Horecanota Gemeente Geertruidenberg 2006

Geldend van 01-01-2007 t/m heden

Intitulé

HORECANOTA GEMEENTE GEERTRUIDENBERG

Horecanota gemeente Geertruidenberg, Onderdeel A: Kaderstellend deel.

Zoals vastgesteld bij besluit van:

de raad van de gemeente Geertruidenberg,

dd. ……… 2006, nr. …..

 

 

INHOUDSOPGAVE

 

 

ONDERDEEL A: KADERSTELLEND DOCUMENT

1 INLEIDING.. 4

1.1 Aanleiding.. 4

1.2 Doelstellingen.. 4

2. VISIE OP FUNCTIE EN PLAATS HORECA.. 4

2.1 Karakteristiek van Geertruidenberg.. 4

2.2 Aanwezige horecavormen.. 5

2.3 Horecadefinities. 5

2.4 Horecafuncties. 5

2.5 Gewenst horeca-aanbod.. 5

3. OPENINGSTIJDEN.. 6

4. VERGUNNINGVERLENING.. 8

4.1 Eén-loket functie. 8

5. HANDHAVING.. 8

6. COMMUNICATIE.. 8

7. BEVOEGDHEDEN.. 8

8. CITEERTITEL.. 8

Voorwoord

De raad van de gemeente Geertruidenberg heeft afgelopen jaren aangegeven de bevolking en ondernemers nadrukkelijker te willen betrekken bij de ontwikkeling van het horecabeleid. De bevolking en de ondernemers beschikken immers over veel praktische kennis waar bij de besluitvorming rekening mee gehouden moet worden.

In de eerste helft van 2005 heeft een student van de NHTV een achtergrondonderzoek verricht naar de stand van zaken van de lokale horeca en de verhouding ten opzichte van onder meer de omliggende gemeenten. Dit document is bij de ontwikkeling van deze kaderstellende nota gebruikt.

Op 16 januari 2006 heeft er een voor ieder toegankelijke startbijeenkomst voor het horecabeleid plaatsgevonden. Deze bijeenkomst had tot doel om de onderwerpen die besproken moesten worden in beeld te brengen en een werkgroep te formeren, waarvoor gegadigden zich op konden geven. Dit heeft erin geresulteerd dat er onderwerpen benoemd zijn die ondergebracht zijn in de hoofdgroepen horeca, openbare orde, volksgezondheid en handhaving. Tevens is een werkgroep opgericht bestaande uit vertegenwoordigers van de lokale horeca, Koninklijk Horeca Nederland, omwonenden, Kamer van Koophandel, politie en gemeente.

De werkgroep is van medio maart tot medio april bijna wekelijks bijeengeweest om deze nota vorm te geven. Tot slot heeft er op 5 oktober 2006 nog een voor ieder toegankelijke informatiebijeenkomst plaatsgevonden, waarin deze nota is voorgelegd aan de aanwezigen. De van belang zijnde opmerkingen zijn in deze nota verwerkt.

In dit onderdeel A geeft de raad, naast de kaders vermeld in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV), de kaders aan voor het horecabeleid. In onderdeel B hebben het college en de burgemeester deze kaders in een beheersdocument (horecabeleid) uitgewerkt. Deze delen vormen samen de horecanota, waarin de kaders en het beheer (beleid) voor komende jaren is vastgelegd. Om te voorkomen dat de nota een statisch document wordt, blijven jaarlijks bijeenkomsten met de werkgroep plaatsvinden. Dit moet ertoe leiden dat signalen uit de praktijk of uit de wetgeving tijdig met elkaar besproken en indien nodig doorgevoerd kunnen worden.

ONDERDEEL A: KADERSTELLEND DOCUMENT

1 INLEIDING

1.1 Aanleiding

Al enkele jaren wordt vanuit onder andere de lokale horeca, de omwonenden en de politie verzocht om een integraal horecabeleid te ontwikkelen.

De bedrijfstak horeca valt onder verschillende wettelijke regelingen op het gebied van ruimtelijke ordening, openbare orde, economie, milieu en volksgezondheid. Slechts met betrekking tot enkele beleidsvelden bestaat beleid. Dit is echter versnipperd en vertoonde onderling onvoldoende samenhang. Maar niet alleen de samenhang tussen de verschillende beleidsvelden is van belang. Minstens zo belangrijk is dat de betrokken partijen met elkaar in gesprek komen en blijven, zodat eventuele verbeterpunten tijdig gesignaleerd kunnen worden. Vervolgens kunnen de partijen gezamenlijk naar een oplossing zoeken.

1.2 Doelstellingen

De raad beoogt met de gegeven kaders en het daaruit voortvloeiende beleid het volgende te verwezenlijken:

  • -

    De bedrijfstak, burgers en overheid met elkaar in contact brengen en houden, zodat ervaringen en kennis uitgewisseld kunnen worden waardoor verrijking van het beleid ontstaat;

 

  • -

    De bedrijfstak, burgers en overheid helderheid verschaffen over wat zij van elkaar kunnen verwachten;

 

  • -

    De bedrijfstak economische ontwikkelingskansen binnen de gemeente bieden en daardoor tevens de werkgelegenheid stimuleren;

 

  • -

    De bestaande wet- en regelgeving en de onderlinge samenhang in een overzichtelijke kader in beeld brengen;

 

  • -

    Een toetsingskader vormen voor de beoordeling van vergunningaanvragen met betrekking tot horecabedrijven, waarbij nadrukkelijk aandacht gegeven wordt aan een consistent beleid;

 

  • -

    Overlast voorkomen dan wel reduceren tot acceptabele proporties door het vastleggen van een juridisch en beleidsmatig toetsingskader; het vinden van een balans tussen levendigheid (horeca) en leefbaarheid (woonomgeving).

2. VISIE OP FUNCTIE EN PLAATS HORECA

2.1 Karakteristiek van Geertruidenberg

De gemeente Geertruidenberg is gelegen op het kruispunt van de belangrijke verbindingen van zuid naar noord (A27 Breda-Utrecht-Amsterdam) en van west naar oost (A59 Zevenbergen-Den Bosch). Bovendien is de gemeente goed bereikbaar via de waterwegen de Bergsche Maas en de Donge. Vanwege deze ligging kent de gemeente een grote aantrekkingskracht op de bedrijven.

De aantrekkingskracht van het nabijgelegen uitgestrekte natuurgebied Nationaal Park de Biesbosch, alsmede de oude kern van Geertruidenberg leveren een bijdrage aan het toerisme.

De gemeente bestaat uit drie woonkernen met elk een eigen karakter. Zo is Raamsdonk een kleine gemeenschap met een duidelijk landelijk karakter. Raamsdonksveer kan men aanduiden als een dorp met een regionale functie met een zeker voorzieningenniveau op bijvoorbeeld het gebied van werkgelegenheid. Tot slot is Geertruidenberg een vestingstadje met een grote cultuurhistorische waarde.

2.2 Aanwezige horecavormen

Binnen de gemeente is een goed en divers aanbod aan horecabedrijven aanwezig. Hierdoor is er binnen de gemeente sprake van een min of meer zelfvoorzienend karakter. Het aanbod heeft een functie voor de recreatie, het uitgaan en de ondersteuning bij het winkelen.

Iedere kern beschikt over cafés en cafetaria’s. Restaurants concentreren zich met name in Geertruidenberg en Raamsdonksveer. Er bevindt zich binnen de gemeente één klein hotel in het middensegment en een partycentre met (boven)regionale uitstraling. In de polder in Raamsdonksveer ligt een camping aan de Bergsche Maas.

2.3 Horecadefinities

In de nota wordt het begrip horeca zo breed mogelijk getrokken, bijvoorbeeld: hotel, restaurants, cafés, cafetaria's, discotheken of daaraan verwante inrichtingen, waar tegen vergoeding logies wordt verstrekt, dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt.

2.4 Horecafuncties

De horeca vervult een belangrijke rol op het gebied van:

  • -

    het verzorgingsniveau van de inwoners;

  • -

    toerisme en recreatie;

  • -

    werkgelegenheid.

De horeca heeft een functie bij het winkelen en uitgaan van de inwoners. Bij de ontwikkeling van recreatie en toerisme binnen de gemeente wordt onder andere belang gehecht aan het verlengen van de verblijfsduur van de recreanten. De horeca speelt ook een rol bij het bieden van een verblijfsrecreatief aanbod. Tot slot biedt de horeca werkgelegenheid.

2.5 Gewenst horeca-aanbod

De raad staat positief tegenover de vestiging en ontwikkeling van horecabedrijven met hun activiteiten, mits er rekening wordt gehouden met het gebied waarbinnen dit plaatsvindt. In het algemeen valt er een verdeling te maken tussen:

  • -

    horecaconcentratiegebieden;

  • -

    gemengde gebieden;

  • -

    woongebieden.

In het eerste gebied staat de primaire functie van de horeca centraal. Het tweede gebied heeft als functie winkelen, wonen en horeca. Tot slot geeft het laatste gebied aan dat daarin de woonfunctie centraal staat.

De functies van de gebieden zijn bepalend voor het soort horecabedrijf dat er gevestigd mag worden. Zo kan in een woonwijk wel de exploitatie van een cafetaria of een zogenaamd buurtcafé plaatsvinden, maar is een ‘jongeren’café of discotheek ongewenst. Deze zijn echter wel mogelijk in het gemengde gebied, omdat het daar past in de levendigheid van het gebied. Wel geldt hierbij de voorwaarde dat dit niet ten koste mag gaan van de leefbaarheid. Er moet met andere woorden een balans gevonden worden tussen levendigheid en leefbaarheid.

De gemeente kent momenteel geen gebied met uitsluitend een horecafunctie. Daar waar er sprake is van een concentratie van horecabedrijven, vindt tevens winkelen en wonen plaats.

Wel kent de gemeente twee gebieden die de raad als gemengde gebieden (winkelen, wonen en horeca) aanmerkt, dit zijn:

  • -

    de Markt en Brandestraat te Geertruidenberg;

  • -

    de Keizersdijk, Hoofdstraat, het Heereplein, Prins Bernhardstraat, gedeelte van de Prins Hendrikstraat, gedeelte van de Willelminalaan en een gedeelte van de Grote Kerkstraat te Raamsdonksveer.

Met name in deze ‘gemengde gebieden’ wordt de ontwikkeling van de horeca gestimuleerd, mede omdat hier al sprake is van een verhoogde concentratie van horecabedrijven.

 

Voor wat betreft de verblijfsrecreatie in hotels is de gemeente behoudens het aanwezige hotel met beperkte capaciteit in het middensegment, afhankelijk van de omliggende gemeenten Oosterhout en Drimmelen. De raad ziet kansen voor een hotel vanwege de bedrijvigheid op het industrieterrein Dombosch en de verdere toeristische ontwikkelingen.

 

De raad streeft ernaar om de toeristisch recreatieve functie verder te ontwikkelen hetgeen ten goede komt aan de ontwikkelingsmogelijkheden van de horeca.

 

Nadere aandacht vraagt de diversiteit van de horecavoorzieningen, alsmede de ruimtelijke lokalisering c.q. zonering van de horecafuncties. Met dit uitgangspunt zal in de planvorming rekening worden gehouden. Er wordt thans nog geen uitspraak gedaan over concrete locaties en functies. De uitwerking zal pas plaatshebben bij de actualisering van bestemmingsplannen en in het op te stellen economisch beleid. De ingekomen zienswijze over dit onderwerp zal daarbij worden betrokken. Tevens wordt hetgeen in deze paragraaf is vermeld meegenomen bij de actualisering van de bestemmingsplannen.

3. OPENINGSTIJDEN

Afgelopen decennia is een tendens ontstaan dat het uitgaanspubliek steeds later op de avond uitgaat. Aangezien er in de openingstijd afgelopen jaren niet veel is gewijzigd in onze gemeente, houdt dit voor de ondernemers in dat zij een kortere periode hebben om hun inkomsten te kunnen genereren. Bovendien wil een deel van het uitgaanspubliek toch de nodige uren vertier hebben en gaat dit buiten de gemeentegrenzen zoeken.

Afgelopen jaren heeft de raad met name vanuit de ouders meerdere signalen ontvangen dat ze het liefst zien dat hun kinderen in onze gemeente uitgaan. De horecaondernemers geven aan dat vooral de vroege openingstijd tot 02.00 uur in het weekend (zaterdag en zondag) er debet aan is dat vertier buiten de gemeentegrenzen wordt gezocht. Om het uitgaanspubliek in onze gemeente te houden is al meerdere malen vanuit verschillende zijden geopperd om de openingstijden uit te breiden. Daarnaast ervaren de ondernemers de huidige openingstijd van 01.00 uur op doordeweekse dagen (maandag tot en met vrijdag) als beknellend voor hun economische ontwikkelingen. De horeca-activiteiten staan op deze avonden vooral in het teken van het verenigingsleven en familiefeesten.

Gelet op de aard van de bijeenkomsten en feesten alsmede de onderlinge relatie van de bezoekers, leidt het vertrek meestal niet tot verstoring van de openbare orde.

De raad is eveneens van mening dat gelegenheid geboden moet worden om het vertier van het lokale uitgaanspubliek zoveel als mogelijk binnen de gemeente plaats te kunnen laten vinden. Wel stelt de raad zich op het standpunt dat: Het geen uitgaanscentrum wil creëren dat bijzondere aantrekkingskracht gaat uitoefenen op het uitgaanspubliek uit andere gemeenten; met name voldaan moet kunnen worden aan de lokale behoefte; er een onderscheid gemaakt moet worden tussen doordeweekse dagen en weekenden en tot slot dat er rekening gehouden moet worden met het gebied waarbinnen de uitbreiding plaatsvindt, ter bescherming van de woon- en leefomgeving.

Dit is voor de raad aanleiding om:

  • 1.

    mede vanwege het verenigingsleven en de besloten feesten en partijen, de openingstijden op doordeweekse dagen te verruimen;

  • 2.

    voor het uitgaanspubliek binnen het gemengde gebied en het woongebied de openingstijden verder te verruimen in de weekenden.

De raad merkt op dat er grote waarde wordt gehecht aan de bescherming van het woongenot, met name in het woongebied. Omdat een uitbreiding van de openingstijd vooral in het woongebied een inbreuk kan maken op de woon- en leefomgeving, wordt aan deze uitbreiding in de weekenden een proefperiode van twee jaar gekoppeld. Afhankelijk van de resultaten van de evaluatie (effecten op woon- en leefomgeving) wordt nader bezien of deze uitbreiding al dan niet met aanvullende maatregelen in het woongebied structureel kan plaatsvinden.

Besloten wordt de sluitingstijden in de Algemene Plaatselijke Verordening als volgt te wijzigen:

  • 1.

    Maandag tot en met vrijdag tussen 02.00 uur en 05.00 uur;

  • 2.

    Zaterdag en zondag tussen 03.00 uur en 05.00 uur.

De raad merkt verder op dat vanwege de bescherming van de woon- en leefomgeving verwacht wordt dat de horecaondernemers zich extra inspannen om de rust en openbare orde op de weg zoveel als mogelijk te waarborgen.

De burgemeester kan nadere regels stellen in het belang van de openbare orde.

Ook voor terrassen is door diverse partijen de wens geuit de openingstijden te verruimen. Bij het uiteindelijk bepalen van de tijden waarop terrassen geopend mogen zijn, is rekening gehouden met: De wensen en economische belangen van de horecaondernemers; de belangen van omwonenden bij een goede nachtrust en het voorkomen van diverse vormen van overlast en tot slot met de belangen van de bezoekers van de horecabedrijven (de consumenten). Activiteiten op terrassen vinden in de open lucht plaats, waardoor de kans op overlast voor de woonomgeving groter is dan bij activiteiten die zich binnen het horecabedrijf afspelen. Hierom heeft de raad besloten de volgende sluitingstijden te hanteren:

  • 1.

    het gehele jaar tussen 00.00 en 07.00 uur;

  • 2.

    uitgezonderd de zaterdagen en zondagen in de maanden juli en augustus. Dan geldt een sluitingstijd tussen 01.00 en 07.00 uur vanwege de vakantieperiode en de grotere kans op mooi weer.

4. VERGUNNINGVERLENING

4.1 Eén-loket functie

Door de veelheid aan regels en vergunningen ontstaat het effect dat de horecaondernemers “door de bomen het bos niet meer zien”. Een verbetering van de afstemming van beleid en procedures levert een positieve bijdrage aan de klantgerichtheid. Hiermee wordt tevens voldaan aan een van de uitgangspunten van het Vraaggericht Werken binnen de gemeente.

Om aan deze klantgerichtheid vorm te geven wordt een horecaloket opgericht. Hieronder wordt verstaan:

  • -

    de aanwezigheid van een aanspreekpunt binnen de gemeentelijke organisatie;

  • -

    de beschikbaarheid van een digitaal loket met overzichtelijke informatie;

  • -

    de inrichting van de organisatie, zodat sprake is van een gestroomlijnde en integrale afhandeling van vergunningaanvragen en informatieverzoeken.

5. HANDHAVING

De raad hecht grote waarde aan handhaving, hetgeen het sluitstuk vormt in de keten van wet- en regelgeving. Het is voor de rechtszekerheid van alle partijen van belang dat ze weten dat er bij overschrijding van wet- en regelgeving opgetreden gaat worden en op welke wijze dit plaats gaat vinden.

6. COMMUNICATIE

Jaarlijks vindt er minimaal één overleg plaats tussen de leden van de werkgroep (bedrijfstak, burgers en overheid) en de portefeuillehouder. Hierin wordt de stand van zaken en eventuele verbeterpunten besproken.

Bovendien kan de werkgroep voorstellen doen in de richting van het bestuur, zodat deze na belangenafweging het beleid tijdig kan actualiseren.

7. BEVOEGDHEDEN

De kaders van het horecabeleid zijn bepaald in dit Kaderstellend deel, alsmede in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV). Vanwege de Wet Dualisering Gemeentebestuur is de verdere uitwerking in beleidsregels voorbehouden aan het college en de burgemeester, ieder voor wat betreft zijn bevoegdheden. Het college en de burgemeester zijn hierover verantwoording schuldig aan de raad.

8. CITEERTITEL

Deze nota kan worden aangehaald als:

Horecanota gemeente Geertruidenberg, Onderdeel A: Kaderstellend deel.

----------------------------------------------------------------------------------------

Horecanota gemeente Geertruidenberg, Onderdeel B: Beheersdocument.

Zoals vastgesteld bij besluit van:

Het college van de gemeente Geertruidenberg,

dd. ……… 2006, nr. …..

de burgemeester van de gemeente Geertruidenberg

dd………..

INHOUDSOPGAVE

ONDERDEEL B: BEHEERSDOCUMENT

1 INLEIDING.. 5

1.1 Aanleiding.. 5

1.2 Doelstelling.. 5

2. Beleidsregels. 5

2.1 Inleiding.. 5

2.2 Overzicht vergunningen.. 6

2.2.1 Exploitatievergunning. 6

2.2.2 Omgevingsvergunning. 12

2.2.3 Coffeeshops. 13

2.2.4 Sluitingstijden. 13

2.2.5 Beveiligingsmedewerkers. 13

2.2.6 Overlast publiek domein. 14

2.2.7 Terrassen. 14

2.3 Paracommercie. 18

2.4 Gebruiksvergunning.. 20

2.5 Festiviteiten.. 20

2.6 Speelautomaten.. 22

2.7 BIBOB.. 23

3. RAAKVLAKKEN MET ANDERE BELEIDSTERREINEN.. 23

3.1 Recreatie en Toerisme. 23

3.2 Geluid.. 24

3.3 Evenementen.. 24

3.4 Uitstallingen.. 25

3.5 Standplaatsen.. 25

3.6 Volksgezondheid.. 25

4. HANDHAVING.. 26

4.1 Geen vergunning of ontheffing.. 27

4.2 Overtreden voorschrift(en) vergunning of ontheffing.. 27

4.3 Overtreden Drank- en horecawet. 28

4.4 Overtreden Wet op de Kansspelen.. 29

4.5 Brandveiligheid.. 30

4.6 Milieuvergunning.. 30

4.7 Openingstijden.. 31

4.8 Terrassen.. 32

4.9 Paracommerciële activiteiten.. 32

4.10 Alcoholverbodsgebied.. 33

4.11 Algemene bepalingen.. 33

4.11.1 Geldigheidsduur. 33

4.11.2 Afwijking van de handhavingsmaatregelen. 33

4.11.3 Samenloop. 34

4.11.4 Strafbare feiten. 34

4.11.5 Geweldsdelicten. 34

5. COMMUNICATIE.. 35

5.1 Overleg.. 35

5.2 Eén-loket functie. 35

6. CITEERTITEL.. 35

 BIJLAGEN

  • 1.

    De horecawijzer (het wettelijk kader)

  • 2.

    Handhavingsbeleid geluid

Voorwoord

 

De raad van de gemeente Geertruidenberg heeft afgelopen jaren aangegeven de bevolking en ondernemers nadrukkelijker te willen betrekken bij de ontwikkeling van het horecabeleid. De bevolking en de ondernemers beschikken immers over veel praktische kennis waar bij de besluitvorming rekening mee gehouden moet worden.

 

In de eerste helft van 2005 heeft een student van de NHTV een achtergrondonderzoek verricht naar de stand van zaken van de lokale horeca en de verhouding ten opzichte van onder meer de omliggende gemeenten. Dit document is bij de ontwikkeling van deze beleidsnota gebruikt.

 

Op 16 januari 2006 heeft er een voor ieder toegankelijke startbijeenkomst voor het horecabeleid plaatsgevonden. Deze bijeenkomst had tot doel om de onderwerpen die besproken moesten worden in beeld te brengen en een werkgroep te formeren, waarvoor gegadigden zich op konden geven. Dit heeft erin geresulteerd dat er onderwerpen benoemd zijn die ondergebracht zijn in de hoofdgroepen horeca, openbare orde, volksgezondheid en handhaving. Tevens is een werkgroep opgericht bestaande uit vertegenwoordigers van de lokale horeca, Koninklijk Horeca Nederland, omwonenden, Kamer van Koophandel, politie en gemeente.

 

De werkgroep is van medio maart tot medio april bijna wekelijks bijeengeweest om deze nota vorm te geven. Tot slot heeft er op 5 oktober 2006 nog een voor ieder toegankelijke informatiebijeenkomst plaatsgevonden, waarin deze nota is voorgelegd aan de aanwezigen. De van belang zijnde opmerkingen zijn in dit beheersdocument verwerkt.

 

In onderdeel A heeft de raad, naast de kaders vermeld in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV), de kaders aangegeven voor het horecabeleid. In onderdeel B hebben het college en de burgemeester deze kaders, alsmede de kaders uit andere relevante wet- en regelgeving, in dit beheersdocument (horecabeleid) uitgewerkt. Deze delen vormen samen de horecanota, waarin de kaders en het beheer (beleid) voor komende jaren is vastgelegd. Om te voorkomen dat de nota een statisch document wordt, blijven jaarlijks bijeenkomsten met de werkgroep plaatsvinden. Dit moet ertoe leiden dat signalen uit de praktijk of uit de wetgeving tijdig met elkaar besproken en indien nodig doorgevoerd kunnen worden.

ONDERDEEL B: BEHEERSDOCUMENT

1 INLEIDING

1.1 Aanleiding

In de praktijk is gebleken dat er vanuit diverse gelederen binnen de gemeente een grote behoefte bestaat om beleid te ontwikkelen voor de horeca. Dit is voor de raad aanleiding geweest om het college en de burgemeester de opdracht te verstrekken een horecabeleid te ontwikkelen. Voor het ontwikkelen van dit beleid heeft de raad de kaders enerzijds aangegeven in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) en anderzijds in het Onderdeel A: Kaderstellend document. Dit Kaderstellend document van de raad vormt tezamen met dit beheersdocument de horecanota van de gemeente Geertruidenberg.

Bij deze opdracht heeft de gemeenteraad nadrukkelijk aangegeven de betrokken partijen in een vroegtijdig stadium bij het te ontwikkelen beleid te betrekken. Dit is voor het college en de burgemeester aanleiding geweest een breed geformeerde werkgroep in het leven te roepen, bestaande uit vertegenwoordigers van de horeca, burgers, politie, Kamer van Koophandel en gemeente.

De uitwerking van de kaders zoals in dit beheersdocument is opgenomen, is vormgegeven door de werkgroep. Dit heeft als voordeel dat er inbreng vanuit de praktijk heeft plaatsgevonden, hetgeen een verrijking van het beleid heeft opgeleverd. Bovendien zijn de partijen met elkaar in gesprek en nader tot elkaar gekomen. Het college en de burgemeester vinden het van groot belang dat structureel overleg tussen de partijen blijft plaatsvinden. Hierdoor kunnen verbeterpunten tijdig gesignaleerd worden, zodat een eventuele aanpassing van dit document tijdig plaats kan vinden.

1.2 Doelstelling

Het college en de burgemeester geven met dit beheersdocument de wijze aan waarop zij invulling geven aan de doelstellingen en de kaders die de raad in het Onderdeel A: Kaderstellend document en de Algemene Plaatselijke Verordening heeft gesteld. Zij houden hierbij in het bijzonder rekening met de balans tussen levendigheid en leefbaarheid.

Daarnaast geven het college en de burgemeester aan op welke wijze zij invulling geven aan de uitvoering van wettelijke bepalingen uit onder andere de Drank- en Horecawet en de Wet op de Kansspelen.

2. Beleidsregels

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk zijn de beleidsregels ten aanzien van horeca gerelateerde vergunningen en ontheffingen opgenomen. Hiermee wordt gedoeld op het toetsingskader, dat wordt gehanteerd bij de beoordeling van vergunning- of ontheffingsaanvragen. Het bestuursorgaan, dat bevoegd is hierover te beslissen, kan in beleidsregels vooraf kenbaar maken hoe wettelijke voorschriften worden uitgelegd en welke uitgangspunten en omstandigheden van belang zijn bij de beoordeling van een vergunning- of ontheffingsaanvraag.

Bij het bepalen van de beleidsregels moet het bestuursorgaan wel blijven binnen de wettelijke criteria met betrekking tot de vergunning- of ontheffingsverlening. In het ene geval is meer vrije beoordelingsruimte over dan in het andere geval. Bijvoorbeeld: de burgemeester heeft een behoorlijke vrijheid bij het bepalen van de inhoud van terrasvergunningen. Het college heeft daarentegen bij de beoordeling van een aanvraag voor een drank- en horecavergunning weinig beoordelingsvrijheid. In de Drank- en Horecawet zijn diverse toetsingscriteria opgenomen, die bijvoorbeeld dwingend voorschrijven wanneer een vergunning verleend of geweigerd moet worden.

Als er beleidsruimte is kan het bevoegde bestuursorgaan met beleidsregels een nadere invulling geven aan de wijze waarop ze met hun bevoegdheid omgaan. In het beleid wordt het toetsingskader gegeven voor de manier waarop belangen worden afgewogen, feiten worden vastgesteld of wettelijke voorschriften worden uitgelegd.

Bij het verlenen van een vergunning of ontheffing is soms maatwerk nodig, omdat de inhoud bepaald wordt op basis van de concrete situatie. Bij het leveren van dit maatwerk wordt niet afgeweken van de beleidsuitgangspunten, maar worden deze nader ingevuld in de vergunning of ontheffing. Het beleid kan immers niet alles tot in detail regelen.

Omdat niet alles voorzienbaar is, heeft het bevoegde bestuursorgaan bij (grote) uitzondering de mogelijkheid af te wijken van de beleidsuitgangspunten, indien deze voor een of meer belanghebbenden gevolgen zouden hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen (de zogenaamde inherente afwijkingsbevoegdheid). Als het bestuursorgaan afwijkt van het beleid, moet het gemotiveerd aangeven waarom dat gebeurt. Hiermee wordt voorkomen dat het bestuursorgaan naar willekeur afwijkt.

2.2 Overzicht vergunningen

Dit hoofdstuk bevat beleidsregels over de volgende vergunningen en ontheffingen:

  • -

    Exploitatievergunning (art. 2.3.1.2 APV);

  • -

    Ontheffing van sluitingstijden (art. 2.3.1.4, lid 5 of art. 2.3.1.5 APV);

  • -

    Terrasvergunningen (2.3.1.2 APV);

  • -

    Drank- en horecavergunning (art. 4 Drank- en Horecawet);

  • -

    Ontheffing op grond van Drank- en Horecawet (art. 35 Drank- en Horecawet);

  • -

    Gebruiksvergunning (Brandveiligheidsverordening en Bouwverordening);

  • -

    Festiviteiten (art. 4.1.2 en 4.1.3 APV);

  • -

    Speelautomatenvergunning (art. 30b Wet op de Kansspelen).

2.2.1 Exploitatievergunning

Uitgangspunt voor horeca-activiteiten is dat deze op een veilige manier plaatsvinden en dat de hinder in en rondom horecabedrijven beperkt wordt tot een aanvaardbaar niveau.

Ter bescherming van de openbare orde en de woon- en leefomgeving nabij een horecabedrijf, is op basis van artikel 2.3.1.2 van de (APV) bepaald dat ieder horecabedrijf moet beschikken over een exploitatievergunning. Het scheppen van bepaalde randvoorwaarden moet voorkomen dat zich problemen voordoen op het gebied van de openbare orde en veiligheid. De burgemeester neemt deze randvoorwaarden in de exploitatievergunning op in de vorm van voorschriften. Deze voorschriften bewaken de leefbaarheid in de woonomgeving.

Zo komt bijvoorbeeld de exploitatievergunning om de hoek kijken als de bedrijfsvoering van een bruincafé in een woonwijk wordt omgezet in een jongerencafé. Het college kan weliswaar de geluidsvoorschriften aanpassen, maar de problematiek op het gebied van de openbare orde kan hiermee niet beteugeld worden. Met de exploitatievergunning kan dit wel. De burgemeester kan zelfs in het uiterste geval voorkomen dat het jongerencafé zich vestigt in de woonwijk.

De burgemeester heeft tot op dit moment geen exploitatievergunningen verleend. Op advies van de werkgroep horecabeleid heeft de burgemeester besloten dit vergunningstelsel op de volgende wijze in te gaan voeren:

  • 1.

    Alle horecabedrijven wordt kosteloos een standaard exploitatievergunning verstrekt;

  • 2.

    Bestaande horecabedrijven die geregeld overlast veroorzaken wordt een op maat gesneden exploitatievergunning verstrekt (kosteloos);

  • 3.

    Nieuwe of gewijzigde horecabedrijven of –ondernemers krijgen een op maat gesneden exploitatievergunning als ze niet meer binnen dit model vallen (leges).

Op deze wijze wordt:

  • 1.

    Met de tijdige aanpak van de enkele overtreder(s) de goede naam van de overige ondernemers niet aangetast;

  • 2.

    Het stelsel ingevoerd met zo min mogelijke belasting voor de ondernemers. Dit is van belang om te voorkomen dat de overgrote meerderheid van de ondernemers dat het bedrijf wel in harmonie met de woonomgeving uitoefent, de dupe wordt van een gering aantal ondernemers dat overlast veroorzaakt.

Het standaardmodel wordt na overleg met de werkgroep vastgesteld. Hieronder staan de criteria en het beleid vermeld die van toepassing zijn op de exploitatievergunning.

Toetsingscriteria APV

In de APV zijn de criteria vastgelegd, waaraan een aanvraag om een exploitatievergunning getoetst moet worden:

  • 1.

    Een exploitatievergunning moet worden geweigerd, als de vestiging of de exploitatie van het horecabedrijf in strijd is met een geldend bestemmingsplan.

  • 2.

    Een exploitatievergunning kan geheel of gedeeltelijk worden geweigerd, als naar het oordeel van de burgemeester moet worden aangenomen dat door de aanwezigheid van het horecabedrijf de woon- en leefsituatie in de omgeving van het horecabedrijf en/of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed.

Bij de toepassing van de 2e weigeringsgrond houdt de burgemeester rekening met het karakter van de straat en de wijk, waarin het horecabedrijf is gelegen of zal zijn gelegen, de aard van het horecabedrijf en de spanning, waaraan het woonmilieu ter plaatse reeds blootstaat of bloot komt te staan door de exploitatie van het horecabedrijf.

Strijd met bestemmingsplan

Bij de toets aan de eerste weigeringsgrond bestaat - gelet op het dwingende karakter daarvan - geen beleidsvrijheid voor de burgemeester. Voorzover de vestiging van het bedrijf of de ontplooiing van de activiteiten in strijd zijn met het ter plaatse geldende bestemmingsplan, moet de exploitatievergunning worden geweigerd. De burgemeester dient bij de beoordeling van de aanvraag te blijven binnen de gegeven planologische kaders. Het college c.q. de raad hebben de mogelijkheid om de planologische randvoorwaarden voor de vestiging of wijziging van een horecabedrijf te creëren, als geoordeeld wordt dat de vestiging of de ontwikkeling van een bepaalde horecafunctie ter plaatse gewenst is gelet op de ruimtelijke visie, verwoord in het kaderstellend document van de raad.

Woon- en leefomgeving en openbare orde (leefbaarheid)

Staat een bestemmingsplan de vestiging van een horecabedrijf toe, dan moet worden afgewogen of de in de tweede weigeringsgrond genoemde belangen zich niet verzetten tegen de komst van het horecabedrijf. Meestal kunnen de eventueel nadelige gevolgen voor de omgeving worden voorkomen of beperkt door het opnemen van voorschriften in een exploitatievergunning. Welke randvoorwaarden worden gesteld, is afhankelijk van het type bedrijf dat zich wil vestigen, maar ook van de wijze van exploitatie door de ondernemer.

Beleid

Bij de beoordeling van een aanvraag om een exploitatievergunning worden de hierna weergegeven uitgangspunten in acht genomen.

Geen maximumstelsel

De APV kent de mogelijkheid via beleid vooraf het aantal horecabedrijven in enige wijk of straat aan een maximum te binden, als verwacht wordt dat door het overschrijden van een bepaald aantal horecabedrijven de openbare orde in gevaar wordt gebracht. Binnen de gemeente zijn er geen gebieden, waar dit noodzakelijk is. Er wordt dus geen maximumstelsel gehanteerd.

Met dit uitgangspunt wordt echter geenszins de in enig bestemmingsplan vastgelegde horecabestemmingen opzij gezet. Feitelijk biedt het exploitatievergunningenstelstel een extra mogelijkheid om bij grote vrees voor aanzienlijke overlast of openbare orde verstoringen de exploitatie van een (bepaald soort) horecabedrijf te voorkomen, ook al zou een bestemmingsplan de vestiging of uitbreiding van dat horecabedrijf wel mogelijk maken. Het spreekt voor zich dat dit middel slechts in uitzonderlijke situaties zal worden aangewend.

Parkeren

Ter voorkoming van (parkeer)overlast wordt bij de vestiging van een nieuw horecabedrijf als uitgangspunt gesteld dat de ondernemer moet zorgen voor voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein. Het gaat dan om voldoende parkeerplaatsen, inclusief invalidenparkeerplaatsen en fietsenstallingen. Per aanvraag wordt beoordeeld hoeveel parkeervoorzieningen noodzakelijk zijn. De normstelling is afhankelijk van de grootte van het gebouw, de ligging, het te verwachten aantal bezoekers, de eventuele aanwezigheid van openbaar vervoer en de uitwisselbaarheid van de parkeerplaatsen. Dit uitgangspunt geldt, tenzij in de omgeving in de publieke ruimte voldoende parkeervoorzieningen aanwezig zijn.

Persoons- en inrichtingsgebonden

Een exploitatievergunning bevat elementen, die zowel een persoons- als inrichtingsgebonden karakter hebben. Wat dit betreft is deze vergunning vergelijkbaar met een drank- en horecavergunning. Voor het principe van inrichtings- én persoonsgebondenheid van de exploitatievergunning is in de APV[1] gekozen, omdat naast het type horecabedrijf ook de wijze van exploitatie door de ondernemer van belang is bij het voorkomen van overlast en verstoringen van de openbare orde.

Vanwege het persoonsgebonden karakter van de vergunning wordt in iedere exploitatievergunning het voorschrift opgenomen dat de vergunning niet overdraagbaar is.

De aard van het bedrijf bepaalt voor een groot deel de invloed op de omgeving. Het maakt immers verschil of zich op een bepaalde lokactie een broodjeszaak vestigt, die alleen overdag open is of dat er sprake is van een café. In iedere exploitatievergunning wordt daarom expliciet vermeld wat de aard van de horeca-activiteiten is. Dit is niet alleen van belang voor het bepalen van de inhoud van de vergunningvoorschriften, maar ook voor de vraag wanneer een nieuwe exploitatievergunning nodig is. In een exploitatievergunning wordt het voorschrift opgenomen dat een nieuwe vergunning moet worden aangevraagd, als de aard van het bedrijf of van de activiteiten wijzigt.

[1] Het persoonsgebonden karakter van de exploitatievergunning volgt uit artikel 1.5 van de APV

[1] Op grond van de Wet op de Particuliere Beveiligingsorganisaties en recherchebureaus (Wet PBOR) is dit

Duur van de vergunning

De geldigheidsduur van de exploitatievergunning komt overeen met de geldigheidsduur van de Drank- en horecavergunning, tenzij er naar het oordeel van de burgemeester redenen aanwezig zijn hiervan af te wijken. De administratieve lasten voor zowel de horecaondernemer als het gemeentebestuur worden hierdoor zo veel mogelijk beperkt. Dit betekent overigens niet dat de vergunning niet meer kan worden ingetrokken of gewijzigd. Als bijvoorbeeld de aard of de omvang van een horecabedrijf of als de ondernemer wijzigt, moet een nieuwe vergunning worden aangevraagd. Hierdoor wordt voorkomen dat in de loop van de tijd de impact op de omgeving wijzigt zonder dat nadere voorschriften worden opgenomen of – in het uiterste geval - een exploitatievergunning kan worden geweigerd.

BIBOB

Omdat de persoon van de ondernemer belangrijk is voor de beoordeling van de vraag of ten gevolge van het exploiteren van het horecabedrijf al dan niet overlast/openbare orde problemen gaan ontstaan, is besloten  dat aan iedere nieuwe horecaondernemer een vragenlijst op basis van de Wet Bevordering Integriteitbeoordeling Openbaar Bestuur (BIBOB) wordt voorgelegd. De ingevulde vragenlijst dient gelijktijdig met de aanvraag voor een exploitatievergunning te worden ingediend.

BIBOB wordt in principe alleen toegepast bij nieuwe ondernemers. Als bestaande ondernemers een nieuwe vergunning aanvragen, bijvoorbeeld in verband met nieuwe leidinggevenden, zal meestal geen BIBOBtoets worden gedaan. Er kunnen zich echter situaties voordoen dat ook bij bestaande ondernemers BIBOB wordt toegepast. Bijvoorbeeld als sprake is van een nieuwe leidinggevende, die veel invloed/zeggenschap heeft binnen de onderneming of wanneer sprake is van onduidelijkheden over de ondernemingsvorm.

Sluitingstijden

Hoewel het vanuit juridisch oogpunt mogelijk is, worden in de exploitatievergunningen in principe geen sluitingstijden opgenomen. Het vermelden van een voorschrift over sluitingstijden in een exploitatievergunning is niet nodig omdat de sluitingstijden voor horecabedrijven en paracommerciële inrichtingen rechtstreeks uit de APV (artikel 2.3.1.4) volgen.

Paracommerciële inrichtingen

De exploitatievergunningplicht geldt ook voor de paracommerciële inrichtingen, zoals bijvoorbeeld sportkantines en buurthuizen. Vanuit het oogpunt van voorkoming van overlast of openbare orde problemen bestaan er in algemene zin geen redenen om voor deze inrichtingen specifieke voorschriften in de exploitatievergunning op te nemen.

Voor paracommerciële inrichtingen gelden er voorts op basis van de Drank- en Horecawet beperkingen. Op grond van de APV gelden daarnaast beperktere openingstijden dan voor reguliere horecabedrijven.

Geluid

In de exploitatievergunning worden geen geluidsvoorschriften opgenomen, bijvoorbeeld over muziekgeluid vanuit de inrichting, omdat de milieuvoorschriften als middel beter zijn toegerust om dit te regelen. Voor de bedrijven, die over een milieuvergunning moeten beschikken, bevat de milieuvergunning geluidsvoorschriften. Deze voorschriften worden geschreven aan de hand van de situatie, waarbij de omgeving een rol speelt. Voorzover bedrijven liggen in of nabij een kwetsbare omgeving, wordt bij dit gegeven bij de vergunningverlening rekening gehouden. Voor de meldingsplichtige horecabedrijven staan de geluidsnormen vermeld in het Besluit Horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen. Er kunnen voorschriften in de vorm van nadere eisen worden opgenomen. Hieraan bestaat behoefte als bijvoorbeeld een bedrijf in een kwetsbare omgeving ligt.

Het tegengaan van overlast door bezoekers, waarbij vaak ook sprake is van geluidshinder door stemgeluid, wordt wel in de exploitatievergunning geregeld. Deze overlast moet worden voorkomen door tegen te gaan dat bezoekers tijdens openingstijden of na sluitingstijd in de omgeving van het horecabedrijf (ver)blijven.

Afbouwregeling

In de exploitatievergunning wordt een verplichting opgenomen tot het naleven van een afbouwregeling (cooling down). Doel hiervan is ervoor te zorgen dat het publiek geleidelijk vertrekt.

Om dit te bewerkstelligen is in overleg met de horecaondernemers een afbouwregeling vastgesteld. Deze bestaat uit de volgende maatregelen:

  • 1.

    vanaf één uur voor sluitingstijd geen bezoekers meer tot het horecabedrijf toe te laten (zogenaamde draaideurbeleid);

  • 2.

    de geleidelijke aankondiging van de sluiting door vanaf een half uur vóór de sluitingstijd geen consumpties meer te verstrekken en geen consumptiebonnen meer te verkopen;

  • 3.

    vanaf een half uur voor de sluitingstijd de volle verlichting aan te steken;

  • 4.

    vanaf een half uur voor de sluitingstijd geen muziek meer ten gehore te brengen.

Voor de paracommerciële inrichtingen geldt op grond van de APV de verplichting dat ze van maximaal één uur vóór tot maximaal één uur na de statutaire activiteiten alcoholhoudende drank mogen schenken. Dit is feitelijk een extra beperking. Als de normale activiteiten bijvoorbeeld tot 22.00 uur duren, dan mogen ze tot 23.00 uur alcohol schenken. De maximale openingstijd is gesteld op 24.00 uur.

Veiligheidsplan

Met betrekking tot horecabedrijven, die – naar het oordeel van de burgemeester op advies van de plaatselijke politie - door hun aard of door hun ligging overlast kunnen veroorzaken of waar veelvuldige verstoringen van de openbare orde kunnen plaatsvinden (volgens een structureel klachtenpatroon), wordt in de exploitatievergunning de verplichting opgenomen om te beschikken over een veiligheidsplan.

In zo'n veiligheidsplan dient minimaal het volgende geregeld/opgenomen te zijn:

  • 1.

    een instructie voor het personeel over het omgaan met calamiteiten, ontruimingen, het weigeren van toegang aan personen, het verwijderen van bezoekers, de omgang met bezoekers (in het bijzonder bij overlast, geweld en criminaliteit)[1];

  • 2.

    op welke wijze personeel in de gelegenheid wordt gesteld om vaardigheden te ontwikkelen in verband met het genoemde onder 1;

  • 3.

    vergunninghouder dient ter op toe te zien dat het personeel zich houdt aan het genoemde onder 1;

  • 4.

    welke maatregelen zijn of worden getroffen ter voorkoming van criminele activiteiten in en buiten het horecabedrijf, zoals handel in drugs, geweldpleging, discriminatie, vernieling etc;

  • 5.

    de wijze waarop aangifte en melding wordt gedaan van strafbare feiten;

  • 6.

    het instellen van een lokaalverbod;

  • 7.

    het opstellen van huisregels, waaraan bezoekers zich moeten houden alsmede de verplichting de huisregels zichtbaar te hebben voor bezoekers;

  • 8.

    de aanwezigheid van beveiligingsmedewerkers tijdens openingstijden. 

Huisregels

Het zichtbaar presenteren van de huisregels is minimaal een verplichting die voortvloeit uit het veiligheidsplan. Deze moeten zichtbaar zijn aangebracht voor bezoekers/gasten. Als bezoekers worden gevisiteerd, dan moeten de bezoekers, bijvoorbeeld via de huisregels, hierop worden geattendeerd.

[1] Op grond van de Wet op de Particuliere Beveiligingsorganisaties en recherchebureaus (Wet PBOR) is dit verplicht voor beveiligingsmedewerkers.

Beveiligingsmedewerkers

Via het veiligheidsplan kan een verplichting worden opgenomen dat de horecaondernemer er voor zorgt dat er op bepaalde tijden gecertificeerde beveiligingsmedewerkers aanwezig zijn. De beveiligingsmedewerkers moeten voldoen aan de eisen van de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus (Wet PBOR). De beveiligingsmedewerkers moeten toezicht houden in het bedrijf en in de directe omgeving van het bedrijf en als zodanig herkenbaar zijn. Zij kunnen bij de constatering van strafbare feiten verdachten op heterdaad aanhouden en direct overdragen aan de plaatselijke politie. Kortom: van portiers wordt verwacht dat zij handelen binnen hun wettelijke bevoegdheden.

Politie Team Geertruidenberg-Drimmelen zal jaarlijks een informatiebijeenkomst organiseren. De politie nodigt hiervoor jaarlijks de horecaportiers uit die binnen de gemeente Geertruidenberg werkzaam zijn.

Per vergunning wordt het aantal beveiligingsmedewerkers bepaald, afhankelijk van het soort bedrijf, het aantal bezoekers en de (verwachte) mate van overlast voor de omgeving. Als er beveiligingsmedewerkers aanwezig moeten zijn, wordt eveneens in de vergunning bepaald op welke uren en waar. Deze beveiligingsmedewerkers moeten aanwezig zijn tot het moment waarop de laatste bezoeker de directe omgeving van het horecabedrijf heeft verlaten, maar in het ieder geval tot een half uur na sluitingstijd. Bij het bepalen van het aantal portiers, dat in de vergunning verplicht wordt gesteld, wordt eveneens rekening gehouden met de bedrijfseconomische belangen van de betreffende horecaondernemer.

Maatwerk

In dit beleid zijn de uitgangspunten weergegeven, die worden gevolgd bij de vergunningverlening. Met betrekking tot probleemloze bedrijven wordt in principe alleen een aantal basisvoorschriften opgenomen in de vergunning. Afhankelijk van het soort horecabedrijf zullen aanvullende, op maat gesneden, voorschriften in de vergunning worden opgenomen als dat voor de bescherming van de omgeving nodig is.

De burgemeester heeft besloten dit vergunningstelsel op de volgende wijze voor alle horecabedrijven in te gaan voeren:

  • 1.

    Alle ondernemingen wordt kosteloos een standaard exploitatievergunning verstrekt;

  • 2.

    Bestaande horecabedrijven die geregeld overlast veroorzaken wordt een op maat gesneden exploitatievergunning verstrekt (kosteloos);

  • 3.

    Nieuwe ondernemingen c.q. gewijzigde ondernemingsvormen krijgen een op maat gesneden exploitatievergunning als ze niet meer binnen dit model vallen (leges).

 

Hij hanteert hierbij de volgende uitgangspunten:

  • -

    Er wordt geen maximumstelsel met betrekking tot de vestiging van horecabedrijven gehanteerd;

  • -

    Ter voorkoming van (parkeer)overlast wordt bij de vestiging van een horecabedrijf als uitgangspunt gesteld dat de ondernemer moet zorgen voor voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein, tenzij in de omgeving in de publieke ruimte voldoende parkeervoorzieningen aanwezig zijn;

  • -

    Een exploitatievergunning is persoons- en inrichtingsgebonden en daarom niet overdraagbaar;

  • -

    Een exploitatievergunning wordt verleend voor onbepaalde tijd;

  • -

    Aan iedere nieuwe horecaondernemer wordt een vragenlijst, gebaseerd op de Wet BIBOB, voorgelegd;

  • -

    Een exploitatievergunning bevat geen voorschriften over sluitingstijden;

  • -

    Een exploitatievergunning bevat geen specifieke voorschriften voor paracommerciële inrichtingen;

  • -

    In een exploitatievergunning worden geen geluidsnormen opgenomen;

  • -

    In de exploitatievergunning is de verplichting opgenomen tot het naleven van een afbouwregeling;

  • -

    In de exploitatievergunning van bedrijven, die naar het oordeel van de burgemeester op advies van de plaatselijke politie door hun aard of ligging overlast kunnen veroorzaken of waar veelvuldige verstoringen van de openbare orde door bezoekers kunnen plaatsvinden, worden aanvullende voorschriften opgenomen over het beschikken over een veiligheidsplan, waarin onder andere de aanwezigheid van gecertificeerd beveiligingpersoneel en huisregels zijn geregeld;

  • -

    Afhankelijk van de beoordeling van de individuele situatie kunnen aanvullende voorschriften in een exploitatievergunning worden opgenomen (maatwerk).

2.2.2 Omgevingsvergunning

Het ministerie van VROM werkt aan de modernisering van regels op het gebied van wonen, ruimte en milieu. Het project Omgevingsvergunning maakt deel uit van de modernisering van de VROM-regelgeving. Met dit project wil VROM de regelgeving in vier jaar tijd flink reduceren en verbeteren, zodat de regels burgers en bedrijven minder tijd en geld kosten. Het project Omgevingsvergunning onderzoekt enerzijds de mogelijkheden om binnen de huidige wetgeving (delen) van het vergunningenproces te versnellen en werkt daarnaast aan het mogelijk maken van één omgevingsvergunning. Onder de omgevingsvergunning zullen ook vergunningen op beleidsterreinen van andere departementen vallen, zoals vergunningen op het gebied van monumenten, natuurbescherming, flora & fauna en water.

De omgevingsvergunning is één geïntegreerde vergunning voor bouwen, wonen, monumenten, ruimte, natuur en milieu, die moet leiden tot:

  • -

    minder administratieve lasten voor bedrijven en burgers

  • -

    betere dienstverlening door de overheid aan bedrijven en burgers

  • -

    kortere procedures geen egenstrijdige voorschriften

  • -

    geen tegenstrijdige voorschriften

Recent is voorgesteld om de terrasvergunning en de exploitatievergunning voor een horecabedrijf buiten de reikwijdte van de omgevingsvergunning te laten vallen. In hoeverre deze uitsluiting bij de behandeling in de Kamer gehandhaafd blijft is nog onduidelijk. Bovendien heeft het bestuursorgaan bepaalde vrijheden om zelf vergunningen aan de omgevingsvergunning te koppelen. De verwachting is dat de omgevingsvergunning in 2008 wordt ingevoerd.

Voor zover de omgevingsvergunning daartoe de mogelijkheid biedt, wordt bij invoering daarvan de exploitatievergunning daarin geïntegreerd.

2.2.3 Coffeeshop

Een coffeeshop valt ook onder het begrip horeca. Het huidige coffeeshopbeleid geeft aan dat er geen coffeeshops in de gemeente zijn toegestaan. Deze zogenaamde nuloptie blijft ongewijzigd.

In de gemeente zijn geen coffeeshops toegestaan.

2.2.4 Sluitingstijden

De raad heeft besloten de sluitingstijden als volgt vast te stellen:

Voor de gehele gemeente:

  • 1.

    Maandag tot en met vrijdag tussen 02.00 uur en 05.00 uur;

  • 2.

    Zaterdag en zondag tussen 03.00 uur en 05.00 uur.

De raad merkt hierbij op dat vanwege de bescherming van de woon- en leefomgeving verwacht wordt dat de horecaondernemers zich extra inspannen om de rust en openbare orde op de weg zoveel als mogelijk te waarborgen.

Het college houdt twee jaar na inwerkingtreding een evaluatie in de woongebieden om na te gaan of en welk effect deze sluitingstijd in de woongebieden heeft en brengt hierover verslag uit aan de raad.

Voor paracommerciële inrichtingen, zoals sportkantines en buurthuizen, geldt een andere sluitingstijd:

  • 1.

    één uur vóór tot één uur na de activiteiten die verband houden met de statuten;

  • 2.

    dagelijks in ieder geval tussen 24.00 uur en 05.00 uur.

Op basis van de APV gelden binnen de gemeente de volgende sluitingstijden voor de reguliere horecabedrijven:

  • 1.

    op doordeweekse dagen (ma-vr): tussen 02.00 uur en 05.00 uur;

  • 2.

    in het weekend (za-zo): tussen 03.00 uur en 05.00 uur.

 

Voor paracommerciële inrichtingen, zoals sportkantines en buurthuizen, geldt een andere sluitingstijd:

  • 3.

    één uur vóór tot één uur na de activiteiten die verband houden met de statuten;

  • 4.

    dagelijks in ieder geval tussen 24.00 uur en 05.00 uur.

2.2.5 Beveiligingsmedewerkers

Naast de gecertificeerde beveiligingsmedewerkers die vanuit de exploitatievergunning (paragraaf 2.2.1) voorgeschreven worden, kan natuurlijk de ondernemer ook zelf besluiten deze in dienst te nemen. De Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus bevat bepalingen die gericht zijn op kwaliteitsbevordering van de particuliere beveiligings- en recherchebranche. Daarnaast bevat de wet waarborgen voor de betrouwbaarheid van het personeel van recherchebureaus en beveiligingsorganisaties, een goede afstemming met het werk van de politie en de presentatie aan de burger. Als er sprake is van een gecontroleerd toegangsbeleid (portiers) komt deze wet al snel in beeld en moeten deze medewerkers dus gecertificeerd zijn.

Bij het verrichten van portierswerkzaamheden moeten deze personen voldoen aan de vereisten van de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus.

2.2.6 Overlast publiek domein

Het gemeentebestuur benadrukt dat het primair de verantwoordelijkheid is van de horecaondernemer om de overlast die komende en vertrekkende bezoekers veroorzaken te voorkomen of terug te dringen. De ondernemer heeft als goede gastheer dus niet alleen een inspanningsverplichting voor het gedrag van zijn bezoekers binnen zijn horecabedrijf, maar heeft dit ook voor het gedrag van zijn bezoekers in de directe omgeving van zijn horecabedrijf. Indien bezoekers zich in de directe omgeving van zijn horecabedrijf blijven ophouden op de openbare weg, hetgeen overlast teweeg kan brengen, wordt van hem verwacht dat hij een begeleidende rol op zich neemt. Vaak gaat het om lokaal uitgaanspubliek dat bij hem bekend is. Het gemeentebestuur verwacht niet dat hij als openbare orde handhaver op gaat treden, deze taak is exclusief voorbehouden aan de politie. Dit neemt niet weg dat de horecaondernemers zowel individueel als collectief bij kunnen dragen aan het terugdringen van het overlastveroorzakende gedrag van hun bezoekers. Nauwe afstemming met de politie is hiervoor noodzakelijk. Tot hoever er sprake is van de directe omgeving en welke actie de ondernemer precies moet nemen om de overlast te voorkomen of te reduceren, hangt af van de plaatselijke situatie en omstandigheid.

Het voorkomen of terugdringen van de overlast die komende en vertrekkende bezoekers veroorzaken is primair de verantwoordelijkheid van de horecaondernemers.

2.2.7 Terrassen

Terrassen kunnen een sfeerbevorderende uitstraling hebben. Ze dienen vooral bij te dragen aan het dag- en vroege avondtoerisme, waarbij in de vroege avonduren tevens gedacht kan worden aan het uitgaanspubliek.

Wanneer een terras op de weg staat is een terrasvergunning nodig. Het begrip ‘weg’ wordt in de APV ruim uitgelegd, zodat ook plantsoenen, pleinen etc. hier onder vallen. Een terrasvergunning is ook nodig voor een terras, dat op de eigen grond van de ondernemer staat. Het gaat dan om terrassen, die ofwel in de openbare ruimte staan zoals op het trottoir, ofwel nabij de weg waardoor ze openbaar zijn (rechtstreeks toegankelijk voor het publiek). Juist door de openbaarheid van die terrassen is het soms nodig voorschriften ter voorkoming of beperking van overlast op te nemen. Voor een terras achter een pand geldt geen verplichting tot het hebben van een terrasvergunning, maar dan heeft de ondernemer wel weer te maken met geluidsnormen, inclusief stemgeluid. Bepalend is dus of een terras toegankelijk is voor het publiek. Als daarvan sprake is, dan is een terrasvergunning nodig.

Dit betekent dat voor vrijwel alle bedrijfsmatig geëxploiteerde terrassen een vergunning op grond van de APV nodig is. Als een terras op gemeentegrond staat, heeft de horecaondernemer daarnaast ook nog privaatrechtelijke toestemming van de gemeente nodig voor het gebruik van deze grond. Hiervoor wordt ook een huurprijs berekend.

Een aanvraag voor een terrasvergunning wordt aan de volgende criteria getoetst:

  • 1.

    de woon- en leefsituatie in de omgeving van het horecabedrijf en/of de openbare orde mag niet door de aanwezigheid van het terras op ontoelaatbare wijze nadelig worden beïnvloed. Bij het oordeel moet rekening worden gehouden met het karakter van de straat en de wijk, de aard van het horecabedrijf en de spanning waaraan het woonmilieu ter plaatse blootstaat of bloot gesteld zal worden door de exploitatie van het terras;

  • 2.

    het in gebruik nemen van de weg voor een terras mag geen schade toebrengen aan de weg;

  • 3.

    het terras mag geen gevaar opleveren voor de bruikbaarheid van de weg en voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan (bijvoorbeeld voor hulpdiensten) en mag ook geen belemmering vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg.

Bestemmingsplan

Het gebruik van gronden als terras moet in overeenstemming zijn met de bestemmingsplanvoorschriften, maar dit is geen toetsingsgrond bij de beoordeling van een aanvraag voor een terrasvergunning. Voorzover sprake is van een discrepantie met betrekking tot de bestaande, vergunde terrassen, dient aan dit aspect bij bestemmingsplanherzieningen nadrukkelijk aandacht te worden gegeven.

Bij de beoordeling van aanvragen om een terrasvergunning worden de hierna weergegeven uitgangspunten in acht genomen.

Geen maximumstelsel

Er wordt geen maximum gesteld aan het aantal toe te laten terrassen binnen de gemeente. Behoudens zwaarwegende omstandigheden moet in principe ieder horecaondernemer de mogelijkheid hebben een terras te plaatsen, zolang wordt voldaan aan de hierna gestelde randvoorwaarden.

Locatie

Er wordt alleen een terrasvergunning verleend, wanneer het terras in de directe nabijheid van het horecabedrijf ligt. In verband met de bediening op het terras en de noodzaak van toiletvoorzieningen in de directe nabijheid wordt behoudens bijzondere zwaarwegende omstandigheden, een terrasvergunning geweigerd voor een terras dat zich niet vlakbij het horecabedrijf bevindt. Een voorbeeld van een ongewenste situatie is dat het bedienend personeel telkens een straat moet oversteken om het publiek op het terras te kunnen bedienen. Een uitzondering op dit uitgangspunt is mogelijk voor tijdelijke terrassen vanwege een evenement.

Ligging en oppervlakte

De uiteindelijke invulling van deze algemene uitgangspunten wordt bepaald aan de hand van de concrete situatie. Doorslaggevende factoren zijn onder meer: De verkeersveiligheid; de doorstromingsmogelijkheden voor voetgangers en de functie van belendende percelen. In de terrasvergunning wordt de exacte oppervlakte en situering van het terras opgenomen, waarbij verwezen wordt naar een bijbehorende situatietekening.

Per aanvraag wordt bekeken of er feitelijk voldoende ruimte is voor een terras. Hierbij worden deze algemene uitgangspunten gehanteerd:

  • 1.

    een terras mag worden geplaatst direct grenzend aan de voorgevel van het horecabedrijf en over de volle breedte van het pand en/of direct aan de zijgevel en de volledige diepte van het pand;

  • 2.

    op het voetgangersgedeelte moet minimaal één meter vrijgelaten worden voor het voetgangers- of rolstoelverkeer. Op deze vrije ruimte mag geen meubilair aanwezig zijn. Er moet permanent een goede doorstroming voor voetgangers, rolstoelgebruikers en daarmee gelijkstaande gebruikers gewaarborgd blijven. Met andere woorden: andere gebruikers van de openbare ruimte mogen geen hinder van het terras ondervinden;

  • 3.

    brandkranen dienen vrij toegankelijk te zijn voor hulpverleningsdiensten;

  • 4.

    uit het oogpunt van brandveiligheid moet bij het plaatsen van een terras aan weerszijden van de ingang 0,5 meter vrij blijven;

  • 5.

    het plaatsen van objecten voor nooduitgangen en eventuele andere in- en uitgangen van het horecabedrijf of van belendende panden is niet toegestaan;

  • 6.

    er mogen door de aanwezigheid van het terras geen belemmeringen ontstaan voor belendende percelen;

  • 7.

    het plaatsen van een terras mag niet ten koste gaan van openbare parkeerplaatsen. Uitgezonderd hiervan zijn de bestaande terrassen op de Markt in Geertruidenberg in de periode maart tot november. Met verdere ingebruikname van parkeerplaatsen op de Markt voor terrassen wordt terughoudend omgegaan, gelet op het ter plaatse geldende parkeerbeleid.

Deze algemene uitgangspunten zijn met name gevormd voor terrassen, die op het trottoir zijn geplaatst.

Het gegeven dat een terras aan een rotonde of op een hoek van een straat is gelegen, kan met het oog op de verkeersveiligheid gevolgen hebben voor de inhoud van de vergunning. Er moet steeds sprake blijven van een overzichtelijke verkeerssituatie. Dit kan betekenen dat bijzondere, beperkende voorschriften worden opgenomen in de terrasvergunning. Ook de aanwezigheid van een opritconstructie kan beperkingen met zich meebrengen. Dit moet per situatie worden beoordeeld.

Winterterrassen en (permanente) voorzieningen

De ondernemer mag voortaan het gehele jaar gebruik maken van de terrasvergunning. Wel geldt dat hij in de winterperiode, november tot en met februari, enkel gebruik mag maken van de terrassen bij mooi weer, dat wil zeggen bij weer waarvan normaliter verwacht mag worden dat bezoekers gebruik van het terras maken. De aanwezigheid van terrasafscheidingen, meubilair etc is in deze periode dan ook alleen op deze specifieke dagen toegestaan. Tevens mag de horecaondernemer vanwege het parkeerbeleid op de Markt in die periode geen parkeerplaatsen in gebruik nemen.

De terrassen binnen de gemeente moeten het aanzien hebben van zomerterrassen. Overkappingen, serre-achtige aanbouwen en dergelijke zijn dan ook niet toegestaan.

Hoewel afscheidingen van terrassen duidelijk waarneembaar moeten zijn, is het niet toegestaan deze voorzieningen permanent (verankerd) op het terras aan te brengen. Dit geldt ook voor andere voorzieningen. De aanwezigheid van permanente voorzieningen vormt vaak een inbreuk op het normale gebruik van de openbare ruimte.

Daarnaast moeten de voorzieningen zoals meubilair, afscheiding, bloembakken etc, passen bij de omgeving van het terras, in het bijzonder geldt dit voor de historische kern van Geertruidenberg. Het terras moet een bijdrage leveren aan de ruimtelijke kwaliteit van deze kern en mag de cultuurhistorische kwaliteit niet verstoren.

Tot slot mogen de aangebrachte voorzieningen op de terrassen (borden, afscheidingen, parasols etc) binnen de gemeente geen reclame-uitingen bevatten.

Om ervoor te zorgen dat de omgeving schoon blijft, behoort de ondernemer een voorziening te treffen waar zijn bezoekers blikjes, verpakkingspapier etc. kunnen deponeren.

Uit veiligheidsoverwegingen geldt dat de ondernemer tijdens evenementen enkel mag schenken in plastic bekertjes of veiligheidsglas.

Opslag terrasvoorzieningen

Het is ongewenst dat er gedurende de sluitingstijd gebruik kan worden gemaakt van terrassen omdat dit voor de woon- en leefomgeving een te grote last met zich mee kan brengen. Om te voorkomen dat de horecaondernemer telkens zijn terras moet opruimen, kan hij voorzieningen treffen (bv ketting) waardoor het gebruik van het meubilair gedurende deze tijd niet mogelijk is. Treft de ondernemer deze voorzieningen niet of kan hij deze niet treffen, dan moet hij het meubilair van het terras verwijderen en (inpandig) opslaan. Bij het uitpandig opslaan moet de ondernemer rekening houden met brandveiligheidsaspecten in de directe omgeving van de opslaggelegenheid. In de historische kern van Geertruidenberg moet de horecaondernemer het meubilair in ieder geval inpandig opslaan wanneer het meubilair brandbaar is en de betreffende voorzieningen niet getroffen (kunnen) worden.

In de terrasvergunning worden nadere brandveiligheidsvoorschriften opgenomen voor de aanwezigheid en de opslag van terrasvoorzieningen.

Sluitingtijd

Bij het uiteindelijk bepalen van de sluitingstijden voor terrassen heeft de raad rekening gehouden met de wensen en economische belangen van de horecaondernemers, de belangen van omwonenden bij een goede nachtrust en het voorkomen van diverse vormen van overlast en met de belangen van de bezoekers van de horecabedrijven (de consumenten). De raad heeft de sluitingstijden als volgt bepaald:

  • 1.

    het gehele jaar tussen 00.00 en 07.00 uur;

  • 2.

    uitgezonderd de zaterdagen en zondagen in de maanden juli en augustus. Dan geldt een sluitingstijd tussen 01.00 en 07.00 uur vanwege de vakantieperiode en de grotere kans op mooi weer.

Geluid

De geluidsnormen voor meldingsplichtige horecabedrijven staan vermeld in het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen. Met betrekking tot terrassen, gelegen aan de straatzijde mag het stemgeluid niet worden meegerekend. Voor terrassen op binnenterreinen wordt het stemgeluid wel meegerekend. Maximaal mag 50 dB(A) op de gevel van derden worden geproduceerd gedurende de dagperiode (09.00 tot 19.00 uur). In de praktijk blijkt dat bij terrasbezoek deze norm dusdanig beperkt is, dat niet of nauwelijks sprake is van waarneembare achtergrondmuziek. Daarom wordt op verzoek van de individuele horecaondernemer ontheffing verleend om met een begrenzer en tijdschakelaar gedurende deze tijden 55 dB(A) te mogen produceren, mits het geluid voor omwonenden geen overlast veroorzaakt.

Paracommerciële inrichtingen

Voor zover paracommerciële instellingen en verenigingen een terras hebben, geldt dat het gebruik daarvan moet passen bij de normale activiteiten van hun leden. Het terras is niet bedoeld voor willekeurige bezoekers. De openingstijden van hun terrassen zijn gekoppeld aan hun sluitingstijden.

Duur van de vergunning

Er is geen bezwaar tegen om de huidige vergunningsduur van één kalenderjaar uit te breiden. Dit voorkomt onnodige administratieve handelingen en kosten. Hierom wordt de terrasvergunning voor een periode van maximaal drie jaar verleend.

Voor het plaatsen van een terras op de "weg" is een terrasvergunning nodig, ongeacht wie de eigenaar van de grond is. Er is ook sprake van "weg", als sprake is van een voor het publiek toegankelijke plaats.

Beleidsuitgangspunten:

  • -

    Er wordt geen maximumstelsel met betrekking tot het aantal terrassen gehanteerd;

  • -

    Voorzover sprake is van een discrepantie met betrekking tot het gebruik van de grond voor de bestaande, vergunde terrassen en de bestemmingsplanvoorschriften, dient aan dit aspect bij bestemmingsplanherzieningen nadrukkelijk aandacht te worden gegeven.

  • -

    Een terrasvergunning wordt telkens maximaal voor 3 jaar verleend;

  • -

    Een terras moet in de directe nabijheid van het horecabedrijf liggen;

  • -

    De ligging en oppervlakte van een terras moeten aan een aantal randvoorwaarden voldoen.

Soms zijn aanvullende voorschriften nodig in verband met verkeersveiligheid

Ten aanzien van terrassen op bijzondere locaties, bijvoorbeeld op een plein.

 

Duur:

  • -

    Terrassen zijn gedurende het gehele jaar toegestaan;

  • -

    In de maanden november tot en met februari mag enkel bij mooi weer gebruik worden gemaakt van terrassen. Meubilair mag alleen dan geplaatst worden;

 

Voorzieningen e.d., die in ieder geval niet toegestaan zijn:

  • -

    Overkappingen, serre-achtige aanbouwen en dergelijke;

  • -

    Permanente voorzieningen (verankering);

  • -

    Reclame-uitingen op de voorzieningen;

  • -

    Voorzieningen die niet bij de omgeving passen. Bijzondere aandacht verdient de historische kern van Geertruidenberg.

 

Opslag:

  • -

    Terrasmeubilair mag tijdens de sluitingstijden niet gebruikt kunnen worden. Kan hier niet aan worden voldaan dan moet het verwijderd en opgeslagen, rekening houdend met brandveiligheidsaspecten. In de historische kern van Geertruidenberg moet het dan inpandig opgeslagen worden.

 

Sluitingstijden:

  • -

    het gehele jaar tussen 00.00 en 07.00 uur;

  • -

    uitgezonderd de zaterdagen en zondagen in de maanden juli en augustus. Dan geldt een sluitingstijd tussen 01.00 en 07.00 uur vanwege de vakantieperiode en de grotere kans op mooi weer.

 

Geluid:

  • -

    Enkel met ontheffing achtergrondmuziek tussen 09.00 en 19.00 uur tot maximaal 55 dB(A), mits begrenzer met tijdschakelaar is aangebracht en er geen overlast voor de woonomgeving wordt veroorzaakt.

 

Duur:

  • -

    Vergunning wordt verleend voor een periode van maximaal drie jaar.

2.3 Paracommercie

Paracommercie is een vorm van ongewenste mededinging of oneerlijke concurrentie door (al dan niet gesubsidieerde) instellingen en verenigingen, die buiten hun hoofddoelstellingen horecadiensten verlenen aan het publiek. Artikel 4 van de Drank- en Horecawet verstaat onder paracommerciële instellingen: rechtspersonen, niet zijnde een b.v. of n.v., die zich richten op recreatieve, sportieve, sociaal-culturele, educatieve, levensbeschouwelijke of godsdienstige activiteiten. Een voorbeeld is een sportvereniging of buurthuis, die een kantine exploiteert.

Drank- en horecavergunning

Voor instellingen, die naast hun eigenlijke hoofdactiviteiten horeca-activiteiten verrichten, geeft de Drank- en Horecawet de mogelijkheid voorschriften in de vergunning op te nemen met als doel oneerlijke mededinging te voorkomen. Deze voorschriften hebben betrekking op:

  • 1.

    het verbod tot het houden van bijeenkomsten van persoonlijke aard;

  • 2.

    het openlijk aanprijzen van de mogelijkheid tot het houden van bijeenkomsten van persoonlijke aard;

  • 3.

    de tijden, waarbinnen alcoholhoudende dranken mogen worden geschonken.

Deze beleidslijn wordt binnen de gemeente aangehouden. De huidige praktijk is dat vrijwel alle instellingen binnen onze gemeente een bestuursreglement, al dan niet via een overkoepelend orgaan (model bestuursreglement van het NOC of NSF), hebben opgesteld en zichzelf daarmee gebonden hebben aan voorschriften ter voorkoming van paracommercie. Verder aanvullend beleid is niet mogelijk; er kunnen geen andere dan de hiervoor genoemde beperkingen worden gesteld in een vergunning.

Ontheffingen

Het gebeurt geregeld dat horeca-activiteiten bij evenementen of andere activiteiten tijdelijk plaatsvinden op locaties buiten een horecabedrijf. Hiervoor is dan een ontheffing op grond van artikel 35 van de Drank- en Horecawet nodig. Deze ontheffing kan niet alleen verleend worden aan ondernemers, maar ook aan andere personen, die beschikken over het diploma Sociale Hygiëne. Instellingen, die in het kader van een bijzondere festiviteit, alcohol willen schenken, hoeven dus niet langer een horecaondernemer in te schakelen. De evenementennota 2006-2010 geeft aan dat tijdens evenementen slechts zeer incidenteel en beperkt tapinstallaties op straat worden toegestaan.

Ter voorkoming van ongewenste mededinging worden de volgende uitgangspunten gehanteerd bij ontheffingen voor het schenken van alcohol buiten een horecabedrijf:

  • 1.

    per aanvraag moet worden beoordeeld of ontheffingverlening niet leidt tot strijd met de openbare orde;

  • 2.

    wanneer sprake is van een ontheffing aan een niet-commerciële instelling (volgens de definitie van artikel 4 D&H wet) gelden de volgende extra voorwaarden:

    a. het evenement/de activiteit, met het oog waarop ontheffing op grond van de Drank- en Horecawet wordt gevraagd, wordt georganiseerd in het kader van de doelstellingen van de (mede)organiserende instelling en vereniging;

    b. er is geen ontheffing mogelijk voor feesten van persoonlijke aard (besloten feesten), zoals bruiloften en partijen, die een persoonlijk karakter hebben. Ontheffing voor een feest is alleen mogelijk, als er een relatie is met (de doelstellingen van) de instelling (bijv. jubileum van een sportclub).

Om te voorkomen dat door wisselingen in het bestuur onvoldoende bekend is aan welke vereisten moet worden voldaan volgens de Drank- en horecawet, wordt jaarlijks een brief naar de paracommerciële instellingen gezonden, met daarin de betreffende bepalingen.

Sluitingstijden APV

In de APV is wat betreft sluitingstijden een onderscheid gemaakt tussen reguliere horecabedrijven en paracommerciële inrichtingen. Voor paracommerciële inrichtingen, zoals sportkantines en buurthuizen, gelden andere sluitingstijden:

  • 1.

    één uur vóór tot één uur na de activiteiten die verband houden met de statuten;

  • 2.

    dagelijks in ieder geval tussen 24.00 uur en 05.00 uur.

Uitgangspunten bij het verlenen van ontheffing op grond van artikel 35 Drank- en Horecawet:

  • 1.

    per aanvraag wordt beoordeeld of ontheffingverlening niet leidt tot strijd met de openbare orde;

  • 2.

    bij ontheffingverlening aan een niet-commerciële instelling (art. 4 Drank- en Horecawet) gelden de volgende extra voorwaarden:

  • a.

    het evenement/de activiteit, ten behoeve waarvan de ontheffing wordt gevraagd, wordt georganiseerd in het kader van de doelstelling van de (mede-) organiserende instelling;

  • b.

    geen ontheffing is mogelijk voor bijeenkomsten van persoonlijke aard, maar alleen voor feesten met een directe relatie met (de doelstellingen van) de instellingen, bijvoorbeeld een jubileum van een sportclub.

geen ontheffing is mogelijk voor bijeenkomsten van persoonlijke aard, maar alleen voor feesten met een directe relatie met (de doelstellingen van) de instellingen, bijvoorbeeld een jubileum van een sportclub.

2.4 Gebruiksvergunning

(Brand)veiligheid in horecagelegenheden is van groot belang, omdat hier vaak veel mensen tegelijk aanwezig zijn. De brandveiligheidseisen zijn terug te vinden in het Bouwbesluit, de Bouwverordening en de Brandveiligheidsverordening.

De brandveiligheid wordt gewaarborgd door het afgeven van een gebruiksvergunning. Deze vergunning is verplicht, indien er in de inrichting voorzieningen zijn, waardoor 50 of meer personen tegelijk aanwezig kunnen zijn. De brandweer beoordeelt de veiligheid van het gebouw en geeft aan waar aanpassingen nodig zijn. In de gebruiksvergunning wordt tevens vermeld hoeveel personen er maximaal in de inrichting aanwezig mogen zijn. Ook al is een gebruiksvergunning niet verplicht, dan gelden toch vanwege de functie c.q. het gebruik van het gebouw brandveiligheidseisen.

In de gebruiksvergunning worden voorschriften opgenomen over de brandveiligheid, waaronder het maximale aantal personen dat tegelijkertijd aanwezig mag zijn in de inrichting.

2.5 Festiviteiten

Voor (vrijwel) alle horeca-inrichtingen in de gemeente is het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen van toepassing. Dit besluit bevat onder andere geluidsvoorschriften, waaraan de horeca-inrichtingen moeten voldoen. De AMvB kent de mogelijkheid dat een gemeente dagen of dagdelen aanwijst waarop bepaalde geluidsvoorschriften niet gelden. Het kan gaan om de aanwijzing van collectieve dagen, die op meer of zelfs alle horecabedrijven van toepassing zijn of om incidentele festiviteiten. Een incidentele festiviteit is een festiviteit die aan één of slechts een klein aantal inrichtingen gebonden is, zoals een optreden met levende muziek bij een café in verband met bijvoorbeeld een jubileum of straatfeest.

Omdat de geluidsvoorschriften tijdens deze festiviteiten niet gelden, wil dit niet zeggen, dat het horecabedrijf ongelimiteerd geluid mag produceren. Aansluitend bij jurisprudentie hanteert het college het standpunt dat tijdens deze dagen maximaal 20 dB(A) boven de reguliere normen geproduceerd mag worden. Dit levert overigens een niet te onderschatten hinder op voor de woonomgeving, zodat bij overtreding handhaving vereist is.

Met festiviteiten wordt in dit beheersdocument uitsluitend bedoeld de dagen/dagdelen waarop de horecaondernemer de geluidsnormen op basis van het Besluit Horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen mag overschrijden. Een festiviteit kan daarom niet worden gelijkgesteld met een evenement.

Collectieve festiviteiten

De collectieve festiviteiten zijn niet aan een maximum gebonden, maar op grond van de beleidspraktijk ligt het aantal aangewezen collectieve dagen per jaar gemiddeld op tien.

Het college bepaalt jaarlijks de collectieve festiviteiten na overleg met de lokale horecaondernemers.

Incidentele festiviteiten

De raad heeft in de APV bepaald dat het college per bedrijf maximaal 12 incidentele festiviteiten mag toestaan. Het college heeft voor de uitoefening van deze bevoegdheid geen beleid vastgesteld. In principe wordt ieder verzoek gehonoreerd, mits het er niet meer dan 12 per jaar zijn.

In de APV is bepaald dat de houder van een horeca-inrichting verplicht is twee weken voor aanvang van de festiviteit hiervan een kennisgeving te doen aan het college.

De termijn voor het indienen van een kennisgeving geeft gelegenheid te beoordelen op welke wijze de houder van een horeca-inrichting bijvoorbeeld zoveel mogelijk overmatige geluidshinder probeert te voorkomen. Hiervoor kunnen aanvullende gegevens worden gevraagd over onder meer:

  • 1.

    Voorzieningen die binnen de inrichting worden aangebracht;

  • 2.

    Gedragsregels die binnen de inrichting in acht worden genomen;

  • 3.

    De periode van openstelling van de gehele inrichting, het terras, het parkeerterrein of een ander gedeelte van de inrichting.

Evenementen

In de evenementennota 2006-2010 is een geluidsparagraaf opgenomen waarin, rekening houdend met de omgeving, is bepaald hoeveel en welke soort evenementen er op een bepaalde locatie plaats mogen vinden. Daaraan is tevens een bepaald geluidsniveau gekoppeld.

Zowel voor collectieve als incidentele festiviteiten is nog geen beleid ontwikkeld. Vooralsnog wordt het aantal collectieve en incidentele dagen gehandhaafd. Bij het ontwikkelen van het beleid worden onder meer het aantal en de voorschriften nader tegen het licht gehouden. Het beleid wordt na overleg met de betrokken partijen vastgesteld.

Gemiddeld genomen worden er maximaal 10 collectieve festiviteiten per jaar aangewezen. De aanwijzing van deze dagen geschiedt na overleg met vertegenwoordigers van de lokale horeca.

Het maximaal aantal incidentele festiviteiten per jaar bedraagt 12.

Tijdens deze dagen mag niet meer dan 20 dB(A) boven de reguliere normen geproduceerd worden.

Voor collectieve en incidentele festiviteiten wordt beleid ontwikkeld. Het beleid wordt na overleg met de betrokken partijen vastgesteld.

2.6 Speelautomaten

Op grond van artikel 30b van de Wet op de Kansspelen is een vergunning van de burgemeester nodig voor het plaatsen van een of meer speelautomaten in een hoog- of laagdrempelige inrichting. De definities van de inrichtingen zijn in de wet vastgelegd.

Een hoogdrempelige inrichting is een inrichting:

  • 1.

    waarin het horecabedrijf zoals bedoeld in de Drank-en Horecawet wordt uitgeoefend. Dit betekent dat sprake moet zijn van een horecabedrijf, waarvoor een drank- en horecavergunning is vereist en verleend; en

  • 2.

    waar het café en restaurantbezoek op zichzelf staat en geen andere activiteiten plaatsvinden, waaraan een zelfstandige betekenis moet worden toegekend; en

  • 3.

    de activiteiten in belangrijke mate gericht zijn op personen van 18 jaar en ouder.

Voorbeelden hiervan zijn: een café en een restaurant.

Een laagdrempelige inrichting is een inrichting:

  • 1.

    waarin op rechtmatige wijze het horecabedrijf wordt uitgeoefend, maar die geen hoogdrempelige inrichting is;of 

  • 2.

    waarin horeca-activiteiten worden verricht en de ondernemer inschrijfplichtig is en ingeschreven is bij het Bedrijfschap Horeca.

Voorbeelden hiervan zijn: een snackbar en een buurthuis.

Aantal speelautomaten

Op grond van de Wet op de Kansspelen moet in een gemeentelijke verordening worden vastgelegd hoeveel speelautomaten maximaal per inrichting mogen worden geplaatst. Voor wat betreft de kansspelautomaten heeft de wetgever bepaald dat dit er niet meer dan twee mogen zijn in hoogdrempelige inrichtingen. In laagdrempelige inrichtingen zijn geen kansspelautomaten toegestaan, maar wel behendigheidsautomaten. De wetgever heeft geen maximum verbonden aan het aantal toegestane behendigheidsautomaten. De raad heeft deze bepaald op twee. Deze aantallen zijn geregeld in de APV.

Vergunningsduur

Jaarlijks worden alle vergunningen op het gebied van de Wet op de Kansspelen opnieuw verleend. Vaak gaat het om precies dezelfde vergunning die verleend moet worden. Dit komt omdat de wetgever niet veel ruimte laat als het gaat om de aantallen en het soort speelautomaten. Om onnodige administratieve handelingen en kosten te voorkomen wordt de aanwezigheidsvergunning verleend voor een periode van maximaal drie jaar.

In een hoogdrempelige inrichting zijn maximaal twee speelautomaten (behendigheids- of kansspelautomaten) toegestaan.

In een laagdrempelige inrichting zijn maximaal twee behendigheidsautomaten toegestaan.

Aanwezigheidsvergunningen worden voor een periode van maximaal drie jaar verleend.

2.7 BIBOB

Op 1 juni 2003 is de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen openbaar bestuur (BIBOB) in werking getreden. Deze wet maakt het mogelijk om ongewilde facilitering door de overheid van criminele organisaties tegen te gaan. De uitgangspunten van de wet zijn integriteit, bestuurlijke handhaving en criminaliteitspreventie. De wet gaat over onder andere de behandeling van vergunningen op het gebied van horeca, coffeeshops, bouw, milieu, transport etc.

Het gaat om economisch kwetsbare sectoren waarbij grote belangen op het spel staan. Op basis van deze wet kan het bestuursorgaan bepaalde vergunningen weigeren of intrekken als er sprake is van een ernstig gevaar dat de vergunning wordt gebruikt voor het plegen van strafbare feiten of het witwassen van geld. De wet dicht een gat tussen de bestaande instrumenten.

De gemeente heeft hiervoor een beleidslijn ontwikkeld, die op 1 november 2004 bekend is gemaakt en in werking is getreden. Deze beleidslijn is onder meer van toepassing op drank- en horecavergunningen. Vanaf deze datum wordt de BIBOB procedure toegepast bij nieuwe aanvragen. Dit houdt in dat de aanvrager een uitgebreid vastgesteld vragenformulier moet invullen. De vragen hebben bijvoorbeeld betrekking op de financiële structuur van de onderneming, bedrijfsplan, de (zakelijke) verhouding tot het pand, waaruit de horeca-activiteiten plaatsvinden etc.

In de praktijk wordt bij nieuwe horecaondernemers of ingrijpende wijzigingen de BIBOB-procedure toegepast.

Als een aanvrager weigert om vragen te beantwoorden kan het college de vergunning weigeren.

Vanaf 1 november 2004 is besloten dat Wet BIBOB wordt toegepast op onder meer drank- en horecawetvergunningen.

3. RAAKVLAKKEN MET ANDERE BELEIDSTERREINEN

Het horecabeleid heeft raakvlakken met diverse andere beleidsterreinen. Van integraal beleid is pas sprake, als het horecabeleid aansluit op dat andere beleid en vice versa. Op de voor horeca relevante andere beleidsvelden wordt in dit hoofdstuk ingegaan.

3.1 Recreatie en Toerisme

Gemeente Geertruidenberg heeft in 2000 het Toeristisch Recreatief Actieplan Geertruidenberg 2000-2004 opgesteld. De visie richt zich op de uitbreiding van de positie van de gemeente Geertruidenberg op het gebied van het cultuurhistorisch toerisme, de waterrecreatie en de routegebonden recreatie. Door de verbetering en ontwikkeling van de afzonderlijke toeristisch-recreatieve voorzieningen, de koppeling van de aanwezige voorzieningen en bezienswaardigheden, de versterking van de relaties met de omgeving en de samenwerking tussen de diverse betrokkenen zal het bezoekersaantal moeten worden uitgebreid en de verblijfsduur worden verlengd.

Binnen deze beleidskaders hebben enkele doelstellingen een relatie met de horeca:

  • 1.

    Het betreft de groei van het aantal waterrecreanten en de gemiddelde besteding in de waterrecreatiesector.

  • 2.

    Op het gebied van dagrecreatie bestaat een grote belangstelling van eigen inwoners en recreanten voor fietsen, wandelen, bezoek aan cultuurhistorische bezienswaardigheden en evenementen.

Het aanbod van horecagelegenheden (restaurants/cafés) in de gemeente Geertruidenberg is ruimschoots aanwezig. Als groot gemis wordt ervaren dat er een beperkt aanbod van overnachtingsmogelijkheden in de gemeente aanwezig zijn. Het langdurige verblijf van recreanten is daardoor tot een minimum beperkt.

Vanuit toeristisch-recreatief perspectief zouden de volgende accommodatievormen ontwikkeld kunnen worden: Hotel, Pension, Bed & Breakfast en kamperen bij de boer (beperkte mate). Het verkrijgen van een kwalitatief goed verblijfsrecreatief aanbod verdient de aandacht.

3.2 Geluid 

De meeste horeca-inrichtingen vallen onder het Besluit Horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen (AMvB), in andere gevallen is een milieuvergunning nodig. In de AMvB of in een individuele milieuvergunning is aangegeven aan welke geluidsnorm(en) de inrichting moet voldoen. Als een bedrijf kan volstaan met een melding, kan het college in een nadere eis een bedrijf verplichten maatregelen te treffen, als aantoonbaar sprake is van geluidsoverlast. Aan welke geluidsnormen een horeca-inrichting zich moet houden, wordt dus uiteindelijk per individueel bedrijf bepaald. Binnen de gemeente zijn geen horecaconcentratiegebieden. Uitgangspunt is dat voor gelijke bedrijven in gelijke omstandigheden gelijke normen moeten gelden.

3.3 Evenementen

Er zijn veel raakvlakken tussen horecabeleid en evenementenbeleid. Horeca vormt een belangrijk element bij evenementen, maar een evenementenbeleid omvat meer. Daarom is er een afzonderlijk evenementenbeleid ontwikkeld.

Een evenement is een voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak. In het normale taalgebruik wordt ook wel gesproken over festiviteiten. In het horecabeleid wordt de term festiviteiten echter alleen gebruikt als aanduiding van de dagen/dagdelen waarop de geluidnormen op basis van het Besluit Horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen mogen worden overschreden. In totaal zijn dat jaarlijks per horecabedrijf maximaal twaalf dagen. Deze ontheffingsdagen hebben ook alleen betrekking op het geluid vanuit inrichtingen, die onder de reikwijdte van de AMvB vallen en dus bijvoorbeeld niet op evenementen in de openbare ruimte. In de evenementennota 2006-2010 zijn de geluidsnormen van evenementen nader geregeld.

De festiviteitenregeling wil – gelet op het voorgaande – niet zeggen dat er maximaal twaalf evenementen mogen worden georganiseerd in een horecabedrijf. Het gaat erom dat de geluidsnormen op niet meer dan twaalf dagen per jaar worden overschreden.

Onder de kop ‘paracommercie’ is het ontheffingenbeleid over het schenken van alcoholhoudende dranken buiten een horecabedrijf verwoord. Als een evenement wordt ondersteund door horeca-activiteiten, hanteert het bestuursorgaan daarbij de uitgangspunten van dit ontheffingenbeleid.

Tot slot is in de evenementennota 2006-2010 bepaald, dat slechts zeer incidenteel en beperkt een tapinstallatie op straat wordt toegestaan (zogenaamde art 35 Drank- en horecawet ontheffing).

3.4 Uitstallingen

Het terrassenbeleid heeft diverse raakvlakken met het uitstallingenbeleid. Het laatstgenoemde beleid regelt binnen welke randvoorwaarden toestemming verleend zal worden voor het plaatsen van voorwerpen in de openbare ruimte (op de weg). Voor het exploiteren van een terras worden vaak ook voorwerpen op de weg geplaatst. Gelet op het specifieke karakter van een terras, zijn hiervoor aparte randvoorwaarden in het horecabeleid opgenomen.

De gemeente beschikt nog niet over een uitstallingenbeleid. Het beleid wordt na overleg met de betrokken partijen vastgesteld.

3.5 Standplaatsen

Wat over evenementenbeleid is verwoord, geldt ook voor standplaatsenbeleid. Er zijn raakvlakken met horeca, wanneer op een standplaats dranken en etenswaren worden verkocht, die voor directe consumptie bestemd zijn. Deze verkoopwagens worden aangemerkt als inrichtingen overeenkomstig de definitie van de Wet milieubeheer. Dit betekent dat deze inrichtingen moeten voldoen aan de voorschriften van het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen. Voor standplaatsen, van waar andere goederen worden verkocht, bijvoorbeeld bloemen, is het horecabeleid niet van belang.

De gemeente beschikt nog niet over een standplaatsenbeleid. Het beleid wordt na overleg met de betrokken partijen vastgesteld.

3.6 Volksgezondheid

De overheid heeft een collectieve preventietaak als het gaat om de volksgezondheid. Met name gaat de aandacht uit naar jongeren en jonge volwassenen.

Alcohol- en druggebruik

In 2005 is er een onderzoek verricht door Novadic Kentron binnen onze gemeente. Hieruit heeft de klankbordgroep die bij het onderzoek betrokken was de volgende opvallende zaken geconstateerd:

  • 1.

    Voordat jongeren uitgaan, hebben zij thuis al alcohol gedronken (‘indrinken’).

  • 2.

    Veel ouders vinden het goed dat hun kind(eren) alcohol gebruik(t)en;

  • 3.

    Het is voor jongeren onder zestien jaar erg gemakkelijk om in de gemeente Geertruidenberg in de horeca en de winkels aan drank te komen. Er is geen pasjessysteem in de horeca;

  • 4.

    De alcoholconsumptie van twaalf- tot en met veertienjarigen in de kern Geertruidenberg is opvallend hoog;

  • 5.

    De sociale acceptatie van alcoholgebruik is erg groot;

  • 6.

    Er zijn behoorlijk wat kinderen die op erg jonge leeftijd gaan roken, drinken of blowen;

  • 7.

    Er is geen grip op de dealers op straat.

Beknopt weergegeven blijkt uit het rapport van Novadic Kentron dat het gebruik van genotmiddelen van de jongeren uit Geertruidenberg soms niet en soms wel in positieve of negatieve zin afwijkt van het gebruik van Nederlandse jongeren in het algemeen. Hun gebruik van tabak, alcohol en andere drugs is zorgwekkend genoeg om te pleiten voor het nemen van maatregelen in de sfeer van voorlichting aan de jongeren en hun ouders/verzorgers, scherpere handhaving van regelgeving betreffende de verstrekking van alcohol aan jongeren, en het treffen van additionele voorzieningen in de sfeer van hulpverlening en vertier.

Vanuit het beleidsveld volksgezondheid wordt beleid ontwikkeld om het alcohol- en druggebruik te matigen. Een belangrijk instrument dat hierbij gebruikt kan worden is het geven van voorlichting aan ouders, jongeren en jong volwassenen. Om daadwerkelijke resultaten te boeken moeten alle partijen de handen ineen slaan.

De eerder vermelde beleidsregel, dat de aangebrachte voorzieningen op de terrassen (borden, afscheidingen, parasols etc) geen reclame-uitingen mogen bevatten met ingang van 2010, draagt bij aan het alcoholmatigingsbeleid. Ditzelfde geldt voor het eind 2003 ingestelde verbod om alcohol te gebruiken en geopende verpakkingen op de weg bij te hebben op en rondom de Keizersdijk, hoewel hierbij het handhavingsaspect wellicht nadere aandacht verdient. Tot slot is tevens in de evenementennota 2006-2010 aandacht besteed aan alcoholmatiging met het opnemen van het uitgangspunt dat buitentappen bij evenementen slechts zeer incidenteel en beperkt worden toegestaan.

Voor wat betreft het gebruik van softdrugs op de weg geldt dat de gemeente op dit moment onderzoekt of het invoeren van een zogenaamde 0-optie voldoende resultaten op kan leveren. Is dit het geval, dan wordt de raad voorgesteld de APV hiervoor aan te passen.

Vanzelfsprekend wordt ook van de horecaondernemers verwacht dat zij zich zowel individueel als collectief actief opstellen om excessen van alcoholgebruik en het gebruik van drugs in hun horecabedrijf te voorkomen.

4. HANDHAVING

Het stellen van kaders en het maken van beleidsregels heeft alleen zin als er ook gehandhaafd wordt bij overtreding ervan. Partijen moeten niet alleen aangesproken kunnen worden bij het overtreden van de regels, maar ook moeten de afzonderlijke partijen de overheid kunnen aanspreken als er niet gehandhaafd wordt. In beide gevallen worden de regels immers geschonden.

Het is de bedoeling dat de regels nageleefd worden en dat met name de stelselmatige overtreders gefaseerd aangepakt kunnen en moeten worden.

Om te voorkomen dat de goedwillende horecaondernemer direct met maatregelen wordt geconfronteerd bij een overtreding, wordt als uitgangspunt bij een eerste overtreding volstaan met een waarschuwing.

Bij handhaving is er een onderscheid te maken tussen strafrechtelijke handhaving en bestuursrechtelijke handhaving. Deze twee vormen van handhaving staan los van elkaar in die zin dat strafrechtelijke handhaving bedoeld is om te straffen voor de overtreding (leedtoevoeging), terwijl bestuursrechtelijke handhaving er op is gericht om de gevolgen van een begane overtreding ongedaan te maken of herhaling of voortduring ervan te voorkomen (herstellend). Het is dus mogelijk dat voor dezelfde overtreding zowel een strafrechtelijke als een bestuursrechtelijke sanctie wordt opgelegd. Wel geldt dat bij de bestuursrechtelijke overtreding gekozen moet worden voor de minst bezwarende wijze om aan de overtreding een eind te maken en de opgelegde sanctie in verhouding moet staan tot de geschonden norm.

Bestuursrechtelijke handhaving kan onder meer plaatsvinden via bestuursdwang (bijvoorbeeld het sluiten van een inrichting), last onder dwangsom (bijvoorbeeld een boete van een x bedrag per overtreding) of het intrekken van een vergunning of ontheffing.

Karakteristieke handhavingaandachtspunten liggen voor de horeca bij de thema’s vergunning en ontheffing Drank- en Horecawet, exploitatievergunning, aanwezigheidsvergunning, brandveiligheid, milieuvergunningen, sluitingstijden, terrasvergunningen en het tegengaan van oneerlijke concurrentie (paracommerciële activiteiten). Daarnaast heeft het college een gebied aangewezen waarbinnen geen alcohol gedronken mag worden.

Deze aandachtspunten worden hieronder behandeld.

4.1 Geen vergunning of ontheffing

Het gaat in deze paragraaf om de handhaving bij het ontbreken van een vergunning of ontheffing op grond van Drank- en Horecawet, exploitatievergunning (Algemene Plaatselijke Verordening) of aanwezigheidsvergunning (Wet op de Kansspelen).

De constatering kan plaatsvinden door de politie of de gemeente. Bij optreden geniet een bestuursrechtelijke aanpak de voorkeur.

De burgemeester en het college stellen zich op het standpunt dat het handelen zonder vergunning zo snel als mogelijk beëindigd moet worden. De in te zetten bestuurlijke maatregelen zijn hierop afgestemd.

Tabel handelen zonder vergunning

 

Politie/ toezichthouder

Het college of de burgemeester

 

Constatering 1e overtreding

Schriftelijke waarschuwing + aanvraagformulier

Vanaf 3 weken na verzending waarschuwing en geen aanvraag ingediend

Constatering 2e overtreding

Brief voornemen opleggen last onder dwangsom + mogelijkheid zienswijzen kenbaar maken.

Vanaf 3 weken na verzending brief

 

Opleggen last onder dwangsom

Na opleggen dwangsom

Constatering 3e overtreding

Verbeurdverklaren en invorderen dwangsom.

 

Constatering voortduren overtreding

Verbeurdverklaring en invordering dwangsom tot maximum c.q. toepassen van bestuursdwang (bv sluiting).

4.2 Overtreden voorschrift(en) vergunning of ontheffing

Aan de meeste vergunningen en ontheffingen zijn voorschriften verbonden. Bij overtreding van één of meerdere voorschriften wordt als volgt opgetreden:

Tabel overtreden voorschriften

 

Politie/ toezichthouder

Het college of de burgemeester

 

Constatering 1e overtreding

Schriftelijke waarschuwing

Vanaf 2 weken na verzending waarschuwing

Constatering 2e overtreding

Brief voornemen opleggen last onder dwangsom + mogelijkheid zienswijzen kenbaar maken.

Vanaf 3 weken na verzending brief

 

Opleggen last onder dwangsom

Na opleggen dwangsom

Constatering 3e overtreding

Verbeurdverklaren en invorderen dwangsom.

 

Constatering voortduren overtreding

Verbeurdverklaring en invordering dwangsom tot maximum c.q. toepassen van bestuursdwang (bv sluiting).

4.3 Overtreden Drank- en horecawet

Hiervoor is beschreven hoe gehandeld wordt bij het ontbreken van een vergunning of ontheffing of bij het overtreden van de voorschriften. De Drank- en horecawet kent daarnaast specifieke bepalingen over het intrekken van de vergunning. In sommige gevallen geeft de wet aan dat het bestuursorgaan in moet trekken in andere gevallen kan het bestuursorgaan de vergunning intrekken.

Artikel 31, lid 1 Drank- en horecawet geeft de gronden wanneer een vergunning moet worden ingetrokken. In dergelijke gevallen wordt opgetreden als weergegeven in de volgende tabel. Deze tabel geldt niet voor de situatie als genoemd in artikel 31, lid 1 onder c Drank- en horecawet, daarop is de tabel “afwezigheid leidinggevende” van toepassing.

Tabel art. 31, lid 1 onder a, b, d, e Drank- en horecawet (imperatieve intrekkingsbevoegdheid)

 

Politie/ toezichthouder

Het college

 

Constatering overtreding

Brief voornemen intrekken vergunning + mogelijkheid zienswijzen kenbaar maken.

Tenminste 1 maand na verzending brief

 

Vergunning intrekken.

Artikel 31, lid 2 Drank- en horecawet geeft de gronden wanneer een vergunning kan worden ingetrokken. In dergelijke gevallen wordt opgetreden als weergegeven in de volgende tabel. Deze tabel geldt niet voor de situatie als genoemd in artikel 24 Drank- en horecawet, daarop is de tabel “afwezigheid leidinggevende” van toepassing.

Tabel art. 31, lid 2 Drank- en horecawet (facultatieve intrekkingsbevoegdheid)

 

Politie/ toezichthouder

Het college

 

Constatering 1e overtreding

Schriftelijke waarschuwing

Vanaf 2 weken na verzending waarschuwing

Constatering 2e overtreding

Brief voornemen intrekken vergunning + mogelijkheid zienswijzen kenbaar maken.

Vanaf 3 weken na verzending brief

 

Vergunning intrekken

De Drank- en horecawet kent een tweetal bepalingen over ‘afwezigheid leidinggevende’. Artikel 24, lid 1 geeft een verbod het horecabedrijf voor publiek geopend te houden indien in de inrichting geen leidinggevende aanwezig is die vermeld staat op de drank- en horecavergunning. Op grond van het hierboven genoemde artikel 31, lid 2 kan een vergunning worden in getrokken als dit verbod wordt overtreden. Daarnaast stelt artikel 31, lid 1 dat een vergunning wordt ingetrokken indien een niet daarin vermelde persoon leidinggevende is geworden in de inrichting waarop de vergunning betrekking heeft. Bij afwezigheid van de leidinggevende zal niet direct duidelijk zijn welk van de hiervoor geschetste situaties van toepassing is.

Tabel afwezigheid leidinggevende

 

Politie/ toezichthouder

Het college

 

Constatering 1e overtreding

Schriftelijke waarschuwing + aanvraagformulier

Vanaf 2 weken na verzending waarschuwing

Constatering 2e overtreding

Brief voornemen opleggen last onder dwangsom + mogelijkheid zienswijzen kenbaar maken.

Vanaf 3 weken na verzending brief

 

Opleggen last onder dwangsom

Na opleggen dwangsom

Constatering 3e overtreding

Verbeurdverklaren en invorderen dwangsom.

 

Constatering voortduren overtreding

Verbeurdverklaring en invordering dwangsom tot maximum.

 

Constatering voortduren overtreding

Brief voornemen intrekken vergunning + mogelijkheid zienswijzen kenbaar maken en vergunning intrekken.

Als na het intrekken van de vergunning nog alcoholhoudende drank wordt geschonken is de tabel “handelen zonder vergunning” van toepassing, waarbij de waarschuwing wordt overgeslagen.

4.4 Overtreden Wet op de Kansspelen

Hiervoor is beschreven hoe gehandeld wordt bij het ontbreken van een vergunning of ontheffing of bij het overtreden van de voorschriften. Net als bij de Drank- en horecawet kent de Wet op de Kansspelen specifieke bepalingen over het intrekken van de vergunning. Deze worden nu volgend omschreven.

Artikel 30f, lid 1 Wet op de Kansspelen geeft de gronden wanneer een vergunning moet worden ingetrokken.

Tabel art. 30f, lid 1 Wet op de Kansspelen (imperatieve intrekkingsbevoegdheid)

 

Politie/ toezichthouder

Burgemeester

 

Constatering overtreding

Brief voornemen intrekken vergunning + mogelijkheid zienswijzen kenbaar maken.

Tenminste 1 maand na verzending brief

 

Vergunning intrekken.

Artikel 30f, lid 2 Wet op de Kansspelen geeft de gronden wanneer een vergunning kan worden ingetrokken.

Tabel art. 30f, lid 2 Wet op de Kansspelen (facultatieve intrekkingsbevoegdheid)

 

Politie/ toezichthouder

Burgemeester

 

Constatering 1e overtreding

Schriftelijke waarschuwing

Vanaf 2 weken na verzending waarschuwing

Constatering 2e overtreding

Brief voornemen intrekken vergunning + mogelijkheid zienswijzen kenbaar maken.

Vanaf 3 weken na verzending brief

 

Vergunning intrekken

Als na het intrekken van de vergunning de speelautomaten niet zijn verwijderd is de tabel “handelen zonder vergunning” van toepassing, waarbij de waarschuwing wordt overgeslagen.

4.5 Brandveiligheid

De handhaving van de brandveiligheidseisen vindt plaats aan de hand van de uit 2004 daterende ‘Nota controle en handhaving gebruiksvergunning’. Op dit moment zijn nagenoeg alle horecabedrijven voorzien van een gebruiksvergunning.

4.6 Milieuvergunning

De vereisten waaraan horecabedrijven moeten voldoen staan grotendeels in het Besluit Horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen. De gemeente heeft een handhavingsbeleid ontwikkeld, waarbij is aangesloten bij de provinciale handhavingsnotitie ‘Zo handhaven wij in Brabant’. Dit lokale handhavingsbeleid ‘Zo handhaven wij het milieu in Geertruidenberg’ is algemeen opgezet en geldt voor alle bedrijven, waaronder de horeca. Hierin staan onder andere normen over afval en dergelijke.

De provinciale handhavingsnotitie biedt de mogelijkheid om op lokaal niveau een nadere detaillering aan bepaalde onderdelen van de notitie te geven. Gemeente Geertruidenberg heeft hier invulling aangegeven door beleidsuitgangspunten vast te stellen voor de geluidsoverlast van horecabedrijven. Deze beleidsuitgangspunten zijn in 2005 vastgesteld.

Controles op overtredingen van de milieuvoorschriften vinden regulier en bij klachten plaats. Op het gebied van handhaving van de geluidsvoorschriften heeft het college op 27 september 2005 het volgende handhavingsbeleid vastgesteld:

Preventieve handhaving.

  • -

    een aantal malen per jaar wordt in overleg met de politie en RMD een algemene horecaronde gehouden in de gemeente;

  • -

    terugkoppeling van ingekomen klachten bij de politie, de RMD/milieuklachtenlijn

  • -

    in beginsel deelnemen aan de jaarlijks te houden handhavingestafette

Repressieve handhaving.

Repressieve handhaving bij geconstateerde overschrijding van de wettelijke geluidnormen door horecaondernemingen, waarbij afstemming plaatsvindt met de politie volgens het hieronder vermelde schema.

Instantie

5- 8 dB(A)

8-18 dB(A)

> 18 dB(A)

 

geringe hinder

ernstige hinder

onduldbare hinder

 

1e overschrijding geluidnormen

 

Gemeente

brief

waarschuwingsbrief

Vooraanschrijving

Dwangsombeschikking

(vervolg traject)

Politie

----

proces-verbaal

proces-verbaal

2e overschrijding geluidnormen

Gemeente

waarschuwingsbrief

Vooraanschrijving

dwangsombeschikking

( vervolg traject)

dwangsom innen

politie

---

proces-verbaal

proces-verbaal

3e overschrijding geluidnormen

Gemeente

Vooraanschrijving

Dwangsombeschikking

(vervolg-traject)

dwangsom innen

dwangsom innen

politie

proces-verbaal

proces-verbaal

proces-verbaal

Voor een verdere toelichting op het gebied van handhaving van de geluidsnormen, wordt verwezen naar de bijgevoegde beleidsuitgangspunten (Beleidsnotitie professionalisering milieuhandhaving).

4.7 Openingstijden

In de gemeente bestaat tussen de horeca, politie, gemeente en Kamer van Koophandel al sinds enkele jaren een zogenaamd ‘sluitingstijdenbeleid’. Deze afspraken zijn in 1999 gemaakt, maar waren zo bleek uit de werkgroepbijeenkomst onvoldoende breed bekend bij de verschillende partijen. Wel schaarde men zich achter de destijds gemaakte afspraken, waardoor deze in stand gehouden worden.

Tabel overtreden openingstijd

 

Politie/ toezichthouder

De burgemeester

 

Constatering 1e overtreding

Politie verstrekt een gele kaart (waarschuwing); Gemeente stuurt schriftelijke waarschuwing

 

 

Constatering 2e overtreding

Politie geeft kennisgeving van bekeuring; Gemeente stuurt schriftelijke waarschuwing waarbij wordt aangegeven dat bij een nieuwe overtreding binnen drie maanden bestuurlijke maatregelen genomen worden.

 

 

Constatering 3e overtreding

 

Binnen drie maanden na tweede overtreding

 

 

Politie maakt proces-verbaal op; Gemeente past bestuursrechtelijke sanctie toe, die afhankelijk van de aard van de overtreding bestaat uit: Opleggen last onder dwangsom;Beperking van de openingstijd met één uur voor een periode van drie weken;Tijdelijke/algehele sluiting (uitzondering).

 

Buiten drie maanden na tweede overtreding maar binnen één jaar na eerste overtreding

 

 

Politie maakt proces-verbaal op; Gemeente stuurt waarschuwingsbrief waarbij wordt aangegeven dat bij een nieuwe overtreding binnen drie maanden bestuurlijke maatregelen worden genomen.

 

Binnen één jaar na eerste overtreding

Constatering 4e en voortdurende overtreding

Politie maakt proces-verbaal op; Gemeente past bestuursrechtelijke sanctie toe, die afhankelijk van de aard van de overtreding bestaat uit: Opleggen last onder dwangsom; Beperking van de openingstijd met één uur voor een periode van drie weken; Tijdelijke/algehele sluiting.

 

4.8 Terrassen

Hierbij wordt dezelfde wijze van handhaven gehanteerd als onder sluitingstijd. Wel geldt dat hierbij de tijdelijke/algehele sluiting betrekking heeft op het terras, waardoor in het uiterste geval de terrasvergunning ingetrokken kan worden.

4.9 Paracommerciële activiteiten

De landelijke wetgever heeft in de Drank- en horecawet een speciale vergunning in het leven geroepen voor deze ‘bedrijven’ en heeft beperkingen aan het gebruik van de horecavergunning gesteld ter voorkoming van mededinging die uit oogpunt van ordelijk economisch verkeer als onwenselijk moet worden beschouwd.

Het college en de burgemeester zijn zich ervan bewust en hebben er begrip voor dat vanuit de horeca aandacht voor handhaving op deze paracommerciële activiteiten vereist is, maar ervaren in de praktijk voor wat betreft de controle een capaciteitsprobleem. Op dit moment is de bestuurlijke boete in behandeling bij de landelijke overheid. Er valt waar te nemen dat meer en meer geprobeerd wordt de gehele of een groot gedeelte van de APV hieronder te brengen.

Rekening houdend met de belangen van de horecaondernemers spannen het college en de burgemeester zich ervoor in om de handhaving op het gebied van de paracommercie strikter door te voeren.

In ieder geval wordt handhavend opgetreden tegen geconstateerde overtredingen.

4.10 Alcoholverbodsgebied

De politie heeft meermalen geconstateerd dat er op de weg de nodige overlast voor de woon- en leefomgeving werd veroorzaakt door personen die op de weg alcoholhoudende drank nuttigden. Bovendien is diverse malen gebleken dat de lege glazen casu quo (bier)flessen op de weg kapot werden gegooid. Deze vorm van overlast vond onder andere plaats op diverse locaties in het centrum van Raamsdonksveer.

Vanuit haar verantwoordelijkheid voor de openbare orde, volksgezondheid en eventueel jeugdbeleid, is het ongewenst dat met name groepen jongeren alcohol nuttigen terwijl ze zich op de weg ophouden. Om dit tegen te gaan heeft het college met ingang van 14 november 2003 het gebied gelegen tussen en met inbegrip van de:

  • -

    Keizersdijk;

  • -

    Het Spant;

  • -

    Pieter Breughelstraat;

  • -

    Rembrandtlaan;

  • -

    Grote Kerkstraat;

  • -

    St. Jozeflaan;

  • -

    Prins Bernhardstraat;

  • -

    Beatrixlaan;

  • -

    Julianalaan;

  • -

    Touwbaan;

aangewezen als gebied waarin het verboden is alcoholhoudende drank te nuttigen of aangebroken flessen, blikjes en dergelijke met alcoholhoudende drank bij zich te hebben.

Waar nodig wordt er hiertegen binnen dit gebied handhavend opgetreden.

4.11 Algemene bepalingen

Voor alle handhavingsonderdelen gelden de volgende algemene bepalingen.

4.11.1Geldigheidsduur

Voor alle hiervoor beschreven overtredingen, uitgezonderd de geluidshandhaving, geldt dat een maatregel als bedoeld in de diverse tabellen een geldigheidsduur heeft van één jaar. Dit betekent dat wanneer binnen één jaar nadat de eerste overtreding is geconstateerd, weer een overtreding plaatsvindt, wordt overgegaan naar de tweede stap in het schema en zo verder. De sancties worden opgeschort indien zij binnen het lopende exploitatieseizoen niet uitgevoerd kunnen worden en worden in het volgende exploitatieseizoen uitgevoerd.

4.11.2 Afwijking van de handhavingsmaatregelen

Ingeval het college of de burgemeester het gezien de omstandigheden noodzakelijk achten, kunnen zij/ kan hij besluiten af te wijken van bovenstaande handhavingsmaatregel en gemotiveerd andere, verdergaande, maatregelen treffen. Deze maatregelen kunnen zijn: het toepassen van (spoed) bestuursdwang of het bevelen van onmiddellijke sluiting van het horecabedrijf.

De burgemeester kan in het belang van de openbare orde en veiligheid of om andere zwaarwichtige redenen gemotiveerd afwijken van de bepalingen van dit sanctiebeleid.

4.11.3 Samenloop

Voor de systematiek van het horecasanctiebeleid wordt de onderneming als een ondeelbaar geheel beschouwd. Dit betekent dat een overtreding binnen de termijn van een jaar van hetzelfde of enig ander voorschrift van dezelfde of een andere ontheffing of vergunning zal worden opgevat als een herhaalde overtreding in de zin van dit horecasanctiebeleid indien de ondernemer:

  • 1.

    Eenzelfde of een ander voorschrift overtreedt van een aan hem verleende ontheffing of vergunning in relatie tot de uitoefening van zijn horecabedrijf of

  • 2.

    Handelt op enigerlei wijze die naar het oordeel van de burgemeester in het belang van de openbare orde en veiligheid niet geduld kan worden.

Bij samenloop van verschillende vergunningen of ontheffingen wordt voor de bepaling van de aard en de hoogte van de te treffen maatregel in beginsel uitgegaan van de laatste overtreding.

4.11.4 Strafbare feiten

Indien strafbare feiten worden gepleegd door werknemers (of ondernemers) of door anderen, in of rondom de horeca-inrichting en deze strafbare feiten leiden naar het oordeel van de burgemeester tot een bedreiging van de openbare orde, dan zal in beginsel worden opgetreden volgens de systematiek van dit horecasanctiebeleid als deze strafbare feiten verband houden met de wijze van exploitatie van de inrichting

4.11.5 Geweldsdelicten

Uitgaansgeweld in of rondom een horeca-inrichting wordt door de burgemeester beschouwd als een ernstige aantasting van de openbare orde. Wanneer er nu sprake is van een geweldsdelict van enige betekenis (er is bijvoorbeeld sprake van aantoonbaar letsel), waarbij een relatie kan worden gelegd tussen het geweld en de wijze van exploiteren van een horeca-inrichting, dan wordt bij de toepassing van het horecasanctiebeleid de eerste stap, het geven van een waarschuwing, overgeslagen. In geval van een zeer ernstig geweldsdelict kan ook hier uiteraard nog van worden afgeweken, op grond van de hiervoor beschreven bevoegdheid van de burgemeester. Bij lichte vorm van geweld daarentegen kan de burgemeester ook besluiten met een waarschuwing te volstaan.

5. COMMUNICATIE

5.1 Overleg

Het college en de burgemeester hechten evenals de raad grote waarde aan het bevorderen van de communicatie met maar ook tussen de partijen. Hierom vindt er de eerste jaren na vaststelling van deze nota tweemaal per jaar een overleg plaats tussen de werkgroep en de portefeuillehouder.

Daarnaast hecht het college grote waarde aan het:

  • 1.

    Oprichten van een bewonersplatform;

  • 2.

    Instellen van een aanspreekpunt vanuit de horecaondernemers voor directe behandeling van meldingen van omwonenden;

  • 3.

    onder de aandacht brengen van gemaakte afspraken aan bezoekers, bv via het aanbrengen van duidelijk zichtbare huisregels.

Het college en de burgemeester faciliteren deze zaken door bijvoorbeeld ruimte voor overleg beschikbaar te stellen en voorlichting hierover te geven.

5.2 Eén-loket functie

De vertegenwoordigers van de lokale horeca alsmede de VOG hebben aangegeven dat de bedrijfstak behoefte heeft aan een bedrijvencontactfunctionaris. Deze kan als aanspreekpunt voor de horeca fungeren en de vergunningverlening intern begeleiden. Ook binnen de gemeentelijke organisatie bestaat deze behoefte en is de één-loket gedachte in ontwikkeling.

De gemeentelijke organisatie kent inmiddels een bedrijvencontactfunctionaris, maar deze is momenteel nog niet het aanspreekpunt voor de horeca. Op zo kort mogelijke termijn zal deze persoon voor de horeca als aanspreekpunt gaan fungeren. Deze persoon krijgt met name de volgende coördinerende rol:

  • -

    het wegwijs maken van startende ondernemers en informeren over diverse vergunningvereisten;

  • -

    het aanspreekpunt bij collectieve belangen van de horeca;

  • -

    het aanspreekpunt van individuele horecaondernemers, tenzij het gaat om de stand van zaken met betrekking tot een of meer vergunningaanvragen. Bij vragen over de vergunningverlening zal worden doorverwezen naar de behandelend ambtenaar.

 

Voor startende ondernemers kan de als bijlage bijgevoegde horecawijzer dienst doen. Daarnaast worden in overleg met de Kamer van Koophandel de mogelijkheden onderzocht om de benodigde informatie digitaal via de website ter beschikking te stellen.

6. CITEERTITEL

Deze nota kan worden aangehaald als:

Horecanota gemeente Geertruidenberg, Onderdeel B: Beheersdocument.