteria

  • 1  Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2  Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3  Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.

Artikel 3.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger

De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

  • a.

     het project is uiterlijk 31 december 2021 afgerond;

  • b.

     de subsidieontvanger overlegt jaarlijks een tussentijds voortgangsverslag, indien de periode van uitvoering van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt meer dan twaalf maanden bedraagt;

  • c.

     de subsidieontvanger houdt een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Awb en overlegt deze desgevraagd aan Gedeputeerde Staten.

Artikel 3.14 Prestatieverantwoording

De subsidieontvanger toont bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

  • a.

     activiteitenverslag, gespecificeerd in relatie tot de gerealiseerde doelen;

  • b.

     communicatieverslag.

Artikel 3.15 Bevoorschotting en betaling

  • 1.

     Gedeputeerde Staten verstrekken een voorschot van 80% van het verleende subsidiebedrag.

  • 2.

     Gedeputeerde Staten verstrekken het voorschot in vier gelijke delen, verdeeld over vier perioden.

 

§4 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 4.1 Evaluatie

Gedeputeerde Staten zenden in 2018 en vervolgens telkens na drie jaar aan Provinciale Staten een verslag over de werking van deze regeling.

Artikel 4.2 Intrekking

De Subsidieregeling water Noord-Brabant 2013 wordt ingetrokken.

Artikel 4.3 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 4.4 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling provinciaal milieu- en waterplan Noord-Brabant.

Ondertekening

’s-Hertogenbosch, 2 februari 2016 Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,

de voorzitter prof. dr. W.B.H.J. van de Donk

de secretaris mw. ir. A.M. Burger

Bijlage 1 behorende bij artikel 1.6, onderdeel a, onder twee en artikel 2.6, onderdeel a, onder twee van de Subsidieregeling provinciaal milieu- en waterplan Noord-Brabant

Illustratie

Toelichting behorende bij de Subsidieregeling provinciaal milieu- en waterplan Noord-Brabant.

Algemeen

Achtergrond Op 18 december 2015 hebben Provinciale Staten van Noord-Brabant het Provinciaal Milieu en Waterplan 2016-2021 (PMWP) vastgesteld. De zorg voor een duurzaam schone en veilige fysieke leefomgeving staat centraal in het Provinciaal Milieu- en Waterplan. Het PMWP integreert de milieu- en de wateropgave. Het zet de nieuwe koers uit voor de provinciale inzet met betrekking tot water, bodem, lucht en de overige milieuaspecten. De provincie wil de uitvoering van projecten door andere partners initiëren en stimuleren en heeft daarvoor voorzien in financiële middelen. In deze subsidieregeling staat omschreven welke activiteiten voor een subsidie in aanmerking kunnen komen en wat daarvoor de voorwaarden zijn.

Juridisch kader Deze subsidieregeling is vastgesteld op grond van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant (Asv). Dit betekent dat een aantal aspecten van de verstrekking van subsidies niet in de subsidieregeling zijn vastgelegd, maar in de Asv. In de Asv staat onder meer waar de aanvraag moet worden ingediend, wat de beslistermijnen zijn voor Gedeputeerde Staten en algemene verplichtingen voor de subsidieontvanger, zoals de meldingsplicht. Voor een goed begrip van deze subsidieregeling is dus bestudering van de Asv noodzakelijk. Ook de Algemene wet bestuursrecht bevat algemene bepalingen die onverkort van toepassing zijn op subsidies, verstrekt op grond van deze subsidieregeling.

Artikelsgewijs

§ 1 Klimaatrobuuste zoetwatervoorziening hoge zandgronden waterschappen Deze paragraaf is gericht op projecten die door de waterschappen in het kader van de Bestuursovereenkomst Zoetwatervoorzienining Hoge Zandgronden Zuid, en het onderliggende werkprogramma worden uitgevoerd.

Artikel 1.2 Doelgroep Deze paragraaf staat alleen open voor de waterschappen binnen het werkgebied van Deltaplan Hoge Zandgronden in Noord-Brabant.

Artikel 1.5 Weigeringsgronden Om te voorkomen dat activiteiten dubbel worden gesubsidieerd, is een weigeringsgrond opgenomen voor de subsidies op basis van andere subsidieregelingen.

Artikel 1.6 SubsidievereistenAlgemeen In artikel 9, eerste lid, van de Asv zijn algemene vereisten aan een projectsubsidie opgenomen. In aanvulling hierop zijn in dit artikel inhoudelijke vereisten opgenomen.

Onder b. Het project betreft een “klimaatplus” met als doel de zoetwatervoorziening op de hoge zandgronden klimaatbestendig te maken. Hierbij kan het gaan om de ambitie die vanuit de doelstelling klimaatrobuustheid wordt toegevoegd aan projecten in het kader van KRW, EHS of de PAS. Ofwel het is een losstaand project dat ambitie op het gebied van klimaatrobuustheid toevoegt aan de uitvoering van de wettelijke taken van het waterschap.

Artikel 1.7 Subsidiabele kosten

Onder i. Schade door vernattingsmaatregelen kan ontstaan door grondwaterstijging en door toename inundatie vanuit oppervlaktewater bijv. omdat de beekbedding omhoog wordt gebracht.

Onder j. Voor het bepalen van kosten van nadeelcompensatie wordt uitgegaan van het schadeloosstelling op marktconforme wijze waarbij geenszins sprake is van enige overcompensatie van degene die schade lijdt. Schade door vernattingsmaatregelen kan ontstaan door grondwaterstijging en door toename inundatie vanuit oppervlaktewater bijv. omdat de beekbedding omhoog wordt gebracht.

Onder k. Op grond van Europese regelgeving dient geborgd te worden dat grondverwerving marktconform geschiedt. De aanvrager dient dit aan te tonen in geval hij kosten van grondverwerving als subsidiabele kosten aanvoert. Dit kan bijvoorbeeld door een dubbele onafhankelijke taxatie. De grondverwerving kan hebben plaatsgevonden in het heden of verleden. De kosten zijn subsidiabel als de grond ten behoeve van de subsidiabele activiteit is verworven en ten behoeve van de uitvoering van maatregelen waarvoor de kosten genoemd onder a tot en met i zijn gemaakt.

Artikel 1.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger De Asv gaat uit van het principe dat gewerkt wordt vanuit het vertrouwen in plaats van wantrouwen. Het aantal informatieverplichtingen is hierdoor verminderd. De eigen verantwoordelijkheid ligt bij de subsidieontvanger. Deze moet op grond van artikel 17 van de Asv onverwijld melden wanneer de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel zullen worden verricht of dat niet of niet geheel zal worden voldaan aan de subsidieverplichtingen. In dat geval kunnen Gedeputeerde Staten de subsidieverlening wijzigen of intrekken, de subsidie lager of op nihil vaststellen, voorschotten opschorten of verplichtingen aanpassen. Indien er geen melding is gedaan en pas bij een aanvraag voor vaststelling of bij een steekproef blijkt dat er wel een melding gedaan had moeten worden, kan dit leiden tot volledige terugvordering inclusief wettelijke rente. Onder de meldingsplicht van artikel 17 valt eveneens het melden van het wijzigen van gebruikte materialen. In dat geval wordt immers de activiteit niet geheel verricht als de activiteit waarvoor subsidie is verleend.

Artikel 1.14 Prestatieverantwoording Kennis over hoe de zoetwatervoorziening het beste klimaatrobuust kan worden gemaakt moet voor een groot deel uit de praktijk voortkomen. Daarom is het leereffect opgenomen als een van de onderdelen van de prestatieverantwoording. Hierin geeft de aanvrager aan welke lessen er uit dit project zijn geleerd en hoe deze in de toekomst worden toegepast. Dat kan zijn door deze lessen te delen met andere partijen,en/of door deze leerpunten toe te passen in toekomstige projecten.

§ 2 Klimaatrobuuste zoetwatervoorziening hoge zandgronden overige doelgroepen Deze paragraaf is gericht op partijen (niet zijnde waterschappen) die met een innovatief en multidisciplinair project op de hoge zandgronden bijdragen aan een klimaatbestendige zoetwatervoorziening.

Artikel 2.2 Doelgroep Deze paragraaf staat open voor alle natuurlijke personen en rechtspersonen met uitzondering van de waterschappen. Voor de projecten die bijdragen aan een klimaatrobuuste zoetwatervoorzienig, uitgevoerd door de waterschappen is paragraaf 1 opengesteld.

Artikel 2.5 Weigeringsgronden Om te voorkomen dat activiteiten dubbel worden gesubsidieerd, is een weigeringsgrond opgenomen voor de subsidies op basis van andere subsidieregelingen.

Artikel 2.6 Subsidievereisten

Algemeen In artikel 9, eerste lid, van de Asv zijn algemene vereisten aan een projectsubsidie opgenomen. In aanvulling hierop zijn in dit artikel inhoudelijke vereisten opgenomen. De uitgangspunten van deze regeling zijn in gezamenlijkheid in de stuurgroep Deltaplan Hoge Zandgronden/Regionaal bestuurlijk overleg Maas bepaald.

Onder c Het project betreft een “klimaatplus” met als doel de zoetwatervoorziening op de hoge zandgronden klimaatbestendig te maken. Hierbij kan het gaan om de ambitie die vanuit de doelstelling klimaatrobuustheid wordt toegevoegd aan projecten in het kader van KRW, EHS of de PAS. Ofwel het is een losstaand project dat ambitie op het gebied van klimaatrobuustheid toevoegt aan de uitvoering van de wettelijke taken van de aanvrager.

Onder k Draagvlak en kwaliteit van de projecten wordt gewaarborgd door het betrekken van de projectgroep DHZ bij het ontwikkelen van het projectvoorstel. Doel van het advies van de projectgroep DHZ is om: • kwaliteit van de individuele aanvragen te vergroten, • kwaliteit van het totale pakket aan aanvragen te vergroten door verbinding te leggen tussen verschillende aanvragen/initiatiefnemers met elkaar in contact te brengen en • niet-haalbare project er uit te filteren om daarmee onnodige inspanningen door initiatiefnemers te voorkomen. De contactgegevens van de projectgroep DHZ kunt u vinden op de site van de provincie Brabant.

Artikel 2.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger De Asv gaat uit van het principe dat gewerkt wordt vanuit het vertrouwen in plaats van wantrouwen. Het aantal informatieverplichtingen is hierdoor verminderd. De eigen verantwoordelijkheid ligt bij de subsidieontvanger. Deze moet op grond van artikel 17 van de Asv onverwijld melden wanneer de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel zullen worden verricht of dat niet of niet geheel zal worden voldaan aan de subsidieverplichtingen. In dat geval kunnen Gedeputeerde Staten de subsidieverlening wijzigen of intrekken, de subsidie lager of op nihil vaststellen, voorschotten opschorten of verplichtingen aanpassen. Indien er geen melding is gedaan en pas bij een aanvraag voor vaststelling of bij een steekproef blijkt dat er wel een melding gedaan had moeten worden, kan dit leiden tot volledige terugvordering inclusief wettelijke rente. Onder de meldingsplicht van artikel 17 valt eveneens het melden van het wijzigen van gebruikte materialen. In dat geval wordt immers de activiteit niet geheel verricht als de activiteit waarvoor subsidie is verleend.

Artikel 2.14 Prestatieverantwoording Kennis over hoe de zoetwatervoorziening het beste klimaatrobuust kan worden gemaakt moet voor een groot deel uit de praktijk voortkomen. Daarom is kennisdeling en het leereffect opgenomen als een van de onderdelen van de prestatieverantwoording. Hierin geeft de aanvrager aan welke lessen er uit dit project zijn geleerd en hoe deze in de toekomst worden toegepast. Dat kan zijn door dit te delen met andere partijen,en/of door deze leerpunten toe te passen in toekomstige projecten.

§3 Hydrologisch herstel natura 2000 Deze paragraaf is er op gericht de waterhuishouding (vooral kwel en grondwaterstand), waterkwaliteit en inrichting van Natura 2000 gebieden in Brabant af te stemmen op de ecologische doelstellingen.

Artikel 3.1 Begripsbepalingen

Onder f. Natura 2000 Natura 2000 omvat gebieden die zijn beschermd op grond van de Vogelrichtlijn (1979) en de Habitatrichtlijn (1992).

Onder g. natuurnetwerk Brabant Het natuurnetwerk Brabant bestaat uit de meest waardevolle natuur- en bosgebieden en andere gebieden met belangrijke aanwezige en te ontwikkelen natuurwaarden.

Artikel 3.4 Subsidiabele activiteiten Een project kan bestaan uit meerdere subsidiabele activiteiten.

Onder a Verdrogingsbestrijding ziet op kwalitatieve en kwantitatieve bestrijding van verdroging in de Natura 2000 gebieden. Dit betekent dat niet alleen de hoeveelheid grondwater maar ook de kwaliteit van het grondwater, de voedselrijkdom en kalkgehalte van het water waarmee verzuring en vermesting worden tegengegaan, onder de subsidiabele activiteit kunnen vallen.

Onder b De inrichting van waterlopen (beek- en kreekherstel) richt zich op behoud, herstel en ontwikkeling van de landschappelijke en natuurwaarden voor waterlopen met een specifieke waterhuishoudkundige functie. De hydrologie, morfologie en migratiemogelijkheden zijn afgestemd op de ecologische doelstellingen.

Onder c De aanleg van vispassages heeft tot doel de migratie mogelijkheden voor aquatische en semi-aquatische organismen te behouden, herstellen of verbeteren.

Artikel 3.5 Weigeringsgronden Om te voorkomen dat activiteiten dubbel worden gesubsidieerd, is een weigeringsgrond opgenomen voor de subsidies op basis van andere subsidieregelingen.

Artikel 3.6 Subsidievereisten Algemeen In artikel 9, eerste lid, van de Asv zijn algemene vereisten aan een projectsubsidie opgenomen. In aanvulling hierop zijn in dit artikel inhoudelijke vereisten opgenomen.

Eerste lid Een project kan bestaan uit een aantal projecten.

Tweede en derde lid In het Milieu- en Waterplan wordt verwezen naar de nota “Kaders voor het GGOR”.

Artikel 3.7 Subsidiabele kostenEerste lid, onder b Het gaat hierbij onder andere om bewonersavonden en informatiebrieven.

Eerste lid, onder c kosten van grondverwerving Op grond van Europese regelgeving dient geborgd te worden dat grondverwerving marktconform geschiedt. De aanvrager dient dit aan te tonen in geval hij kosten van grondverwerving als subsidiabele kosten aanvoert. Dit kan bijvoorbeeld door een dubbele onafhankelijke taxatie. De grondverwerving kan hebben plaatsgevonden in het heden of verleden. De kosten zijn subsidiabel als de grond ten behoeve van de subsidiabele activiteit is verworven en ten behoeve van de uitvoering van maatregelen waarvoor de kosten genoemd in dit lid zijn gemaakt.

Tweede lid Om te beoordelen of de gemaakte kosten noodzakelijk en adequate zijn, wordt gekeken naar de richtprijs voor de gemiddelde uitvoeringskosten. Voor verdrogingsbestrijding wordt er een richtprijs gehanteerd van €4000 per te herstellen hectare.

Tweede lid, onder h Het Handboek Projectmonitoring verdrogingsbestrijding Provincie Noord-Brabant is gereed gekomen in 2002 en maakt als handreiking onderdeel uit van de methodiek die provincie, waterschappen en terreinbeheerders hebben afgesproken ten aanzien van monitoring.

Tweede lid, onder i kosten ter voorkoming van schade aan bebouwing Schade door vernattingsmaatregelen kan ontstaan door grondwaterstijging en door toename inundatie vanuit oppervlaktewater bijv. omdat de beekbedding omhoog wordt gebracht.

Tweede lid, onder j kosten van nadeelcompensatie Voor het bepalen van kosten van nadeelcompensatie wordt uitgegaan van het schadeloosstelling op marktconforme wijze waarbij geenszins sprake is van enige overcompensatie van degene die schade lijdt. Schade door vernattingsmaatregelen kan ontstaan door grondwaterstijging en door toename inundatie vanuit oppervlaktewater bijv. omdat de beekbedding omhoog wordt gebracht.

Tweede lid, onder k landbouwkundige opbrengstderving Schade door vernattingsmaatregelen kan ontstaan door grondwaterstijging en door toename inundatie vanuit oppervlaktewater bijv. omdat de beekbedding omhoog wordt gebracht

Derde lid Om te beoordelen of de gemaakte kosten noodzakelijk en adequate zijn, wordt gekeken naar de richtprijs voor de gemiddelde uitvoeringskosten. Voor beek- en kreekherstel wordt een richtprijs gehanteerd van €255.000 per strekkende kilometer te realiseren herstel, inclusief waterberging.

Derde lid, onder d kosten ter voorkoming van schade aan bebouwing Schade door vernattingsmaatregelen kan ontstaan door grondwaterstijging en door toename inundatie vanuit oppervlaktewater bijv. omdat de beekbedding omhoog wordt gebracht.

Derde lid, onder e kosten van nadeelcompensatie Voor het bepalen van kosten van nadeelcompensatie wordt uitgegaan van het schadeloosstelling op marktconforme wijze waarbij geenszins sprake is van enige overcompensatie van degene die schade lijdt. Schade door vernattingsmaatregelen kan ontstaan door grondwaterstijging en door toename inundatie vanuit oppervlaktewater bijv. omdat de beekbedding omhoog wordt gebracht

Vierde lid Om te beoordelen of de gemaakte kosten noodzakelijk en adequate zijn, wordt gekeken naar de richtprijs voor de gemiddelde uitvoeringskosten. Voor de aanleg van een vispassage wordt een richtprijs toegepast van €110.000 per vispassage.

Artikel 3.8 Niet subsidiabele kosten De lijst is niet limitatief. Dit betekent dat alle kosten die niet onder artikel 3.7. vallen, niet subsidiabel zijn.

Artikel 3.13 Verplichtingen De Asv gaat uit van het principe dat gewerkt wordt vanuit het vertrouwen in plaats van wantrouwen. Het aantal informatieverplichtingen is hierdoor verminderd. De eigen verantwoordelijkheid ligt bij de subsidieontvanger. Deze moet op grond van artikel 17 van de Asv onverwijld melden wanneer de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel zullen worden verricht of dat niet of niet geheel zal worden voldaan aan de subsidieverplichtingen. In dat geval kunnen Gedeputeerde Staten de subsidieverlening wijzigen of intrekken, de subsidie lager of op nihil vaststellen, voorschotten opschorten of verplichtingen aanpassen. Indien er geen melding is gedaan en pas bij een aanvraag voor vaststelling of bij een steekproef blijkt dat er wel een melding gedaan had moeten worden, kan dit leiden tot volledige terugvordering inclusief wettelijke rente. Onder de meldingsplicht van artikel 17 valt eveneens het melden van het wijzigen van gebruikte materialen. In dat geval wordt immers de activiteit niet geheel verricht als de activiteit waarvoor subsidie is verleend.

Artikel 3.14 Prestatieverantwoording Op grond van artikel 22, vijfde lid, van de Asv omvat de aanvraag tot vaststelling reeds een financieel verslag en een controle verklaring, inclusief oordeel over de rechtmatigheid, overeenkomstig het daartoe door Gedeputeerde Staten opgestelde controleprotocol. Artikel 3.14 vult deze eisen aan met een activiteitenverslag en communicatieverslag.

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,

de voorzitter de secretaris prof. dr. W.B.H.J. van de Donk mw. ir. A.M. Burger