Regeling vervallen per 01-01-2024

Gemeenschappelijke Regeling Brabants Historisch Informatie Centrum

Geldend van 15-12-2015 t/m 31-12-2023

Intitulé

Gemeenschappelijke Regeling Brabants Historisch Informatie Centrum

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Bernheze, Boekel, Boxmeer, Cuijk, Grave, Haaren, Landerd, Mill en Sint Hubert, Oss, Schijndel, Sint Anthonis, Sint-Michielgestel, Sint Oedenrode, Uden, Veghel en Vught ,

De algemene en dagelijkse besturen van de waterschappen Aa en Maas en De Dommel,

Gelet op hoofdstuk V en VIII van de Wet gemeenschappelijke regelingen,

Besluiten:

tot het treffen van de navolgende gemeenschappelijke regeling tot de instelling van een openbaar lichaam met rechtspersoonlijkheid dat de archiefbescheiden en collecties beheert die berusten in de rijksarchiefbewaarplaats in de provincie Noord-Brabant, de archiefbewaarplaatsen van de gemeenten Bernheze, Boekel, Boxmeer, Cuijk, Grave, Haaren, Landerd, Maasdonk, Mill en Sint Hubert, Oss, Schijndel, Sint Anthonis, Sint-Michielsgestel, Sint-Oedenrode, Uden, Veghel en Vught, en de waterschappen Aa en Maas en De Dommel.

Artikel 1

In deze gemeenschappelijke regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    de minister: de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

  • b.

    de gemeenten: de gemeenten Bernheze, Boekel, Boxmeer, Cuijk, Grave, Haaren, Landerd, Mill en Sint Hubert, Oss, Schijndel, Sint Anthonis, Sint-Michielsgestel, Sint-Oedenrode, Uden, Veghel en Vught,

  • c.

    de waterschappen: de waterschappen Aa en Maas en De Dommel;

  • d.

    archiefbescheiden: archiefbescheiden als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van de Archiefwet 1995;

  • e.

    collecties: de verzameling historische voorwerpen, boeken en overige schriftelijke en elektronische bescheiden in de meest ruime zin des woords, niet zijnde archiefbescheiden, in eigendom van of beheer bij de minister en de gemeenten voor zover het betreft voorwerpen of bescheiden bij de rijksarchiefbewaarplaats in de provincie en de archiefbewaarplaats van de gemeente;

  • f.

    de colleges: de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten, en

  • g.

    de algemene en dagelijkse besturen: de algemene en dagelijkse besturen van de waterschappen Aa en Maas en De Dommel;

  • h.

    De provincie: de provincie Noord-Brabant.

Artikel 2

  • 1.

    De regeling wordt getroffen met het doel de belangen van de minister, de colleges en de algemene en dagelijkse besturen van de waterschappen bij alle aangelegenheden betreffende de archiefbescheiden, collecties, individuele documenten en dergelijke die berusten in de rijksarchiefbewaarplaats in de Provincie Noord-Brabant en de archiefbewaarplaatsen van de gemeenten en de waterschappen in gezamenlijkheid te behartigen.

  • 2.

    Het openbaar lichaam ‘Brabants Historisch Informatie Centrum’ voert bij de behartiging van de belangen, bedoeld in het eerste lid, het archiefbeleid van de minister, de gemeenten en de waterschappen mede uit.

  • 3.

    De minister, de gemeenten en de waterschappen kunnen met het Brabants Historisch Informatie Centrum afspraken maken over de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de in artikel 2b genoemde taken en bevoegdheden.

  • 4.

    De minister, de waterschappen en de gemeenten kunnen gezamenlijk algemene aanwijzingen geven omtrent de wijze waarop het Brabants Historisch Informatie Centrum de belangen, bedoeld in het eerste lid, behartigt.

Artikel 2a

  • 1.

    Er is een openbaar lichaam genaamd ‘Brabants Historisch Informatie Centrum’.

  • 2.

    Het Brabants Historisch Informatie Centrum is gevestigd te ‘s-Hertogenbosch.

Artikel 2b

Aan het bestuur van het Brabants Historisch Informatie Centrum zijn de navolgende werkzaamheden, taken en bevoegdheden van de colleges, de algemene en dagelijkse besturen van de waterschappen en de minister overgedragen:

  • a.

    de beheerstaken, te onderscheiden in het behouden, bewerken en benutten van de archiefbescheiden die berusten in de in artikel 2, eerste lid, genoemde archiefbewaarplaatsen;

  • b.

    de taken en bevoegdheden, bedoeld in de artikelen 15, derde lid, 16, tweede lid, 17, 18, 19, 20, 31 en 32, eerste en derde lid, van de Archiefwet 1995;

  • c.

    de bevoegdheid van de minister om op grond van de artikelen 25 en 26, tweede lid, van de Archiefwet 1995 de rijksarchivaris in de provincie te benoemen, te schorsen en te ontslaan;

  • d.

    het adviseren en het doen van voorstellen aan de minister, de colleges en de algemene en dagelijkse besturen van de waterschappen over de taken en bevoegdheden, die door de minister, de colleges of de algemene en dagelijkse besturen van de waterschappen worden uitgevoerd ingevolge de artikelen 5, 6, 7, 8, 12, 13, 15, eerste en tweede lid, 30 en 32, tweede lid, van de Archiefwet 1995, en

  • e.

    het verrichten van door de minister, de colleges of de algemene en dagelijkse besturen van de waterschappen opgedragen andere taken die verband houden met de behartiging van de belangen, bedoeld in artikel 2.

Artikel 3

Het algemeen bestuur stelt de regels omtrent de kosten, bedoeld in artikel 19 Archiefwet 1995, vast en volgt daarbij zoveel mogelijk de regels die de minister op grond van artikel 19 Archiefwet 1995 heeft vastgesteld voor het Nationaal Archief.

Artikel 4

  • 1.

    Het algemeen bestuur bestaat uit acht leden.

  • 2.

    De minister wijst vier leden aan.

  • 3.

    De colleges van de gemeenten en de algemene en dagelijkse besturen van de waterschappen wijzen uit hun midden gezamenlijk vier leden aan.

  • 4.

    Het lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt van rechtswege op het tijdstip waarop de zittingsperiode van de colleges van de gemeenten of van de algemene en dagelijkse besturen van de waterschappen afloopt.

  • 5.

    Het lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt tevens bij beëindiging van het lidmaatschap van die leden bij de colleges van de gemeenten of van de algemene en dagelijkse besturen van de waterschappen.

  • 6.

    Een persoon waarvan het lidmaatschap ingevolge het vijfde lid is geëindigd, kan opnieuw worden aangewezen.

  • 7.

    De colleges van de gemeenten beslissen uiterlijk in de tweede vergadering van elke zittingsperiode van de colleges over de aanwijzing, bedoeld in het derde lid.

  • 8.

    Indien tussentijds een zetel van een lid van het algemeen bestuur vacant komt, wijzen de minister, de colleges of de algemeen en dagelijkse besturen van de waterschappen zo spoedig mogelijk een nieuw lid aan.

  • 9.

    Een lid van het algemeen bestuur dat zijn lidmaatschap ter beschikking heeft gesteld, blijft in functie totdat een nieuw lid is aangewezen.

Artikel 5

    • 1.

      Ieder lid van het algemeen bestuur heeft één stem.

    • 2.

      Een lid van het algemeen bestuur neemt niet deel aan de stemming over een aangelegenheid die hem rechtstreeks of middellijk persoonlijk aangaat of waarbij hij als vertegenwoordiger in een andere hoedanigheid eveneens betrokken is en waarbij belangenspanning speelt of de integriteitsvraag aan de orde zou kunnen zijn.

    • 3.

      Een benoeming gaat iemand persoonlijk aan, wanneer hij behoort tot de personen tot wie de keuze door een voordracht of bij een herstemming is beperkt.

    • 4.

      Een stemming is alleen geldig, indien meer dan de helft van het aantal leden dat zitting heeft en zich niet van deelneming aan de stemming moet onthouden, daaraan heeft deelgenomen.

    • 5.

      Het vierde lid is niet van toepassing:

      a. ingeval opnieuw wordt gestemd over een voorstel of over een benoeming, voordracht of aanbeveling van een of meer personen ten aanzien van wie in een vorige vergadering een stemming op grond van dat lid niet geldig was;

      b. voor zover het betreft onderwerpen die in een daaraan voorafgaande niet geopende vergadering aan de orde waren gesteld.

    • 6.

      Voor het tot stand komen van een beslissing bij stemming wordt een twee derde meerderheid vereist van hen die een stem hebben uitgebracht.

      ingeval opnieuw wordt gestemd over een voorstel of over een benoeming, voordracht of aanbeveling van een of meer personen ten aanzien van wie in een vorige vergadering een stemming op grond van dat lid niet geldig was;

    • 7.

      Bij een schriftelijke stemming wordt onder het uitbrengen van een stem verstaan het inleveren van een behoorlijk ingevuld stembriefje.

Artikel 6

  • 1.

    Aan het algemeen bestuur behoren ter uitvoering van de aan het Brabants Historisch Informatie Centrum toegekende taak alle bevoegdheden toe die niet aan een ander orgaan zijn opgedragen.

  • 2.

    Het algemeen bestuur kan de directeur, bedoeld in artikel 29, tot rijksarchivaris in de provincie, tot gemeentearchivaris van de gemeenten en tot waterschap archivaris van de waterschappen benoemen.

  • 3.

    Aan de bevoegdheden van het algemeen bestuur worden geen beperkingen opgelegd ingevolge artikel 31 van de Wet gemeenschappelijke regelingen, mits het totaal van de aangegane verplichtingen binnen de vastgestelde begroting valt. Voor het aangaan van verplichtingen door het algemeen bestuur buiten de goedgekeurde begroting geldt de procedure van artikel 18, 19 en 20.

  • 4.

    Het algemeen bestuur besluit slechts tot oprichting van en de deelneming in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen, indien dat in het bijzonder aangewezen moet worden geacht voor de behartiging van het daarmee te dienen belang. Het besluit wordt niet genomen dan nadat de raden van de gemeenten en de minister in de gelegenheid zijn gesteld hun wensen en bedenkingen ter kennis van het algemeen bestuur te brengen.

Artikel 7

Het algemeen bestuur verstrekt zo spoedig mogelijk schriftelijk aande minister, de raden en colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten en de algemene en dagelijkse besturen van de waterschappen de door hen, of een of meerdere van hun leden, gevraagde inlichtingen.

Artikel 8

  • 1.

    Een lid van het algemeen bestuur dat is aangewezen door de minister verstrekt aan de minister zo spoedig mogelijk doch in ieder geval binnen 45 dagen de door de minister gevraagde inlichtingen.

  • 2.

    Een lid van het algemeen bestuur verstrekt aan de colleges van de gemeenten en de algemene en dagelijkse besturen van de waterschappen zo spoedig mogelijk doch in ieder geval binnen 45 dagen de door een of meer leden van die organen gevraagde inlichtingen.

  • 3.

    De colleges, de algemene en de dagelijkse besturen van de waterschappen en de minister kunnen een lid van het algemeen bestuur dat zij hebben aangewezen, nadat de inlichtingen in een vergadering of schriftelijk zijn verstrekt of dienden te zijn verstrekt, ter verantwoording roepen voor het door hem in het algemeen bestuur gevoerde beleid.

Artikel 9.

De minister, de colleges van de gemeenten en de algemene en dagelijkse besturen van de waterschappen kunnen een door hen aangewezen lid van het algemeen bestuur, dat hun vertrouwen niet meer geniet, ontslag verlenen.

Artikel 10

  • 1.

    Het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter en drie andere door het algemeen bestuur aan te wijzen leden.

  • 2.

    Het algemeen bestuur wijst in het dagelijks bestuur twee leden aan die in het algemeen bestuur zijn aangewezen door de colleges onderscheidenlijk de algemene besturen van de waterschap, en twee leden die in het algemeen bestuur zijn aangewezen door de minister.

  • 3.

    Het lidmaatschap van het dagelijks bestuur eindigt van rechtswege, zodra men ophoudt lid te zijn van het algemeen bestuur of de termijn van aanwijzing van het lid van buiten de kring van het algemeen bestuur eindigt.

  • 4.

    Artikel 4, achtste lid is van overeenkomstige toepassing.

  • 5.

    Elk lid van het dagelijks bestuur heeft één stem. Besluitvorming vindt plaats bij volstrekte meerderheid van stemmen, voor zover niet anders bepaald in de regeling.

  • 6.

    In de vergadering van het dagelijks bestuur kan slechts worden beraadslaagd of besloten, indien ten minste de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.

  • 7.

    Indien het vereiste aantal leden niet tegenwoordig is, belegt de voorzitter, onder verwijzing naar dit artikel, opnieuw een vergadering.

Artikel 11

Het dagelijks bestuur vergadert zo dikwijls als één of meer leden van het dagelijks bestuur dit nodig oordelen.

Artikel 12

Het dagelijks bestuur stelt regels voor zijn vergaderingen vast.

Artikel 13

Het dagelijks bestuur is in ieder geval belast met:

  • a.

    het voeren van het dagelijks bestuur van Het Brabants Historisch Informatie Centrum;

  • b.

    beslissingen van het algemeen bestuur voorbereiden en uitvoeren;

  • c.

    regels vaststellen over de ambtelijke organisatie van het Brabants Historisch Informatie Centrum;

  • d.

    ambtenaren benoemen, schorsen en ontslaan;

  • e.

    besluiten tot privaatrechtelijke rechtshandelingen van het Brabants Historisch Informatie Centrum, met uitzondering van privaatrechtelijke rechtshandelingen als bedoeld in artikel 6, vierde lid;

  • f.

    besluiten namens het Brabants Historisch Informatie Centrum, het dagelijks bestuur of het algemeen bestuur rechtsgedingen, bezwaarprocedures of administratief beroepsprocedures te voeren of handelingen ter voorbereiding daarop te verrichten, tenzij het algemeen bestuur, voor zover het het algemeen bestuur aangaat, in voorkomende gevallen anders beslist;

  • g.

    het nemen van alle conservatoire maatregelen zowel in als buiten rechte en het doen van alles wat nodig is ter voorkoming van verjaring van recht of bezit;

  • h.

    het beheer van de activa en passiva van het Brabants Historisch Informatie Centrum, en

  • i.

    de zorg, voor zover deze van het dagelijks bestuur afhangt, voor de controle op het geldelijk beheer en de boekhouding van het Brabants Historisch Informatie Centrum.

Artikel 14

  • 1.

    De voorzitter wordt door en uit het algemeen bestuur aangewezen.

  • 2.

    Uit de overige leden van het dagelijks bestuur, bedoeld in artikel 10, eerste lid, worden een of meerdere plaatsvervangend voorzitters aangewezen.

  • 3.

    De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur.

  • 4.

    De voorzitter tekent de stukken die van het algemeen bestuur of het dagelijks bestuur uitgaan, tenzij hij aan de directeur het tekenen van bepaalde stukken heeft opgedragen.

  • 5.

    De voorzitter vertegenwoordigt het Brabants Historisch Informatie Centrum in en buiten rechte. De vertegenwoordiging kan hij opdragen aan een door hem aan te wijzen gevolmachtigde.

Artikel 15

  • 1.

    Het algemeen bestuur kan besluiten dat de leden van het algemeen of dagelijks bestuur, voor zover zij niet de functie vervullen van burgemeester of wethouder, lid van het algemeen of dagelijks bestuur van het waterschap, of als ambtenaar in rijks-, gemeente- of waterschapsdienst werkzaam zijn, een vergoeding ontvangen voor hun werkzaamheden ten behoeve van het Brabants Historisch Informatie Centrum.

  • 2.

    De leden van het algemeen en dagelijks bestuur, bedoeld in het eerste lid, ontvangen een tegemoetkoming in de kosten, waartoe worden gerekend reis- en verblijfkosten ten behoeve van het bijwonen van de vergaderingen van het algemeen en dagelijks bestuur.

  • 3.

    De in de voorgaande leden bedoelde vergoeding en tegemoetkoming worden door het algemeen bestuur vastgesteld en als afzonderlijke post opgenomen in de jaarlijkse begroting.

Artikel 16

  • 1.

    De voor de uitvoering van deze regeling ter beschikking te stellen middelen worden verschaft door de minister, de gemeenten en de waterschappen, door het verstrekken van jaarlijkse bijdragen, op basis van de begroting.

  • 2.

    De bijdrage van de minister kan jaarlijks worden aangepast in verband met de ontwikkeling van lonen of prijzen met een percentage, zoals dit in voorkomend geval door de minister in de loop van het begrotingsjaar voor het geheel van zijn bijdrage wordt vastgesteld. De bijdragen van de gemeenten en waterschappen worden jaarlijks aangepast in verband met de ontwikkeling van lonen of prijzen met een percentage dat voor dit doel is vastgesteld.

  • 3.

    Het algemeen bestuur kan bij de vaststelling van de begroting een percentage opnemen als voorlopige raming van het door de minister, de gemeenten en de waterschappen vast te stellen percentage als bedoeld in het tweede lid.

  • 4.

    Bij de start van het Brabants Historisch Informatie Centrum en voor de uitvoering van deze regeling kunnen door de verschillende partners vermogensbestanddelen worden ingebracht waarover nadere afspraken gemaakt worden.

  • 5.

    De minister, de colleges en de algemene en dagelijkse besturen van de waterschappen dragen er zorg voor dat het openbaar lichaam te allen tijde beschikt over voldoende middelen om zijn verplichtingen te voldoen. Dit met inachtneming van het achtste lid.

  • 6.

    Indien het toetreden tot deze regeling van andere bestuursorganen of het sluiten van samenwerkingsovereenkomsten met derden, er toe leidt dat een deel van de lasten voortvloeiende uit de investeringen als bedoeld in de in het tweede lid aangegeven investerings- en exploitatiebegroting, door deze bestuursorganen en/of derden worden gedragen, worden de financiële voordelen die daardoor ontstaan op de door de minister, de waterschappen en de gemeenten verschuldigde jaarlijkse bijdrage naar rato in mindering gebracht.

  • 7.

    Indien de minister, de gemeenten of de waterschappen een bijzondere taak opdragen als bedoeld in artikel 2, derde lid onder e, waarvan de kosten niet zijn op te vangen in de begroting, wordt daarvoor door de minister, de gemeenten of de waterschappen in aanvulling op de jaarlijkse bijdrage een tevoren overeengekomen vergoeding betaald.

Artikel 17

  • 1.

    Het dagelijks bestuur stelt eenmaal per vier jaar een vierjarig beleidsplan en een meerjarenbegroting op.

  • 2.

    Een periode van vier jaren als bedoeld in het eerste lid valt samen met de periode van een cultuurnota als bedoeld in artikel 3 van de Wet op het specifiek cultuurbeleid.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur zendt het ontwerpbeleidsplan en de ontwerpmeerjarenbegroting aan het algemeen bestuur. Het algemeen bestuur stelt ze vast. Dertien maanden voorafgaand aan de periode waarop het beleidsplan en de meerjarenbegroting betrekking hebben, worden deze toegezonden aan de minister, de raden van de gemeenten en de algemene en dagelijkse besturen van de waterschappen.

  • 4.

    De minister, de colleges van de gemeenten en de algemene en dagelijkse besturen van de waterschappen maken, binnen twee maanden na ontvangst van de in het derde lid genoemde stukken, gezamenlijk afspraken met het Brabants Historisch Informatie Centrum over te behalen resultaten voor de komende vier jaren.

Artikel 18

  • 1.

    Het dagelijks bestuur zendt uiterlijk 15 april van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, de algemene financiële en beleidsmatige kaders aan de raden van de gemeenten, de minister en de algemene en dagelijkse besturen van de waterschappen.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur biedt jaarlijks, ten minste acht weken voor de in artikel 19, eerste lid, bedoelde vaststelling, de raden van de gemeenten, de minister en de algemene en dagelijkse besturen van de waterschappen een ontwerp aan voor de begroting met toelichting van het Historisch Informatie Centrum Brabant en een meerjarenraming met toelichting voor ten minste drie op het begrotingsjaar volgende jaren.

  • 3.

    Bij het opstellen van het ontwerp voor de begroting, bedoeld in het eerste lid, neemt het algemeen bestuur het archiefbeleid, bedoeld in artikel 2, tweede lid, de algemene aanwijzingen, bedoeld in artikel 2, derde lid in acht en daarnaast de afspraken, bedoeld in artikel 17, vierde lid.

  • 4.

    In de toelichting op de ontwerpbegroting worden de aard en de omvang van de voorgenomen activiteiten beschreven. Daarbij wordt aangegeven welke belangen en resultaten het Brabants Historisch Informatie Centrum met de activiteiten nastreeft, op welke wijze de activiteiten zullen worden uitgevoerd en voor welke doelgroepen zij zijn bestemd.

  • 5.

    De ontwerpbegroting wordt door de zorg van de colleges, de minister en de algemene en dagelijkse besturen van de waterschappen voor een ieder ter inzage gelegd en tegen betaling van kosten algemeen verkrijgbaar gesteld. Van de terinzagelegging en de verkrijgbaarstelling geschiedt openbare kennisgeving.

  • 6.

    De raden van de gemeenten, de minister en de algemene en dagelijkse besturen van de waterschappen kunnen bij het algemeen bestuur hun zienswijze over de ontwerpbegroting naar voren brengen. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijze is vervat bij de ontwerpbegroting, zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.

Artikel 19

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt de begroting vast in het jaar voorafgaande aan dat waarvoor zij dient.

    Nadat deze is vastgesteld, zendt het algemeen bestuur, zo nodig, de begroting aan de raden van de gemeenten, de minister en de algemene en dagelijkse besturen van de waterschappen.

Artikel 20

  • 1.

    Besluiten tot wijziging van de begroting kunnen tot uiterlijk het eind van het desbetreffende begrotingsjaarworden genomen.

  • 2.

    De artikelen 18 en 19, eerste en tweede lid, zijn van overeenkomstige toepassing. Het dagelijks bestuur zendtde begrotingswijziging binnen vier weken na de vaststelling aan de raden van de gemeenten, de minister ende algemene en dagelijkse besturen van de waterschappen.

Artikel 21

De minister, de gemeenten en de waterschappen voldoen de bijdragen bij wijze van voorschot in door hen nader te bepalen termijnen.

Artikel 22

  • 1.

    Het dagelijks bestuur zendt voor 15 april van het jaar na het jaar waarvoor de jaarrekening dient, een voorlopige jaarrekening aan de minister, de raden van de gemeenten en de algemene en dagelijkse besturen van de waterschappen. De voorlopige jaarrekening gaat vergezeld van een verklaring omtrent de getrouwheid en de rechtmatigheid, afgegeven door een accountant als bedoeld in artikel 393 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

  • 2.

    Het algemeen bestuur draagt er zorg voor dat medewerking wordt verleend aan door of namens de accountant(s) van de minister, de gemeenten en de waterschappen in te stellen onderzoeken naar de door de accountant, bedoeld in het eerste lid, verrichte (controle)werkzaamheden.

  • 3.

    Het algemeen bestuur brengt jaarlijks aan de minister, de raden van de gemeenten en de algemene en dagelijkse besturen van de waterschappen voor 15 april een inhoudelijk verslag uit van de werkzaamheden, het gevoerde beleid in het algemeen en de doelmatigheid en doeltreffendheid van zijn werkzaamheden en werkwijze in het bijzonder in het afgelopen kalenderjaar.

  • 4.

    Het dagelijks bestuur zendt de jaarrekening binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 juli van het jaar volgende op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft, aan de raden van de gemeenten, de algemene en dagelijkse besturen van de waterschappen en de minister.

  • 5.

    Het algemeen bestuur stelt de in het eerste en derde lid bedoelde stukken algemeen verkrijgbaar.

Artikel 23

  • 1.

    Een batig saldo kan worden bestemd voor vorming van of toevoeging aan de reserve, of kan worden uitbetaald. De hoogte van deze reserve wordt bepaald door het algemeen bestuur, gehoord de minister, de raden van de gemeenten en de algemene en dagelijkse besturen van de waterschappen. Voor zover een batig saldo niet wordt aangewend voor de reserve wordt het saldo naar rato van de jaarlijkse bijdrage uitgekeerd aan de minister, de gemeenten en de waterschappen.

  • 2.

    De reserve in enig jaar bedraagt niet meer dan tien procent van de gezamenlijke bijdragen van de minister, de gemeenten en de waterschappen van dat jaar.

Artikel 24

Bij het jaarverslag stelt het algemeen bestuur de definitieve bijdragen van de minister, de gemeenten en de waterschappen vast.

Artikel 25

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt regels vast met betrekking tot de organisatie van de financiële administratie en van het kasbeheer en de boekhouding van het Brabants Historisch Informatie Centrum. Bij deze regels wordt bepaald welke ambtenaren van het Brabants Historisch Informatie Centrum met het doen van ontvangsten en betalingen worden belast.

  • 2.

    Het algemeen bestuur stelt regels vast met betrekking tot de controle op de financiële administratie en het kasbeheer.

Artikel 26

  • 1.

    De minister, de gemeenten en de waterschappen kunnen gezamenlijk nadere regels stellen over het financieel en materieel beheer, over de inrichting van de begroting, het financieel verslag, jaarverslag en aandachtspunten voor de accountantscontrole.

Artikel 27

  • 1.

    Overeenkomstig door het algemeen bestuur vast te stellen regels, die aan gedeputeerde staten van de provincie worden medegedeeld, draagt het dagelijks bestuur zorg voor de archiefbescheiden van het Brabants Historisch Informatie Centrum.

  • 2.

    De archiefbescheiden van het Brabants Historisch Informatie Centrum die op grond van de Archiefwet 1995 moeten worden overgebracht, komen te berusten in de rijksarchiefbewaarplaats in de provincie.

  • 3.

    De directeur is belast met het beheer van de archiefbescheiden, bedoeld in het eerste lid.

  • 4.

    De minister, de colleges van de gemeenten en de algemene en dagelijkse besturen van de waterschappen kunnen de staat waarin de onder hun verantwoordelijkheid bij het Brabants Historisch Informatie Centrum berustende archieven zich bevinden onderzoeken.

Artikel 28

  • 1.

    De colleges, de algemene en dagelijkse besturen van de waterschappen, de minister en het Brabants Historisch Informatie Centrum verstrekken elkaar desgevraagd inlichtingen en gegevens welke zij nodig achten voor de uitoefening van hun taak.

  • 2.

    De minister, de colleges en de algemene en dagelijkse besturen van de waterschappen kunnen inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden van het Brabants Historisch Informatie Centrum, voor zover dat voor de vervulling van hun taak redelijkerwijs nodig is.

  • 3.

    het Brabants Historisch Informatie Centrumstelt de minister, de colleges en de algemene en dagelijkse besturen van de waterschappen te allen tijde in de gelegenheid toezicht te houden op het bepaalde bij of krachtens de Archiefwet 1995 ten aanzien van de archiefbescheiden die berusten in de rijksarchiefbewaarplaats in de provincie en de archiefbewaarplaatsen van de gemeenten.

Artikel 29

  • 1.

    De colleges, de algemene en dagelijkse besturen van de waterschappen en de minister doen het dagelijks bestuur mededeling van de bij hen in voorbereiding zijnde maatregelen en plannen die voor de behartiging van de belangen, bedoeld in artikel 2, voor het Brabants Historisch Informatie Centrum van belang zijn.

  • 2.

    De colleges, de algemene en dagelijkse besturen van de waterschappen en de minister kunnen, bij de in het eerste lid bedoelde mededeling, het gevoelen vragen van het dagelijks bestuur. Ook ongevraagd kan het dagelijks bestuur zijn zienswijze daaromtrent aan de gemeentes, de waterschappen of minister kenbaar maken.

Artikel 30

Het dagelijks bestuur beslist omtrent benoeming, schorsing en ontslag van de directeur van het Brabants Historisch Informatie Centrum.

Artikel 31

  • 1.

    De directeur is belast met de uitvoering van de werkzaamheden, taken en bevoegdheden van het Brabants Historisch Informatie Centrum die voortvloeien uit de behartiging van de belangen, bedoeld in artikel 2 voor zover die uitvoering niet is opgedragen aan het algemeen bestuur, dagelijks bestuur of de voorzitter.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur stelt voor de directeur een instructie vast.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur regelt de vervanging van de directeur.

Artikel 32.

  • 1.

    De directeur staat het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter bij de uitoefening van hun taak terzijde. Hij is in de vergaderingen van het algemeen en dagelijks bestuur aanwezig en heeft daarin een adviserende stem.

  • 2.

    Met inachtneming van artikel 14, vijfde lid, worden alle stukken, die van het algemeen of het dagelijks bestuur uitgaan door de directeur mede ondertekend.

Artikel 32

Het overige personeel wordt in dienst genomen, geschorst of ontslagen door het dagelijks bestuur. Het dagelijks bestuur is bevoegd deze bevoegdheden aan de directeur te mandateren.

Artikel 33

Het overige personeel wordt in dienst genomen, geschorst of ontslagen door het dagelijks bestuur. Het dagelijks bestuur is bevoegd deze bevoegdheden aan de directeur te mandateren.

Artikel 34

  • 1.

    Het dagelijks bestuur stelt de rechtspositie- en arbeidsvoorwaardenregeling vast.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur volgt bij de vaststelling van de regelingen, bedoeld in het eerste lid, zoveel mogelijk de rechtspositieregeling van de provincie Noord-Brabant, zoals deze thans luidt en in de toekomst na wijziging zal luiden.

  • 3.

    Een regeling die afwijkt van de in het tweede lid bedoelde rechtspositieregeling, behoeft de instemming van de regionale vakbondsbestuurders.

Artikel 35

Toetreding tot de regeling kan geschieden bij een daartoe strekkende besluiten van de minister, de colleges en de algemene en dagelijkse besturen van de waterschappen, na verkregen toestemming van de raden van de gemeenten, alsmede de toe te treden bestuursorganen of rechtspersonen.

Artikel 36.

  • 1.

    Uittreding uit de regeling kan geschieden door toezending van een daartoe strekkende besluiten van de minister, de colleges en de algemene en dagelijkse besturen van de waterschappen. De colleges overleggen daarbij ook het besluit tot toestemming van de raden van de gemeenten.

  • 2.

    Het algemeen bestuur regelt de gevolgen van de uittreding. De uittreding gaat in op de eerste dag van het jaar volgend op dat waarin door de zorg van het dagelijks bestuur de bekendmaking van de uittreding in de Nederlandse Staatscourant is geschied.

  • 3.

    De kosten van uittreding komen voor rekening van het uittredend college van burgemeester van wethouders van een gemeente, het uittredend algemeen of dagelijks bestuur van een waterschap of, in geval van uittreding van de minister, voor rekening van de minister.

Artikel 37

  • 1.

    Deze regeling kan worden gewijzigd bij gezamenlijk besluit van de minister, de algemene en dagelijkse besturen van de waterschappen en van de colleges.

  • 2.

    De colleges hebben voor het besluit tot wijziging van de regeling de toestemming van de raden van hun gemeenten nodig.

Artikel 38

Deze regeling kan worden opgeheven bij besluit van de minister, de algemene en dagelijkse besturen van de waterschappen en de colleges. Het algemeen bestuur stelt een liquidatieplan op dat voorziet in de verplichting van de minister en van de waterschappen en de gemeenten om alle rechten en plichten van het openbaar lichaam over de minister, de waterschappen en de gemeenten te verdelen op een in het plan te bepalen wijze.

Artikel 39

  • 1.

    Deze regeling treedt in werking met ingang van de eerste dag van de kalendermaand, volgend op de bekendmaking in de Staatscourant door de minister.

  • 2.

    De colleges zenden de regeling aan gedeputeerde staten van de provincie.

Artikel 40

Deze regeling kan worden aangehaald als: Gemeenschappelijke Regeling Brabants Historisch Informatie centrum.

Gemeenschappelijke Regeling BHIC