Regeling vervallen per 05-04-2024

Algemene subsidieverordening Achtkarspelen

Geldend van 22-01-2016 t/m 04-04-2024

Intitulé

Algemene subsidieverordening Achtkarspelen

AlgemenesubsidieverordeningAchtkarspelen 2016

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1. college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Achtkarspelen

  • 2. eenmalige subsidie: een subsidie voor een activiteit die een eenmalig karakter heeft

  • 3. jaarlijkse subsidie: een subsidie die wordt verstrekt voor activiteiten die gedurende een geheel of een gedeelte van een kalenderjaar worden verzorgd of gedurende meerdere kalenderjaren

  • 4. nadere regel: een door burgemeester en wethouders vastgestelde regeling met algemeen verbindende voorschriften, ter uitvoering van een raadsverordening

  • 5. uitvoeringsovereenkomst: een overeenkomst die in de zin van artikel 4:36 van de wet kan worden gesloten ter uitvoering van de beschikking tot subsidieverlening

  • 6. wet: Algemene wet bestuursrecht

Artikel 2 Reikwijdte verordening

  • 1. Deze verordening is van toepassing op alle activiteiten die door aanvragers in het gemeentelijk belang worden ontplooid, tenzij bij of krachtens een besluit van de raad anders is bepaald.

  • 2. Ten aanzien van subsidies als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, van de wet (subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is) kan het college bepalen dat deze verordening geheel of gedeeltelijk buiten toepassing blijft.

  • 3. In de deelverordeningen, die bij deze verordening horen, kan van het in deze verordening bepaalde worden afgeweken.

  • 4. Het college kan nadere regels vaststellen over de uitvoering van deze verordening.

Artikel 3 Subsidieplafond

  • 1. Het college kan jaarlijks per beleidsveld een subsidieplafond vaststellen.

  • 2. Het subsidieplafond geldt voor het betreffende subsidiejaar.

  • 3. Bij de vaststelling van het subsidieplafond als bedoeld in het eerste lid bepaalt het college hoe het beschikbaar gestelde bedrag wordt verdeeld.

Hoofdstuk 2 Subsidieaanvraag

Artikel 4 Aanvraag jaarlijkse en eenmalige subsidie

  • 1. De aanvraag van de subsidie gaat in ieder geval vergezeld van:

    • a.

      een activiteitenplan, tenzij redelijkerwijs kan worden aangenomen dat daaraan geen behoefte is, en

    • b.

      een begroting met inkomsten en uitgaven van de aanvrager voor zover deze betrekking hebben op de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd, tenzij deze voor de berekening van het bedrag van de subsidie niet van belang is.

  • 2. Bij een eerste aanvraag voor verlening van een jaarlijkse subsidie overlegt de aanvrager die een rechtspersoon is met volledige rechtsbevoegdheid een afschrift van de oprichtingsakte van de rechtspersoon, dan wel de statuten zoals deze laatstelijk zijn gewijzigd en een verslag van de financiële positie.

  • 3. Wanneer er een aanvraagformulier beschikbaar is, dient de aanvrager hier gebruik van te maken.

Artikel 5 Aanvraagtermijn

  • 1. De aanvraag voor een jaarlijkse subsidie wordt vóór 1 juni voorafgaand aan het jaar waarin de activiteiten plaatsvinden bij het college ingediend.

  • 2. De aanvraag voor een eenmalige subsidie wordt ten minste acht weken voordat met de activiteit of het project een begin wordt gemaakt ingediend.

  • 3. Het college kan bij nadere regel andere termijnen stellen voor het indienen van een aanvraag voor daarbij aan te wijzen subsidies.

Artikel 6 Beslistermijn

  • 1. Het college neemt vóór 31 december voorafgaand aan het jaar waarin de activiteiten plaatsvinden een besluit op de aanvraag van een jaarlijkse subsidie.

  • 2. Het college beslist op de aanvraag voor een eenmalige subsidie binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag.

Hoofdstuk 3 Weigering van de subsidie

Artikel 7 Weigeringsgronden

Het college kan de subsidie naast de in artikel 4:25 en artikel 4:35 van de wet genoemde gronden weigeren wanneer gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat:

  • 1.

    de activiteiten van de aanvrager niet gericht zullen zijn op de gemeente of niet aanwijsbaar ten goede komen aan ingezetenen van de gemeente;

  • 2.

    de gelden niet of in onvoldoende mate besteed zullen worden voor het doel waarvoor de subsidie beschikbaar wordt gesteld;

  • 3.

    de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien die in strijd zijn met de wet, het algemeen belang, of de openbare orde;

  • 4.

    de subsidieverlening niet past binnen het beleid van de gemeente;

  • 5.

    de aanvrager ook zonder de subsidieverstrekking over voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen, hetzij middelen van derden, kan beschikken om de kosten van de activiteiten te dekken.

Hoofdstuk 4 Subsidieverlening

Artikel 8 Verlening jaarlijkse en eenmalige subsidie

  • 1. Een jaarlijkse subsidie kan voor maximaal vier jaren achtereen worden verleend.

  • 2. De verleningsbeschikking met betrekking tot de jaarlijkse en eenmalige subsidie bevat in ieder geval:

    • a.

      een aanduiding van het bedrag van de subsidie en het tijdvak waarvoor de subsidie wordt verleend;

    • b.

      een beschrijving van de activiteit(en) waarvoor subsidie wordt verleend;

    • c.

      een aanduiding van het tijdstip of de tijdstippen en de manier waarop de subsidie wordt uitbetaald.

Artikel 9 Uitvoeringsovereenkomst

  • 1. De ontvanger van een jaarlijkse subsidie kan in de verleningsbeschikking worden verplicht tot het sluiten van een uitvoeringsovereenkomst.

  • 2. De uitvoeringsovereenkomst geeft in elk geval aan op welke manier het toegekende bedrag jaarlijks geïndexeerd wordt.

  • 3. In de uitvoeringsovereenkomst wordt bepaald dat de subsidieontvanger verplicht is de activiteit te leveren waarvoor de subsidie is verleend.

Artikel 10 Voorschotten

Het college kan voorschotten verlenen op verleende subsidies. Bij de subsidieverlening wordt aangegeven of en op welke manier voorschotten uitbetaald worden.

Hoofdstuk 5 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 11 Meldingsplicht

De subsidieontvanger doet onverwijld melding aan het college zodra aannemelijk is dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, niet of niet geheel zullen worden verricht of dat niet of niet geheel aan de aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden verplichtingen zal worden voldaan.

Artikel 12 Overige verplichtingen van de subsidieontvanger

De subsidieontvanger informeert het college zo spoedig mogelijk schriftelijk over:

  • 1.

    besluiten of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, dan wel indien van toepassing van de ontbinding van de rechtspersoon en/of wijziging van de statuten;

  • 2.

    relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

  • 3.

    ontwikkelingen die er toe kunnen leiden dat aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden voorwaarden geheel of gedeeltelijk niet kunnen worden nagekomen;

Hoofdstuk 6 Verantwoording en subsidievaststelling

Artikel 13 Verantwoording subsidies tot € 5.000

  • 1. Subsidies tot € 5.000 worden door het college direct vastgesteld, zonder voorafgaande subsidieverlening. Het college beslist binnen acht weken op de aanvraag.

  • 2. De vaststellingsbeschikking bevat in ieder geval:

    • a.

      een aanduiding van het bedrag van de subsidie;

    • b.

      een beschrijving van de activiteit(en) waarvoor een subsidie wordt verstrekt;

    • c.

      de wijze van uitbetaling van de subsidie.

  • 3. De gemeente behoudt zich het recht voor steekproefsgewijs te controleren of de activiteit, waarvoor subsidie is verstrekt, is verricht.

Artikel 14 Verantwoording subsidies vanaf € 5.000 tot € 50.000

  • 1. Indien de subsidieverlening meer bedraagt dan € 5.000, maar minder dan € 50.000, dient de subsidie ontvanger een aanvraag tot vaststelling in bij het college:

    • a.

      bij een jaarlijks verstrekte subsidie, uiterlijk vóór 1 juni in het jaar na afloop van het kalenderjaar, respectievelijk vijf maanden na het subsidietijdvak, waarvoor de subsidie is verleend.

    • b.

      bij een eenmalige subsidie, uiterlijk acht weken na het verricht zijn van de activiteiten.

  • 2. De aanvraag tot vaststelling bevat een:

    a. inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht

  • b. overzicht van de activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag) met toelichting.

  • 3. Het college kan bepalen dat ook andere, of minder dan, de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden overgelegd.

Artikel 15 Verantwoording subsidies vanaf € 50.000

  • 1.

    Indien de subsidieverlening meer bedraagt dan € 50.000, dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in bij het college:

    • a.

      bij een jaarlijks verstrekte subsidie, uiterlijk vóór 1 juni in het jaar na afloop van het kalenderjaar, respectievelijk vijf maanden na het subsidietijdvak, waarvoor de subsidie is verleend.

    • b.

      bij een eenmalige subsidie, uiterlijk acht weken na het verricht zijn van de activiteiten.

  • 2.

    De aanvraag tot vaststelling bevat een:

    • a.

      inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht;

    • b.

      overzicht van de activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening);

    • c.

      balans van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop;

    • d.

      accountantsverklaring als bedoeld in artikel 2:393 van het Burgerlijk Wetboek.

      De accountant doet onderzoek naar de getrouwheid en rechtmatigheid van het financieel verslag of de jaarrekening en legt de uitslag van zijn onderzoek vast in de schriftelijke verklaring. Bij de verlening van de subsidie kan worden bepaald, dat de opdracht aan de accountant tevens strekt tot een onderzoek van de naleving van verplichtingen die aan de subsidie verbonden zijn en de doelmatigheid van de bestedingen.

    • e.

      Het college kan ontheffing verlenen van het bepaalde onder d.

  • 3.

    Het college kan in de verleningsbeschikking bepalen dat ook andere, of minder dan, de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden overgelegd.

Artikel 16 Vaststelling subsidie

  • 1. Het college beslist binnen dertien weken op een aanvraag tot vaststelling van een subsidie.

  • 2. Deze termijn kan eenmaal voor ten hoogste acht weken worden verdaagd.

  • 3. De subsidie kan lager worden vastgesteld wanneer:

    • a.

      de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden;

    • b.

      de subsidieontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

    • c.

      de subsidieontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van de juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op aanvraag zou hebben geleid, of;

    • d.

      de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten.

Artikel 17 Betaling

De subsidie wordt binnen vier weken na de subsidievaststelling betaald onder verrekening van de eventueel betaalde voorschotten.

Hoofdstuk 7 Overige bepalingen

Artikel 18 Hardheidsclausule

In bijzondere gevallen, voor zover de toepassing van deze verordening leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard, kan het college afwijken van het in deze verordening bepaalde.

Artikel 19 Overgangsbepaling

Op subsidies die vóór de inwerkingtreding van deze verordening zijn verleend blijven de bepalingen van toepassing zoals die zijn opgenomen in de Algemene subsidieverordening gemeente Achtkarspelen.

Artikel 20 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 22 januari 2016.

  • 2. Gelijktijdig met de inwerkingtreding van deze verordening wordt de Algemene subsidieverordening gemeente Achtkarspelen van 29 november 2001 ingetrokken.

Artikel 21 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als ‘Algemene subsidieverordening Achtkarspelen 2016’.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van
de raad van de gemeente Achtkarspelen van
21 januari 2016.
De raad voornoemd,
de griffier de voorzitter
mw. R. de Vries-Mulder G. Gerbrandy