Beleidsregels Wet taaleis 2016 gemeente Druten

Geldend van 11-02-2016 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2016

Intitulé

Beleidsregels Wet taaleis 2016 gemeente Druten

Het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Druten,

gelet op artikel 18b van de Participatiewet en de afstemmingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ 2016,

besluit vast te stellen,

Beleidsregels Wet taaleis gemeente Druten.

Hoofdstuk I Algemeen

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1 Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet en de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2 In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    - Besluit taaltoets: Besluit taaltoets Participatiewet’;

    - College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Druten;

    - Inburgering: de Wet inburgering;

    - Participatiewet: de Participatiewet met inbegrip van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 (Bbz);

    - Referentieniveau: het fundamentele niveau (F-niveau) taal en rekenen volgens de richtlijnen van de Rijksoverheid;

    - Taalplan: een plan dat wordt opgesteld door de gemeente waarin staat wat het startniveau van belanghebbende is, welk niveau haalbaar is en hoe lang belanghebbende nodig heeft om dit niveau te bereiken;

    - Uitkering: de door het college verleende bijstand in het kader van de Participatiewet;

    - Wet educatie: de wet van 9 juli 2014 tot wijziging van onder meer de Wet participatiebudget en de Wet educatie en beroepsonderwijs inzake het invoeren van een specifieke uitkering educatie en het vervallen van de verplichte besteding van educatiemiddelen bij regionale opleidingencentra;

    - Wet taaleis: de wet tot wijziging van de Participatiewet teneinde de eis tot beheersing van de Nederlandse taal toe te voegen aan die wet (Wet taaleis Participatiewet).

Hoofdstuk II Aantonen beheersing Nederlandse taal

Artikel 2 Nieuw Artikel

Dit kan op drie manieren:

a. Wanneer belanghebbende in de leerplichtige leeftijd (tussen 5 en 16 jaar) tenminste acht jaren in Nederland heeft gewoond wordt ervan uitgegaan dat door belanghebbende gedurende acht jaar Nederlandstalig onderwijs is gevolgd.

b. Met rapporten of diploma’s van erkende Nederlandse onderwijsinstellingen toont belanghebbende het volgen van Nederlandstalig onderwijs aan (zowel basis- als voortgezet/beroepsonderwijs). Dat kan ook particulier of Nederlandstalig onderwijs in het buitenland zijn.

c. Een diploma inburgering of gelijkwaardig geldt als bewijs dat belanghebbende de Nederlandse taal beheerst en aan de taaleis voldoet.

d. Overige documenten als een cv of arbeidsovereenkomst waaruit blijkt dat de bijstandsgerechtigde beschikt over het taalniveau kunnen ook geaccepteerd worden voor het vaststellen van voldoende taalniveau.

Hoofdstuk III De taaltoets

Artikel 3 Taaltoets

De taaltoets wordt uitgevoerd door Capabel, in opdracht van het Werkbedrijf Regio Rijk van Nijmegen.

Artikel 4 Geen taaltoets

De taaltoets wordt niet afgenomen in de volgende situaties:

a. Draaideurklanten

- Als tijdens een vorige uitkeringsperiode al een toets is afgenomen en is vastgesteld dat belanghebbende de Nederlandse taal beheerst;

- Als tijdens een vorige uitkeringsperiode al een toets is afgenomen en is vastgesteld dat belanghebbende de Nederlandse taal onvoldoende beheerst, maar ook is vastgesteld dat door in de persoon gelegen factoren belanghebbende niet is staat is om de Nederlandse taal op referentieniveau 1F machtig te worden.

b. Belanghebbenden die een uitkering hadden in een andere gemeente en in die gemeente al een toets hebben afgelegd. De toetsresultaten kunnen worden overgenomen, tenzij deze onvoldoende zekerheid bieden over de actuele taalvaardigheid.

c. Uit zijn aard kortdurende bijstand. Dat kan zich bijvoorbeeld voordoen bij op handen zijnde emigratie of bij een ongeneeslijke terminale ziekte.

Hoofdstuk IV Kennisgeving, bereidverklaring en aanbod taalplan

Artikel 5 Kennisgeving en (geen) bereidverklaring

Is de uitkomst van de toets dat belanghebbende niet aan de taaleis voldoet, dan wordt de volgende procedure gevolgd:

a. Belanghebbende krijgt een gesprek waarbij hij de uitslag van de taaltoets hoort en een taalplan op maat krijgt aangeboden.

- Wanneer belanghebbende akkoord gaat met het taalplan tekent hij de taal-overeenkomst. Dit is de bereidverklaring om te starten met het leertraject dat leidt tot kennis van de Nederlandse taal op referentieniveau 1F.

- Wanneer belanghebbende niet akkoord gaat met het taalplan wordt de bijstand beoordeeld volgens de regels in artikel 18b van de Participatiewet.

b. Belanghebbende ontvangt binnen acht weken na het afleggen van de taaltoets de kennisgeving met de uitslag van de taaltoets.

Artikel 6 Aanbod taalplan

Belanghebbende krijgt een taalplan op maat aangeboden namens het college. Het taalplan wordt uitgevoerd door de educatie instelling die daarvoor gecontracteerd is door de gemeenten in de regio in het kader van de wet educatie.

Hoofdstuk V De voortgang van het taaltraject

Artikel 7 Het volgen van de voortgang van het taalplan

Het taalplan is het uitgangspunt voor de beoordeling van de inspanningen van belanghebbende. Met de educatie-instelling worden nadere afspraken gemaakt over de rapportage van de voortgang.

Artikel 8 Het ontbreken van elke vorm van verwijtbaarheid

Elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt in ieder geval als er:

a. Een ontheffing is in het kader van de Wet inburgering;

b. Er sprake is van een gediagnosticeerd leerprobleem;

c. Diverse malen een taalcursus gevolgd is en vastgesteld is door de educatie-instelling dat door in de persoon gelegen factoren belanghebbende niet is staat is om de Nederlandse taal op referentieniveau 1F machtig te worden.

Hoofdstuk VI Relatie met andere wetgeving

Artikel 9 Relatie met Wet inburgering

Wanneer belanghebbende begonnen is met een leertraject in het kader van de Wet inburgering, kan dit worden aangemerkt als ‘voldoende inspanning’ van de kant van belanghebbende, zoals bedoeld is in de Wet taaleis.

Artikel 10 Relatie met de Wet educatie

Wanneer belanghebbende voor de ingangsdatum van de Wet taaleis begonnen is met een taalplan in het kader van de Wet educatie en dit traject loopt nog, kan dit aangemerkt worden als ‘voldoende inspanning’ van de kant van belanghebbende, zoals bedoeld is in de Wet taaleis.

Hoofdstuk VII Slotbepalingen

Artikel 11 Inwerkingtreding en citeertitel

Deze beleidsregel treedt daags na bekendmaking met terugwerkende kracht in werking op 1 januari 2016.

Deze beleidsregel kan worden aangehaald als “Beleidsregel Wet taaleis gemeente Druten”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de college vergadering van 26 januari 2016,
Burgemeester en wethouders van Druten,
de secretaris,                                                de burgemeester,

Toelichting 1 Algemeen

De Eerste Kamer heeft op 17 maart 2015 ingestemd met het wetsvoorstel ‘Wet taaleis Participatiewet’ (hierna: Wet taaleis). Dit wetsvoorstel is een uitvloeisel van een aantal afspraken uit het regeerakkoord “Bruggen slaan”.

Het niet voldoende beheersen van de Nederlandse taal is nadrukkelijk géén uitsluitingsgrond of toegangsvoorwaarde voor bijstand. De taaleis is alleen van toepassing, als er recht op bijstand bestaat en heeft betrekking op alle bijstandsgerechtigden met een arbeidsverplichting. De taaleis legt een inspanningsverplichting op aan belanghebbende. Voldoende is, dat de belanghebbende zich inspant om de Nederlandse taal voldoende machtig te worden. Doel van die inspanningsverplichting is om de volgende vaardigheden in de Nederlandse taal op referentieniveau 1F te verwerven:

• Spreekvaardigheid;

• Luistervaardigheid;

• Gespreksvaardigheid;

• Schrijfvaardigheid;

• Leesvaardigheid.

Met de Wet taaleis krijgt de gemeente de verplichting om van bijstandsgerechtigden te verlangen dat zij actief werken aan hun taalvaardigheid. Zonder Nederlands te begrijpen en te spreken is het immers veel moeilijker om aan het werk te komen en daarmee uit de bijstand te komen. Bovendien draagt kennis van de taal bij aan maatschappelijke participatie.

De Participatiewet kent een brede arbeids- en re-integratieverplichting. Gezien het belang van de beheersing van de Nederlandse taal voor arbeidsinschakeling is ervoor gekozen om de Participatiewet uit te breiden met een taaleis. In artikel 18b is de inlichtingenplicht uitgebreid met de verplichting om aan te tonen dat de aanvrager de Nederlandse taal beheerst.

Artikel 1. Begripsbepalingen

Dit artikel bevat de begripsbepalingen die op deze beleidsregel van toepassing zijn.

Artikel 2. Aantonen beheersing Nederlandse taal

De belanghebbende moet over een document beschikken waaruit blijkt dat belanghebbende de Nederlandse taal voldoende beheerst. Deze plicht geldt voor iedere belanghebbende. De bewijslast rust op de belanghebbende.

a. Wanneer betrokkene in de leerplichtige leeftijd (tussen 5 en 16 jaar) tenminste acht jaren in Nederland heeft gewoond kan ervan uitgegaan worden dan betrokkene gedurende acht jaar Nederlandstalig onderwijs is gevolgd. Dit hoeft niet verder bewezen te worden, omdat dat duidelijk is vanuit basisregistratie. De leerplichtwet was op dat moment van toepassing.

b. Voorbeelden van particulier of Nederlandstalig onderwijs in het buitenland zijn:

- een Belgisch diploma met een voldoende voor het vak Nederlands cijferlijst (beide documenten voorzien van apostille);

- een Surinaams diploma met voldoende voor het vak Nederlands cijferlijst (beide documenten voorzien van apostille);

- een diploma van het Europees baccalaureaat van de Europese school, met Nederlands als 1e of 2e taal en een voldoende voor het vak Nederlands;

- een getuigschrift International baccalaureaat Middle Years Certificate, International General Certificate of Secondary Education of International Baccalaureaat met een voldoende voor het vak Nederlands.

c. Naast het diploma inburgering zijn ook de volgende documenten gelijkwaardig aan het diploma inburgering:

- een diploma Staatsexamen Nederlands als tweede taal (NT-2), programma I of II;

- een WIN-Certificaat, met bijbehorende verklaring van de school, met voldoende niveau voor onderdeel Maatschappij Orientatie (t/m 31 augustus 2001 85% of hoger, vanaf 1 september 2001 80% of hoger) en voldoende taalniveau op alle onderdelen (niveau A2);

- een Certificaat Inburgering Oudkomers met op alle taalonderdelen niveau A2;

- een document waaruit blijkt dat de Verkorte Vrijstellingstoets is afgelegd en behaald;

- een certificaat Naturalisatietoets (zoals dit luidde voor 1 april 2007). Hieruit moet blijken dat belanghebbende geslaagd is voor de volgende vijf onderdelen: kennis van staatsinrichting en maatschappij; spreek-, luister-, schrijf- en leesvaardigheid.

Bij een ander document kan bijvoorbeeld worden gedacht aan (deel)certificaten, waaruit blijkt dat men de Nederlandse taal op niveau 1F beheerst (taalcursussen). Dit kunnen ook diploma’s MBO, HBO of WO zijn.

d. De Wet taaleis stelt dat een belanghebbende ook een ander document kan overleggen waaruit blijkt dat hij de vaardigheden in de Nederlandse taal beheerst. Het gaat erom dat dit documenten betreffen die ervoor zorgen dat er geen redelijk vermoeden is dat de Nederlandse taal onvoldoende wordt beheerst. Overige documenten als een cv of arbeidsovereenkomst waaruit blijkt dat de bijstandsgerechtigde beschikt over het taalniveau accepteren wij daarom ook. Of dit daadwerkelijk uit deze documenten blijkt, moet doorgaans individueel worden beoordeeld.

Artikel 4. Geen taaltoets

Bij het besluit om geen taaltoets af te nemen is er sprake van maatwerk. De omstandigheden van belanghebbende en in de persoon gelegen factoren moeten worden meegewogen in dit besluit.

Artikel 8. Het ontbreken van elke vorm van verwijtbaarheid

Het ontbreken van elke vorm van verwijtbaarheid kan op meerdere plaatsen in het werkproces van toepassing zijn. Voorbeelden hiervan zijn bij het beoordelen van wel of geen taaltoets en gedurende het taalplan. De genoemde vormen zijn niet limitatief.

a. In het kader van de Wet inburgering kan DUO ontheffing geven van de inburgeringsplicht.

Deze ontheffing kan op 3 gronden gegeven worden:

bij aantoonbaar geleverde inspanning:

- belanghebbende heeft miminaal 600 uur een inburgerings- of alfabetiseringscursus gevolgd, en

- minimaal 4x examen gedaan en niet    geslaagd, of

- via een toets bij DUO is vastgesteld dat het Nederlands lezen en schrijven onvoldoende is om te kunnen inburgeren;

bij aantoonbaar voldoende ingeburgerd;

bij een ontheffing om medische redenen. Dit is vastgesteld door een arts van Argonaut/ Treve-advies.

b. Er is sprake van een leerprobleem in de volgende gevallen:

- Een leerprobleem dat vastgelegd is in met een officiële verklaring van een deskundige, zoals een dyslexie-verklaring.

- Belanghebbenden die in het verleden diverse malen een taalcursus hebben gevolgd, zonder direct aantoonbaar resultaat, kunnen bij de educatie-instelling een leerbaarheidstest doen. Als daaruit blijkt dat belanghebbende niet (meer) leerbaar is, is het redelijk om dit te zien als het ontbreken van elke vorm van verwijtbaarheid.

c. Verder ontbreekt bij belanghebbenden waarvan, door een medisch of psychologisch advies, is vastgesteld dat zij op dit moment niet deel kunnen nemen aan activiteiten (ontheffing van de arbeidsplicht, algemene ontheffing) elke vorm van verwijtbaarheid.

Artikel 9. Relatie met Wet inburgering

Voor inburgeringsplichtigen op grond van de Wet inburgering geldt dat zij al een verplichting hebben om de Nederlandse taal machtig te worden. Op grond van de Wet inburgering heeft een inburgeraar 3 of 5 jaar de tijd om te voldoen aan het in die wet vereiste taalniveau (A2). Wanneer een belanghebbende begonnen is met een leertraject in het kader van de Wet inburgering, kan dit worden aangemerkt als ‘voldoende inspanning’ van de kant van de belanghebbende, zoals bedoeld is in de Wet Taaleis. De belanghebbende krijgt dus niet met twee verschillende trajecten te maken. Wel dient de gemeente te monitoren in welke mate voortgang wordt gemaakt met het inburgeringstraject. Desgevraagd moet de aanvrager het volgen van een dergelijk traject aantonen aan de hand van documenten. Dat geldt ook voor het meten van de voortgang. Laat de aanvrager na de betreffende documenten te overleggen, dan heeft dit nog geen gevolgen voor het recht op algemene bijstand. Gevolg is wel, dat bij het niet verstrekken van een bewijs dat men een inburgeringstraject volgt of voortgang maakt, er een verplichting ontstaat om een toets af te leggen in het kader van de Wet Taaleis.

Artikel 10. Relatie met de Wet educatie

Indien belanghebbenden een aanbod met als doel taalverhoging hebben aanvaard en dit nog volgt op de ingangsdatum van de Wet taaleis is actief bezig met Nederlandse taalverhoging. Zij leveren daarmee ‘voldoende inspanning’.

Voor deze belanghebbenden gelden dezelfde regels voor de voortgang van het traject als voor belanghebbenden die een aanbod hebben vanuit de Wet taaleis.

Artikel 11. Inwerkingtreding en citeertitel

Spreekt voor zich.