Regeling vervallen per 16-12-2023

Algmene verordening ondergrondse infrastructuren (AVOI) gemeente 's-Hertogenbosch 2016

Geldend van 01-01-2016 t/m 15-12-2023

Intitulé

Algemene Verordening Ondergrondse Infrastructuren 2016 (AVOI 2016) gemeente 's-Hertogenbosch

De gemeenteraad van 's-Hertogenbosch, in zijn openbare vergadering van 15 december 2015;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 4 november 2015,

reg.nr. 4984529

gelet op de Gemeentewet

Besluit

  • 1.

    Vaststellen van de Algemene Verordening Ondergrondse Infrastructuren 2016 (AVOI 2016) gemeente 's-Hertogenbosch, onder gelijktijdige intrekking van de huidige Teleocmmunicatieverordening 2009 gemeente 's-Hertogenbosch en gelijktijdige intrekking van de Algemene Voorwaarden Kabels en Leidingen 2006 (AVKL 2006);

  • 2.

    Vaststellen van de bijlagen behorende bij de AVOI 2016 gemeente 's-Hertogenbosch, zijnde de toelichting bij de AVOI 2016, het Handboek Kabels en Leidingen gemeente 's-Hertogenbosch 2016 (met daarin werkafspraken Proactieve Regie) en de publiekrechtelijke Schaderegeling ingravingen Kabels en leidingen gemeente 's-Hertogenbosch 2016 (op basis van de VNG degeneratie regeling B2);

  • 3.

    Om afdeling 3, artikel 2:4 lid 3 en afdeling 5, artikel 5:16 lid 4 van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) gemeente 's-Hertogenbosch te wijzigen, in die zin dat in deze artikelen wordt verwezen naar de AVOI 2016 in plaats van naar de Telecommunicatiewet en de daarop gebaseerde Telecommunicatieverordening 2009;

  • 4.

    De huidige regeling voor wat betreft het onderdeel nadeelcompensatie met Brabant Water en Enexis tijdelijk voort te zetten;

  • 5.

    De AVOI op de gebruikelijke wijze bekend te maken en per 1 januari 2016 in werking te laten treden.

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    belanghebbenden: de bewoners (omwonenden) en bedrijfsmatige gebruikers van alle percelen, grenzend aan het tracé van kabels en/of leidingen;

  • b.

    bovengrondse voorzieningen: transformator-, schakel-, verdeel- en onderstations die onderdeel uitmaken van een net of netwerk, als bedoeld in onderdeel l. van dit artikel, die bovengronds in de openbare ruimte worden geplaatst;

  • c.

    breekverbod: verbod voor het uitvoeren van werkzaamheden in de grond, geldend onder andere bij een gesloten sneeuwdek en/of vorst in de grond of bij evenementen;

  • d.

    college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente 's-Hertogenbosch;

  • e.

    coördinatiebevoegdheid: de coördinerende rol van de gemeente over de aanleg, instandhouding en opruiming van alle kabels en/of leidingen in, op en boven de gehele openbare grond binnen de gemeentelijke grenzen;

  • f.

    gedoogplichtige: degene op wie een gedoogplicht rust als bedoeld in artikel 1 van de Belemmeringenwet Privaatrecht, artikel 5.2, eerste lid, van de Telecommunicatiewet, een publiekrechtelijke vergunning of een privaatrechtelijke overeenkomst;

  • g.

    grondroerder: degene, de natuurlijke of rechtspersoon, onder wiens verantwoordelijkheid werkzaamheden worden verricht;

  • h.

    (huis)aansluiting: het gedeelte van de kabel en/of leiding dat een netwerk verbindt met een netwerkaansluitpunt (o.a. ten behoeve van een onroerende zaak als bedoeld in artikel 16, onderdelen a tot en met d, van de Wet Waardering Onroerende Zaken);

  • i.

    instemmingsbesluit: besluit van het college op een aanvraag van voorgenomen aaneengesloten werkzaamheden inzake kabels ten dienste van een openbaar elektronisch communicatienetwerk in, op en boven openbare gronden;

  • j.

    kabels en/of leidingen: kabels en/of (buis)leidingen als onderdeel van een openbaar net(werk); voorbeelden van deze kabels en/of leidingen zijn kabels als bedoeld in de Telecommunicatiewet, elektriciteitskabels (koppel-, transport- en distributiekabels), gasleidingen en waterleidingen (transport-, distributie- en dienstleidingen) en kabels en/of leidingen ten behoeve van industriële netwerken;

  • k.

    marktconforme kosten: kosten zoals deze onder normale omstandigheden in een markteconomie op de desbetreffende markt worden gemaakt;

  • l.

    net of netwerk: één of meer ondergrondse kabel(s) en/of leiding(en), daaronder mede begrepen de daarmee verbonden transformator-, schakel-, verdeel- en onderstations, voorzieningen (afsluiters, brandkranen, lassen, etc.) en andere hulpmiddelen, behoudens voor zover deze verbindingen en hulpmiddelen liggen binnen de installatie van een producent of van een afnemer en tevens omvattende lege buizen, ondergrondse ondersteuningswerken en beschermingswerken; bestemd voor het transport van vaste, vloeibare of gasvormige stoffen, van energie of van informatie;

  • m.

    netbeheerder: degene die als natuurlijk persoon handelend in de uitvoering van een beroep of bedrijf dan wel als rechtspersoon acteert als beheerder van een (al dan niet openbaar) net of netwerk voor de levering van elektriciteit, gas, water, aardwarmte of WKO (Warmte Koude Opslag), dan wel aanbieder is van een (al dan niet openbaar) elektronisch communicatienetwerk;

  • n.

    niet-openbare kabels en/of leidingen: kabels en/of leidingen (dan wel het netwerk waartoe deze behoren) die niet gebruikt worden om openbare (voor het publiek beschikbare) diensten aan te bieden;

  • o.

    openbare gronden: openbare gronden, als genoemd in artikel 1.1, onder aa , van de Telecommunicatiewet;

  • p.

    registratiesysteem; digitaal registratiesysteem wat wordt gebruikt door de gemeente waarin vergunningen, instemmingen en meldingen van werkzaamheden aan kabels en/of leidingen en alles wat daarmee samenhangt worden verwerkt door of namens de gemeente en/of de grondroerder;

  • q.

    sleufloze technieken: het maken van een holle ruimte in de grond, met behulp van een (gestuurde) boring of persong, zonder daarbij de omringende grondslag te verwijderen;

  • r.

    spoedeisende werkzaamheden: werkzaamheden waarvan uitstel niet mogelijk is, als een ernstige belemmering of storing in de dienstverlening via het betreffende net of netwerk is opgetreden, en/of schade ontstaat c.q. is ontstaan;

  • s.

    vergunning: besluit van het college op een aanvraag van voorgenomen aaneengesloten werkzaamheden inzake kabels en/of leidingen in, op en boven openbare gronden die door de gemeente beheerd worden, uitgezonderd voor kabels ten dienste van een openbaar elektronisch communicatienetwerk;

  • t.

    werkzaamheden: handmatige en/of mechanische (graaf)werkzaamheden, inclusief het opbreken en herstellen van de sleufverharding en sleufloze technieken in, op en boven openbare grond in verband met de aanleg, instandhouding, verplaatsing en opruiming van kabels en/of leidingen;

  • u.

    werkzaamheden van niet-ingrijpende aard: aaneengesloten werkzaamheden inzake:

    • -

      het aanbrengen, instandhouden of verwijderen van kabels en/of leidingen in reeds aangebrachte voorzieningen (mantelbuizen);

    • -

      aanleg, instandhouding en/of opruiming van kabels en/of leidingen met een gezamenlijke tracélengte tot vijfentwintig (25) meter en niet vallend onder onderdeel r. van dit artikel, waarbij geen wegen, watergangen of groenvoorzieningen volledig worden gekruist en met geringe overlast c.q. belemmeringen voor de omgeving;

    • -

      aanleg, instandhouding en/of opruiming van incidentele (huis)aansluitingen, waarbij geen wegen, watergangen of groenvoorzieningen volledig worden gekruist, tot een gezamenlijke tracélengte van vijfentwintig (25) meter;

    • -

      het plaatsen van distributie- en mutatiepunten met een afmeting kleiner dan 30x30x30 cm (lxbxh);

    • -

      het maken van maximaal twee montagegat(en) c.q. lasgat(en); een opbreking met beperkte afmeting, maximaal 2 m2, die wordt gemaakt ten behoeve van de toegang tot een distributie- of mutatiepunt, plaatsen van afsluiters, het opgraven van een kabelrol ten behoeve van huisaansluitingen, voor het herstellen van kabel- c.q. leidingstoringen of voor inspectiedoeleinden.

Artikel 2 Coördinatie van werkzaamheden

  • 1. Het college is belast met de coördinatie van werkzaamheden in, op en boven openbare gronden, voor zover de gemeente ‘s-Hertogenbosch deze gronden beheert, in bezit heeft dan wel daarover coördinatiebevoegdheid heeft, in verband met de aanleg, instandhouding en opruiming van kabels en/of leidingen.

  • 2. Bij deze coördinatie worden mede betrokken andere werkzaamheden in, op en boven openbare gronden.

Artikel 3 Nadere regels

  • 1. Het college is bevoegd krachtens deze verordening nadere regels te stellen.

  • 2. Deze nadere regels hebben in ieder geval betrekking op:

    • a.

      het tijdstip, de plaats en de wijze van uitvoering bij de aanleg, instandhouding (inclusief het nemen van maatregelen, waaronder het verplaatsen) en opruiming van kabels en/of leidingen;

    • b.

      het bevorderen van het medegebruik van voorzieningen;

    • c.

      ordening, planning en coördinatie van werkzaamheden in verband met de aanleg, instandhouding (inclusief het nemen van maatregelen, waaronder het verplaatsen) en opruiming van kabels en/of leidingen;

    • d.

      de te verstrekken gegevens alsmede over de wijze waarop die dienen te worden verstrekt;

    • e.

      herstelkosten en vergoeding van degeneratiekosten.

  • 3. Het is verboden om af te wijken van de door het college vastgestelde nadere regels.

Hoofdstuk 2 Aanvragen en melden van werkzaamheden

Artikel 4 Vereisten vergunning, instemming en melding

  • 1. Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning of instemmingsbesluit, of zonder toestemming ingeval van een melding, conform het vierde en vijfde lid van dit artikel, werkzaamheden uit te voeren in, op en boven openbare gronden inzake de aanleg, instandhouding of opruiming van kabels en/of leidingen en/of bovengrondse voorzieningen te plaatsen.

  • 2. Voor het aanvragen van een vergunning, instemmingsbesluit of toestemming ingeval van meldingsplicht, dient gebruik te worden gemaakt van daartoe door het college vastgestelde (digitale) formulieren en/of registratiesysteem.

  • 3. Indien voor de voorgenomen werkzaamheden tevens (privaatrechtelijke) toestemming nodig is van een andere gedoogplichtige dan de gemeente ‘s-Hertogenbosch dient dit bij de aanvraag aangegeven te worden

  • 4. Voor het verrichten van werkzaamheden van niet ingrijpende aard, als bedoeld in onderdeel u. van artikel 1, is geen vergunning of instemmingsbesluit, als bedoeld in het eerste lid, noodzakelijk maar kan worden volstaan met een digitale melding vooraf aan het college.

  • 5. Spoedeisende werkzaamheden, als bedoeld in onderdeel r. van artikel 1, dienen voorafgaand aan de start van de werkzaamheden gemeld te worden. Als een melding vooraf niet mogelijk is, moet de melding uiterlijk binnen één werkdag na de start van de uitvoering gemotiveerd worden gedaan aan het college. Indien achteraf blijkt dat de uitgevoerde werkzaamheden vergunning- of instemmingsplichtig zijn, dient er alsnog een vergunning of instemmingsbesluit aangevraagd te worden. 

  • 6. Het in het eerste lid opgenomen verbod is niet van toepassing op werkzaamheden van de gemeente bij het uitvoeren van haar publiekrechtelijke taak.

  • 7. Het college is bevoegd via nadere regels delen van het grondgebied aan te wijzen waarop het vijfde lid van dit artikel niet van toepassing zijn.

Artikel 5 Gegevensverstrekking

  • 1. Bij een aanvraag voor een vergunning of instemmingsbesluit dienen de volgende gegevens te worden verstrekt:

    • a.

      een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel bij de eerste aanvraag van ieder kalenderjaar;

    • b.

      een schriftelijke machtiging als het een aanvraag voor een vergunning of instemming betreft voor de aanleg, instandhouding en opruiming van kabels en/of leidingen voor of namens een netbeheerder;

    • c.

      naam-, (factuur-)adres- en woonplaatsgegevens van de eigenaar, beheerder en exploitant van de kabels en/of leidingen en van de (onder)aannemer(s) die belast zijn met de werkzaamheden, alsmede de naam en telefoonnummer van de contactpersoon voor de werkzaamheden;

    • d.

      een opgave van het aantal, de soort en het beoogde gebruik van de kabels en/of leidingen;

    • e.

      welke belanghebbenden en instanties vooraf in kennis worden gesteld van de voorgenomen datum van aanvang, beëindiging en aard van de werkzaamheden;

    • f.

      een verkeers- en bereikbaarheidsplan;

    • g.

      een uitvoeringsplan met daarin opgenomen:

      • -

        een (digitale) GBKN tekening (DWG- of PDF-formaat) met legenda, eenduidige en volledige maatvoering (RD-coördinaten) met daarop aangegeven een opgave van het gewenste tracé

      • -

        overtuigende gegevens en inzicht omtrent de uitvoerbaarheid van de voorgenomen werkzaamheden binnen de beschikbare ruimte, waaruit ook blijkt dat de bereikbaarheid van de overige kabels en/of leidingen blijft gewaarborgd;

      • -

        een opgave van de objecten (bovengrondse voorzieningen en de afmetingen daarvan, handholes c.q. distributiepunten, brandkranen, etc.), zowel van permanente als tijdelijke aard, die ten tijde van de werkzaamheden worden geplaatst en de situering daarvan op de tekening;

      • -

        de tracélengte en de lengte en breedte van de te graven sleuf, alsmede de aard van de sleufbedekking;

      • -

        een omschrijving van eventuele opbrekingen;

      • -

        het boorprofiel indien het gestuurde boringen betreft;

      • -

        het voorgenomen tijdstip van aanvang en beëindiging van de werkzaamheden.

    • h.

      informatie over de afstemming met andere gedoogplichtigen;

  • 2. Indien de werkzaamheden betrekking hebben op kabels van elektronische communicatienetwerken dienen, aanvullend op het eerste lid, bij de aanvraag tevens de volgende gegevens te worden verstrekt:

    • -

      een opgave van het aantal kabels dat direct in gebruik wordt genomen en een opgave van het aantal kabels dat niet direct in gebruik wordt genomen.

  • 3. Bij een melding ten behoeve van spoedeisende werkzaamheden en werkzaamheden van niet ingrijpende aard dienen de volgende gegevens te worden verstrekt:

    • a.

      een schriftelijke machtiging indien het een aanvraag betreft voor de aanleg, instandhouding en opruiming van kabels en/of leidingen voor of namens een netbeheerder;

    • b.

      naam, adres en woonplaatsgegevens van de eigenaar, beheerder en exploitant van de kabels en/of leidingen, naam en adres van de (onder)aannemer(s) die belast zijn met de werkzaamheden, alsmede de naam en telefoonnummer van de contactpersoon voor de werkzaamheden;

    • c.

      het adres van de graaflocatie;

    • d.

      de dagtekening van de melding;

    • e.

      de lengte van de sleuf die wordt opengebroken;

    • f.

      het oppervlak dat wordt opengebroken indien het alleen een montagegat betreft.

  • 4. Het college kan nadere regels stellen inzake de te verstrekken gegevens alsmede over de wijze waarop die dienen te worden verstrekt.

Artikel 6 Beslistermijnen

  • 1. Het college beslist op een aanvraag voor een vergunning of instemmingsbesluit binnen acht weken na de datum van ontvangst van de aanvraag. De aanvraag voor een instemmingsbesluit voor werkzaamheden ten behoeve van een openbaar elektronisch communicatienetwerk geldt als melding als bedoeld in artikel 5.4, eerste lid, onderdeel a van de Telecommunicatiewet.

  • 2. Betreft het een aanvraag waarbij meerdere gedoogplichtigen zijn betrokken dan beslist het college binnen acht weken na de dag van ontvangst van een volledig ingevulde aanvraag inclusief bijlagen.

  • 3. Indien het werkzaamheden van niet ingrijpende aard betreft beslist het college binnen drie werkdagen na de datum van ontvangst van de melding.

  • 4. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, houdt het college de beslissing aan, indien er in verband met de voorgenomen werkzaamheden een of meerdere vergunning(en), ontheffing(en) of toestemming(en) op grond van overige wetgeving is of zijn vereist. Het vorenstaande geldt niet als de beschikking op een aanvraag van de vergunning(en), ontheffing(en) of toestemming(en) al is gegeven en de in artikelen 6:7 en 6:9 Algemene wet bestuursrecht genoemde termijnen zijn verstreken zonder dat bezwaren zijn ingediend. Deze aanhouding eindigt na afloop van de bezwarentermijn, tenzij er bezwaren zijn ingediend en tevens is verzocht om een voorlopige voorziening; in dat geval eindigt de aanhouding met ingang van de dag nadat op dat verzoek is beslist.

  • 5. Indien een beschikking niet binnen acht weken kan worden gegeven, deelt het college dit schriftelijk aan de aanvrager mede en noemt het daarbij een redelijke termijn waarbinnen de vergunning of instemmingsbesluit wel tegemoet kan worden gezien.

  • 6. Paragraaf 4.1.3.3 (positieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.

Artikel 7 Voorschriften, beperkingen en weigeringsgronden

  • 1. Het college kan aan het verstrekken van een vergunning, instemmingsbesluit of toestemming ingeval van meldingsplicht, voorschriften of beperkingen verbinden, dan wel een vergunning weigeren, in het belang van:

    • a.

      de openbare orde;

    • b.

      veiligheid, waaronder mede verstaan wordt de verkeersveiligheid

    • c.

      het voorkomen of beperken van overlast; waaronder mede verstaan wordt de bescherming van eventuele archeologische vondsten, van groenvoorzieningen, bomen en beplantingen en van het uiterlijke aanzien van de omgeving;

    • d.

      de bereikbaarheid van gronden en/ of gebouwen; waaronder mede verstaan wordt het veilig en doelmatig gebruik van openbare gronden en gebouwen en het doelmatig beheer en onderhoud ervan en evenementen;

    • e.

      de ondergrondse ordening, waaronder mede verstaan wordt het zo min mogelijk hinder veroorzaken voor reeds in de grond aanwezige werken en het niet in gevaar brengen of zonder noodzaak bemoeilijken van deze werken, waaronder mede verstaan worden de riolering en de levering of het transport van elektronische informatie, gas, water en elektriciteit.

  • 2. De voorschriften of beperkingen en de weigeringsgronden, zoals genoemd in het eerste lid, kunnen slechts betrekking hebben op:

    • a.

      het tijdstip, de plaats en wijze van uitvoering bij aanleg, instandhouding, onderhoud, verplaatsing en opruiming van kabels en/of leidingen;

    • b.

      het bevorderen van medegebruik van voorzieningen, zoals kabelgoten en geleidingen, die door derden of de gemeente ‘s-Hertogenbosch tegen marktconforme prijzen ter beschikking worden gesteld;

    • c.

      afstemming met betrekking tot overige in de grond aanwezige werken.

  • 3. De grondroerder dient belanghebbenden, zoals bedoeld in onderdeel a. van artikel 1, ter plaatse van de uit te voeren werkzaamheden schriftelijk te informeren over aanvang, duur, aard en plaats van de werkzaamheden.

  • 4. De wijze van uitvoering bij de aanleg, instandhouding (inclusief het nemen van maatregelen, waaronder het verplaatsen) en opruiming van kabels en/of leidingen en medegebruik van voorzieningen moet gebeuren conform de in de gemeente van toepassing zijnde nadere regels zoals bedoeld in artikel 3.

  • 5. De grondroerder is verplicht na het einde van de werkzaamheden de grond, eventuele verhardingen en beplanting terug te brengen in de oude staat, tenzij het college vooraf heeft aangegeven hier (gedeeltelijk) zelf zorg voor te willen dragen.

  • 6. Voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het nemen van een vergunning, instemmingsbesluit en meldingen zijn leges verschuldigd conform de Legesverordening van de gemeente ‘s-Hertogenbosch.

  • 7. De netbeheerder draagt er zorg voor dat de voorschriften worden nageleefd.

Artikel 8 Wijzigen of intrekken vergunning of instemming

  • 1. Het college kan de vergunning of instemming wijzigen of intrekken, indien:

    • a.

      de in de vergunning of instemmingsbesluit benoemde werkzaamheden niet binnen één jaar na de datum waarop de vergunning of het instemmingsbesluit onherroepelijk is geworden zijn voltooid;

    • b.

      de kabel en/of leiding definitief buiten gebruik is gesteld;

    • c.

      de vergunning of instemming is verleend tengevolge van onjuiste of onvolledige gegevens;

    • d.

      de vergunning of instemming in strijd met enig wettelijk voorschrift is afgegeven;

    • e.

      het bepaalde bij of krachtens deze verordening of de voorschriften niet wordt nageleefd;

    • f.

      na het verlenen van de vergunning of instemming naar het oordeel van het college gegronde aanleiding bestaat te veronderstellen dat het van kracht blijven van de vergunning of de instemming onaanvaardbare schadelijke gevolgen heeft voor mens, natuur of milieu en hieraan door het stellen van nadere voorschriften en beperkingen aan de verleende vergunning of instemming niet kan worden tegemoetgekomen;

    • g.

      dit naar het oordeel van het college redelijkerwijs nodig is vanwege de uitvoering van gemeentelijke werkzaamheden van openbaar belang en algemeen nut;

    • h.

      er sprake is van verkoop van gronden in eigendom van gemeente, behorende tot de openbare grond, aan derden.

  • 2. Het college gaat niet over tot intrekking of wijziging van de vergunning of instemming dan nadat het college de houder van de vergunning of instemming heeft gehoord.

  • 3. Aan het besluit tot wijziging of intrekking van de vergunning of instemming kan de verplichting worden verbonden om de betreffende kabels en/of leiding(en) te verplaatsen of deze te verwijderen.

Artikel 9 (Mede)gebruik van voorzieningen

  • 1. Een grondroerder is maakt bij de aanleg, instandhouding of het verplaatsen van kabels en/of leidingen in, op en boven openbare gronden zoveel mogelijk (mede)gebruik van bestaande, hetzij door overige netbeheerders dan wel door of in opdracht van het college aangelegde, voorzieningen indien dit technisch haalbaar is en medegebruik geen belemmering vormt voor de veiligheid, toegankelijkheid en leveringszekerheid.

  • 2. Een vooroverleg dan wel een door het college geïnitieerd overleg naar aanleiding van een aanvraag voor vergunning of instemmingsbesluit is er mede op gericht te bepalen of en zo ja langs welke delen van het tracé gebruik kan worden gemaakt van bestaande voorzieningen als bedoeld in het eerste lid.

  • 3. Indien de openbare gronden geen ruimte bieden voor de aanleg van nieuwe kabels en/of leidingen, legt de grondroerder de gemeente een alternatief tracé voor en wordt daarbij bezien of andere netbeheerders eventuele voorgenomen werkzaamheden op dat tracé kunnen combineren of doet hij aan andere netbeheerders een verzoek tot medegebruik van kabels en/of leidingen.

Hoofdstuk 3 Overige bepalingen

Artikel 10 Nadeelcompensatie

  • 1. Het bepaalde in dit artikel geldt niet indien hierin reeds is voorzien in de Telecommunicatiewet.

  • 2. Op het nemen van maatregelen, waaronder het verplaatsen, ten aanzien van kabels en/of leidingen in, op of boven openbare gronden gelden de volgende bepalingen (tenzij en voor zover daarover andersluidende afspraken zijn overeengekomen tussen partijen):

    • a.

      De netbeheerder is verplicht op aanwijzing van de gemeente over te gaan tot het nemen van maatregelen, waaronder het verplaatsen, ten aanzien van kabels en/of leidingen ten dienste van zijn netwerk;

    • b.

      Eventuele nadeelcompensatie, als gevolg van een aanwijzing zoals bedoeld in onderdeel a. van dit artikel, wordt verleend op basis van een publiekrechtelijke regeling of schriftelijk vastgelegde (privaatrechtelijke) afspraken;

    • c.

      Het college en de netbeheerder zullen bij verwijdering, verplaatsing of aanpassing van kabels en/of leidingen elkaars schade zo veel mogelijk beperken;

    • d.

      Na een aanwijzing tot het nemen van maatregelen ten aanzien van kabels en/of leidingen gaat de netbeheerder zo snel mogelijk over tot de uitvoering, doch niet later dan dertien (13) weken na de datum van ontvangst van de aanwijzing.

Artikel 11 Breekverbod

  • 1. Als er sprake is van een gesloten sneeuwdek en/of vorst in de grond of tijdens evenementen is het college bevoegd een breekverbod in te stellen. De vaststelling dat er sprake is van een voornoemde omstandigheid is een bevoegdheid van het college.

  • 2. Het college kondigt een algemeen graaf- en breekverbod voor 08:00 uur aan door middel van een digitale melding.

  • 3. Het college informeert de betrokken grondroerders tijdig door middel van een digitale melding over beëindiging van het breekverbod.

  • 4. Indien er sprake is van een breekverbod is het verboden werkzaamheden uit te voeren in de openbare grond en/of bestrating.

  • 5. Het breekverbod is niet van toepassing in geval van spoedeisende werkzaamheden ten gevolge van een ernstige belemmering of storing en waarvan uitstel niet mogelijk is.

Artikel 12 Eigendom

  • 1. Indien eigendom, exploitatie of beheer van de kabel en/of leiding wordt overgedragen aan een andere netbeheerder, gaan de rechten en plichten volgens deze verordening die betrekking hebben op de kabel en/of leiding van rechtswege over op de nieuwe netbeheerder.

  • 2. De netbeheerder stelt het college onverwijld in kennis van het feit dat het eigendom, de exploitatie of het beheer van de kabel en/of leiding verandert.

  • 3. Op het eigendom van de kabels en/of leidingen zijn de desbetreffende wettelijke bepalingen van toepassing.

Artikel 13 Niet-openbare kabels en leidingen

  • 1. Bij werkzaamheden in verband met de aanleg, instandhouding en opruiming van niet-openbare kabels en/of leidingen in, op en boven openbare gronden is het bepaalde in deze verordening van overeenkomstige toepassing.

  • 2. Het opnemen van het eerste lid van dit artikel in deze verordening houdt geen gedoogplicht in voor de gemeente ‘s-Hertogenbosch met betrekking tot niet-openbare kabels en/of leidingen.

Artikel 14 Informatieplicht

  • 1. De netbeheerder stelt het college onverwijld en schriftelijk in kennis van het feit dat een kabel en/of leiding niet langer ten dienste staat van een net of netwerk in of op openbare gronden.

  • 2. In dit kader kan van de netbeheerder een overzicht van alle (niet) in gebruik zijnde kabels en/of leidingen worden verlangd. De bewijslast van ingebruikname ligt bij de netbeheerder.

Artikel 15 Overleg

  • 1. Het college organiseert periodiek een overleg, waarvoor in elk geval de bij de gemeente  ‘s-Hertogenbosch bekende netbeheerders en andere betrokken of belanghebbende partijen worden uitgenodigd.

  • 2. In dit overleg worden de plannen van de gemeente ‘s-Hertogenbosch en van de diverse netbeheerders en andere betrokken of belanghebbende partijen besproken en eventueel afgestemd in het kader van de bepalingen van deze verordening.

Hoofdstuk 4 Handhavings- en toezichtbepalingen

Artikel 16 Toezicht en handhaving

  • 1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij besluit van het college aangewezen personen.

  • 2. Het college is bevoegd de werkzaamheden direct stil te leggen, indien er wordt gewerkt:

    • a.

      zonder vergunning, instemmingsbesluit of zonder toestemming ingeval van meldingsplicht;

    • b.

      in afwijking van de nadere regels;

    • c.

      in afwijking van de aan het de vergunning, instemmingsbesluit of aan meldingsplichtige werkzaamheden verbonden voorschriften of beperkingen;

    • d.

      in strijd met het geldende breekverbod.

  • 3. Indien een grondroerder zich niet houdt aan de voorschriften en beperkingen uit de vergunning of het instemmingsbesluit, kan het college de vergunning of het instemmingsbesluit intrekken.

  • 4. In het geval van intrekking van de vergunning of het instemmingsbeluit dan wel er wordt gewerkt zonder toestemming ingeval van meldingsplicht, kan het college verlangen dat de oorspronkelijke situatie wordt hersteld.

Artikel 17 Strafbepaling

Overtreding van een bij of krachtens deze verordening gegeven voorschrift, of een beperking of voorschrift verbonden aan een vergunning,  instemmingsbesluit of bij toestemming ingeval van meldingsplicht wordt gestraft met een hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

Hoofdstuk 5 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 18 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2016.

  • 2. Op de datum van inwerkingtreding van de in het eerste lid genoemde verordening wordt de “Telecommunicatieverordening gemeente ’s-Hertogenbosch”, zoals vastgesteld in de raadsvergadering van 16 februari 2009, ingetrokken.

Artikel 19 Overgangsbepalingen

  • 1. De aanwezigheid van kabels en/of leidingen in of op openbare gronden, voor zover deze zijn gemeld of aangevraagd en aangelegd met toepassing van verleende vergunningen, instemmingsbesluiten en/of op basis van andere aantoonbare en gelegaliseerde afspraken met de gemeente, zoals die hebben gegolden tot de inwerkingtreding van deze verordening, wordt per ingang van deze verordening eveneens beheerst door de regels van deze verordening.

  • 2. Op aanvragen, als bedoeld in het eerste lid, waarop bij de inwerkingtreding van deze verordening nog niet is beslist, wordt met toepassing van deze verordening een beslissing genomen.

Artikel 20 Hardheidsclausule

Het college heeft de bevoegdheid op grond van afweging van de te behartigen belangen en met in acht name van de redelijkheid en billijkheid in incidentele en te motiveren gevallen af te wijken van de bepalingen van deze verordening.

Artikel 21 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als:

"Algemene Verordening Ondergrondse Infrastructuren (AVOI) Gemeente ‘s-Hertogenbosch 2016".

Ondertekening

's-Hertogenbosch,
De gemeenteraad voornoemd,
De griffier,
drs. W.G. Amesz
De voorzitter,
mr.dr. A.G.J.M. Rombouts

Handboek Kabels en Leidingen gemeente 's-Hertogenbosch 2016

  • 1.

    Inleiding

 

Binnen de gemeente ’s-Hertogenbosch verleent het college van burgemeester en wethouders vergunning of instemming voor werkzaamheden in verband met de aanleg, instandhouding en opruiming van ondergrondse infrastructuren (kabels en/of leidingen), conform de vigerende Algemene Verordening Ondergrondse Infrastructuren (AVOI). De mandatering van medewerkers van de gemeente voor de afhandeling van de instemmingsaanvragen en handhaving van het beleid is vastgelegd in de mandaatregeling van de gemeente.

 

Als beheerder van de openbare ruimte voert de gemeente de regie en coördinatie bij de aanleg van kabels en/of leidingen van netbeheerders. De coördinatie heeft als doel zorg te dragen voor de veiligheid, de beperking van overlast, het bevorderen van het voorkomen van schade en het borgen van de kwaliteit van de openbare ruimte. Voor een goede uitoefening van deze taken heeft het college van burgemeester en wethouders nadere regels vastgelegd in dit Handboek Kabels & Leidingen van de gemeente ’s-Hertogenbosch (verder het Handboek).

Het handboek is van toepassing voor alle werkzaamheden ten behoeve van de aanleg, instandhouding en opruiming van kabels en/of leidingen in de openbare ruimte van de gemeente ‘s-Hertogenbosch. 

Over de regelgeving uit het Handboek is altijd nader overleg mogelijk met de gemeente

‘s-Hertogenbosch om tot overeenstemming te komen inzake tijd, plaats en wijze van uitvoering van de werkzaamheden van een grondroerder, waarbij voor beide partijen de regels van redelijkheid en billijkheid gelden.

 

In dit Handboek zijn onder andere uniforme richtlijnen, voorwaarden en eisen gesteld ten aanzien van de voorbereiding en uitvoering van voornoemde werkzaamheden.

Doel van het Handboek is:

  • -

    het borgen en bevorderen van de kwaliteit van de (ondergrondse) openbare ruimte;

  • -

    het bevorderen van een juiste ordening en een veilige ligging van kabels en/of leidingen;

  • -

    het beperken van overlast en het bevorderen van een veilige omgeving voor de burgers

tijdens de werkzaamheden aan kabels en/of leidingen.

 

Het Handboek bestaat uit drie hoofdthema’s:

  • A.

    Algemene en procedurele informatie;

  • B.

    Technische eisen/voorschriften met betrekking tot tracébepaling, ontwerp-, uitvoerings- en beheersvoorschriften;

  • C.

    Werkafspraken proactieve regie, ter bevordering van de graafrust en om (maatschappelijke) kosten te besparen.

 

Rangbepaling van wetten, verordeningen en het Handboek:

  • 1.

    wettelijke bepalingen zoals onder andere de Telecommunicatiewet (Tw), de Wet Informatie-uitwisseling Ondergrondse Netten (WION) en de Wet bodembescherming (Wbb);

  • 2.

    lokale regelgeving van de gemeente ’s-Hertogenbosch zoals onder andere de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) en de AVOI;

  • 3.

    het Handboek van de gemeente ‘s-Hertogenbosch, met verwijzingen naar verdere relevante regelgeving en richtlijnen (zie artikel 2.4). 

  • 1.1

    Spoedeisende werkzaamheden

 

 Let op: Ook in geval van spoedeisende werkzaamheden of calamiteiten dienen alle aspecten uit dit Handboek zoveel als mogelijk in acht genomen en/of opgevolgd te worden.

Indien dit vanwege het spoedeisende karakter van de werkzaamheden niet mogelijk is en/of de gebruikelijke voorafgaande kennisgeving van de werkzaamheden niet gedaan kan worden geldt:

 

  • .

    dat de grondroerder in ieder geval voor aanvang van de werkzaamheden de gemeente telefonisch op de hoogte dient te brengen. Dit is buiten kantooruren altijd mogelijk via de Politie, Stadstoezicht of de Brandweer (in die volgorde), zij informeren de piketdienst van de gemeente;

  • .

    dat als er voor spoedeisende werkzaamheden een wegafsluiting noodzakelijk is de grondroerder daarover zelf direct de hulpdiensten dient in te lichten;

  • .

    de nadere omschrijving conform artikel 4.2, derde lid.

DEEL A: Algemene en procedurele informatie

  • 2.

    Begrippenlijst

 

De begripsbepalingen van de AVOI zijn van toepassing tenzij daarvan nadrukkelijk wordt afgeweken door het bepaalde in dit hoofdstuk.

  • 2.1.

    Partijen

 

a.

coördinator

de door het college van burgemeester en wethouders aangewezen persoon die is belast met het coördineren van alle werkzaamheden ten behoeve van kabels en/of leidingen namens de gemeente;

b.

gemeente

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente ‘s-Hertogenbosch;

c.

grondroerder

degene, de natuurlijke of rechtspersoon, onder wiens verantwoordelijkheid werkzaamheden worden verricht;

d.

netbeheerder

degene die als natuurlijk persoon handelend in de uitvoering van een beroep of bedrijf dan wel als rechtspersoon acteert als beheerder van een net of netwerk voor de levering van elektriciteit, gas, water, aardwarmte of WKO (Warmte Koude Opslag), dan wel aanbieder is van een (al dan niet openbaar) elektronisch communicatienetwerk;

e.

toezichthouder

de door het college van burgemeester en wethouders aangewezen persoon die is belast met het houden van toezicht tijdens de uitvoering van alle werkzaamheden aan kabels en/of leidingen.

  • 2.2.

    Rolverdeling

 

In de praktijk kan een rolverdeling bestaan tussen de netbeheerder en de grondroerder. Soms worden die twee rollen door één en dezelfde partij vervuld.

 

De gemeente zal in het algemeen veel zaken rechtstreeks afhandelen met de grondroerder, maar alleen de netbeheerder is zowel financieel, operationeel als juridisch aansprakelijk en verantwoordelijk voor het (doen) opvolgen van de voorschriften en bepalingen in dit Handboek. Dit geldt met name als er gebruik wordt gemaakt van (een) grondroerder(s) die middels een machtiging werkzaamheden verricht(en) voor de netbeheerder.

 

De gemeente behoudt zich desondanks wel het recht voor om in dringende gevallen ook handhavingsmaatregelen rechtstreeks met de grondroerder af te handelen en de netbeheerder daarvan zo snel mogelijk in kennis te stellen.

  • 2.3.

    Begripsbeschrijvingen

 

 

a.

belanghebbenden

de bewoners (omwonenden) en bedrijfsmatige gebruikers van alle percelen, grenzend aan het tracé van kabels en/of leidingen;

b.

bovengrondse voorzieningen

transformator-, schakel-, verdeel- en onderstations die onderdeel uitmaken van een net of netwerk, als bedoeld in onderdeel u. van dit artikel, die bovengronds worden geplaatst;

c.

boring (gestuurd)

het maken van een holle ruimte in de grond, met behulp van een sleufloze techniek, zonder daarbij de omringende grondslag te verwijderen. Meestal wordt in de ontstane holle ruimte een (flexibele) mantelbuis aangebracht waar de kabel of leiding doorheen wordt gevoerd;

d.

breekverbod

verbod voor het uitvoeren van breek- en/of graaf-werkzaamheden in de grond, geldend onder andere bij een gesloten sneeuwdek en/of vorst in de grond of bij evenementen;

e.

calamiteit

een incident waarbij de omgeving mogelijk grote gevolgen kan ondervinden, die niet zelfstandig kunnen worden afgewikkeld en waarbij gecoördineerde inzet van hulpverleningsorganisaties en diensten van verschillende disciplines is vereist om de gevolgen te beperken;

f.

combiwerk

het gecombineerd coördineren en uitvoeren van werkzaamheden van meerdere netbeheerders tegelijk op een graaflocatie. Dit zorgt voor vermindering van overlast voor burgers en minder schade omdat wegen en straten minder vaak worden opengebroken: alle noodzakelijke kabels en/of leidingen worden gelijktijdig of direct na elkaar aangelegd;

g.

distributie- en mutatiepunten

afsluitbare ondergrondse holle behuizing voor het onderbrengen van telecommunicatie apparatuur (handholes), afsluiters, brandkranen, lassen, enzovoorts onder het maaiveld of met toegangsluik op maaiveldniveau;

h.

gesloten verharding

verhardingsconstructie bestaande uit een bitumen, cement, kunststof gebonden materiaal of een half verharding van (gebonden) granulaat;

i.

graaflocatie

de locatie waar werkzaamheden worden verricht;

j.

groenvoorzieningen

het geheel van de aanplant (bomen, beplanting, bosplantsoen, bloemberm, gras en gazon) in een gebied;

k.

(huis)aansluiting

het gedeelte van de kabel of leiding dat een netwerk verbindt met een netwerkaansluitpunt (onder andere ten behoeve van een onroerende zaak als bedoeld in artikel 16, onderdelen a tot en met d, van de Wet Waardering Onroerende Zaken);

l.

instemmingsbesluit

besluit van het college op een aanvraag van voorgenomen aaneengesloten werkzaamheden inzake kabels ten dienste van een openbaar elektronisch telecommunicatienetwerk in, op en boven openbare gronden;

m.

kabel- en leidingentracé

de aslijn van een strook grond waarin kabels en/of leidingen liggen of (met toestemming van de grondeigenaar mogen) worden gelegd;

n.

kabels en/of leidingen

kabels en/of (buis)leidingen als onderdeel van een openbaar net(werk), daaronder mede begrepen de daarmee verbonden transformator-, schakel-, verdeel- en onderstations, voorzieningen (afsluiters, brandkranen, lassen en distributiepunten) en andere hulpmiddelen, behoudens voor zover deze verbindingen en hulpmiddelen liggen binnen de installatie van een producent of van een afnemer, en tevens omvattende lege buizen, ondergrondse ondersteuningswerken en beschermingswerken; voorbeelden van deze kabels en/of leidingen zijn kabels als bedoeld in de Telecommunicatiewet, elektriciteitskabels (koppel-, transport- en distributiekabels), gasleidingen en waterleidingen (transport-, distributie- en dienstleidingen) en kabels en/of leidingen ten behoeve van industriële netwerken;

o.

Kadaster- sectie Klic

afdeling van het Kadaster die uitvoering geeft aan de Wet Informatie-uitwisseling Ondergrondse Netten (WION, die het voorkomen van graafschade als doelstelling heeft) en ook zorgdraagt voor de uitwisseling van kabel- en/of leidinggegevens (Klic-meldingen);

p.

leggen van kabels en/of leidingen

het aanbrengen, leggen, onderhouden, omleggen, vernieuwen, herstellen en verwijderen van ondergrondse infrastructuur en het verrichten van de hierbij behorende werkzaamheden;

q.

ligging

de werkelijke plaats van een kabel en/of leiding. Deze wordt aangegeven op een revisietekening;

r.

mantelbuis

beschermbuis (staal of kunststof) om een kabel en/of leiding;

s.

marktconforme kosten

kosten zoals deze onder normale omstandigheden in een markteconomie op de desbetreffende markt worden gemaakt;

t.

montagegat c.q. lasgat

opbreking met beperkte afmeting, maximaal 2 m², die wordt gemaakt ten behoeve van de toegang tot een distributie- of mutatiepunt, plaatsen van afsluiters, het opgraven van een kabelrol ten behoeve van huisaansluitingen, voor het herstellen van kabel- c.q. leidingstoringen of voor inspectiedoeleinden;

u.

net of netwerk

één of meer ondergrondse kabel(s) en/of leiding(en), daaronder mede begrepen de daarmee verbonden transformator-, schakel-, verdeel- en onderstations, voorzieningen (afsluiters, brandkranen, lassen, etc.) en andere hulpmiddelen, behoudens voor zover deze verbindingen en hulpmiddelen liggen binnen de installatie van een producent of van een afnemer en tevens omvattende lege buizen, ondergrondse ondersteuningswerken en beschermingswerken; bestemd voor het transport van vaste, vloeibare of gasvormige stoffen, van energie of van informatie;

v.

openbare ruimte

openbare gronden, als genoemd in artikel 1.1, onderdeel aa, van de Telecommunicatiewet;

w.

open verharding

verharding bestaande uit elementen, waar onder bijzondere (sier)bestrating, of andere ongebonden materialen al of niet op een puinfundering, waaraan geen bindmiddel is toegevoegd;

x.

opslag

vrijgekomen sleufmaterialen die tijdelijk worden opgeslagen, meestal naast de sleuf;

y.

opslagterrein

de tijdelijke stallingsplaats van haspels, vracht-, directie- of materiaalwagens, materialen enzovoorts op openbaar terrein;

z.

persing

met behulp van een hydraulische vijzel een stalen mantelbuis door de grond drukken. Betreft een sleufloze techniek waarbij de omringende grondslag niet verwijderd wordt;

 

aa.

registratiesysteem

digitaal registratiesysteem wat wordt gebruikt door de gemeente waarin vergunningen, instemmingen en meldingen van werkzaamheden aan kabels en/of leidingen en alles wat daarmee samenhangt worden verwerkt door of namens de gemeente en/of de grondroerder;

bb.

revisietekening

een gewaarmerkte tekening die van kabels en/of leidingen die gelegd zijn de werkelijke ligging aangeeft in X-, Y- en waar van toepassing Z- coördinaten volgens het Rijksdriehoek (RD-)stelsel alsmede hoeveel kabels en/of leidingen gelegd zijn in een sleuf(deel);

 

cc.

sleuf

de opening in de ondergrond die ontstaat door het verwijderen van verharding en/of grond ten behoeve van het leggen van ondergrondse infrastructuur;

dd.

sleufloze technieken

het maken van een holle ruimte in de grond, met behulp van een (gestuurde) boring of persing, zonder daarbij de omringende grondslag te verwijderen;

ee.

spoedeisende werkzaamheden

werkzaamheden waarvan uitstel niet mogelijk is, als een ernstige werkzaamheden belemmering of storing in de dienstverlening via het betreffende net of netwerk is opgetreden, en/of schade ontstaat c.q. is ontstaan;

ff.

standaarddwarsprofiel

het door de gemeente vastgestelde en voor de netbeheerder verplichte schema voor de ligging van ondergrondse infrastructuur in de openbare grond;

gg.

vergunning

besluit van het college op een aanvraag van voorgenomen aaneengesloten werkzaamheden inzake kabels en/of leidingen in, op en boven openbare gronden die door de gemeente beheerd worden, uitgezonderd voor kabels ten dienste van een openbaar elektronisch communicatienetwerk;

hh.

werkzaamheden

handmatige en mechanische (graaf)werkzaamheden (inclusief het opbreken en herstel van de sleufverharding) en sleufloze technieken in de openbare grond in verband met de aanleg, instandhouding en opruiming van kabels en/of leidingen;

ii.

werkzaamheden van niet ingrijpende aard

aaneengesloten werkzaamheden inzake:

het aanbrengen, instandhouden of verwijderen van kabels en/of leidingen in reeds aangebrachte voorzieningen (mantelbuizen);

aanleg, instandhouding en/of opruiming van kabels en/of leidingen met een gezamenlijke tracélengte tot vijfentwintig (25) meter en niet vallend onder onderdeel ee. van dit artikel, waarbij geen wegen, watergangen of groenvoorzieningen volledig worden gekruist en met geringe overlast c.q. belemmeringen voor de omgeving;

aanleg, instandhouding en/of opruiming van incidentele (huis)aansluitingen, waarbij geen wegen, watergangen of groen-voorzieningen volledig worden gekruist, tot een gezamenlijke tracélengte van vijfentwintig (25) meter;

het plaatsen van distributie- en mutatiepunten met een afmeting kleiner dan 30x30x30 cm (lxbxh);

 

 

het maken van maximaal twee montagegat(en) c.q. lasgat(en); een opbreking met beperkte afmeting, maximaal 2 m², die wordt gemaakt ten behoeve van de toegang tot een distributie- of mutatiepunt, plaatsen van afsluiters, het opgraven van een kabelrol ten behoeve van huisaansluitingen, voor het herstellen van kabel- c.q. leidingstoringen of voor inspectiedoeleinden;

jj.

WION

de Wet Informatie-uitwisseling Ondergrondse Netten (WION) verplicht de grondroerder om, vóór het werk met mechanische grondroeringen begint, de tekeningen van alle aanwezige ondergrondse infrastructuur te raadplegen. De grondroerder doet hiertoe een graafmelding c.q. oriëntatieverzoek bij het Kadaster- sectie Klic.

 

De WION verplicht de netbeheerder en grondroerder om na het leggen van ondergrondse infrastructuur de ligging gegevens van deze leidingen digitaal beschikbaar te hebben voor raadpleging en bij het aantreffen van onbekende kabels en/of leidingen deze te melden bij het Kadaster- sectie Klic.

  • 2.4.

    Verwijzingen

 

In dit Handboek wordt op diverse onderdelen verwezen naar normen en richtlijnen die van toepassing zijn op de uit te voeren werkzaamheden.

Hieronder een beknopte omschrijving:

 

NEN (Nederlands Normalisatie instituut)

Het Nederlandse centrum van normalisatie helpt bedrijven en andere partijen om onderling heldere en toepasbare afspraken te maken. NEN draagt bij aan veiligheid, gezondheid, milieu en innovatie. Bedrijfsleven en andere partijen maken in normcommissies zelf afspraken over producten en werkwijzen. NEN bemiddelt in het afwegen van de verschillende belangen en zorgt voor neutrale procesbegeleiding. NEN biedt direct toegang tot Europese (NEN-EN) en mondiale normalisatieplatforms.

De NPR (Nederlandse Praktijk Richtlijnen) geeft toelichting op en aanwijzingen voor het verantwoord gebruik van de NEN- (nationaal) en NEN-EN (Europees) normen.

CROW (oorspronkelijk: Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, Water- en Wegenbouw en de Verkeerstechniek)

CROW is het nationale kennisplatform voor infrastructuur, verkeer, vervoer en openbare ruimte. Deze stichting zonder winstoogmerk ontwikkelt, verspreidt en beheert praktisch toepasbare kennis voor beleidsvoorbereiding, planning, ontwerp, aanleg, beheer en onderhoud. Dat gebeurt in de vorm van handleidingen, richtlijnen en aanbevelingen en in samenwerking met alle belanghebbende partijen, waaronder Rijk, provincies, gemeenten, adviesbureaus, uitvoerende bouwbedrijven in de grond-, water- en wegenbouw, toeleveranciers en vervoerorganisaties.

RAW (Rationalisatie en Automatisering in de Grond-, Water- en Wegenbouw) De RAW-systematiek, beheerd en onderhouden door CROW, is sinds jaar en dag de standaard voor bestekken in de grond-, water- en wegenbouw (GWW). Bij de meeste werken in de GWW wordt de systematiek gevolgd.

Alle relevante (technische) eisen uit de meest recente Standaard RAW bepalingen voor o.a. grondwerken, groenvoorzieningen, sleuf- en sleufloze technieken en leiding- en kabelwerk zijn leidend en bindend betreffende de uitvoeringsmethodiek.

VCA (Veiligheid, gezondheid en milieu Checklist Aannemers)

VCA is bedoeld om aannemers veiliger te laten werken en het aantal ongevallen te verminderen. VCA biedt een concrete en praktische invulling van wettelijke regelingen of vult deze aan. Elke VCA gecertificeerde aannemer voldoet aantoonbaar aan een aantal verplichtingen uit de Arbowet.

  • 3.

    Bereikbaarheid, Verkeersmaatregelen, overlastbeperking

    • 3.1.

      Bereikbaarheid aangrenzende gebouwen

 

  • 1.

    De werkzaamheden dienen qua tijd en uitvoeringswijze zodanig te worden gepland dat de bereikbaarheid van woningen, bedrijven, winkels en overige gebouwen (verder: objecten) voor (mindervalide) voetgangers, (brom) fietsers, gemotoriseerd (bestemmings-)verkeer en hulp- en afvalophaaldiensten -in overleg met de betrokkenen- altijd zo veel mogelijk in stand gehouden wordt. Dit geldt ook in doodlopende straten of openbare woonerven.

 

Verder geldt:

  • -

    een straat mag in principe maar aan één kant worden afgesloten;

  • -

    er moet altijd minimaal één rijstrook beschikbaar zijn;

  • -

    indien het onvermijdelijk is dat een straat toch volledig afgesloten moet worden dient dit tenminste vier (4) werkweken voor aanvang van de werkzaamheden afgestemd te worden met de coördinator.

    Na goedkeuring van de coördinator zullen de hulpdiensten en de OV- en buurtbusdiensten voor aanvang van de werkzaamheden geïnformeerd worden door de gemeente over de wegafsluiting.

    De vooraankondigingsborden dienen een (1) werkweek van tevoren aan beide zijden van de af te sluiten weg door de grondroerder geplaatst te worden;

  • -

    brandkranen, afsluiters van water, gas en dergelijke moeten altijd zichtbaar en toegankelijk blijven;

  • -

    de minimale doorrijbreedte voor hulpvoertuigen is 3,50 m en dient altijd gewaarborgd te zijn;

  • -

    objecten moeten minimaal tot op 40,00 m benaderd kunnen worden.

  • 2.

    Ter plaatse van de toegang en (nood)uitgang naar objecten dient een goede toegankelijkheid geboden te worden voor voetgangers, inclusief (brom)fietsen die aan de hand meegevoerd worden en mindervalide voetgangers die vaak worden begeleid door hulpmiddelen zoals rollators, rolstoelen en scootmobiles. Hierbij is het toepassen van stevige en goed zichtbare loopplanken een minimale vereiste. De loopplanken dienen vlak en aansluitend aan elkaar geplaatst te worden.

 

  • 3.

    Indien een beperking van de bereikbaarheid onvermijdelijk is en tot gevolg heeft dat:

    • -

      de hulp- en afvalophaaldiensten objecten niet voldoende kunnen naderen;

    • -

      de bevoorrading van winkels en bedrijven anders dan normaal moet worden geregeld;

    • -

      met de betrokkenen, aanwonenden of andere belanghebbenden geen overeenstemming kan worden bereikt over de beperking van de bereikbaarheid;

  • dient de grondroerder minimaal drie (3) werkweken vooraf te overleggen met de toezichthouder zodat tijdig afspraken gemaakt kunnen worden om de juiste maatregelen te nemen. 

  • 3.2.

    Maatregelen in het belang van het verkeer 

 

  • 1.

    Ten behoeve van de verkeersmaatregelen zijn de meest recente Standaard RAW bepalingen van toepassing en de daaraan verbonden CROW uitgaven 96b (en/of 96a).

  • 2.

    Als de gemeente het noodzakelijk acht, bijvoorbeeld wanneer vanwege reguliere werkzaamheden een belangrijke verkeersweg moet worden afgesloten, kan de gemeente de grondroerder verplichten om de werkzaamheden zo veel mogelijk in de weekeinden, avonduren of ´s nachts uit te voeren. Indien een straat volledig afgesloten moet worden dient dit tenminste vier (4) werkweken voor aanvang van de werkzaamheden afgestemd te worden met de verkeerscoördinator, na goedkeuring van de verkeerscoördinator worden de hulpdiensten hierover voor aanvang van de werkzaamheden geïnformeerd door de gemeente.

  • 3.

    Tijdens de verkeersspits (7.30 u. tot 9.00 u. en 15.30 u. tot 18.00 u.) en gedurende evenementen mogen geen werkzaamheden op of langs hoofdwegen of gebiedsontsluitingswegen plaatsvinden. Indien de grondroerder aantoonbaar zorgt voor een goede verkeersdoorstroming en verkeersafwikkeling kan met de toezichthouder anders worden overeengekomen.

  • 4.

    Ten behoeve van de bereikbaarheid voor gemotoriseerd (bestemmings-)verkeer kan toepassing van tijdelijke verkeersmaatregelen (zoals verkeersregelaars, VRI installaties) en/of aanbrengen tijdelijke verkeersvoorzieningen (zoals rijplaten, tijdelijke waterkruisingen of doorsteken door groenstroken en dergelijke) wenselijk of noodzakelijk zijn. Bermen, gazons en boomspiegels dienen altijd beschermd te worden tegen spoorvorming.

  • 5.

    De vereiste verkeersmaatregelen - waar onder tijdelijke verkeersregelinstallaties (VRI) en de inzet van verkeersregelaars- ten behoeve van omleidingen of ten behoeve van werkzaamheden bij hoofdwegen, kruispunten, voet- en fietspaden, en dergelijke dient de grondroerder vast te leggen in een gedetailleerd verkeers- werk- en tijdsplan en dit ter goedkeuring voor te leggen aan de verkeerscoördinator. Dit dient tenminste vier(4) werkweken voor aanvang van de werkzaamheden te gebeuren.

  • 6.

    De verkeersvoorzieningen mogen niet eerder dan 72 uur voor aanvang van de werkzaamheden, met de voor- of beeldzijde afgedraaid van het verkeer, worden aangebracht. De verkeersvoorzieningen mogen niet aan b.v. lichtmasten worden bevestigd en mogen het zicht op de overige bebording en het zicht van eventuele camera’s niet ontnemen. De verkeersvoorzieningen dienen op de dag van en voor aanvang van de werkzaamheden met de voor- of beeldzijde naar het verkeer te worden geplaatst.

  • 7.

    Verkeersvoorzieningen die (tijdelijk) geen dienst (meer) doen dienen meteen verwijderd c.q. afgedraaid of afgedekt te worden tot het tijdstip dat deze weer nodig zijn.

  • 8.

    De (onder)aannemer die de verkeersvoorzieningen opzet en/of verwijdert dient in het bezit te zijn van een KOMO-procescertificaat op basis van de BRL-9101 conform het KIWA Reglement voor Procescertificatie.

  • 9.

    Indien tijdelijke verkeersvoorzieningen in een verharding aangebracht moeten worden, moet het te verwijderen verhardingsmateriaal worden afgevoerd en na verwijdering van de verkeersmaatregel weer terug aangebracht te worden.

  • 10.

    De grondroerder zorgt voor een regelmatige en voldoende controle op de instandhouding van de verkeersvoorzieningen, ook buiten de normale werktijden en zorgt, indien van toepassing, voor een zo spoedig mogelijk herstel. Dit geldt ook voor eventueel door de gemeente geplaatste verkeersvoorzieningen. Eventuele aanwijzingen van een toezichthouder met betrekking tot verkeersmaatregelen dienen meteen te worden opgevolgd.

  • 11.

    De gemeente kan vanwege verkeerstechnische redenen (en veiligheidsredenen, zie artikel 5.4, vierde lid) de grondroerder verplichten om buiten werktijden bouwhekken te plaatsen rondom ontgravingen.

  • 12.

    Plaatsing van onverlichte obstakels dient te voldoen aan CROW publicatie 130, “richtlijn voor het markeren van onverlichte obstakels” (ISBN 90 6628 283 5).

  • 3.3.

    Maatregelen ten behoeve van de overlastbeperking

 

  • 1.

    Het is niet toegestaan om op zaterdagen, zondagen en nationale feest- en gedenkdagen of wanneer er een evenement plaatsvindt (zie ook artikel 4.3, breekverbod) geplande werkzaamheden uit te voeren in de openbare ruimte. De sleuf, inclusief verharding, moet volledig afgewerkt zijn en er mag geen puin en/of afval meer binnen de werkomgeving aanwezig zijn.

  • 2.

    Het is niet toegestaan om op werkdagen voor 07.00 uur en na 17.00 uur geplande werkzaamheden uit te voeren in de openbare ruimte.

  • 3.

    Op vrijdag of de dag voorafgaande aan een nationale feest- of gedenkdag of een vakantieperiode van de grondroerder moet de sleuf worden aangevuld en verdicht en de verharding moet weer worden aangebracht. Uiterlijk om 17.00 uur moeten alle werkzaamheden gereed zijn en de werkomgeving moet opgeruimd zijn.

  • 4.

    Het derde lid van dit artikel is overeenkomstig van toepassing op de dag voorafgaande aan alle namens de gemeente vergunde evenementen (kermis, (jaar)markt, enzovoorts, inclusief de opbouw- en afbreekperiode) op de evenementenlocatie en de directe omgeving daarvan en in winkelgebieden op de dag(en) waarop de koopavond(en) worden gehouden.

  • 5.

    Het eerste tot en met vierde lid van dit artikel gelden, tenzij er met de coördinator en/of toezichthouder afwijkende afspraken worden gemaakt. 

  • 6.

    De grondroerder dient alles te doen wat verwacht mag worden en wat redelijkerwijs mogelijk is om hinder als gevolg van bijvoorbeeld lawaai, stank, modder, en dergelijke veroorzaakt door voertuigen, machines, apparaten, enzovoorts tot een aanvaardbaar niveau te beperken. De grondroerder dient te voldoen aan alle wettelijke kaders en regelgeving op dat gebied. De Euronormen en milieu zones dienen gerespecteerd te worden. Tevens is in dat kader in verband met de verspreiding van fijn stof het droog slijpen van verhardingsmaterialen niet toegestaan.

  • 7.

    Indien de grondroerder bij hoge uitzondering door de gemeente wordt toegestaan of verplicht om op zaterdagen, zondagen, nationale feestdagen of ’s avonds c.q. ‘s nachts te werken is grondroerder verplicht alle nadere aanwijzingen van de gemeente op te volgen en zelf zorg te dragen voor eventuele benodigde aanvullende vergunningen of ontheffingen.

  • 4.

    Communicatie, meldingen en breekverbod

    • 4.1.

      Communicatie op de graaflocatie, (bouw)overleg

 

  • 1.

    Namens de grondroerder dient er altijd een contactpersoon op het werk aanwezig te zijn. De naam en het mobiele telefoonnummer van de contactpersoon moet bij alle betrokken partijen bekend zijn. De contactpersoon moet controleren en verifiëren of de werkzaamheden worden uitgevoerd volgens de tracétekeningen en de gemaakte afspraken, alsmede dat de uitvoering conform de vergunning of het instemmingsbesluit verloopt.

  • 2.

    De grondroerder dient 24 uur per dag en 7 dagen per week bereikbaar te zijn en de contactpersonen van de grondroerder dienen direct informatie te geven en medewerking te verlenen indien de toezichthouder daarom vraagt.

  • 3.

    De grondroerder dient ervoor zorg te dragen dat alle contactpersonen in de gehele projectorganisatie de Nederlandse taal voldoende beheersen in woord en geschrift.

  • 4.

    De grondroerder dient bij alle voor de gemeente relevante bouwvergaderingen die worden gehouden de coördinator en/of toezichthouder uit te nodigen. Van deze vergaderingen dient de grondroerder notulen op te maken en deze binnen vijf (5) werkdagen naar de deelnemers toe te sturen. Deze notulen zullen op de gebruikelijke wijze worden beoordeeld en vastgesteld door de vergadering.

  • 5.

    Bij (grootschalige) projecten die een bovengemiddelde impact hebben op de openbare ruimte en de veiligheid van de leefomgeving kan er op initiatief van de gemeente op regelmatige tijden een voortgangsoverleg met alle betrokken partijen worden vereist. Van deze vergaderingen zal de gemeente notulen opmaken en deze binnen vijf (5) werkdagen naar de deelnemers toesturen. Deze notulen zullen op de gebruikelijke wijze worden beoordeeld en vastgesteld door de vergadering.

  • 6.

    Voorafgaand aan de werkzaamheden dient de grondroerder de belanghebbenden schriftelijk op de hoogte te stellen met een bewonersbrief. Deze brief dient minimaal vijf (5) werkdagen voor de start van de werkzaamheden bezorgd te zijn. De gemeente kan vragen om deze bewonersbrief voorafgaand aan de bezorging aan haar te overhandigen ter toetsing.

    In de bewonersbrief wordt in ieder geval informatie gegeven over:

    • -

      de datum van aanvang van de werkzaamheden;

    • -

      de verwachte datum waarop de werkzaamheden gereed zijn;

    • -

      de bereikbaarheid van de woonomgeving;

    • -

      de plaats van de voorgenomen werkzaamheden (straatnamen);

    • -

      de contactpersoon van de grondroerder inclusief persoonlijke contactgegevens, mobiel telefoonnummer, telefoonnummer en e-mailadres.

  • 7.

    Vóór aanvang van spoedeisende werkzaamheden of werkzaamheden van minder ingrijpende aard dient de grondroerder alle belanghebbenden indien mogelijk schriftelijk, maar in ieder geval mondeling op de hoogte te stellen van de werkzaamheden.

  • 4.2.

    Melding aanvang en einde werk 

  • 1.

    De grondroerder dient de aanvang van zijn werkzaamheden uiterlijk drie (3) werkdagen van tevoren bij de gemeente te melden, met opgave van graaflocaties, startdatum en de verwachte datum waarop de werkzaamheden gereed zijn. Indien het werkzaamheden betreft waarvoor door de gemeente reeds een vergunning of een instemmingsbesluit is afgegeven dient ook het nummer van de vergunning of het instemmingsbesluit vermeldt te worden. De melding dient gedaan te worden in het registratiesysteem.

  • 2.

    Zodra de werkzaamheden zijn uitgevoerd dient de grondroerder na (gezamenlijke) oplevering de werkzaamheden gereed te melden bij de gemeente. De melding dient gedaan te worden in het registratiesysteem. De werkzaamheden zijn gereed wanneer:

  • -

    het tracé op een correcte wijze is hersteld en in opgeruimde staat is achtergelaten;- de (gegevens van de) straatwerk bonnen allemaal (digitaal) opgeleverd kunnen worden ((de lengte en breedte van de sleuf en/of montagegat(en), alsmede de aard (tegels, klinkers, berm, asfalt, half verharding of anders) van de sleufbedekking die ten behoeve van de werkzaamheden is opengebroken.))

  • -

    de klachten van belanghebbenden enzovoorts zijn opgelost;

  • -

    (klad)revisiegegevens bij het Kadaster - sectie Klic beschikbaar zijn.

  • 3.

    In geval van spoedeisende werkzaamheden of calamiteiten mag het werk, als het niet anders kan, zonder voorafgaande kennisgeving worden uitgevoerd. Wel dienen de activiteiten telefonisch doorgegeven te worden aan de Politie, Stadstoezicht of de Brandweer (in die volgorde), zij informeren de piketdienst van de gemeente (zie ook artikel 1.1). Zodra de mogelijkheid zich voordoet, maar uiterlijk binnen een (1) werkdag na aanvang van het werk dienen de werkzaamheden via de reguliere weg bij de gemeente gemeld te worden. De melding dient gedaan te worden in het registratiesysteem.

  • 4.3.

    Breekverbod

 

  • 1.

    Behoudens spoedeisende werkzaamheden is het tijdens een breekverbod tijdelijk niet toegestaan in de openbare ruimte werkzaamheden uit te voeren.

  • 2.

    De gemeente kan een breekverbod instellen bij weersomstandigheden waarbij de uitvoering van de werkzaamheden tot overlast voor de bewoners en/of schade voor de gemeente kan leiden. Bijvoorbeeld bij vorst, maar ook bij wateroverlast, zware sneeuwval of ijzel. Onder andere breuk van vastgevroren bestratingsmateriaal en/of niet goed kunnen verdichten van de ondergrond wordt voorkomen door het instellen van het breekverbod. Bij vriezend weer geldt er in principe een breekverbod bij de volgende criteria:

    Als op de website www.meteogroup.nl aangeeft dat de temperatuur in de regio ’s-Hertogenbosch:

    • -

      's morgens om 7 uur -4° C of lager is;

    • -

      's morgens om 7 uur tussen -1° en -3° C en om 10 uur daaropvolgend ook nog -1° C of lager is;

    • -

      's morgens om 10 uur -2° C of lager is.

  • 3.

    Tijdens alle door de gemeente vergunde evenementen (kermis, (jaar)markt, enzovoorts, inclusief de opbouw- en afbreekperiode) is het breekverbod op de evenementenlocatie en de directe omgeving daarvan altijd van kracht. De grondroerder dient hiermee rekening te houden en dient daartoe tijdig de evenementenkalender te raadplegen via de website van de gemeente. Na afloop van het evenement kan de grondroerder zijn werkzaamheden op de gebruikelijke wijze hervatten. 

  • 4.

    De gemeente kan, in overleg met de grondroerder, een breekverbod instellen voor beperking van overlast voor bijvoorbeeld openbaar vervoer en/of winkeliers. Tenzij er door alle belanghebbenden in onderling overleg afspraken gemaakt worden voor een pragmatische en acceptabele oplossing.

  • 5.

    Behoudens het bepaalde in het derde lid van dit artikel geeft de gemeente in alle gevallen (op digitale wijze) aan wanneer het breekverbod van kracht is en de gemeente geeft minimaal één (1) dag van te voren aan wanneer het breekverbod weer is opgeheven. De grondroerder dient zich aan het breekverbod te houden en de werkzaamheden mogen na beëindiging van het breekverbod pas weer worden hervat.

  • 5.

    Aansprakelijkheid, schade, verzekeringen en veiligheid

    • 5.1.

      Aansprakelijkheid

 

  • 1.

    Ongeacht de vergunning- of instemmingverlening door de gemeente en/of goedkeuring door andere bevoegde instanties, is de grondroerder tegenover de gemeente en/of derden aansprakelijk voor schade als gevolg van de uitvoering van het werk.

  • 2.

    De aanleg, instandhouding en de opruiming van kabels en/of leidingen moet geschieden op een zodanige wijze dat het beheer van kabels en/of leidingen van andere netbeheerders niet in gevaar wordt gebracht of zonder noodzaak wordt bemoeilijkt. Als hiermee in strijd wordt gehandeld neemt de grondroerder maatregelen ten aanzien van de betreffende kabels en/of leidingen, waaronder zo nodig het verplaatsen daarvan, om aan die strijdigheid direct een einde te maken.

  • 3.

    De grondroerder vrijwaart de gemeente voor alle aanspraken van derden wegens schade, die het gevolg is van het (ver)leggen, verwijderen, repareren en dergelijke van kabels en/of leidingen.

  • 4.

    De grondroerder is aansprakelijk voor alle schade aan gemeente-eigendommen die het gevolg zijn van het (ver)leggen, verwijderen, repareren en dergelijke van kabels en/of leidingen. Bij gecombineerde kabel- en/of leidingaanleg zijn de deelhebbende netbeheerders hoofdelijk aansprakelijk tegenover de gemeente. De coördinerende netbeheerder(s) is (zijn) daarvoor dan het aanspreekpunt voor de gemeente.

  • 5.

    Het bepaalde in het derde en vierde lid van dit artikel geldt ook indien het (ver)leggen c.q. verwijderen van kabels en/of leidingen wordt uitgevoerd in opdracht of op verzoek van de gemeente.

  • 6.

    De netbeheerder zal, al dan niet na een aanwijzing, de gemeente tijdig op de hoogte stellen van eventuele werkzaamheden in verband met een project van de gemeente. De gemeente en de netbeheerder zullen afspraken maken over de planning van de bedoelde werkzaamheden. Ongeacht de voor de instemmings-, vergunnings- en meldingsprocedure gehanteerde termijnen dient de netbeheerder de werkzaamheden binnen de afgesproken planning zodanig uit te voeren dat het project van de gemeente niet wordt vertraagd waardoor de gemeente mogelijk vertragingsschade kan oplopen.

5.2 Schade en kosten

5.2.1. Algemeen

 

  • 1.

    De grondroerder zal alle redelijkerwijs mogelijke maatregelen nemen om te voorkomen dat schade wordt toegebracht aan eigendommen van de gemeente of derden.

  • 2.

    Wordt er desondanks schade aan eigendommen van de gemeente of derden (bijvoorbeeld: kabels en leidingen van andere netbeheerders (waaronder ook de gemeente met betrekking tot riolering en eigen glasvezelnetwerk), verkeersborden en overig wegmeubilair, bomen, eigendommen van particulieren, bodemverontreiniging tijdens het werk, enzovoorts) toegebracht dan dient de grondroerder dit zo spoedig mogelijk, in elk geval binnen 24 uur, schriftelijk door te geven aan de toezichthouder en/of aan betrokken derden.

  • 3.

    Bij schade aan eigendommen van de gemeente beslist de gemeente of zij de schade laat herstellen op kosten van de grondroerder, of dat de grondroerder de schade voor eigen rekening zelf mag herstellen, of dat de grondroerder de schade aan de gemeente dient te vergoeden.

  • 4.

    Schade die de gemeente als gevolg van kabel- en/of leidingwerkzaamheden lijdt of de kosten die de gemeente daarvoor moet maken, dienen door de grondroerder hersteld c.q. vergoed te worden.

5.2.2. Herstel van schade en vergoeding van kosten

 

  • 1.

    Het uitgangspunt is dat de situatie van de ondergrond, de verharding (inclusief bijzondere (sier)bestrating) en groenvoorzieningen dient teruggebracht te worden in de oorspronkelijke staat. De gemeente accepteert geen verslechtering.

  • 2.

    Indien vooraf tussen de gemeente en de netbeheerder de afspraak is gemaakt dat de gemeente zelf zorg draagt voor de herstelwerkzaamheden (van verharding en/of groenvoorziening) zal de gemeente de marktconforme kosten in rekening brengen bij de netbeheerder. In die gevallen geldt er voor de netbeheerder geen onderhoudstermijn.

  • 3.

    De netbeheerder draagt de marktconforme kosten voor herstel. Voor verrekening van de herstelkosten en degeneratievergoeding gelden separate afspraken. 

  • 4.

    De gemeente zal bij in gebreke blijven van de grondroerder (als de voorgeschreven hersteltermijnen verstreken zijn en/of als herstel onvoldoende is) zelf noodzakelijke (herstel)werkzaamheden uit laten voeren door een door de gemeente geselecteerde aannemer. Dit zal dit tegen marktconforme tarieven geschieden. De gemeente zal de netbeheerder er vooraf (schriftelijk) van in kennis stellen dat zij het herstel zal laten verrichten.

  • 5.

    Alle (extra) kosten[1] die door de grondroerder (of de gemeente) gemaakt moeten worden vanwege door de netbeheerder geïnitieerde werkzaamheden met betrekking tot kabels en/of leidingen en/of een gevolg zijn van de voorwaarden en eisen die zijn opgenomen in de AVOI, de vergunning of het instemmingsbesluit en dit Handboek komen in principe voor rekening van de grondroerder c.q. de netbeheerder. Over de eventuele verrekening van kosten zullen nadere afspraken worden gemaakt.

  • 6.

    Niet alle schades die de gemeente als gevolg van kabel- en/of leidingwerkzaamheden lijdt kunnen door de vastgestelde hersteltarieven worden gedekt. Dit is het geval bij:

  • -

    Schade bij groenwerkzaamheden:

  • .

    werkzaamheden waarbij de overlevingskans van de aanwezige beplanting gering is en dus moet worden vervangen;

  • .

    werkzaamheden waarbij dicht in de buurt van bomen moet worden gewerkt;

  • .

    achteruitgang van de (beeldbepalende) groenkwaliteit;

  • .

    aantasting van de (ecologische) kwaliteit van de groeiplaats.

 

In deze gevallen kunnen al vóór aanvraag van de vergunning of het instemmingsbesluit specifieke afspraken tussen de gemeente en de grondroerder worden gemaakt. Afhankelijk van de omvang van het werk kan in de voorwaarden "het 1e jaar garantie op groen" en/of "inboet beplanting na het 1e groeiseizoen (week 13 tot en met 45)" tegen een marktconform tarief worden voorgeschreven. De gemaakte afspraken worden vastgelegd in de vergunning of het instemmingsbesluit.

 

Als er bomen worden beschadigd of zonder toestemming van de gemeente worden gerooid, kan de netbeheerder aansprakelijk worden gesteld voor de schade.

De schade aan bomen wordt achteraf vastgesteld en berekend op basis van het door de gemeente ’s-Hertogenbosch gehanteerde “Keuzemodel afhandeling schades aan bomen”.

[1] Onder andere kosten van : specifiek herstel van bijzondere (sier)bestrating; extra werkzaamheden ten behoeve van het herstel van straatwerk jonger dan vijf (5) jaar; de uitvoering van het Bouwprocesbesluit Arbeidsomstandigheden; verwijderen van uit gebruik genomen kabels en/of leidingen op verzoek van de gemeente; verwijderen van aanstootgevende graffiti, posters, enzovoort, van bovengrondse voorzieningen; het aanbrengen van anti graffitivoorzieningen op bovengrondse voorzieningen; extra aan te planten groen nabij bovengrondse voorzieningen ten behoeve van inpassing in de omgeving; noodzakelijke werkzaamheden aan groenvoorzieningen en bomen; vervanging en herplanten van groenvoorzieningen en bomen; het afvoeren, tijdelijke opslag en terugplaatsen van bouwstoffen; inboet en het leveren van extra bouwstoffen; afvoeren inclusief de stortingskosten van (vervuilde) grond, puin, vrijgekomen asfaltmaterialen; definitief herstel asfaltverhardingen; leveren, aanbrengen en opruimen van tijdelijke (verkeers-)voorzieningen en verkeersmaatregelen en bronbemaling; herstel van verborgen gebreken; het opnieuw aanbrengen c.q. aanwijzen van peilen en hoofdafmetingen; het nemen van maatregelen ten aanzien van de bereikbaarheid van andere kabels en/of leidingen of percelen; het tijdelijk verwijderen en terugplaatsen van bovengrondse obstakels (lichtmasten, verkeersborden); gevolgen voortvloeiend uit het breekverbod.

  • -

    Schade die ontstaat buiten de werkomgeving:

    Van schade die ontstaat buiten de werkomgeving van de grondroerder is sprake als ten gevolge van werkzaamheden schade ontstaat aan materialen, lichtmasten, verkeersregelinstallaties (VRI’s), geparkeerde auto's, en dergelijke. Voor zover het gemeentelijke eigendommen betreft, zal de gemeente deze schade verhalen op de grondroerder. Afhankelijk van de specifieke situatie kan het wenselijk zijn dat er voorafgaand aan de werkzaamheden een gezamenlijke (toezichthouder en grondroerder) schouw van de werkomgeving plaatsvindt. De bevindingen dienen vastgelegd te worden.

  • -

    Verborgen gebreken:Verborgen gebreken zijn buitenproportionele oneffenheden van opgeleverd en goedgekeurd hersteld straatwerk. In dergelijke gevallen heeft de grondroerder een werkweek na eerste aanzegging van de gemeente de tijd om de verharding opnieuw te herstellen. Indien de grondroerder niet tijdig voor herstel zorgt zal de gemeente dit zelf (laten) doen.

    Als norm voor "buitenproportioneel" wordt een oneffenheid aangehouden van meer dan 0,03 m, welke zich binnen één jaar na het eerste herstel voordoet (= CROW-norm voor "ernstige schade").

5.2.3. Onderhoud kabels en/of leidingen en bovengrondse voorzieningen

 

  • 1.

    Bovengrondse voorzieningen die eigendom zijn van netbeheerders en zich bevinden in de openbare ruimte dienen door de netbeheerder onderhouden te worden. Aanstootgevende graffiti, leuzen, posters en dergelijke die aangebracht zijn op voornoemde bovengrondse voorzieningen dienen in overleg met de gemeente in principe binnen 24 uur voor rekening van en door of in opdracht van de netbeheerder te worden verwijderd.

  • 2.

    Verharding die is aangebracht ten behoeve van de bereikbaarheid van bovengrondse voorzieningen dient door de netbeheerder onderhouden te worden. Indien de verharding in de loop der tijd niet meer voldoet aan de bij aanleg gestelde eisen moet deze op eerste aanzegging van de gemeente worden hersteld.

  • 3.

    Markeringen die ten behoeve van de maatvoering van kabels en/of leidingen of ter aanduiding van kruisingen van watergangen (zinkers) worden aangebracht dienen op een deugdelijke wijze geplaatst en/of bevestigd te worden en altijd goed zichtbaar te zijn. Indien de markeringen in de loop der tijd niet meer voldoen aan de bij plaatsing gestelde eisen moeten deze op eerste aanzegging van de gemeente worden hersteld of op initiatief van de netbeheerder worden verwijderd.

5.3. Risicodekking en Verzekeringen

 

  • 1.

    De grondroerder dient, door bijvoorbeeld het afsluiten van een (Construction All Risk of CAR) verzekering, de onderstaande risico’s voldoende af te dekken:

    • -

      beschadiging, verlies of vernietiging van het werk, waaronder de voor het werk bestemde materialen;

    • -

      het risico van aansprakelijkheid voor schade aan goederen van derden, en de daaruit voortvloeiende gevolgschade, alsmede voor overlijden of lichamelijk letsel van personen, veroorzaakt door de uitvoering van het werk.

  • 2.

    De dekking (van de verzekering) loopt minstens vanaf de dag dat het werk start tot en met de dag van oplevering van de werkzaamheden.

  • 3.

    Onverminderd het bepaalde in het eerste en tweede lid van dit artikel moeten de grondroerder en haar (onder)aannemers en/of ZZP’ers zorgdragen voor de verzekeringen tegen schade als gevolg van Wettelijke Aansprakelijkheid welke voortvloeit uit het gebruik van aannemersmateriaal bij de uitvoering van het werk.

  • 4.

    Rij- of voertuigen waarvoor een verzekeringsplicht krachtens de Wet Aansprakelijkheidsverzekering Motorvoertuigen (WAM) geldt, dienen overeenkomstig de voorschriften van de WAM, alsmede tegen het werkrisico verzekerd te zijn.

5.4. Veiligheid en Calamiteiten

 

  • 1.

    Alle werkzaamheden moeten worden uitgevoerd met inachtneming van de geldende wet- en regelgeving ten aanzien van veiligheid en arbeidsomstandigheden (bijvoorbeeld bij extreem lage of hoge gevoelstemperaturen mogen werknemers niet doorwerken). De voorschriften die op dit gebied van kracht zijn (zie: www.arboportaal.nl) moeten op het werk beschikbaar zijn en de betrokken werknemers dienen volledig geïnstrueerd te worden. Ook dienen alle (onder)aannemers VCA gecertificeerd te zijn. De grondroerder is verantwoordelijk voor de naleving hiervan.

  • 2.

    Conform de vereisten uit de VCA en de Arbowet dient er in de meeste gevallen voor de aanvang van de werkzaamheden een Veiligheids-, Gezondheids- en Milieuplan (VG&M plan) te zijn opgesteld door de grondroerder. Wanneer er geen VG&M plan wordt opgesteld door de grondroerder dient de grondroerder aan de gemeente voorafgaand aan de werkzaamheden onderbouwd aan te geven waarom er geen VG&M plan wordt opgesteld. In het VG&M plan moet, indien van toepassing, minimaal het volgende zijn opgenomen:

    • -

      de van kracht zijnde veiligheidsvoorschriften;

    • -

      milieuvoorschriften;

    • -

      de wijze waarop de instructie en voorlichting van het personeel wordt geregeld;

    • -

      de wijze waarop het toezicht is geregeld;

    • -

      de wijze waarop verontreiniging van het milieu wordt voorkomen respectievelijk beheerst;

    • -

      een risico-inventarisatie en -evaluatie met betrekking tot de uit te voeren werkzaamheden;

    • -

      de locaties waar bodemverontreiniging aanwezig is en de wijze waarop gewerkt moet worden op die afzonderlijke locaties (zie ook artikel 5.4.1 en artikel 8.8);

    • -

      specifieke veiligheids- en voorzorgsmaatregelen bij werkzaamheden op of in de nabijheid van eigendommen en installaties van derden;

    • -

      de wijze waarop de afhandeling van calamiteiten en ongevallen wordt geregeld;

    • -

      contactpersonen van lokale hulpdiensten en storingsdiensten van netbeheerders.

  • 3.

    Het bij de uitvoering van de werkzaamheden betrokken personeel moet op de hoogte zijn van de inhoud van het VG&M plan en moet dit naleven.

  • 4.

    De gemeente kan de grondroerder in het kader van de veiligheid (en vanwege verkeerstechnische redenen, zie artikel 3.2, elfde lid) verplichten om buiten werktijden bouwhekken te plaatsen rondom ontgravingen. Rondom het opslagterrein van de grondroerder is het plaatsen van bouwhekken altijd verplicht.

  • 5.

    De toezichthouder kan vanuit de publieke taakstelling van de gemeente controleren of het werk veilig wordt uitgevoerd. De toezichthouder is bevoegd om bij onveilige situaties correctieve maatregelen af te dwingen en/of de werkzaamheden stil te leggen. Dit geldt ook als er onveilige situaties aan een bestaand net of netwerk van een netbeheerder worden geconstateerd.

  • 6.

    Wanneer als gevolg van een storing in of toegebrachte schade aan een net of netwerk van een netbeheerder de (verkeers-)veiligheid en/of de volksgezondheid in gevaar komt is er sprake van een calamiteit.

  • 7.

    Calamiteiten dienen direct na signalering bij de coördinator en/of bij de toezichthouder te worden gemeld.

  • 8.

    Storingen of schades aan gas- en stroomvoorzieningen dient de grondroerder te melden bij het nationale nummer 0800-9009. Storingen of schades aan kabels en/of leidingen van overige disciplines dienen gemeld te worden bij de betreffende netbeheerders.

  • 9.

    Wanneer de calamiteit van dusdanige aard en/of omvang is dat er hulpdiensten moeten worden ingeschakeld dient de grondroerder dit direct te melden bij alarmnummer 112.

  • 10.

    Indien het noodzakelijk is dat, voor de (verkeers-)veiligheid en/of bescherming van de volksgezondheid, direct afzettingen worden geplaatst en/of (een deel van) de weg(-en) wordt afgesloten dan dient dit tevens gemeld te worden bij alarmnummer 112 en bij de coördinator en/of bij de toezichthouder.

5.4. Bodemkwaliteit

 

  • 1.

    Voor werkzaamheden in of met verontreinigde grond is de Wet bodembescherming (Wbb) onverkort van toepassing. De door het CROW uitgebrachte richtlijn “Werken in of met verontreinigde grond en verontreinigd (grond)water” (publicatie 132) en aanvullend daarop de richtlijn “Kabels en leidingen in verontreinigde bodem” (publicatie 307) gelden ook. De grondroerder dient altijd te werken volgens de meest recente versie van deze richtlijnen.

  • 2.

    De initiatiefnemer van een project dient vooraf te inventariseren (CROW publicatie 307) of er zich verdachte locaties binnen het werkgebied bevinden. Onder andere via de websites www.bodemloket.nl (initiatief van gemeenten, provincies en het Rijk) en www.rwsleefomgeving.nl (Rijkswaterstaat) is te achterhalen waar zich verontreinigde of verdachte locaties bevinden. Indien de grondroerder initiatiefnemer is kan hij voor de meest recente informatie en/of detailinformatie contact opnemen met de afdeling milieu van de gemeente.

  • 3.

    Indien een grondroerder een kabel- c.q. leidingtracé wil aanleggen in of nabij een gebied waarvan vooraf is vastgesteld dat de bodem verontreinigd is ligt een eventuele saneringsplicht bij de grondroerder.

  • 4.

    Behalve het onderzoek als bedoeld in het tweede lid van dit artikel, zorgt de grondroerder er conform het bepaalde in artikel 5.4 voor dat de juiste noodzakelijke  (beschermings-)maatregelen in acht worden genomen en legt daarvoor voorwaarden vast in een VG&M plan.

  • 5.

    Indien de gemeente initiatiefnemer is zal zij die maatregelen nemen die noodzakelijk zijn vanwege wetgeving en eventueel aanvullende eisen die de gemeente zelf of het bevoegd gezag stelt in het kader van het betreffende project. De gemeente is niet gehouden te voldoen en geeft geen invulling aan kwaliteitseisen die netbeheerders zelf stellen ten aanzien van hun netstructuur in (voormalig) verontreinigde grond.

5.5. Peilen en hoofdafmetingen

 

  • 1.

    Indien van toepassing (op uitbreidingslocaties of bij reconstructies) beperkt het op de graaflocatie aangeven van peilen en hoofdafmetingen door de projectleider of de afdeling GEO zich tot het eenmalig in GPS aangeven van hoofdmeetpunten en eventueel extra punten in bochten en dergelijke. De grondroerder dient hierbij een document van overdracht te ondertekenen. De grondroerder kan daarna zelf door middel van eenvoudig meetwerk, zowel qua horizontale als verticale maatvoering, het tracé in detail uitzetten. De gemeente treedt slechts toetsend c.q. controlerend op. Het gewenste tijdstip van aanwijzing dient door de grondroerder tenminste één week van te voren aan de toezichthouder of de wijkteamleider kenbaar gemaakt te worden.

  • 2.

    Ook bij de aanleg van kabels en/of leidingen in een nieuwbouwplan, waarbij (nog) geen woningen enzovoorts aanwezig zijn om als vast punt voor maatvoering te dienen, geeft de gemeente een aantal maten middels GPS aan. Dit geldt alleen voor gronden die eigendom zijn van de gemeente. Bij werkzaamheden in particulier eigendom dient de grondroerder met betreffende grondeigenaar en/of projectontwikkelaar rechtstreeks afspraken te maken, de gemeente is hierin geen partij.

  • 3.

    Het in stand houden (borgen/verklikken) van uitgezette piketten en overige meetpunten vallen onder de verantwoordelijkheid van de grondroerder.

5.6. Grondwaterstanden en bronbemaling

 

  • 1.

    Afwijkingen of veranderingen in de (door de gemeente) opgegeven grondwaterstanden geven de grondroerder geen recht op schadevergoeding of andere financiële tegemoetkomingen.

  • 2.

    Indien naar inzicht van de grondroerder bronbemaling noodzakelijk is om de werkzaamheden uit te kunnen voeren dient de grondroerder zelf te zorgen voor de noodzakelijke vergunning. Voor het onttrekken van grondwater en voor lozing op het oppervlaktewater is in veel gevallen een watervergunning van een Waterschap, Hoogheemraadschap of Polderdistrict nodig.

  • 3.

    Indien bronneringswater op het gemeentelijke rioolstelsel moet worden geloosd, dient de grondroerder voor aanvang van de werkzaamheden daarvoor schriftelijk toestemming te vragen bij de gemeente.

  • 4.

    Bij het verlagen van de grondwaterstand binnen de wortelzone van te handhaven bomen of beplanting, dienen in het groeiseizoen eventueel beschermende maatregelen te worden genomen voor de beplanting. De grondroerder dient in overleg met de toezichthouder de beplanting water te geven. Hiervoor dient schoon water te worden gebruikt. Er mag geen bronneringswater of oppervlaktewater voor worden gebruikt.

6. Handhaving

 

  • 1.

    De in dit Handboek gestelde procedures, richtlijnen, voorwaarden, eisen en werkafspraken dienen altijd te worden opgevolgd.

  • 2.

    Mondelinge of schriftelijke (ook per e-mail) aanwijzingen en geboden die door de vertegenwoordigers van de gemeente met betrekking tot de inhoud van dit Handboek of de AVOI worden gegeven dienen onverwijld opgevolgd te worden.

  • 3.

    Indien de gemaakte afspraken worden genegeerd kan de gemeente de uitvoerende partij een (schriftelijke) waarschuwing geven. Zo nodig wordt het werk tijdelijk stilgelegd zonder dat aanspraak op schadevergoeding mogelijk is.

  • 4.

    Werkzaamheden die tijdelijk zijn stilgelegd mogen, op aanwijzing van de toezichthouder, pas weer worden hervat als de reden van stillegging is opgeheven.

  • 5.

    Indien blijkt dat werknemers van de grondroerder en/of haar (onder)aannemers zich niet houden aan de gemaakte afspraken of zij zich op de werkvloer onbehoorlijk en/of overlast gevend gedragen, dat er zich tijdens de uitvoering onregelmatigheden voordoen of dat de werkzaamheden niet naar behoren worden uitgevoerd, kan de gemeente handhavend optreden in het kader van openbare orde veiligheid of het voorkomen van overlast.

  • 6.

    De grondroerder houdt zelf toezicht op alle werkzaamheden van de (onder)aannemer(s) en voert de nodige controles en steekproeven uit.

  • 7.

    Namens de gemeente ziet de toezichthouder erop toe dat de voorschriften uit de vergunning of het instemmingsbesluit, de AVOI en het Handboek door de grondroerder worden nageleefd. De toezichthouder controleert onder andere op:

    • -

      de aanwezigheid van de vergunning of het instemmingsbesluit (inclusief de door de gemeente goedgekeurde tekeningen) c.q. de meldingsgegevens op het werk;

    • -

      de naleving van de instemmingvoorwaarden;

    • -

      de juiste ondergrondse ordening, waarvoor de geldige Klic gegevens inzichtelijk moeten zijn op het werk;

    • -

      of de werkzaamheden (met betrekking tot spoedeisend werk) zijn gemeld bij de gemeente;

    • -

      de naleving van een opgelegd breekverbod;

    • -

      het voldoende schouwen van het te volgen tracé;

    • -

      het nakomen van afspraken tussen toezichthouder, grondroerder, belanghebbenden en hulpdiensten;

    • -

      de bereikbaarheid van de woon/werkomgeving;

    • -

      de kwaliteit van de verdichting van de sleuf;

    • -

      de kwaliteit van het herstel van de sleufbedekking;

    • -

      de kwaliteit van het herstel van groenvoorzieningen;

    • -

      de veiligheidsmaatregelen;

    • -

      correcte wegafzetting.

DEEL B: (Technische) eisen / voorschriften

7. Richtlijnen ten behoeve van de (tracé)engineering en 

ondergrondse ordening

  • 7.1.

    Tracé inspectie ten behoeve van de aanleg van kabels en/of leidingen

 

  • 1.

    De grondroerder dient het beoogde tracé waarop de voorgenomen werkzaamheden uitgevoerd moeten gaan worden vooraf te inspecteren en dient te onderzoeken of de werkzaamheden (verkeers-)technisch uitvoerbaar zijn t.a.v. de aanwezige wegen, waterlopen, voetpaden, kademuren, viaducten, tunnels, spoorwegen, (waterkerende) dijken, overige kabels en/of leidingen, bomen, wegmeubilair, taluds en gebouwen. De grondroerder dient bij de aanvraag van de vergunning of het instemmingsbesluit de gemeente ervan te overtuigen (bijvoorbeeld met een dwarsprofiel met daarin aangegeven de bestaande kabels en/of leidingen en het gewenste ruimtebeslag voor de aanleg van de nieuwe kabels en/of leidingen) dat er voldoende ruimte is voor de juiste ondergrondse ordening. 

  • 2.

    De grondroerder dient in de engineeringsfase te inventariseren welke overige netbeheerders belangen hebben in het beoogde tracé en deze tijdig te informeren over de voorgenomen werkzaamheden en de gegevens over de aard en ligging van betreffende kabels en/of leidingen op te vragen. Daartoe dient de grondroerder een oriëntatieverzoek te doen bij het Kadaster- sectie Klic. De grondroerder geeft de overige netbeheerders de gelegenheid tot reactie waarbij de netbeheerders zelf kunnen toetsen of de voorgenomen werkzaamheden geen belemmering zijn voor een ongestoorde ligging van hun kabels en/of leidingen. Zo nodig kunnen zij in overleg treden met de grondroerder om nadere afspraken te maken.

  • 3.

    De grondroerder dient zelf te inventariseren of er, behalve de vergunning of het instemmingsbesluit, voor bepaalde uit te voeren activiteiten eventueel een omgevingsvergunning noodzakelijk is bijvoorbeeld voor het werkzaamheden in een gebied met landschappelijke of cultuurhistorische waarde (al dan niet met nadere voorschriften in het kader van de bescherming van monumentale of archeologische waarden), het kappen van bomen, het oprichten/plaatsen van bovengrondse voorzieningen, bouwketen of portakabins, materiaalcontainers, parkeren van voertuigen, enzovoorts. Tevens dient de grondroerder alle voor het werk benodigde vergunningen, ontheffingen enzovoorts die noodzakelijk zijn vanuit de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) aan te vragen.

 

7.2 Tracé bepaling ten behoeve van de aanleg van kabels en/of leidingen

 

Bij de tracébepaling van kabels en/of leidingen zijn twee aspecten van belang:

  • .

    de horizontale ligging;

  • .

    de verticale ligging.

 

Het doel van het vooraf bepalen van deze liggingen is:

  • -

    een optimaal gebruik van de openbare ruimte;

  • -

    een ongestoorde exploitatie van kabels en/of leidingen;

  • -

    optimaliseren van de veiligheid.

7.2.1. Horizontale ligging

 

  • 1.

    Het kabel- en leidingentracé wordt in het algemeen in het trottoir gesitueerd. In het kabel- en leidingentracé staan bij voorkeur geen bomen of andere obstakels (zoals b.v. trottoirkolken).

  • 2.

    In het overig deel van de openbare weg worden de riolering en de transportleidingen gesitueerd.

  • 3.

    De minimale afstand tussen het kabel- en leidingentracé en 

    • -

      de perceelgrens is 0,00 m;

    • -

      het rioleringsstelsel is 1,0 m;

Bij de plaatsbepaling van kabels en/of leidingen in de nabijheid van bomen wordt de afstand tussen hart kabel en/of leiding en hart stamvoet boom bepaald door de uiteindelijk te bereiken omvang van de boom en is de minimale afstand (leidraad) tussen het kabel- en leidingentracé en:

  • .

    bomen 1e grootte (volgroeid 12 meter en hoger) is 4,0 m;

  • .

    bomen 2e grootte (volgroeid tussen 6 en 12 meter hoog) is 2,5 m;

  • .

    bomen 3e grootte (volgroeid tot 6 meter hoog) is 1,5 m.

De boomgrootten zijn vastgelegd en gekoppeld aan iedere boom in het Boombeleidsplan van de gemeente ‘s-Hertogenbosch.

  • 4.

    Binnen het kabel- en leidingentracé worden de kabels en/of leidingen qua horizontale maatvoering volgens een vaste volgorde ten opzichte van elkaar ingedeeld. Daarbij wordt er rekening mee gehouden dat de afstand tussen leidingen en kabels ten minste 0,25 m bedraagt. De horizontale indeling is weergegeven in het standaarddwarsprofiel, zie Hoofdstuk 10, bijlage 10.1.

  • 5.

    In bermen langs wegen dient de afstand van ligging van de kabels en/of leidingen tot aan de verharding ten minste gelijk te zijn aan de diepteligging ervan, tenzij anders wordt overeengekomen met de toezichthouder.

  • 6.

    Het bovengenoemde basisprincipe moet zoveel mogelijk worden nagestreefd. In bijzondere gevallen kan de gemeente een andere indeling toestaan c.q. voorschrijven.

  • 7.

    Distributie- en/of mutatiepunten mogen niet aangebracht worden in rijbanen, parkeerplaatsen, uitwegen, op kruisingen, ter plaatse van de in- en/of uitritten van percelen, binnen een afstand van 3,00 m vanaf bomen en (tenzij het vanwege netwerk technische redenen niet anders kan) in kabel- en leidingtracés. De distributie- en/of mutatiepunten dienen bij voorkeur geplaatst te worden in voetpaden, bermen of groenvoorzieningen. In overleg met de toezichthouder kunnen andere afspraken worden gemaakt over deze voorschriften.

  • 8.

    De grondroerder dient vooraf aan de gemeente schriftelijk toestemming te vragen om (mede)gebruik te maken van voorzieningen die eigendom zijn van de gemeente. Bijvoorbeeld voor het gebruik van mantelbuizen, kabelgoten of holle ruimten die onder een weg of in een kunstwerk (b.v. bruggen, tunnels, viaducten en dergelijke) van de gemeente aanwezig zijn.

7.2.2. Aanvullende eisen horizontale ligging

 

  • 1.

    Werkzaamheden aan of bij bomen of andere groenvoorzieningen dienen zoveel mogelijk vermeden te worden. Hiermee moet bij de engineering terdege rekening gehouden worden en waar mogelijk dienen bij voorkeur alternatieve routes gekozen te worden. Is het werken aan of bij bomen of andere groenvoorzieningen toch onvermijdelijk dan dient er eerst overleg met de coördinator gevoerd te worden.

  • 2.

    Voorafgaand aan de engineering dient door de grondroerder bij de gemeente de (digitale) bomenkaart (onderdeel van het Bomenbeleidsplan) opgevraagd te worden. Indien er zich in het tracé te handhaven (monumentale) bomen bevinden dienen die (inclusief de kroonprojectie) op de instemmingstekening weergegeven te worden.

  • 3.

    Wegkruisingen die door middel van een persing (of gestuurde boring) worden gerealiseerd dienen op minimaal 3,00 m vanaf de stam van een boom gesitueerd te worden, tenzij anders wordt overeengekomen met de toezichthouder.

  • 4.

    Wegkruisingen bij gescheiden rijbanen en/of fietspaden met tussenliggende groenstroken dient de mantelbuis (indien mogelijk) uit één lengte te bestaan. De mantelbuizen mogen alleen worden aangebracht buiten de tangentpunten van de aansluitende bochten van wegen, niet in de kruisingsvlakken van wegen.

  • 5.

    Als het onvermijdelijk is dat er in de nabijheid van bomen en/of andere groenvoorzieningen moet worden gewerkt, moet de grondroerder er rekening mee houden dat er een aantal voorzorgsmaatregelen getroffen dient te worden (Hoofdstuk 9) dat schade aan de betreffende boom, groenvoorziening en aan de te leggen kabel en/of leiding voorkomt. Indien de afstand tot de bomen minder is dan bepaald in artikel 7.2.1, derde lid, dienen er in ieder geval beschermende maatregelen toegepast te worden of er moeten (gestuurde) boringen worden gemaakt.

7.2.3. Verticale ligging

 

  • 1.

    Binnen het kabel- en leidingentracé worden de kabels en/of leidingen ten opzichte van het maaiveld qua verticale maatvoering volgens een vaste volgorde ingedeeld. De verticale indeling is weergegeven in het standaarddwarsprofiel, zie Hoofdstuk 10, bijlage 10.1.

  • 2.

    Uitgangspunten bij verticale ligging:

  • -

    distributiekabels en/of -leidingen liggen ondieper dan transportleidingen;

  • -

    vrijverval leidingen hebben voorrang boven drukleidingen;

  • -

    kabels en/of leidingen mogen niet binnen het ontgravingsprofiel van de riolering aangelegd worden. Het ontgravingsprofiel is bekend bij de rioolbeheerder van de gemeente;

  • -

    bij kruisingen van kabels en/of leidingen bedraagt de onderlinge tussenruimte (verticale afstand) tenminste 0,20 m;

  • -

    er moet een strook tussen 0,70 m -mv en 1,00 m -mv vrijgehouden worden i.v.m. kruisende vrijverval rioolaansluitingen.

  • 3.

    Het bovengenoemde basisprincipe moet zoveel mogelijk worden nagestreefd, mede in verband met kruisende rioolaansluitingen. In bijzondere gevallen kan de gemeente een andere verticale ligging toestaan c.q. voorschrijven.

7.2.4. Aanvullende eisen voor verticale ligging

 

  • 1.

    Bij boringen/persingen, in welke vorm ook, is de diepteligging afhankelijk van de situatie ter plaatse. De minimale verticale afstand ten opzichte van de te kruisen kabels en/of leidingen bedraagt ten minste 0,50 m, waarbij de te boren/persen leiding onder de bestaande leiding dient te worden gevoerd. Genoemde minimale verticale afstand dient aantoonbaar te worden gegarandeerd om afwijkingen tijdens de uitvoering op te vangen.

  • 2.

    Bij het kruisen van watergangen dient een minimale gronddekking van 1,00 m ten opzichte van de ontwerpdiepte van de bodem van de watergang te worden aangehouden.

  • 3.

    Indien de aanwezige bodem van de watergang lager ligt dan de ontwerpdiepte dient een gronddekking van 1,00 m ten opzichte van de aanwezige bodem te worden aangehouden.

  • 4.

    Indien het onvermijdelijk is dat een kabel of leiding door een groenvoorziening wordt gelegd of er onderdoor wordt geperst dient de gronddekking van die kabel of leiding (of mantelbuis) minimaal 1,00 m te bedragen.

  • 5.

    Kabels en/of leidingen mogen alleen onder een overbouwing (balkon enzovoorts) van de openbare ruimte worden gesitueerd indien een goede bereikbaarheid van de kabels en/of leidingen blijvend gewaarborgd is. Bij calamiteiten is het noodzakelijk dat er snel gehandeld kan worden. Het verdient de voorkeur om als minimale verticale afstand tussen de onderzijde van de overbouwing en het ter plaatse vastgestelde uitgiftepeil minimaal 2,50 m te hanteren, zodat er altijd voldoende werkruimte is voor mechanisch- en ander materieel.

  • 6.

    Kabels en/of leidingen mogen alleen boven een onderbouwing (kelder, duiker, koppelbalken van funderingen, enzovoorts) van de openbare ruimte worden gesitueerd indien er voldoende gronddekking boven de kabels en/of leidingen en voldoende tussenruimte tussen de bovenkant van de onderbouwing en de kabels en/of leidingen blijvend gewaarborgd is. Het verdient de voorkeur om als minimale verticale afstand tussen de bovenzijde van de onderbouwing en het ter plaatse vastgestelde uitgiftepeil ten minste 2,00 m te hanteren.

7.3. Opruimen uit gebruik genomen kabels en/of leidingen

 

  • 1.

    De netbeheerder dient ervoor te zorgen dat zijn uit gebruik genomen kabels en/of leidingen zo snel en zo veel als mogelijk worden opgeruimd, tenzij het opruimen (gedeeltelijk) technisch wordt belemmerd en/of als er tussen de gemeente en de netbeheerder andere afspraken gemaakt worden, bijvoorbeeld over het moment waarop opgeruimd wordt en/of als er bomen nabij of op het tracé aanwezig zijn.

  • 2.

    Van uit gebruik genomen kabels en/of leidingen is sprake wanneer

    • a.

      deze gedurende een aaneengesloten periode van 10 jaar geen deel uitmaken van een openbaar netwerk;

    • b.

      binnen periode van 10 jaar, zoals bedoeld onder a. van dit lid, vastgesteld wordt dat de kabels en/of leidingen definitief geen deel meer uitmaken of zullen gaan maken van een openbaar netwerk. Dit kan het geval zijn bij bijvoorbeeld vervangingsprojecten.

  • 3.

    Uit gebruik genomen kabels en/of leidingen dienen in ieder geval opgeruimd te worden wanneer:

    • a.

      er door de gemeente geïnitieerde (reconstructie)werkzaamheden worden uitgevoerd;

    • b.

      er werkzaamheden aan kabels en/of leidingen van de netbeheerder zelf en/of van een andere netbeheerder worden uitgevoerd;

    • c.

      de gemeente dit verzoekt in het kader van ondergrondse ordening, milieuoverwegingen of anderszins.

8. Voorwaarden en technische eisen ten aanzien van de uitvoering

8.1. Werkafspraken en voorwaarden met betrekking tot de uitvoering

 

  • 1.

    De grondroerder dient ervoor te zorgen dat een afschrift en/of een digitale versie van de vergunning of het instemmingsbesluit of het meldingsformulier inclusief de tekening(en), het Handboek, alsmede de afschriften van de toestemmingen van derden inclusief de voorwaarden en de gegevens van de Klic-melding op de graaflocatie aanwezig zijn; deze dienen desgevraagd aan de coördinator en/of toezichthouder getoond te worden.

  • 2.

    De grondroerder dient zich te houden aan de CROW-richtlijnen (onder andere) “Zorgvuldig graafproces”, “Combineren van onder- en bovengrondse infrastructuur met bomen” en “Kabels en leidingen rond wateren en waterkeringen” (respectievelijk de publicaties 250, 280 en 308), de meest recente Standaard RAW bepalingen (voor grondwerken, groenvoorzieningen, sleuf- en sleufloze technieken en leiding- en kabelwerk) alsmede de AVOI-, Handboek- en WION bepalingen, inclusief eventuele recente aanvullingen.

  • 3.

    Indien het voor aanvang bekend is dat er kabels en/of leidingen van meerdere netbeheerders in, in de directe nabijheid of aansluitend aan een te roeren tracé gelegd of gerooid moeten worden dienen deze werkzaamheden zoveel mogelijk gecombineerd, maar in ieder geval aansluitend aan elkaar in een werkgang, uitgevoerd te worden. De grondroerder(s) moet(en) dit als zodanig onderling of met de betreffende netbeheerder(s) en met de coördinator afstemmen (combiwerk).

  • 4.

    Verder kunnen ook projecten aan de orde zijn waarbij werkzaamheden van de gemeente en netbeheerder(s) binnen een gezamenlijk afgesproken tijdvak uitgevoerd moeten worden. Deze werkzaamheden komen tot stand vanuit proactieve regie en zijn voorafgaand aan de instemmingsaanvraag bekend.

  • 5.

    De locatie van het opslagterrein van de grondroerder dient in overleg met de gemeente bepaald te worden.

  • 6.

    Het is alleen toegestaan om Klic-gegevens in het veld aan te geven met wegenkrijt, spuitbussen of andere methoden waarbij er verfresten achterblijven op de bestrating zijn niet toegestaan.

  • 7.

    Het risico voor het afvoeren en aanvoeren van bouwstoffen ligt altijd bij de grondroerder. De grondroerder dient daarbij aan alle eisen en (milieu-)voorschriften te voldoen.

  • 8.

    Behoudens bij spoedeisende werkzaamheden dient er voor werknemers een toiletvoorziening op of nabij de graaflocatie aanwezig te zijn. Indien een toiletcabine wordt ingezet dient deze vastgezet te worden tegen omwerpen(niet aan lichtmasten, VRI of bomen!).

  • 9.

    Tenzij met de toezichthouder anders is overeengekomen, mag er per dag geen grotere sleuflengte worden opengemaakt, dan op die dag weer volledig zanddicht (inclusief verdichting) kan worden gemaakt. Tevens dienen alle montage- c.q. lasgaten zanddicht (inclusief verdichting) gemaakt te worden. Indien de sleuf met goedkeuring van de toezichthouder open mag blijven dient de sleuf afgezet te worden met bouwhekken.

  • 10.

    De uitvoering van het herstel en onderhoud van de verharding en/of groenvoorziening wordt uitgevoerd conform afspraken die tussen de gemeente en de netbeheerders zijn gemaakt. Voor de gemeente ’s-Hertogenbosch geldt dat het herstel en het onderhoud van de verharding wordt uitgevoerd door de grondroerder. Het herstel en onderhoud van de groenvoorziening wordt uitgevoerd door de gemeente. Verder geldt dat in de centrumgebieden van ’s-Hertogenbosch, Rosmalen, Nuland en Vinkel (zie bijlagen 10.3 t/m 10.5) geldt dat de herstelwerkzaamheden uitgevoerd dienen te worden door een door de gemeente ’s-Hertogenbosch gecertificeerde aannemer. In bijlage 10.6 is aangegeven waaraan de betreffende aannemers moeten voldoen. Afspraken hierover dienen vooraf met de coördinator te worden gemaakt.

  • 11.

    Indien binnen vijf (5) jaar na groot onderhoud of herinrichting van de openbare ruimte een grondroerder werkzaamheden moet uitvoeren, dient voorafgaand aan de werkzaamheden met de coördinator overlegd te worden over de wijze waarop de grondroerder de vereiste kwaliteit wil bereiken en kan garanderen. Indien de door de gemeente gewenste duurzame kwaliteit niet kan worden gegarandeerd kan de gemeente eisen dat de kabels en/of leidingen via een ander tracé worden gelegd of dat de verharding over een grotere of volle breedte opnieuw wordt gelegd.

  • 12.

    Bij reguliere werkzaamheden dient definitief herstel binnen twee (2) werkdagen gereed te zijn en bij werkzaamheden van minder ingrijpende aard, het maken van een montagegat c.q. lasgat of spoedeisende werkzaamheden binnen vierentwintig (24) uur.

  • 13.

    De gemeente kan ervoor kiezen om de open verharding in (gedeelten van) de openbare ruimte in eigen beheer te (laten) herstellen. Afspraken hierover worden voor aanvang van het werk gemaakt.

    In deze gevallen zorgt de grondroerder ervoor dat de opgebroken verhardingsmaterialen onder handbereik langs het tracé worden opgetast. De grondroerder herstelt de sleuf, inclusief verdichting en brengt het zandbed voor de bestrating aan.

  • 14.

    Tijdens het werk dienen alle (bestratings-)materialen (zo mogelijk) naast de sleuf opgetast te worden, in ieder geval binnen de wegafzetting maar niet tegen gevels, hekwerken of bomen. Zand, grond en eventueel funderingsmateriaal dient gescheiden te worden ontgraven, gescheiden te worden opgeslagen en gescheiden te worden teruggebracht in de sleuf.

  • 15.

    Als er direct naast de sleuf geen ruimte is dient de plaats van tijdelijke opslag van (bestratings-) materialen vooraf in overleg met de toezichthouder te worden bepaald. Na beëindiging van het werk (of op eerste aanzegging van de gemeente) dienen deze (bestratings-)materialen te worden verwijderd. Indien van toepassing dient de ondergrond te worden hersteld in de staat zoals vooraf aanwezig was.

  • 16.

    Alle (bestratings-)materialen dienen onbeschadigd herplaatst te worden. De grondroerder dient bij beschadiging zelf te zorgen voor herstel en/of vervangend (bestratings-)materiaal. Uitzondering hierop zijn situaties waarbij tijdens gezamenlijke vooropname van het tracé met de toezichthouder nadere afspraken zijn gemaakt over het leveren van (bestratings-)materiaal door de gemeente. Deze (bestratings-)materialen kunnen in overleg met de werfbeheerder afgehaald worden op de betreffende gemeentewerf.

  • 17.

    Al het te gebruiken (bestratings-)materiaal dient van dezelfde soort en minimaal dezelfde kwaliteit te zijn als het oorspronkelijk aanwezige (bestratings-)materiaal en de door de gemeente gebruikelijk toe te passen (bestratings-)materialen.

  • 18.

    Nadat de werkzaamheden gereed zijn dient het tracé volledig hersteld te zijn en de werkomgeving dient opgeruimd achtergelaten te worden. Bermen en onverharde grond dienen vrij van stenen en dergelijke en indien van toepassing ingezaaid te zijn. Al het overtollige puin, grond, zand, beplantingsresten en/of afval van de werkzaamheden dient afgevoerd te worden naar een erkende, gecertificeerde verwerker. Er mag ook geen zand of vuil achterblijven in (mol)goten, lijnafwatering en straat- en trottoirkolken (indien nodig dient de grondroerder deze te reinigen). Eventueel gemaakte bronneringsgaten dienen weer opgevuld te worden. De werkomgeving moet worden opgeleverd in tenminste de oorspronkelijke staat. De grondroerder en toezichthouder leveren het tracé gezamenlijk op. Het opleverdocument wordt door beide partijen ondertekend.

  • 19.

    De bepalingen in artikel 7.2.1 t/m 7.2.4 zijn tevens van toepassing voor de uitvoering. Indien tijdens de uitvoering afgeweken wordt van het ingestemde tracé (in horizontale of verticale zin) dient dit altijd vooraf goedgekeurd te worden door de toezichthouder. De grondroerder stuurt daarna binnen vijf (5) werkdagen een gewijzigde tracétekening met afwijkingsrapport naar de gemeente t.b.v. het instemmingsdossier.

8.2. Opbreken en (indien van toepassing) herstellen open verharding 

 

  • 1.

    Wegkruisingen in wegen met een open verharding met een (gebonden) puinfundering of met een waterdoorlatende verharding en -fundering opbouw dienen altijd gerealiseerd te worden door middel van een persing of (gestuurde) boring conform artikel 8.5. Tenzij met de toezichthouder anders wordt overeengekomen.

  • 2.

    Wegkruisingen in wegen met een open verharding met een zandfundering mogen in open ontgraving (in 2 gedeelten) gerealiseerd worden. Ter plaatse van de wegkruising dient bij voorkeur een mantelbuis gelegd te worden waardoorheen de kabel en/of leiding moet worden gevoerd. De mantelbuis dient minimaal 1,00 m aan weerszijden van het te kruisen vlak door te lopen. Tenzij met de toezichthouder anders wordt overeengekomen.

  • 3.

    Indien tijdens het opbreken van open verharding elementen breken of beschadigen dient de grondroerder deze zelf te vervangen door elementen van gelijke samenstelling en hoedanigheid. Indien voorradig kunnen deze eventueel worden geleverd door de gemeente. Indien tijdens een vooropname gezamenlijk (toezichthouder en grondroerder) geïnventariseerd is dat een verharding van een nog op te breken tracé een bovengemiddeld aantal (> 5%) gebroken of beschadigde elementen bevat kan het vervangende materiaal mogelijk door de gemeente beschikbaar worden gesteld. Hierover dienen afspraken gemaakt te worden met de toezichthouder en met de werfbeheerder van de betreffende gemeentewerf.

  • 4.

    Lijnafwatering heeft vaak een fundering van (stamp)beton of gestabiliseerd zand en mag nooit worden verwijderd. De lijnafwatering inclusief funderingsconstructie moet in tact blijven. Ook trottoirbanden die gefundeerd zijn mogen nooit verwijderd worden. Wanneer een lijnafwatering of een gefundeerde trottoirband gekruist moet worden dient over de toe te passen werkwijze overlegd te worden met de toezichthouder.

  • 5.

    Bij waterdoorlatende verhardingen dient de werkwijze met betrekking tot het opbreken en herstel en de eventueel toe te passen voegvulling altijd vooraf afgestemd te worden met de toezichthouder.

  • 6.

    Het opbreken en herstellen van bijzondere (sier)bestrating (onder andere natuursteen en gepolijste tegels) kan een specifieke werkwijze vereisen. Om ervoor te zorgen dat het zichtoppervlak van het bestratingsmateriaal niet beschadigd dient de grondroerder de nodige beschermende maatregelen te nemen waarbij aanwijzingen van de toezichthouder altijd opgevolgd dienen te worden. In ieder geval dient er bij natuursteen en gepolijste tegels gewerkt te worden met een trilplaat die aan de onderzijde voorzien is van een rubberflap.

  • 7.

    Bij herbestrating dienen de elementen onderling en ten opzichte van de ongeroerde elementen even hoog te zijn gestraat. Binnen het terug aangebrachte straatwerk mogen geen oneffenheden voorkomen. Het straatwerk dient onder hetzelfde profiel en verband te worden gestraat als voor de werkzaamheden aanwezig was. Er mogen geen klinkers op z’n kant terug gestraat worden. Elementen kleiner dan een halve tegel of klinker mogen niet worden gebruikt.

  • 8.

    Uitgevoerd straatwerk van reguliere klinkers en tegels dient schoongeveegd afgetrild te worden en moet daarna, meerdere keren en met tussenpozen van minimaal 24 uur ingeveegd worden met schoon brekerzand. Alle overige voegen in (sier) straatwerk dienen in de eindsituatie voldoende met de ter plaatse toe te passen voegvulling te zijn gevuld. Een teveel aan voegruimte dient verdeeld te worden (schiften) over de sleufbreedte.

  • 9.

    Wanneer de sleufbedekking bestaat uit half verharding (grind e.d.) dient de verhardingslaag weer egaal en vlak afgewerkt te worden.

  • 10.

    De werkomgeving moet worden opgeleverd zoals omschreven in artikel 8.1 achttiende lid.

8.3. Opbreken en (indien van toepassing) herstellen gesloten verhardingen 

 

  • 1.

    Wegkruisingen in wegen met een gesloten verharding dienen altijd gerealiseerd te worden door middel van een persing of (gestuurde) boring conform artikel 8.5. Tenzij dit vanwege een technische reden niet mogelijk is, dan kan met de toezichthouder anders worden overeengekomen.

  • 2.

    Het is in beginsel verboden ontgravingen te verrichten in wegen met een gesloten verharding. Behoudens in het geval wanneer er in deze wegen al kabels en/of leidingen aanwezig zijn die moeten worden gerepareerd of dat er aansluitingen op moeten worden gemaakt. In die gevallen wordt er gewerkt met voorafgaande (schriftelijke) toestemming van de gemeente.

  • 3.

    Voordat een asfaltconstructie mag worden verwijderd dienen de grenzen van het betreffende uit te breken gedeelte op steenmaat tot de gewenste diepte te worden ingezaagd.

  • 4.

    Bij mechanisch te verrichten grondwerk dient de asfaltsleuf minimaal 0,80 m breed en minimaal 0,50 m breder te zijn dan de te graven sleuf. Het ondergraven van de asfaltverharding is niet toegestaan.

  • 5.

    Vervolgens dient het asfalt (indien noodzakelijk) met behulp van een compressor te worden verwijderd. De vrijgekomen materialen moeten (voor zover dit mogelijk is) worden gescheiden naar:

    • -

      teerhoudend

    • -

      niet teerhoudend

  • Beide moeten worden afgevoerd conform de CROW publicatie 210:

  • 'Richtlijn omgaan met vrijkomend asfalt'.

  • Indien van toepassing dient de grondroerder zelf voor de benodigde afvalstroomnummers te zorgen. Een kopie van de acceptatie- of stortbonnen van een erkend en gecertificeerd verwerkingsbedrijf dient direct overhandigd te worden aan de coördinator of toezichthouder.

  • 6.

    Sleuven of montage- c.q. lasgaten in de asfaltverharding moeten nadat de kabels en/of leidingen zijn gelegd, over de volle breedte worden opgevuld en verdicht en de oorspronkelijke funderingsconstructie moet worden hersteld met menggranulaat 0/31,5.

  • 7.

    Rondom afsluiters, brandkranen, handholes en dergelijke die in asfaltverharding geplaatst worden dienen betonnen pastegels aangebracht te worden.

  • 8.

    De te herstellen asfaltsleuf of montage- c.q. lasgat moet tonrond dichtgestraat worden in een zandbed van tenminste 50 mm brekerzand met betonstenen (BSS KF 80mm dik, zo mogelijk in de kleur van het aanwezige asfalt) in elleboogverband op een wijze die geen gevaar oplevert. De bovenzijde van de stenen dienen gelijk te liggen met het ingezaagde asfalt. De stenen dienen vlak ten opzichte van elkaar te worden gestraat. De betonstenen dienen door de grondroerder geleverd te worden.

  • 9.

    Indien het dichtstraten van een sleuf of montage- c.q. lasgat niet op deugdelijke wijze wordt uitgevoerd kan dat tot gevolg hebben dat de aansluitende verhardingen als gevolg van het gebruik door het verkeer verzakken en/of beschadigen. Binnen de afgesproken onderhoudstermijn die geldt voor straatwerk dient dergelijke schade door de grondroerder te worden hersteld.

  • 10.

    De werkomgeving moet worden opgeleverd zoals omschreven in artikel 8.1 achttiende lid.

  • 11.

    Het definitieve asfaltherstel laat de gemeente achteraf uitvoeren.

8.4. Opbreken en herstellen bermen, gazons en sleuven zonder bedekking

 

  • 1.

    Bij het werken in een sleufbedekking van gazon en daarmee vergelijkbare grasvelden en -stroken dient, indien nodig, het aanwezige gewas voorafgaand aan de werkzaamheden door de grondroerder gemaaid te worden.

  • 2.

    Bij opname van een sleufbedekking van gazon en daarmee vergelijkbare grasvelden en -stroken moeten ter breedte van de sleuf regelmatige zoden worden gestoken. De graszoden dienen “groen op groen” te worden opgetast.

  • 3.

    Indien afgesproken is dat de gemeente zelf zorg draagt voor het herstel van de sleufbedekking (artikel 5.2.1 eerste lid) dienen de vrijkomende zoden te worden afgevoerd door de grondroerder.

  • 4.

    Na aanvullen van de sleuf op de vereiste hoogte moeten de graszoden binnen 48 uur weer nauwkeurig worden teruggelegd, aangerold en met teelaarde gedresd. Tenslotte dienen de zoden met schoon water zolang als nodig is bewaterd te worden. De grondroerder dient tekortkomende zoden zelf aan te leveren.

  • 5.

    In bermen waar gras aanwezig is en waar het steken van regelmatige zoden niet mogelijk is dient de sleufbedekking (graspollen e.d.) te worden afgevoerd. Nadat de kabels en/of leidingen zijn gelegd en de sleuf tot op de juiste hoogte is aangevuld en verdicht dient de berm, vrij van stenen en dergelijke, gefreesd, geëgaliseerd en ingezaaid te worden met een door de gemeente goedgekeurd grasmengsel.

  • 6.

    Sleuven zonder bedekking dienen, nadat de kabels en/of leidingen zijn gelegd, tot op de juiste hoogte aangevuld, verdicht en vrij van stenen en dergelijke vlak afgewerkt te worden.

  • 7.

    De werkomgeving moet worden opgeleverd zoals omschreven in artikel 8.1 achttiende lid.

8.5. Weg-, water- of boomkruising door sleufloze technieken of baggeren

 

  • 1.

    Indien bij een wegkruising de aanleg van kabels en/of leidingen door middel van een persing of (gestuurde) boring onder het wegdek wordt gerealiseerd, dient dit haaks op de wegas minimaal 1,00 m uit de tangentpunten en zodanig uitgevoerd te worden zodat er geen verzakking of bolling in de verharding kan optreden. De persing of (gestuurde) boring dient bij voorkeur voorafgaand aan het graven van de sleuf voor het hoofdtracé gerealiseerd te worden. Het aanbrengen van een (stalen) mantelbuis is daarbij verplicht, tenzij met de toezichthouder anders wordt overeengekomen.

  • 2.

    De minimale verticale afstand tussen de bovenkant van de te persen buis of te realiseren (gestuurde) boring en de onderkant van de wegfundering dient minimaal 0,50 m te bedragen. Indien het technisch mogelijk is moet de mantelbuis een minimale dekking hebben van 1,00 m ten opzichte van de bovenkant van de weg.

  • 3.

    De minimale verticale afstand tussen de bovenkant van de te persen buis of te realiseren (gestuurde) boring en de onderkant van een te kruisen kabel en/of leiding dient bij voorkeur minimaal 0,50 m te bedragen. De te boren/persen buis dient onder de bestaande kabel en/of leiding doorgevoerd te worden.

  • 4.

    Bij een wegkruising dient de aangebrachte mantelbuis minimaal 0,50 m (bij kabels) of 1,00 m (bij leidingen) aan weerszijden van het te kruisen vlak door te lopen. Tenzij met de toezichthouder anders wordt overeengekomen.

  • 5.

    Bij een kruising van een watergang die in eigendom en beheer is van de gemeente moet de aanleg van kabels en/of leidingen door middel van een (gestuurde) boring of door in baggeren onder de vaste bodem van de watergang worden gerealiseerd. Een minimale gronddekking van 1,00 m ten opzichte (van de ontwerpdiepte) van de vaste bodem van de watergang is daarbij vereist. (zie artikel 7.2.4, tweede en derde lid). De realisatie van de kruising van de watergang dient bij voorkeur voorafgaand aan het graven van de sleuf voor het hoofdtracé gerealiseerd te worden.

  • 6.

    Na realisatie van de kruising van de watergang moeten, indien van toepassing, de taluds en bodem weer in de oorspronkelijke staat teruggebracht worden. Op de oevers kan de ligging van de kruising van de watergang gemarkeerd worden. Indien de toezichthouder het noodzakelijk acht moet er op het in- en uittredepunt van een in gebaggerde kruising van een watergang een beschoeiing aangebracht worden.

  • 7.

    Indien de locatie van een persing of (gestuurde) boring binnen de kroonprojectie van de boom ligt dient de grondroerder de wijze van uitvoering af te stemmen met de toezichthouder.

  • 8.

    Indien een boomkruising middels een zogenaamde boomboring met een mantelbuis wordt uitgevoerd dient de mantelbuis in ieder geval onder de wortelzone van de boom door aangebracht te worden. Aan de uitvoeringseisen (onder andere verticale maatvoering) van de boring en de materiaalkeuze van de mantelbuis kunnen door de gemeente nadere eisen gesteld worden. De boring dient bij voorkeur voorafgaand aan het graven van de sleuf voor het hoofdtracé gerealiseerd te worden.

  • 9.

    De toe te passen methode van het realiseren van een weg- water- of boomkruising behoeft vooraf de goedkeuring van de gemeente. Ongestuurde raketboringen in de openbare ruimte zijn niet toegestaan (tenzij met de toezichthouder anders wordt overeengekomen) en bij het kruisen van een watergang kan toepassing van een (gestuurde) boring worden vereist, bijvoorbeeld om hinder voor het scheepvaartverkeer te voorkomen.

  • 10.

    Van een gerealiseerde persing of (gestuurde) boring die niet direct in gebruik genomen wordt dienen de kopeinden van de mantelbuis afgedicht te worden met kunststof deksels.

  • 11.

    Van een gerealiseerde persing of (gestuurde) boring die in gebruik genomen is dient de ruimte tussen de kabels en/of leidingen aan de kopeinden van de mantelbuis deugdelijk afgedicht te worden met daartoe bestemd middel (bijvoorbeeld Stopaq).

8.6 Graaf- en grondwerkzaamheden

 

  • 1.

    Te ontgraven grond, zand, half verharding (grind en dergelijke), teelaarde, funderingsmateriaal enzovoort moet gescheiden ontgraven, vervoerd en/of in depot gezet of aangevuld worden. Het opbreken van een waterdoorlatende verharding en -fundering opbouw of fundering die is opgebouwd uit IBC-bouwstoffen vereist vaak een speciale werkwijze die afgestemd moet worden met de toezichthouder. De aanwijzingen van de toezichthouder dienen altijd opgevolgd te worden.

  • 2.

    Bij het graven van sleuven moet het talud aangepast zijn aan de sleufdiepte, de eventuele bemaling en de grondsoort, zodat de sleufwanden niet kunnen instorten en/of uitzakken. Zo nodig moet de sleufwand met schotten worden gestut.

  • 3.

    Er mag geen zand of vuil achterblijven in (mol)goten, lijnafwatering en straat- en trottoirkolken. Daartoe moeten straat- en trottoirkolken en lijnafwatering gedurende de werkzaamheden tijdelijk worden afgedekt.

  • 4.

    Alle werkzaamheden dienen bij voorkeur in een droge sleuf plaats te vinden. Nadat de kabels en/of leidingen gelegd zijn moet de sleuf worden aangevuld en verdicht. Om de oorspronkelijke profielopbouw van de ondergrond zo optimaal mogelijk te herstellen moet het uitgegraven materiaal, vrij van stenen en dergelijke, over de volle breedte van de sleuf laagsgewijs en met zorg in de juiste volgorde terug in de sleuf worden gebracht. De dikten van grond-, fundering- en zandlaag en/of de laag teelaarde dienen gelijk te zijn aan de oorspronkelijke laagdikten. Bermen en groenstroken dienen met voldoende overhoogte aangevuld te worden. Bevroren grond en/of zand, sneeuw, (groen)afval en puin mag niet worden verwerkt in de aanvulling. De grondroerder levert een tekort aan zand of grond of zorgt voor afvoer van zand of grond indien er materiaal overblijft.

  • 5.

    Om de juiste verdichtingsgraad te verkrijgen dient de aanvulling te worden uitgevoerd in lagen van maximaal 0,25 m waarbij elke laag, bij voorkeur met een mechanisch verdichtingsapparaat, moet worden verdicht.

  • 6.

    Daar waar open verharding aanwezig is dient het oorspronkelijke zandbed direct onder de verharding, de straatlaag, hersteld te worden. Indien de aangetroffen dikte van de straatlaag kleiner is dan 0,05 m, zal de grondroerder het te kort komende zand leveren en aanbrengen.

  • 7.

    De proctordichtheid van de aanvullingen onder verhardingen mag na verdichting niet meer dan 3% afwijken van de oorspronkelijke proctordichtheid, zoals deze op korte afstand naast de sleuf wordt aangetroffen.

  • 8.

    De sondeerwaarde van de aanvullingen onder verhardingen en in wegbermen dient na verdichting minstens 90% te bedragen van de oorspronkelijke sondeerwaarde, zoals deze voorafgaand aan de werkzaamheden op de sleuf of op korte afstand naast de sleuf wordt aangetroffen. Er moet gestreefd worden naar een minimale sondeerwaarde van 4 MPa.

  • 9.

    Aanvullingen in beplantingsvakken of onder gazon op een diepte van minder dan 80 cm mag na verdichting een sondeerwaarde hebben van maximaal 1,5 MPa. De laag met teelaarde dient niet te worden verdicht.

  • 10.

    De controle op het aanvullen en verdichten van de sleuven dient plaats te vinden door of namens de grondroerder. De grondroerder dient de verdichtingswaarden te meten en vast te leggen. De metingen dienen verricht te worden met een sondeerapparaat of met een nucleaire verdichtingsmeter. Indien de toezichthouder hierom vraagt dient de grondroerder de meetgegevens te overleggen. Op aanwijzing van de toezichthouder dient de grondroerder steekproeven uit te voeren. De toezichthouder kan ook zelf steekproeven uitvoeren.

  • 11.

    Indien de toezichthouder constateert dat de aanvulling c.q. verdichting niet aan de door de gemeente gestelde eisen voldoet, zal hij de grondroerder daarvan in kennis stellen. Daarna heeft de grondroerder de gelegenheid om dit binnen vijf (5) werkdagen te herstellen.

  • 12.

    Indien de oorzaak is, dat de uitgekomen grond niet voor aanvulling/verdichting geschikt is dient deze afgevoerd te worden. De grondroerder dient dan nieuwe voor aanvulling benodigde grond en/of zand op het werk te leveren (met schone grondverklaring) en opnieuw te verwerken. Daarna vindt wederom een controle door de toezichthouder plaats.

8.7. Kabel- en/of leidingwerkzaamheden 

 

  • 1.

    De grondroerder dient zich te overtuigen van de plaats van alle reeds in het werk gelegen leidingen. Hiertoe dienen in het beoogde tracé (handmatig) proefsleuven gegraven te worden. 

  • 2.

    De grondroerder dient ervoor te zorgen dat de gegevens van de gemaakte proefsleuven en de maatvoeringen van de daarin aangetroffen kabels en/of leidingen getoond kunnen worden aan de coördinator of toezichthouder indien daarom wordt verzocht. Indien afwijkingen van het vigerende standaarddwarsprofiel dan wel het door gemeente aangewezen standaard tracé worden geconstateerd zal de grondroerder in overleg met de coördinator of toezichthouder voor de te leggen kabel of leiding een nieuw tracé bepalen. 

  • 3.

    Er mogen geen kabels en/of leidingen, distributie- en/of mutatiepunten of andere (bovengrondse) voorzieningen boven bestaande kabels en/of leidingen geplaatst worden waardoor deze niet meer bereikbaar zijn voor onderhoud, reparatie en dergelijke. Indien de toezichthouder constateert óf dat op een later moment blijkt dat dit toch het geval is dan dient de grondroerder die fout binnen vijf (5) werkdagen te herstellen. Indien er geen andere oplossing mogelijk is kan bij uitzondering, in overleg met en met goedkeuring van de betreffende netbeheerder onder voorwaarden en/of door het nemen van (beschermende) maatregelen, eventueel een afwijkende ligging worden geaccepteerd.

  • 4.

    De netbeheerder dient ervoor te zorgen dat zijn uit gebruik genomen kabels en/of leidingen zoveel als mogelijk worden opgeruimd (zie ook artikel 7.3).

  • 5.

    Tijdelijk aan te brengen voorzieningen (zoals b.v. damwanden, sleufbekisting, enzovoorts) ten behoeve van werkzaamheden in de openbare ruimte dienen de goedkeuring te hebben van de coördinator. Deze tijdelijke voorzieningen dienen na het voltooien van de werkzaamheden te worden verwijderd. Tenzij in overleg met de coördinator anders wordt besloten.

  • 6.

    Bij de aanleg van kabels en/of leidingen en voorzieningen nabij bomen of andere groen-voorzieningen moeten de bepalingen uit Hoofdstuk 9 van dit Handboek strikt in acht worden genomen.

  • 7.

    Alle te leggen kabels en/of leidingen dienen duidelijk te zijn voorzien van een codering of label (of een bepaalde kleur te hebben) waaruit blijkt wat de functie of wie de eigenaar van deze kabel en/of leiding is.

  • 8.

    (Voorbereide) (huis)aansluitingen dienen zo veel mogelijk tegelijk met of voorafgaand aan de aanleg van het hoofdtracé aangelegd te worden en haaks op het distributienet om geen extra beslag te leggen op de ondergrondse ruimte.

  • 9.

    Voorbereide (huis)aansluitingen, waarbij de voor de (huis)aansluiting bedoelde buis of kabel op de benodigde lengte in de openbare grond wordt opgeborgen (vooral bij CAI en FttX) moeten zo strak mogelijk worden opgerold, gebundeld en verticaal met de juiste dekking onder een beschermende voorziening evenwijdig aan en in het kabeltracé te worden weggezet.

  • 10.

    De exacte locaties van distributie- en/of mutatiepunten en bovengrondse voorzieningen dienen in overleg met de toezichthouder bepaald te worden. Conform het bepaalde in het tweede en derde lid van dit artikel dient vooraf vastgesteld te worden of de gekozen locatie vrij is van overige kabels en/of leidingen. Indien de toezichthouder constateert óf dat op een later moment blijkt dat een distributie- of mutatiepunt of bovengrondse voorziening bezwarend is geplaatst dient de grondroerder deze binnen vijf (5) werkdagen te verplaatsen.

  • 11.

    Bovengrondse voorzieningen moeten in overleg met de gemeente zoveel mogelijk uit het zicht (liefst inpandig of ondergronds) geplaatst worden of direct naast andere, reeds aanwezige, bovengrondse voorzieningen.

  • 12.

    Bij plaatsing van bovengrondse voorzieningen in een straatprofiel dienen deze zoveel mogelijk langs gevels en/of in lijn met het bestaande straatmeubilair geplaatst te worden.

  • 13.

    Bij plaatsing van bovengrondse voorzieningen van grotere afmeting in of nabij een groenvoorziening kan de gemeente nadere eisen stellen. Er kan bijvoorbeeld aanplant van extra groenvoorziening gewenst zijn om de bovengrondse voorziening zoveel als mogelijk aan het zicht te onttrekken. Deze extra voorwaarden worden door de gemeente zoveel mogelijk opgenomen in de vergunning of het instemmingsbesluit, echter de aanwijzingen van de coördinator of toezichthouder dienen eveneens altijd te worden opgevolgd. Tevens dient er overleg plaats te vinden met de gemeente met betrekking tot materiaalkeuze en -kleur, inspraak door de gemeente moet mogelijk zijn.

  • 14.

    Bovengrondse voorzieningen moeten bij voorkeur voorzien worden van een anti graffiti voorziening (coating of strips), tenzij met de coördinator anders overeengekomen.

  • 15.

    De in- en uitgaande kabels bij distributie- en/of mutatiepunten en bovengrondse voorzieningen dienen zodanig gelegd te worden dat verweving met kabels en/of leidingen van andere netbeheerders wordt voorkomen.

  • 16.

    Distributie- en/of mutatiepunten met een buitenafmeting groter of gelijk dan 30x30x30 cm (LxBxH) dienen met het deksel op maaiveldniveau geplaatst te worden. Bij ondergrondse plaatsing dienen distributie- en/of mutatiepunten zodanig geplaatst te worden dat het deksel een minimale dekking heeft van 0,50 m onder het maaiveld.

  • 17.

    Het deksel van distributie- en/of mutatiepunten die op maaiveldniveau worden geplaatst dient minimaal te voldoen aan verkeersklasse D400(NEN-EN 124) en altijd gelijk te liggen met de aanwezige bestrating of (berm)verharding. Aanwezige elementenverharding rond het distributie- en/of mutatiepunt dient geknipt te worden in het bestaande verband. Indien een distributie- en/of mutatiepunt door verzakking op enig moment niet meer gelijk ligt met de bestrating of (berm)verharding dient de netbeheerder dit op eerste aanzegging van de gemeente te herstellen.

    Nadat alle werkzaamheden gereed zijn dient de grondroerder de ligging gegevens van de kabels en/of leidingen, inclusief (voorbereide) huisaansluitingen, distributie- en/of mutatiepunten en bovengrondse voorzieningen (digitaal) in te meten en deze op een revisietekening digitaal beschikbaar te hebben voor raadpleging door derden (conform WION).

8.8. Werken in of met (voormalig) verontreinigde grond

 

  • 1.

    De grondroerder dient de werknemers volledig te instrueren over de in het VG&M plan (zie ook artikel 5.4 en 5.4.1) voorgeschreven (beschermings-)maatregelen bij het werken in of nabij een verontreinigde grondlocatie. De grondroerder dient ervoor te zorgen dat de voorgeschreven (beschermings-) maatregelen worden nageleefd.

  • 2.

    Indien er tijdens werkzaamheden onverwacht het vermoeden is over de aanwezigheid van mogelijk verontreinigde grond moeten de werkzaamheden direct tot nader order worden gestaakt. Hiervan dient direct melding gemaakt te worden bij de afdeling KAM (kwaliteit, arbeidsomstandigheden en milieu) van de betreffende grondroerder en bij de toezichthouder van de gemeente.

  • 3.

    De grondroerder dient de vereiste (wettelijke) procedures voor ontgraven te volgen. Indien de ontgraven grond op de locatie hergebruikt mag worden dient dat te worden aangetoond. Indien de grond niet hergebruikt mag worden, dient deze naar een erkend en gecertificeerd verwerkings-bedrijf te worden gebracht. Een afschrift en/of een digitale versie van de correspondentie met betrokken instanties en/of de acceptatie- of stortbonnen van het verwerkingsbedrijf moet op het werk aanwezig zijn. Een kopie daarvan dient op verzoek overhandigd of getoond te worden aan de coördinator of toezichthouder.

  • 4.

    De grondroerder zorgt dat de vervangende grond schoon en voor verwerking geschikt is conform alle gestelde (wettelijke) eisen. Een afschrift en/of een digitale versie van de leveringsbon moet op het werk aanwezig zijn. Een kopie daarvan dient op verzoek overhandigd of getoond te worden aan de coördinator of toezichthouder.  

9. Werken aan of nabij groenvoorzieningen

 

Het bepaalde in dit hoofdstuk geldt voor groenvoorzieningen, behoudens bermen en gazons.

Daarvoor geldt het bepaalde in artikel 8.4.

9.1. Groenvoorzieningen

 

  • 1.

    In relatie tot werkzaamheden ten behoeve van kabels en/of leidingen kan het noodzakelijk zijn dat er tevens snoeiwerkzaamheden aan groenvoorzieningen moeten worden uitgevoerd. Dit kan voorafgaand aan of tijdens de werkzaamheden van de grondroerder nodig zijn. De gemeente bepaalt altijd of zij de werkzaamheden aan groenvoorzieningen in eigen beheer uitvoert (of laat uitvoeren), of dat de grondroerder de werkzaamheden mag uitvoeren. De grondroerder dient daarover vooraf met de coördinator afspraken te maken.

  • 2.

    Als de grondroerder toestemming krijgt van de gemeente om de werkzaamheden aan groenvoorzieningen, zoals bedoeld in het eerste lid, zelf uit te voeren geeft de gemeente aan onder welke voorwaarden dit dient te gebeuren.

  • 3.

    Als de grondroerder toestemming krijgt van de gemeente om beplanting en/of heesters ten behoeve van werkzaamheden met betrekking tot kabels en/of leidingen te verwijderen, dienen deze door de grondroerder afgevoerd te worden.

  • 4.

    Als naar oordeel van de gemeente bomen, beplanting en heesters te diep teruggesnoeid moeten worden, worden deze als verloren beschouwd.

  • 5.

    Verloren gegaan beplantingsmateriaal zal in een hiertoe gunstig jaargetijde door de gemeente door nieuw materiaal worden vervangen.

  • 6.

    Het rooien van bomen door de grondroerder mag uitdrukkelijk pas geschieden nadat daarvoor toestemming is verleend door de gemeente. In sommige gevallen dient hiervoor een omgevings-vergunning kap voor aangevraagd te worden.

  • 7.

    In geval van schade aan of noodzakelijke vervanging van groenvoorzieningen zal de gemeente voor herstel c.q. vervanging zorgdragen.

9.2. Werken nabij bomen (tevens rooi en herplant)

 

  • 1.

    Bij het passeren van bomen moeten door de grondroerder voorzorgsmaatregelen worden getroffen die schade aan de betreffende boom voorkomt. De maatregelen en aanwijzingen zijn (onder andere) aangegeven op de bomenposter werken rond bomen (Hoofdstuk 10, bijlage 10.2) en in het Bomenbeleidsplan (te raadplegen via de gemeentelijke website) van de gemeente. Tevens dienen de aanwijzingen van de bomenwacht altijd opgevolgd te worden. Binnen het draaibereik van een kraan dient altijd boombescherming toegepast te worden. Wanneer er toch een boom wordt beschadigd dient dit direct gemeld te worden bij de toezichthouder.

  • 2.

    Indien de afstand van te leggen kabels en/of leidingen tot de bomen minder is dan bepaald in artikel 7.2.1 derde lid dienen er in ieder geval beschermende maatregelen toegepast te worden of er moeten (gestuurde) boringen worden gemaakt.

  • 3.

    In het wortelgestel van bomen mag slechts bij hoge uitzondering handmatig worden gegraven, dit is echter alleen toegestaan met goedkeuring van de toezichthouder. Wortels dikker dan 25 mm in diameter mogen nooit worden verwijderd of beschadigd. Wortels kleiner dan 25 mm in diameter dienen te worden verwijderd door middel van zagen zonder de wortels te breken of eraan te trekken. Ontgraven wortels dienen te worden beschermd tegen uitdrogen, vorst en beschadiging.

  • 4.

    Als ten gevolge van de werkzaamheden een boom zoveel schade oploopt dat deze gerooid moet worden dient de grondroerder dit direct te melden bij de toezichthouder. Er dient dan (indien vereist) alsnog een omgevingsvergunning kap aangevraagd te worden. Het planten van nieuwe bomen wordt verzorgd door de gemeente.

  • 5.

    Indien de grondroerder toestemming krijgt van de gemeente om een boom te rooien dient de grondroerder tevens de stobben te verwijderen en af te voeren en het ontstane gat laagsgewijs met grond aan te vullen en te verdichten. Tenslotte dient er een laag teelaarde te worden aangebracht. De grond dient op een zodanige wijze te worden afgewerkt dat er na inklinking sprake is van een vlakke aansluiting op de ongeroerde grond. Reservering voor inklinking mag max. 10 cm bedragen. Inzaaien dient te geschieden conform artikel 8.4 vijfde lid.

10. Bijlagen

Bijlagen

DEEL C: Werkafspraken proactieve regie 

Deze werkafspraken zijn een nadere invulling van de Algemene Verordening Ondergrondse Infrastructuren (AVOI), het Handboek Kabels en Leidingen en wettelijke regelingen zoals bijvoorbeeld de Telecommunicatiewet. De werkafspraken proactieve regie zijn een onderdeel van het Beleidsmodel Kabels en Leidingen (bijlage 4).

Proactieve regie in de ondergrond bevordert de graafrust en bespaart kosten, een win-win situatie.

De rode draad van proactieve regie is informatie-uitwisseling tussen alle belanghebbenden. Partijen (de gemeente en netbeheerders) betrekken elkaar vroegtijdig en in de juiste fase bij projecten voor een optimale afstemming.

Het doel van proactieve regie is het terugdringen van maatschappelijke overlast en het besparen van (maatschappelijke)kosten.

Overlegstructuur

Voor het voeren van proactieve regie is een overlegstructuur vastgesteld, te weten:

  • -

    2 à 3 keer per jaar een overleg voor de lange termijn waarbij plannen tot 5 jaar vooruit worden besproken;

  • -

    1 keer per 6 weken regulier netbeheerdersoverleg voor de korte termijn waarbij alle operationele zaken worden besproken en afgestemd;

  • -

    naar behoefte projectmatig overleg.

11. Begrippenlijst

Onderstaand zijn de begrippen en termen, zoals gehanteerd in de werkafspraken proactieve regie, toegelicht.

 

combiwerk

het gecombineerd uitvoeren van werkzaamheden en de coördinatie daarvan (binnen het totale uitvoeringsvenster wat door de gemeente wordt gecoördineerd) van meerdere netbeheerders tegelijk op een graaflocatie waarbij alle kabels en/of leidingen gelijktijdig óf direct na elkaar worden aangelegd. Werkzaamheden van meerdere binnen het synfrabestek deelnemende netbeheerders worden vaak tegelijkertijd door één aannemer uitgevoerd. De werkzaamheden worden dan gecoördineerd door de combi-coördinator;

 

DO (definitief ontwerp)

het definitief ontwerp, wordt gemaakt in de ontwerpfase van het project. Het DO

maakt duidelijk hoe het project er uit komt te zien. Het DO kan bestaan uit

tekeningen, berekeningen en een ontwerptoelichting op vormgeving en/of

materialisatie en/of andere relevante achtergronden op het DO. In het DO zijn

alle ontwerpkeuzen al gemaakt;

 

DO-tekening

een tekening gemaakt als onderdeel van het DO met als doel beeldend

duidelijk te maken hoe het project er uit komt te zien. Ten behoeve van een

eenduidige interpretatie van de DO-tekening kunnen aanvullende berekeningen en/of

een ontwerptoelichting op vormgeving en materialisatie en/of andere relevante

achtergronden op het ontwerp worden gemaakt;

 

 

eindafrekening

het onderling, tussen de gemeente en de netbeheerder, verrekenen van de nadeel-compensatie of vergoeding van (een deel van) de kosten die gemaakt worden voor het nemen van maatregelen, waaronder het verplaatsen, ten aanzien van kabels en/of leidingen en/of van kosten die door de gemeente zijn gemaakt voor planaanpassing;

 

(huis)aansluiting

het gedeelte van de kabel en/of leiding dat een netwerk verbindt met een fysiek punt waarop een klant de toegang tot een openbaar netwerk wordt geboden;

 

kostenindicatie

 

indicatieve calculatie van de kosten van de werkzaamheden. We spreken van 

een kostenindicatie tot en met de ontwerpfase van het project. Het betreft hier een grove 

inschatting van de kosten, dat wil zeggen een calculatie met een aantal onzekere factoren (zo mogelijk met een bandbreedte van 25%). De kostenindicatie moet de items bevatten en gespecificeerd zijn zoals bepaald in bijlage 2;

kostenraming

calculatie van de kosten van de werkzaamheden. We spreken van een kostenraming 

tijdens de contractfase van het project. Het betreft hier een gedetailleerde berekening

van de kosten op basis van het definitief ontwerp (DO). De kostenraming is de basis voor de offerte;

 

nemen van maatregelen ten aanzien van kabels en/of leidingen

het nemen van maatregelen ten aanzien van kabels en/of leidingen, waaronder het verplaatsen;

 

 

 

nieuwbouw

een nieuw gebouwde constructie, zoals een of meerdere nieuwe gebouwen of woningen, een nieuwe straat of wijk. Bij nieuwbouw wordt gebruik gemaakt van het voorkeurstracé;

offerte

een kostenraming op basis van het definitief ontwerp(DO) inclusief voorwaarden en een gedetailleerde indicatieve werktekening. De offerte moet de items bevatten en gespecificeerd zijn zoals bepaald in bijlage 3;

 

onderhoudstermijn

een termijn van twaalf maanden, ingaande op de dag na oplevering, waarin de netbeheerder verantwoordelijk is voor (gevolg)schade die optreedt na en ten gevolge van werkzaamheden aan kabels en/of leidingen. De kosten van herstel komen voor rekening van de netbeheerder;

 

opleveringsdocument

het officiële dossier voor de oplevering van het project door de (aannemer van de) netbeheerder aan de projectleider (gem). Daarin is opgenomen het procesverbaal 

van oplevering en alle door de netbeheerder op basis van het contract geleverde 

documenten ten behoeve van beheer en onderhoud;

 

project

het realiseren van een plan, binnen afgesproken kaders van tijd, geld en kwaliteit

(TG&K). Een project wordt meestal in samenwerking met verschillende mensen en organisaties uitgevoerd;

 

projectfase 1:

voortschrijdende

lange termijn planning

tot 5 jaar vooruit en vlekkenplan

 

de gemeente hanteert voor de lange termijnvisie een vlekkenplan, een eerste ‘vormgevings’-stap, waarop toekomstige (voorgenomen) projecten mbt ruimtelijke ordening, reconstructies, nieuwbouwlocaties enzovoorts én de (voorgenomen) projecten van de netbeheerders worden weergegeven. Het betreft een planning voor de lange termijn (tot 5 jaar vooruit). De projecten op het vlekkenplan worden naarmate de tijd verstrijkt steeds actueler;

 

projectfase 2: 

initiatieffase van

de gemeente

 

een idee voor een project is uitgangspunt voor de initiatieffase. In deze fase

wordt besloten om een idee te realiseren middels een project. Verder staat in deze fase de aanpak van het gehele project centraal en worden de te stellen eisen en wensen

aan het project geformuleerd. De initiatieffase eindigt met een goedgekeurd projectplan;

 

projectfase 3:

ontwerpfase van

de gemeente

 

in deze fase van het project wordt gezocht naar de best passende oplossing

voor het probleem zoals tijdens de initiatieffase is vastgelegd in het projectplan. 

Deze fase geldt als de creatieve fase van het project. De oplossing wordt vertaald

in een concreet resultaat, het definitief ontwerp (DO), zodanig dat dit te toetsen is

aan het kader van tijd, geld en kwaliteit (TG&K);

 

projectfase 4:

contractfase van

de gemeente

 

in deze fase van het project worden alle maatregelen genomen die nodig zijn

om tot realisatie van het project over te gaan. In deze fase wordt het definitief

ontwerp (DO) vertaald in een juridische overeenkomst. Doel van deze fase is om

een overeenkomst aan te gaan met de best passende aannemer voor de realisatie 

van het project;

 

projectfase 5:

realisatiefase van

de gemeente

 

 

in deze fase van het project wordt het feitelijke project gerealiseerd. De gemeente

geeft aan in welk tijdvak de netbeheerder zijn werkzaamheden moet uitvoeren. 

Als de netbeheerder gereed is, levert zij het uitgevoerde werk op aan de gemeente;

 

 

projectfase 6:

nazorgfase

in deze fase van het project wordt gekomen tot een zorgvuldige afronding van

het project. In deze fase vindt de evaluatie van het project plaats. Deze

evaluatie heeft als doel verantwoording afleggen over het behaalde

projectresultaat én het leren van de wijze waarop het proces verlopen is;

 

projectkosten

alle kosten die gemaakt worden voor de realisatie van het project;

 

projectplan

 

 

hierin is een specifieke doelstelling en een aantal subdoelen omschreven inzake de wijze en het tijdstip waarop het bepaalde doel wordt bereikt. De locatie, tijdsduur (aanvangsdatum en de vermoedelijke einddatum) en kosten van het project en tevens een omschrijving van een aantal gedefinieerde activiteiten zijn er in vastgelegd;

reconstructie

het reconstrueren, herbouwing, wederopbouw, herstel van een gebied waarbij

er aanpassing van de (ondergrondse) infrastructuur noodzakelijk is. De reconstructie wordt uitgevoerd binnen een werkgebied;

 

risicoanalyse

analyse van onzekerheden in en om het project, met als doel om beheersmaatregelen op te stellen om de kans op en/of gevolg van het risico te voorkomen of te beperken;

 

schetsontwerp

een schets op hoofdlijnen waarin het projectidee is verbeeld. Dit is een voorloper van het voorontwerp (VO) of indien er geen sprake is van een voorontwerp (VO) van het 

definitief ontwerp (DO);

 

transport en distributie

kabels en leidingen

kabels en/of leidingen die bedoeld zijn voor distribueren van onder andere energie, (afval-)water of informatie naar verschillende gebruikers;

 

verzoek tot aanpassing (of aanwijzing)

schriftelijk verzoek van de gemeente aan de netbeheerder tot het nemen van maatregelen, waaronder het verplaatsen, ten aanzien van kabels en/of leidingen. Het verzoek wordt gedaan op basis van de offerte van de netbeheerder;

VO (voorontwerp)

een voorontwerp (VO) geeft een indruk van de mogelijke ontwerpoplossingen.

Het VO kan meerdere ontwerpvarianten omvatten die sluitend zijn aan de

kaders van de projectopdracht. Het VO is een ontwerp dat op hoofdlijnen de

ontwerpoplossing beschrijft. Het geeft de mogelijkheid in een vroegtijdig

stadium tot essentiële keuzes t.a.v. het ontwerp te komen en het geeft de

ruimte hierbij desgewenst anderen te betrekken. Het VO is daarmee een

instrument dat in te zetten is als middel om draagvlak te creëren. Het VO kan

bestaan uit tekeningen, berekeningen en een ontwerptoelichting op vormgeving

en/of materialisatie en/of andere relevante achtergronden op het VO;

 

VO-tekening

een tekening gemaakt als onderdeel van het VO met als doel beeldend een

indruk te geven van de ontwerpvariant. Ten behoeve van een eenduidige lezing van de VO-tekening kunnen aanvullende berekeningen en/of een

ontwerptoelichting op vormgeving en/of andere relevante achtergronden op het

ontwerp worden gemaakt;

 

voorkeurstracé

de aslijn van een strook grond binnen het werkgebied waarin idealiter kabels en/of leidingen conform het vigerende (standaard)dwarsprofiel moeten worden gelegd;

 

werkgebied

geografisch omkaderd gebied waarbinnen het project idealiter moet worden

gerealiseerd.

  • 1.

    Doel, Bevoegdheid en verantwoordelijkheid

Doel: 

- Zorgen dat de juiste mensen vanuit de diverse organisaties met elkaar afspraken maken.

- Het terugdringen van maatschappelijke overlast en het besparen van (maatschappelijke)kosten.

Onder andere door het gezamenlijk afstemmen van boven- en ondergrondse werkzaamheden én - waar mogelijk -

werkzaamheden op een projectlocatie zoveel mogelijk te combineren.

- Zorgen voor blijvende bereikbaarheid voor kabels en/of leidingen.

 

Bevoegdheid:

Welke beslissing de betreffende persoon (zie hieronder) mag nemen in het proces dat gericht

is op de realisatie van het gewenste projectresultaat.

 

Verantwoordelijkheid:

Waarvoor men moet zorgen, het is een activiteit of werkzaamheid die uitgevoerd wordt binnen de

vastgestelde kaders, binnen het mandaat van de betreffende verantwoordelijke en conform gemaakte afspraken De persoon moet dan ook bewaken of de activiteit of werkzaamheid wordt uitgevoerd.

Partijen dienen elkaar aan te spreken op afwijkingen en partijen dienen daarna met elkaar tot (nieuwe) overeenstemming te komen.

Gemeente

programmaleider

is verantwoordelijk voor het opstellen van de project initiatieven en bewaakt de lange termijn tot 5 jaar vooruit;

 

planner

faciliteert en ondersteunt de lange termijnplanning tot 5 jaar vooruit;

 

projectleider

is verantwoordelijk voor het uitvoeren van het gemeentelijk project. Hij waakt over de dagelijkse sturing en de interne afstemming van alle aspecten van het project. Daarbij handelt hij binnen de afgesproken kaders van 

tijd, geld en kwaliteit (TG&K).

Netbeheerders[1]

activiteit

asset management

 

onder andere verantwoordelijk voor vervangingsprojecten en bepaald in overleg met de gemeente welke projecten van de netbeheerder worden toegevoegd aan de lange termijnplanning tot 5 jaar vooruit. Neemt deel aan het lange termijn overleg;

 

projectleiding

eindverantwoordelijke voor het project van de netbeheerder. Hij waakt over de

voortgang van het project. Daarbij handelt hij binnen de afgesproken kaders van 

tijd, geld en kwaliteit (TG&K);

 

engineering/

werkvoorbereiding

verantwoordelijk voor werkvoorbereiding projecten t.a.v. werkzaamheden aan 

transport en/of distributie kabels/leidingen;

 

uitvoeringscoördinatie

namens de netbeheerder opereren richting de aannemer van de netbeheerder 

bij de realisatie van het projectresultaat. De uitvoeringscoördinator is het 

aanspreekpunt gedurende de uitvoeringsfase voor de gemeente.

combi-coördinator

zorgt voor coördinatie (binnen het totale uitvoeringsvenster wat door de gemeente wordt gecoördineerd) van de werkzaamheden van meerdere binnen het synfrabestek deelnemende netbeheerders. Daarbij worden door één aannemer op een graaflocatie alle kabels en/of leidingen gelijktijdig óf direct na elkaar aangelegd. De combi-coördinator behartigt in die gevallen de belangen van alle binnen het synfrabestek deelnemende netbeheerders ten aanzien van de uitvoering van de werkzaamheden. Alle info daarover is te vinden op www.synfra.nl.

[1] Binnen de organisaties van de netbeheerders zijn de genoemde activiteiten niet altijd op dezelfde wijze georganiseerd en hebben niet overal dezelfde functienaam. Derhalve wordt in de tekst van dit document alleen de term Netbeheerder gebruikt. De netbeheerders moeten deze werkafspraken zelf op de juiste wijze implementeren binnen hun organisaties en de verantwoordelijkheden en taken bij de juiste medewerkers onderbrengen.

13. Projectfasering en activiteiten

Projectfasering en activiteiten

Bijlage 1

Principeafspraken voor het nemen van maatregelen ten aanzien van kabels en/of leidingen

 

De gemeente en de netbeheerder(s) moeten wederzijds rekening met elkaars belangen houden bij de vaststelling of en in welke mate het nemen maatregelen ten aanzien van kabels en/of leidingen noodzakelijk is, als gevolg van door de gemeente geïnitieerde (herinrichtings)werkzaamheden in de openbare ruimte. 

 

 

1. Of het nemen van maatregelen ten aanzien van kabels en/of leidingen al dan niet noodzakelijk is wordt door gemeente en de netbeheerder op grond van het schetsontwerp en/of voorontwerp (VO) in een vroegtijdig stadium gezamenlijk beoordeeld, afgewogen en bepaald. Verder worden boven- en ondergrondse werkzaamheden gezamenlijk afgestemd én - waar mogelijk - worden werkzaamheden op een projectlocatie zoveel mogelijk gecombineerd. Wederzijdse technische aspecten spelen hierbij een belangrijke rol (blijvende bereikbaarheid voor kabels en/of leidingen, met name met betrekking tot de mutatiepunten), maar ook beperking van overlast. Dit alles tegen zo laag mogelijke (maatschappelijke) kosten.;

 

2. Voor elk project moet er een risicoafweging plaatsvinden met betrekking tot de impact op de exploitatie van kabels en/of leidingen bij handhaving onder gesloten verharding. Indien nodig moeten er meerdere alternatieven onderzocht worden en moeten er derhalve meerdere kostenindicaties (zie bijlage 2) worden gemaakt. Uit kostenoverweging en ter beperking van de overlast moet er naar gestreefd worden om kabels en/of leidingen in de lengterichting (de zgn. ‘langsleidingen’) zoveel als mogelijk te laten liggen en mutatiepunten, indien nodig, tot buiten de gesloten verharding te verplaatsen of anderszins maatregelen te treffen. Indien de netbeheerder ondanks deze afweging kiest voor het volledig verplaatsen van kabels en/of leidingen, komen de kosten van verplaatsen geheel voor rekening van de netbeheerder;

 

3. Voor projecten waarbij elementenverharding wordt vervangen door gesloten verharding en na de risicoafweging gezamenlijk is besloten om kabels en/of leidingen te handhaven onder gesloten verharding krijgt de netbeheerder, bij calamiteiten of onvermijdelijke werkzaamheden aan kabels en/of leidingen, toestemming van de gemeente om de gesloten verharding open te breken. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn indien een tegelverharding van een fietspad wordt vervangen door asfaltverharding of vervangen van klinkers in asfaltverharding bij fietsstraten. In tegenstelling tot de standaardregel - dat de netbeheerder herstelkosten van (gesloten) verharding aan de gemeente dient te vergoeden - werkt de gemeente in de regel mee om in die gevallen afwijkende afspraken over de verrekening van herstelkosten te maken tussen de gemeente en de netbeheerder. Deze separate afspraken dient de netbeheerder te bewaken en te liëren aan de kabel en/of leiding en aan de locatie. De netbeheerder dient de afspraken te overleggen op het moment dat verrekening van herstelkosten van gesloten verharding op de locatie waar de afspraak betrekking op heeft aan de orde is;

 

4. Voor projecten waarbij rioolvervanging aan de orde is moet de minimale afstand tussen riool en waterleiding worden meegenomen in de planvorming. Het uitgangspunt daarbij is dat bij aanleg van een riool parallel aan een waterleiding de zijdekking in de rioolsleuf ten opzichte van de waterleiding bij een vrijverval riool minimaal 1.00 meter en bij een persriolering minimaal 3.00 meter moet bedragen. Bij gebrek aan ruimte kan in overleg met de netbeheerder het treffen van een technische voorziening, bijvoorbeeld sleufbekisting eveneens een mogelijke oplossing zijn;

 

5. In gevallen waarbij de nieuwe riolering een waterleiding kruist is het vaak noodzakelijk om de waterleiding flexibel te maken. De netbeheerder bepaald vooraf of en wanneer flexibel maken noodzakelijk is en stemt dit tijdig af met de aannemer van de gemeente. De netbeheerder neemt de afgestemde werkzaamheden op in zijn planning;

 

6. Indien planaanpassing naar oordeel van de gemeente mogelijk is, waardoor het nemen van maatregelen ten aanzien van kabels en/of leidingen niet nodig is heeft dat in principe de voorkeur. Mits dit met dezelfde of met minder kosten realiseerbaar is dan de kosten van de te nemen maatregelen ten aanzien van kabels en/of leidingen.

Bijlage 2

Model voor kostenindicatie  

Kostenindicaties voor het nemen maatregelen ten aanzien van kabels en/of leidingen moeten eenduidig van opzet zijn en

in ieder geval de volgende items bevatten:

  • 1.

    Contactgegevens van de netbeheerder;

  • 2.

    Een globale specificatie van de activiteiten:

    • .

      aantal m1 op te breken tracé;

    • .

      aantal m1 nieuwe aanleg;

    • .

      aantal m1 te verwijderen;

    • .

      aantal m1 omleggen;

    • .

      aantal te maken/muteren distributie- of mutatiepunten.

  • 3.

    Eventueel de kosten van V&G maatregelen, bijvoorbeeld bij werken in verontreinigde grond;

  • 4.

    Het totaalbedrag is een raming op basis van kengetallen;

  • 5.

    Een omschijving waar uit blijkt wat de aard van de werkzaamheden is en wat de impact van het werk is;

  • 6.

    Een schetsontwerp waar uit blijkt op welke locatie binnen het werkgebied de aanpassingen aan kabels en/of leidingen worden gedaan;

  • 7.

    In de kostenindicatie kan de netbeheerder eventueel aandachtspunten opnemen;

 

Aan de hand van een of meerdere kostenindicaties bepalen de gemeente en de netbeheerder gezamenlijk welk van de alternatieven uitgewerkt gaat worden.

Bijlage 3

Model voor offerte en specificatie kostenraming  

Offertes voor het nemen maatregelen ten aanzien van kabels en/of leidingen moeten zoveel als mogelijk eenduidig van opzet zijn en in ieder geval de volgende items bevatten:

  • 1.

    Contactgegevens van de netbeheerder.

  • 2.

    Specificatie van de kostenraming.

    De kostenraming moet gespecificeerd zijn en in ieder geval de volgende componenten bevatten;

    • a.

      Een concrete specificatie van de activiteiten:

      • .

        aantal m1 op te breken tracé;

      • .

        aantal m1 nieuwe aanleg;

      • .

        aantal m1 te verwijderen;

      • .

        aantal m1 omleggen;

      • .

        aantal te maken/muteren distributie- of mutatiepunten.

    • b.

      Een concrete specificatie van het totaalbedrag, gebaseerd op de werkelijk uit te voeren werkzaamheden en eenheidsprijzen en gespecificeerd in:

      • .

        materiaalkosten;

      • .

        kosten van ontwerp en begeleiding;

      • .

        uitvoeringskosten;

      • .

        (indien van toepassing) kosten van uit en in bedrijf stellen;

      • .

        eventueel de kosten van V&G maatregelen, bijvoorbeeld bij werken in verontreinigde grond.

      • -

        Indien er werkzaamheden voor meerdere kabels en/of leidingen worden verricht dan moet aangegeven worden welke verdeelsleutel voor de verdeling naar kostensoort per kabel of leiding wordt gehanteerd;

      • -

        Indien er sprake is van gecombineerde werkzaamheden van meerdere netbeheerders dient de belanghebbende alleen zijn deel van de kosten op te nemen in de kostenraming. De onderbouwing van de onderlinge kostenverdeling tussen de netbeheerders dient bijgevoegd te worden.

  • 3.

    Werktekening.

    • .

      de werktekening wordt door de netbeheerder gemaakt op basis van het definitief ontwerp(DO);

    • .

      op de werktekening wordt de bestaande én de nieuwe netsituatie aangegeven, die na gereedkomen van het werk gerealiseerd moet zijn, aan de hand van het door de gemeente aangeleverde voorkeurstracé in de openbare ruimte;

    • .

      duidelijk moet zijn welke kabels en/of leidingen gelegd, verlegd of verwijderd moeten worden;

    • .

      op de werktekening wordt aangegeven waar opslagruimte/depot gewenst is en de omvang ervan.

  • 4.

    Specificatie van de infrastructuur.

    • .

      de leeftijd van de ondergrondse infrastructuur, gespecificeerd per kabel of leiding;

    • .

      de diameter(s) en aard van de kabel(s) en/of leiding(en) moet worden aangegeven. 

  • 5.

    Uitvoeringsplanning.

  • 6.

    Risico’s (indien van toepassing), zowel qua planning als in technisch en financieel opzicht.

  • 7.

    Voorwaarden.

    Voorwaarden bij een offerte kunnen onder andere betrekking hebben op:

    • .

      vrij gebied/tracé;

    • .

      juiste coördinaten;

    • .

      geen ondergrondse of bovengrondse obstakels;

    • .

      tijdige vergunningverstrekking of verstrekking van instemminsbesluit;

 

Eindafrekening.

  • .

    de nacalculatie is de basis voor verrekening van nadeelcompensatie of voor vergoeding van kosten, tenzij tussen partijen vooraf tijdens het offertetraject als uitgangspunt een vaste prijs is afgesproken;

  • .

    de (publiek- of privaatrechtellijke) nadeelcompensatieregeling(en) van de gemeente ’s-Hertogenbosch of artikel 5.8 van de Telecommunicatiewet geven de netbeheerder in bepaalde gevallen recht op nadeelcompensatie, respectievelijk recht op vergoeding van (een deel van) de kosten;

  • .

    nadat de werkzaamheden gereed zijn heeft de netbeheerder de mogelijkheid om bij de gemeente een verzoek tot nadeelcompensatie of voor vergoeding van kosten in te dienen;

  • .

    eventuele verrekening van de kosten van de planaanpassing door de gemeente met de netbeheerder(s).

Bijlage 4

Beleidsmodel Kabels en Leidingen

Het totale Beleid Kabels en Leidingen bestaat uit:

Gemeentelijk beleid:

AVOI

In de AVOI worden alle zaken beschreven die bij de aanleg, instandhouding en opruiming van kabels en leidingen een rol spelen onder andere: het melden van werkzaamheden, beslistermijnen, extra voorwaarden, verleggingen, uitvoeringsvoorschriften en legeskosten.

 

Handboek Kabels & Leidingen

In het Handboek Kabels & Leidingen zijn onder andere regels en (technische) voorschriften voorgeschreven met betrekking tot de te nemen verkeersmaatregelen, het opnemen van de sleufverharding, het graven, aanvullen en verdichten van sleuven, het leggen van kabels en leidingen en het herstel van de sleufverharding. In deel C van het Handboek Kabels & Leidingen zijn de werkafspraken proactieve regie vastgelegd.

Schaderegeling ingravingen Kabels & Leidingen

Ten gevolge van de aanleg, instandhouding en opruiming van kabels en/of leidingen in en op openbare gronden ontstaat schade aan straatwerk, overige verhardingen of groenvoorzieningen.

Die schade moet worden hersteld en de herstelkosten komen altijd voor rekening van de netbeheerder.

In de Schaderegeling ingravingen Kabels & Leidingen zijn (onder andere) de voorwaarden en tarieven vastgelegd met betrekking tot de wijze van verrekening van de herstelkosten van straatwerk, asfaltherstel, herstel van natuursteenverhardingen, groenvoorzieningen, beheers- en degeneratiekosten.

Leges

Het verstrekken van vergunningen en instemmingsbesluiten is een dienst van de gemeente waarvoor legeskosten in rekening worden gebracht. Er wordt daarbij onderscheid gemaakt tussen reguliere aanvragen en aanvragen van minder ingrijpende aard.

Nadeelcompensatieregeling(en)

De nadeelcompensatieregeling (publiek- of privaatrechtelijk) omschrijft wanneer de gemeente nadeelcompensatie verstrekt en hoe een evenredige verdeling van kosten tussen netbeheerder en gemeente geregeld wordt voor noodzakelijke verleggingen van kabels en leidingen ten gevolge van door of vanwege de gemeente geïnitieerde projecten. Dit geldt voor alle kabels en leidingen, uitgezonderd kabels zoals bedoeld in de Telecommunicatiewet. Daarvoor geldt bij het nemen van maatregelen, waaronder het verplaatsen, ten aanzien van kabels artikel 5.8 van de Telecommunicatiewet.

Proactieve regie

Kosten die gemaakt moeten worden ten behoeve van het nemen van maatregelen, waaronder het verplaatsen, ten aanzien van kabels en/of leidingen zijn onvermijdelijke maatschappelijke kosten die zo laag mogelijk gehouden dienen te worden. Dat is een van de redenen waarom op initiatief van de gemeente proactieve regie wordt gevoerd. Hierbij worden de plannen van de gemeente én van de netbeheerders vanuit een lange termijn planning (tot 5 jaar vooruit) zoveel als mogelijk inzichtelijk gemaakt en gemonitord teneinde werkzaamheden zoveel als mogelijk op elkaar af te stemmen en/of te combineren. De werkafspraken voor proactieve regie zijn als apart onderdeel opgenomen in het Handboek Kabels & Leidingen.

Telecommunicatiewet (Tw):

Binnen het Beleidsmodel Kabels en Leidingen is Hoofdstuk 5 uit de Tw: “Aanleg, instandhouding en opruiming van kabels” relevant. In artikel 5.2, eerste lid, is de gedoogplicht geregeld. Conform artikel 5.4, vierde lid, van de Tw zijn gemeenten verplicht een lokale verordening vast te stellen over onder andere de eigen coördinatierol met betrekking tot de aanleg, instandhouding en opruiming van openbare elektronische kabels in openbare gronden. Deze wettelijk verplichte verordening is geïntegreerd in de AVOI.

In artikel 5.8, eerste lid, van de Tw is geregeld dat een aanbieder (netbeheerder), onder voorwaarden, op verzoek van de gedoogplichtige[1] verplicht is om maatregelen ten aanzien van kabels, waaronder het verplaatsen, te nemen indien dit noodzakelijk is voor de uitvoering van werken of voor de oprichting van een gebouw. Verderop in artikel 5.8 is geregeld hoe bij het nemen van maatregelen ten aanzien van kabels, waaronder het verplaatsen, de verdeling van de kosten plaatsvindt.

[1] Onder de gedoogplichtige wordt verstaan: de eigenaar, rechthebbende of wettelijk beheerder van (openbare) grond.

Schaderegeling ingravingen Kabels en leidingen gemeente 's-Hertogenbosch 2016

Ten gevolge van de aanleg, instandhouding en opruiming van kabels en/of leidingen in en op openbare gronden ontstaat schade aan straatwerk, overige verhardingen of groenvoorzieningen. Die schade moet worden hersteld en de herstelkosten komen altijd voor rekening van de netbeheerder.

In deze Schaderegeling ingravingen zijn (onder andere) de voorwaarden en tarieven vastgelegd met betrekking tot de wijze van verrekening van de herstelkosten van straatwerk, asfaltherstel, herstel van natuursteenverhardingen, groenvoorzieningen, beheers- en degeneratiekosten.

Artikel 1. Algemeen

De begripsbepalingen van de Algemene Verordening Ondergrondse Infrastructuren (AVOI) Gemeente ’s-Hertogenbosch 2016 zijn op deze Schaderegeling van toepassing tenzij daarvan nadrukkelijk wordt afgeweken. 

Alle technische en procedurele aspecten die verband houden met de aanleg, instandhouding en opruiming van kabels en/of leidingen zijn opgenomen in het Handboek Kabels & Leidingen van de gemeente ’s-Hertogenbosch.

Artikel 2. Toepasselijkheid 

Deze regeling is van toepassing op alle werkzaamheden in verband met de aanleg, instandhouding en opruiming van kabels en/of leidingen in of op de openbare grond van de gemeente ’s-Hertogenbosch.

Artikel 3. Uitgangspunten bij verrekening van herstelkosten

Behoudens de hieronder genoemde uitzonderingen stelt de gemeente ’s-Hertogenbosch de netbeheerder in de gelegenheid de aangerichte schade ten gevolge van de aanleg, instandhouding en opruiming van kabels en/of leidingen te (laten) herstellen. De netbeheerder verzorgt de uitvoering van het tijdelijke en definitieve herstel van de elementenverharding en/of bermen en gazons, waaronder sleuven zonder bedekking. 

De beheers- en degeneratiekosten worden berekend volgens de vigerende tarieven, zie artikel 5.1.

De aannemer die namens de netbeheerder de werkzaamheden in de door de gemeente aangewezen centrumgebieden van ’s-Hertogenbosch, Rosmalen, Nuland en Vinkel uitvoert moet voldoen aan de door de gemeente gestelde kwaliteits-eisen zoals bepaald in bijlage 10.6 van het Handboek Kabels & Leidingen van de gemeente ’s-Hertogenbosch.

Indien herstel niet tijdig plaatsvindt, onvoldoende is of uitblijft kan de gemeente ’s-Hertogenbosch het herstel laten verrichten door een door de gemeente geselecteerde aannemer. De marktconforme kosten worden vervolgens aan de netbeheerder doorberekend. De netbeheerder wordt hiervan vooraf (schriftelijk) op de hoogte gebracht door de gemeente ’s-Hertogenbosch.

Hieronder is per categorie aangegeven wat de uitzonderingen op het bovenstaande zijn:

  • 1.

    Herstel van reguliere elementverhardingen:

    Geen uitzonderingen.

  • 2.

    Herstel van natuursteenverharding of sierbestrating:

    Geen uitzonderingen.

  • 3.

    Herstel van groenvoorzieningen (excl. bermen, gazons, en sleuven zonder bedekking):

    Voor werkzaamheden (verwijderen of snoeien) aan groenvoorzieningen die de gemeente ten behoeve van werkzaamheden met betrekking tot kabels en/of leidingen moet uitvoeren berekent de gemeente ’s-Hertogenbosch 100% van de marktconforme kosten door aan de netbeheerder.

    Indien vooraf afgesproken is dat de netbeheerder toestemming krijgt van de gemeente om de werkzaamheden aan groenvoorzieningen (verwijderen of snoeien) zelf uit te voeren geeft de gemeente aan onder welke voorwaarden dit dient te gebeuren.

    Beplantingsmateriaal dat ten behoeve van werkzaamheden met betrekking tot kabels en/of leidingen (door de netbeheerder) wordt verwijderd, wordt als verloren beschouwd.

    De gemeente voert de werkzaamheden met betrekking tot de inboet van het beplantingsmateriaal in eigen beheer uit of laat dit door een door de gemeente geselecteerde aannemer uitvoeren. Al het te gebruiken materiaal zal daarbij van dezelfde soort en minimaal van eenzelfde kwaliteit en afmeting zijn als het oorspronkelijk aanwezige materiaal.

    De gemeente ’s-Hertogenbosch berekent in bovenstaande gevallen 100% van de marktconforme kosten door aan de netbeheerder.

  • 4.

    Opbreken en herstel van asfaltverhardingen en overige gesloten verhardingen:

    Bij werkzaamheden waar ter plaatse asfaltverharding of overige gesloten verharding aanwezig is en de netbeheerder toestemming heeft gekregen van de gemeente ’s-Hertogenbosch om de verharding open te breken, dient de netbeheerder ervoor te zorgen dat, nadat de werkzaamheden zijn uitgevoerd, de sleuf tijdelijk dicht gestraat wordt.

    Het opbreken van gesloten verhardingen en dichtstraten van de sleuf dient te gebeuren conform de voorschriften uit het Handboek Kabels & Leidingen van de gemeente ’s-Hertogenbosch.

    Bij werkzaamheden waarbij asfaltverharding wordt opgebroken dient de netbeheerder het Asfaltformulier volledig ingevuld te versturen via MOOR (het formulier is tevens vanuit MOOR te downloaden).

    Asfaltverharding wordt tijdens het (periodieke) asfalt onderhoudsprogramma in opdracht van de gemeente ’s-Hertogenbosch hersteld. Overige gesloten verhardingen worden eveneens door of in opdracht van de gemeente ’s-Hertogenbosch hersteld

    De gemeente ’s-Hertogenbosch berekent standaard 100% van de marktconforme herstelkosten door aan de netbeheerder. De kosten voor herstel van asfaltverharding worden berekend volgens de vigerende tarieven, zie artikel 5.2.Indien er afwijkende projectmatige afspraken zijn gemaakt tussen de gemeente en de netbeheerder inzake de verrekening van herstelkosten van gesloten verhardingen, dient de netbeheerder een kopie van die afspraken aan de gemeente te overleggen. Op het moment dat op de locatie waar de afspraak betrekking op heeft verrekening van herstelkosten van gesloten verharding aan de orde is kan verrekening in die gevallen afwijken van het hierboven bepaalde.

Artikel 4. Verhalen van overige schade

Niet alle schades die de gemeente als gevolg van kabel en/of leidingwerkzaamheden lijdt kunnen door de vooraf vastgestelde schadehersteltarieven worden gedekt.

Dit is het geval bij:

  • 1.

    Schade bij groenwerkzaamheden (excl. bermen, gazons, en sleuven zonder bedekking);

    Met betrekking tot het opnemen van beplanting zullen al vóór het verstrekken van het instemmingsbesluit specifieke afspraken worden vastgelegd, zie ook art 3.3.

    De schade aan bomen wordt achteraf vastgesteld en berekend op basis van het door de gemeente ’s-Hertogenbosch gehanteerde “Keuzemodel afhandeling schades aan bomen”.

    De netbeheerder kan, conform het civiele aansprakelijkheidsrecht, aansprakelijk worden gesteld voor de schade.

    Het totale schadebedrag wordt opgebouwd uit de getaxeerde schade inclusief taxatiekosten, beredderingskosten en overige bijkomende kosten zoals voor verhalen van schade.

  • 2.

    Schade die ontstaat buiten de sleuf

    Als gevolg van werkzaamheden kan er ook schade ontstaan buiten de sleuf (aan materialen, lantaarnpalen, verkeerslichten, geparkeerde auto’s, e.d.). Zover het gemeentelijke eigendommen betreft kan de gemeente deze schade gaan verhalen op de netbeheerder, conform het civiele aansprakelijkheidsrecht.

  • 3.

    Verborgen gebreken

    Indien na oplevering en goedkeuring van hersteld straatwerk een buitenproportionele oneffenheid wordt geconstateerd door de gemeente dan zal de netbeheerder in staat gesteld worden om de verharding te herstellen. Het is inherent dat alleen die schade in ogenschouw wordt genomen welke het gevolg is van de door de netbeheerder uitgevoerde werkzaamheden. Indien herstel niet tijdig plaatsvindt, onvoldoende is of uitblijft kan de gemeente ’s-Hertogenbosch het herstel laten verrichten door een door de gemeente geselecteerde aannemer. De marktconforme kosten daarvan worden vervolgens voor 100% aan de netbeheerder doorberekend. De netbeheerder wordt hiervan vooraf (schriftelijk) op de hoogte gebracht door de gemeente ’s-Hertogenbosch.

Artikel 5. Tarieven

  • 1.

    Beheer- en degeneratiekosten:

    De beheer- en degeneratiekosten worden berekend volgens de vigerende VNG richtlijn “Tarieven (graaf)werkzaamheden Telecom” en de daarbij behorende “Tarieven (her)straatwerkzaamheden kabels- en/of leidingwerken”. Voor de gemeente ‘s-Hertogenbosch wordt het tarief B2 (herstel door de netbeheerder en onderhoud door de gemeente) gehanteerd. 

    Deze tarieven worden voor alle netbeheerders gehanteerd en worden jaarlijks vastgesteld door de VNG. In de gemeente ‘s-Hertogenbosch wordt er voor de verrekening gerekend met de werkelijke sleufbreedte.

  • 2.

    Tarief asfaltherstel:

    In de gemeente ’s-Hertogenbosch wordt voor het herstel van asfaltverharding: € 175,00 (zwart asfalt) en € 200,00 (rood asfalt), allebei excl. BTW per vierkante meter gehanteerd, inclusief verkeersmaatregelen en de aan- en afvoerkosten. Dit tarief is vastgesteld in 2016 en wordt jaarlijks verhoogd met de gemeentelijke indexering.

Artikel 6. Overige en slotbepalingen

Deze regeling is van toepassing op werken en werkzaamheden waarover op het moment van in werking treden geen andere overeenkomsten zijn aangegaan tussen de gemeente ’s-Hertogenbosch en belanghebbende(n).

Deze regeling is niet van toepassing op het gemeentelijke rioleringsnet.

 

Deze regeling treedt in werking op de dag na de datum van bekendmaking.

Artikel 7. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: “Schaderegeling ingravingen Kabels en Leidingen Gemeente ’s-Hertogenbosch 2016”.

Aldus vastgesteld in de vergadering van burgemeester en wethouders van 4 november 2015.

De Secretaris,

mr.drs. I.A.M. Woestenberg

De Burgemeester,

mr.dr. A.G.J.M. Rombouts

Toelichting op de Algemene Verordening Ondergrondse Infrastructuren (AVOI) Gemeente 's-Hertogenbosch 2016

Niet alle (sub)artikelen worden automatisch van een toelichting voorzien. Er wordt slechts een toelichting gegeven indien een nadere uitleg noodzakelijk wordt geacht.

Algemeen

Het doel van deze toelichting is informatie, aanvulling en nadere uitleg te verstrekken met betrekking tot de Algemene Verordening Ondergrondse Infrastructuren (AVOI), zowel voor gebruik binnen de gemeente als voor de netbeheerders. De actuele versie van de toelichting is steeds bepalend.

De AVOI heeft als doel de regie en coördinatie uniform te regelen met betrekking tot werkzaamheden die nodig zijn voor de aanleg, instandhouding en opruiming van alle kabels en/of leidingen in openbare gronden binnen de gemeentegrenzen.

De AVOI reguleert de werkzaamheden in de openbare ruimte, waarbij de (weg)verharding, maar ook bermen en groenvoorzieningen etc. worden opgebroken. De AVOI is onder andere gericht op minimalisatie van overlast en maatschappelijke kosten ten gevolge van werkzaamheden in de openbare ruimte: proactieve regie (1) meer grip en sturing op werkzaamheden; het waarborgen van bereikbaarheid, leefbaarheid, veiligheid en communicatie tijdens werkzaamheden; uniforme regels en sanctiemogelijkheden en een efficiënt gebruik van de openbare ruimte.

(1) Rode draad van proactieve regie is informatie-uitwisseling tussen alle belanghebbenden. Partijen (gemeenten, netbeheerders en grondroerders) betrekken elkaar vroegtijdig en in de juiste fase bij projecten. De plannen van de gemeente én van de netbeheerders worden vanuit een lange termijn planning (5 jaar vooruit) zoveel als mogelijk inzichtelijk gemaakt en gemonitord teneinde werkzaamheden zoveel als mogelijk op elkaar af te stemmen en/of te combineren.

Belangrijk uitgangspunt is dat werkzaamheden alleen in de openbare ondergrond mogen worden uitgevoerd na voorafgaand akkoord van het college van burgemeester en wethouders.

Volgens de AVOI wordt iedere aanvraag eenduidig behandeld. Het verschil in wettelijke grondslag (Telecommunicatiewet e.a.) is geen reden om de aanvragen verschillend te behandelen. De AVOI geeft ook invulling aan de conform de Telecommunicatiewet verplichte Telecommunicatieverordening.

Kaders voor de gemeentelijke bevoegdheden en rollen

De gemeentelijke bevoegdheden vloeien voort uit de Gemeentewet, de Belemmeringenwet Privaatrecht, de Algemene wet bestuursrecht  en de Algemene Plaatselijke Verordening, de WION, de Telecommunicatiewet en uit eventuele (privaatrechtelijke) afspraken met netbeheerders.

De gemeente is in vele rollen betrokken bij werkzaamheden in de openbare ruimte onder andere als grondeigenaar, ruimtelijk planner, aanlegger van infrastructuur, bodembeschermer, etc.

In het belang van de gemeente, burgers, bedrijven en netbeheerders moet een zorgvuldig, uniform en integraal beleid gevoerd worden bij voorbereiding, uitvoering en nazorg van werkzaamheden in openbare gronden.

Ondanks de verschillende uitgangsposities van partijen wordt door de gemeente harmonisering en uniformering en gelijke behandeling nagestreefd. Het opbreken van de openbare ruimte dient tot zo min mogelijk overlast en schade te leiden, met waarborging van veiligheid en bereikbaarheid en voorkoming van verstoring van openbare orde en ondergrondse ordening.

De grondroerders zijn verantwoordelijk voor een juiste en tijdige gegevensverwerking en moeten voldoen aan de wettelijke plicht tot zorgvuldig graven. Ten aanzien van het ontwerp, voorbereiding, uitvoering en beheer van de werkzaamheden dient voldaan te worden aan de uniforme (uitvoerings-)voorschriften die zijn vastgelegd in het Handboek Kabels & Leidingen.

Twee regimes voor kabels en leidingen

Een onderscheid dient gemaakt te worden tussen werkzaamheden in verband met de aanleg, instandhouding en opruiming van kabels ten dienste van een openbaar elektronisch telecommunicatienetwerk en werkzaamheden in verband met aanleg, instandhouding en opruiming van overige kabels en leidingen.

Voor de uitvoering van werkzaamheden in verband met de aanleg, instandhouding en opruiming van kabels ten dienste van een openbaar elektronisch telecommunicatienetwerk bepaalt de Telecommunicatiewet (Tw), dat de aanbieder van een openbaar elektronisch communicatienetwerk die het voornemen heeft werkzaamheden uit te voeren, slechts overgaat tot het verrichten van deze werkzaamheden indien het voornemen daartoe schriftelijk is gemeld aan het college en de aanbieder van het college instemming heeft verkregen voor de uitvoering van de werkzaamheden (artikel 5.4, eerste lid, van de Tw). De Telecommunicatiewet bepaalt daarbij eveneens dat het college in het instemmingsbesluit bijzondere voorschriften kan opnemen (artikel 5.4, tweede en derde lid, van de Tw) en dat de gemeenteraad met betrekking tot het verrichten van de werkzaamheden bij verordening regels vaststelt (artikel 5.4, vierde lid, van de Tw).

Voor de werkzaamheden in verband met de aanleg, instandhouding en opruiming van de overige kabels en leidingen ontbreekt een dergelijke vorm van wetgeving. In veel gemeenten wordt de vergunning voor de werkzaamheden verleend op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV), enkele gemeenten kennen reeds een afzonderlijke kabel- en leidingenverordening.

De gemeente ’s-Hertogenbosch heeft besloten om zowel de instemmingsplicht uit de Tw als de vergunningplicht uit de APV op te nemen in de AVOI. De gemeente voldoet hiermee aan de eis uit de Tw om een Telecommunicatieverordening op te stellen en de gemeentelijke wens om uniformering te realiseren in het kabel- en leidingbeleid van de gemeente ’s-Hertogenbosch met betrekking tot alle netbeheerders (telecom en nuts).

Publiekrechtelijke vergunning of instemming en privaatrechtelijke toestemming

De vergunning of instemming voor het uitvoeren van werkzaamheden in verband met de aanleg, instandhouding en opruiming van kabels en leidingen is publiekrechtelijk van aard. Dat wil zeggen dat de verkrijger van de vergunning of instemming het recht krijgt om (tijdelijk en onder bepaalde voorwaarden) de openbare orde te mogen verstoren, dit om de gewenste werkzaamheden te kunnen uitvoeren.

De vergunning of instemming tot het uitvoeren van werkzaamheden geeft geen privaatrechtelijke toestemming aan de vergunning- of instemmingverkrijger om daadwerkelijk de werkzaamheden uit te voeren. De verkrijger van de vergunning of instemming dient daartoe eveneens een privaatrechtelijke toestemming te verkrijgen van de eigenaar van de openbare gronden. Indien de gemeente eigenaar van de gronden is, dan kan de gemeente tegelijkertijd met de vergunning of instemming eveneens een privaatrechtelijke toestemming geven aan de vergunningverkrijger, zodat deze kan overgaan tot de uitvoering van de werkzaamheden. Als een derde eigenaar van de grond is, ligt dat anders. Het college kan in dat geval de aanvrager erop wijzen dat hij niet eerder met de werkzaamheden kan aanvangen alvorens hij ook privaatrechtelijke toestemming heeft verkregen van deze derde.

Hoofdstuk 1: ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

 

Breekverbod

In de verordening zijn bepalingen over het breekverbod opgenomen die het college de bevoegdheid geeft een verbod op te leggen tot uitvoering van werkzaamheden onder andere bij een gesloten sneeuwdek en/of vorst in de grond of tijdens bijvoorbeeld feest- of gedenkdagen, evenementen of beperking van overlast voor winkeliers. Dat wil zeggen dat er niet in de grond gegraven mag worden zolang het breekverbod geldt. Een nadere omschrijving van het breekverbod is opgenomen in de uitvoeringsvoorschriften.

 

College

Het college van burgemeester en wethouders (hierna college) is bevoegd de taken voortvloeiende uit de AVOI af te handelen en te handhaven, waarbij deze voor wat betreft de uitvoering naar wens en behoefte uit praktische overweging gemandateerd kunnen worden aan één of meer daartoe aangewezen ambtenaren.

Gedoogplichtige

Gedoogplichtigen moeten de aanleg, instandhouding en opruiming van kabels en/of leidingen toestaan in en op hun gronden. De gemeentelijke betrokkenheid is vooral gericht op haar rol als beheerder van de openbare gronden. In deze hoedanigheid is de gemeente voor wat betreft de elektronische openbare communicatienetwerken de gedoogplichtige conform de Telecommunicatiewet.

Voor water- en energienetwerken geldt dat de gemeente de gedoogplichtige kan zijn conform de Belemmeringenwetten, conform een publiekrechtelijke vergunning of conform een privaatrechtelijke overeenkomst. Het begrip gedoogplichtige slaat ook op andere partijen dan de gemeente die krachtens de wet gedoogplichtig zijn.

 

Grondroerder

De grondroerder is de partij die daadwerkelijk de werkzaamheden verricht of laat verrichten. Dit zal vaak een aannemer of installateur zijn, maar het kan ook een interne afdeling van een netbeheerder betreffen als die dergelijke werkzaamheden zelf uitvoeren. Als een grondroerder namens een netbeheerder optreedt, wordt nu expliciet naar een machtiging gevraagd, dit ter wille van rechtszekerheid en rechtsgeldigheid. Ook kan de grondroerder een partij zijn die voor eigen naam en rekening netwerken aanlegt, maar niet zelf exploiteert en het netwerk of netwerkcapaciteit daarna verhuurt of verkoopt. De grondroerder is verplicht om een melding van de voorgenomen werkzaamheden te verzorgen richting het college en eventuele overige betrokken partijen. De grondroerder dient over een instemmingsbesluit of vergunning te beschikken voor aanvang van de werkzaamheden.

(Huis)aansluiting

(Huis)aansluitingen worden door de relatief beperkte omvang van de werkzaamheden uitgezonderd van diverse algemene regels van de AVOI. Daarvoor is een lichter formeel regime van toepassing waarvoor nadere kaders zijn gesteld.

Instemmingsbesluit

Voorgenomen werkzaamheden inzake kabels ten dienste van een openbaar elektronisch telecommunicatienetwerk moeten vooraf (digitaal) gemeld worden, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen:

  • -

    reguliere werkzaamheden;

  • -

    werkzaamheden van niet ingrijpende aard;

  • -

    spoedeisende werkzaamheden ten gevolge van een ernstige belemmering of storing.

 

Voor de reguliere werkzaamheden geldt dat pas gestart mag worden met die werkzaamheden als op basis van een aanvraag een instemmingsbesluit is verleend. De gemeente hanteert in het algemeen een doorlooptijd van acht weken voor aanvragen voor reguliere werkzaamheden.

 

Voor werkzaamheden van niet ingrijpende aard is geen instemmingsbesluit noodzakelijk maar kan worden volstaan met een (digitale) melding vooraf. Na melding kan in het algemeen binnen een termijn van drie werkdagen met de werkzaamheden gestart worden.

 

Voor spoedeisende werkzaamheden kan het zo zijn dat melden vooraf onmogelijk is. Alleen in dit uitzonderingsgeval is het toegestaan het werk achteraf te melden. 

 

Echter, indien achteraf blijkt dat de uitgevoerde werkzaamheden (niet ingrijpende- en spoedeisende werkzaamheden) toch omvangrijk zijn geweest en daarom instemmingsplichtig zijn, dient er achteraf alsnog een instemmingsbesluit aangevraagd te worden.

Kabels en/of leidingen

Verzamelbegrip; Kabels en/of leidingen zijn onderdeel van een openbaar totaal net(werk), daaronder ook begrepen de daarmee verbonden transformator-, schakel-, verdeel- en onderstations, voorzieningen (afsluiters, brandkranen, lassen, etc.) en andere hulpmiddelen, behalve voor zover deze verbindingen en hulpmiddelen liggen binnen de installatie van een producent of van een afnemer. Ook omvattende: lege buizen, ondergrondse ondersteuningswerken (zoals mantelbuizen, kabelgoten, handholes, lasdozen, duikers) en beschermingswerken. Voorbeelden van kabels en/of leidingen zijn telecommunicatie- en omroepkabels, elektriciteitskabels (koppel-, transport- en distributiekabels), gasleidingen en waterleidingen (transport-, distributie- en dienstleidingen) en kabels en leidingen voor industriële netwerken. Inhoudelijk is er procedureel geen onderscheid gemaakt in de begrippen kabels en/of leidingen.

Marktconforme kosten

Dit begrip is relevant vanwege het nagestreefde stimuleren van het medegebruik van bestaande voorzieningen (van de gemeente zelf of van derde partijen). Partijen kunnen worden verplicht daarvan gebruik te maken, met dien verstande dat (aansluitend bij de Telecommunicatiewet) de te betalen vergoeding marktconform dient te zijn.

Net of netwerk

De definitie is afgeleid van de omschrijving zoals die gehanteerd wordt in de Wet Informatie-uitwisseling Ondergrondse Netten (WION). De omschrijving maakt met name duidelijk dat het om ondergrondse netten gaat, en dan zowel de distributie- en transportnetten voor energie (gas, water, elektriciteit) als de elektronische communicatienetwerken (zoals specifiek geregeld in en krachtens de Telecommunicatiewet). In de tekst wordt geen inhoudelijk onderscheid gemaakt tussen de termen net en netwerk.

Netbeheerder

Het begrip netbeheerder wordt gehanteerd als uniforme term voor de beheerders van de netten voor de levering van water en energie en tevens de aanbieders van (niet-)openbare elektronische communicatienetwerken. Het komt voor dat de netbeheerder in het geval van voorgenomen werkzaamheden de rol van grondroerder op zich neemt. In aansluiting bij de recente wet- en regelgeving op het gebied van graafrechten wordt de netbeheerder meer dan voorheen medeverantwoordelijk gehouden voor een juiste uitvoering en naleving van de rechten en verplichtingen met betrekking tot werkzaamheden.

Openbare gronden

Hiertoe worden conform de wettelijke omschrijving gerekend de openbare wegen inclusief trottoirs/voetpaden, glooiingen, bermen, sloten, bruggen, viaducten, duikers, tunnels, beschoeiingen en andere werken, evenals wateren inclusief bruggen, plantsoenen, pleinen en andere plaatsen die voor eenieder toegankelijk zijn.

Spoedeisende werkzaamheden

Hiervoor geldt een lichter procedureel regime. De netbeheerder moet duidelijk maken dat dit werk redelijkerwijs geen uitstel kan dulden op grond van de aangegeven belangen.

Vergunning

Voorgenomen werkzaamheden inzake overige kabels en/of leidingen (uitgezonderd kabels ten dienste van een openbaar elektronisch telecommunicatienetwerk) moeten vooraf (digitaal) gemeld worden, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen:

• reguliere werkzaamheden;

• werkzaamheden van niet ingrijpende aard;

• spoedeisende werkzaamheden ten gevolge van een ernstige belemmering of storing.

Voor de reguliere werkzaamheden geldt dat pas gestart mag worden met die werkzaamheden als op basis van een aanvraag een vergunning is verleend. De gemeente hanteert in het algemeen een doorlooptijd van acht weken voor aanvragen voor reguliere werkzaamheden.

Voor werkzaamheden van niet ingrijpende aard is geen vergunning noodzakelijk maar kan worden volstaan met een (digitale) melding vooraf. Na melding kan in het algemeen binnen een termijn van drie werkdagen met de werkzaamheden gestart worden.

Voor spoedeisende werkzaamheden kan het zo zijn dat melden vooraf onmogelijk is. Alleen in dit uitzonderingsgeval is het toegestaan het werk achteraf te melden. 

Echter, indien achteraf blijkt dat de uitgevoerde werkzaamheden (niet ingrijpende- en spoedeisende werkzaamheden) toch omvangrijk zijn geweest en daarom vergunningsplichtig zijn, dient er achteraf alsnog een vergunning aangevraagd te worden.

Het college kan de vergunning weigeren, wijzigen of intrekken, zoals benoemd in de artikelen 7 en 9.

Werkzaamheden

(Graaf)werkzaamheden in de openbare grond, inclusief het opbreken en herstel van de sleufverharding en sleufloze technieken in verband met de aanleg, instandhouding en opruiming van kabels en/of leidingen.  Hoewel gezien de consequenties ervan de regelingen van de AVOI vooral betrekking hebben op mechanische werkzaamheden, vallen handmatige werkzaamheden er ook onder. Deze zijn vaak van toepassing op het werken nabij bomen of groenvoorzieningen en de separaat onderscheiden categorieën spoedeisende werkzaamheden en niet ingrijpende werkzaamheden. Tot de werkzaamheden die deze AVOI betreffen behoren eveneens de werkzaamheden in verband met het medegebruik van voorzieningen, zoals dat van mantelbuizen, kabelgoten of geleidingen. Vanuit de te behartigen belangen kan het nastreven of voorschrijven van medegebruik door de gemeente gestimuleerd worden.

Werkzaamheden van niet ingrijpende aard

Het onderscheid tussen werkzaamheden van al dan niet ingrijpende aard vloeit voort uit artikel 5.4, vijfde lid, van de Telecommunicatiewet. Naast (huis)aansluitingen (tot een bepaalde lengte) worden andere niet ingrijpende werkzaamheden aan een lichter regime onderworpen, omdat ze veelal slechts gedurende relatief korte tijd in een beperkt gedeelte van het netwerk worden verricht, en waarvan de impact relatief beperkt en kortstondig is. Voor deze niet ingrijpende werkzaamheden geldt een verkorte procedure. De definitie geeft op hoofdlijnen aan voor welke situaties deze lichtere procedure van toepassing kan zijn. Vaak gaat het om werkzaamheden aan reeds bestaande kabels en/of leidingen en betreft het een beperkte lengte of oppervlakte die niet of nauwelijks het normale gebruik van de openbare gronden beperkt. Daarbij kan van belang zijn of rijbanen en andere verhardingen, wateren of groenvoorzieningen volledig gekruist worden of dat boringen noodzakelijk zijn.

Overige begripsbepalingen 

Behoeven geen nadere toelichting.

Artikel 2  Coördinatie van Werkzaamheden

Het college hebben een coördinatiebevoegdheid met betrekking tot de aanleg, instandhouding en opruiming van alle kabels en/of leidingen in de gehele openbare grond binnen de gemeentelijke grenzen. Onder het uitvoeren van de coördinerende rol worden o.a. werkzaamheden verstaan als een onderzoek naar de haalbaarheid van het gevraagde tracé en het onderzoeken of meerdere partijen tegelijkertijd gebruik willen maken van het tracé. Ook worden, indien noodzakelijk, voor het uiteindelijke tracé aanvullende uitvoeringseisen gesteld. De feitelijke situatie is zo dat de fysieke ondergrond vol raakt met een veelheid aan kabels en/of leidingen, dit maakt betere afstemming van werkzaamheden en belangen noodzakelijk.

Artikel 3 Nadere regels

Het college krijgt de mogelijkheid toegekend door de raad om in voorkomende gevallen nadere regels ter uitvoering van deze verordening vast te stellen.

Hoofdstuk 2: AANVRAGEN EN MELDEN VAN WERKZAAMHEDEN

Artikel 4 VEREISTEN VERGUNNING, INSTEMMING EN MELDING

Uitgangspunt is dat werkzaamheden in de openbare ruimte verboden zijn, tenzij men beschikt over een vergunning of instemmingsbesluit. Het in de Telecommunicatiewet vastgelegde principe van graafrechten in relatie tot de vereiste toestemming (vergunning) van het college is vertaald naar de AVOI en wordt toegepast op werkzaamheden van alle netbeheerders. De vergunning of instemmingsbesluit heeft betrekking op de plaats, het tijdstip en de wijze van uitvoering van de werkzaamheden.

Het onderscheid tussen reguliere werkzaamheden, werkzaamheden van niet ingrijpende aard en spoedeisende werkzaamheden wordt in dit artikel duidelijk gemaakt.

Tot de niet ingrijpende werkzaamheden (en spoedeisende werkzaamheden) behoren werkzaamheden waarvoor gedurende niet meer dan een korte tijd in een beperkt gedeelte van het netwerk werkzaamheden worden verricht en waarvan de impact voor de omgeving relatief beperkt en kortstondig is. Er wordt als norm een lengte van de kabels en/of leidingen korter of gelijk aan 25 meter gehanteerd en daarbij mogen geen verharde wegen, watergangen of groenvoorzieningen volledig worden gekruist.

Voor werkzaamheden rond de kabels en/of leidingen van de gemeente zelf - zoals de riolering - maar ook eventuele andere kabels en/of leidingen, is om praktische redenen de verordening (en het daarin opgenomen graafverbod) niet van toepassing verklaard. Om redenen van effectiviteit en kwaliteit is het wel zeer wenselijk dat waar mogelijk binnen de gemeente afspraken en procedures worden gemaakt om de doelen van deze verordening ook intern zoveel mogelijk na te leven.

Artikel 5 Gegevensverstrekking

In dit artikel is verduidelijkt op welke wijze een aanvraag voor een vergunning of instemmingsbesluit moet worden gedaan en welke gegevens daarbij verstrekt moeten worden. Het betreft informatie die de gemeente als beheerder van de openbare gronden nodig heeft om een juiste beoordeling te maken en inzicht te krijgen in de belangen die door de voorgenomen werkzaamheden worden geraakt. Duidelijk is ook gemaakt dat instemming of vergunning steeds op aanvraag van de verzoekende partij zal plaatsvinden en niet op eigen initiatief van de gemeente.

De aanvraag moet (digitaal) gebeuren door middel van de door het college vastgestelde (digitale) formulieren en/of registratiesysteem. Voor aanvragen voor werkzaamheden van niet ingrijpende aard moeten slechts een beperkt aantal gegevens verstrekt worden. Voor reguliere aanvragen moeten meer gegevens verstrekt worden.

Artikel 6 Beslistermijnen

De beslistermijn (voor reguliere aanvragen) is maximaal acht weken en is afgeleid uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Op grond van de Awb is het college verplicht binnen een redelijke termijn een vergunning of instemmingsbesluit te verstrekken, waarbij die redelijke termijn geacht te zijn verstreken na verloop van acht weken. In navolging van de Wet Dwangsom en Beroep bij niet tijdig beslissen moet het college zich bewust zijn van het belang van de voortgang van de activiteiten en zich inspannen om de termijn tot besluitvorming zo kort mogelijk te houden. Het college kan onder bepaalde voorwaarden de termijn tot besluitvorming verlengen.

De Lex Silencio Positivo is de rechtsfiguur waarbij er automatisch sprake is van een positieve beschikking als een bestuursorgaan niet binnen de voorgeschreven beslistermijn een besluit op een aanvraag heeft genomen, de zogenaamde van rechtswege verleende beschikking (geregeld in paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht). Er geldt een speciaal regime voor vergunningstelsels die onder de Europese Dienstenrichtlijn vallen. Met het in werking treden van deze richtlijn is een overgangstermijn van twee jaar vastgesteld welke eind 2011 eindigde. Gedurende de overgangstermijn moesten decentrale overheden expliciet in het vergunningstelsel opnemen dat de Lex Silencio Positivo van toepassing was op dat stelsel anders gold deze niet. Na de overgangstermijn is er sprake van een omgekeerde situatie en moet de Lex Silencio Positivo expliciet worden uitgesloten, anders is deze van toepassing op elk vergunningstelsel dat onder de Dienstenrichtlijn valt. Het uitsluiten van de Lex Silencio Positivo is alleen mogelijk wanneer dit gerechtvaardigd kan worden door dwingende redenen van algemeen belang.

In de AVOI wordt beschreven wat de procedure is om zaken grondig af te wegen, waarbij juist onderdelen van openbare veiligheid en verkeersveiligheid een grote rol spelen. Een Lex Silencio Positivo is hier niet wenselijk om dwingende redenen van algemeen belang met name openbare orde, openbare veiligheid, verkeersveiligheid en volksgezondheid. Derhalve is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht in de AVOI niet van toepassing verklaard.

Artikel 7 VOORSCHRIFTEN, BEPERKINGEN EN WEIGERINGSGRONDEN

Dit artikel somt de weigeringsgronden voor het verlenen van de vergunning op. De gronden zijn gelijkluidend met de belangen zoals genoemd in artikel 5.4, tweede lid, van de Telecommunicatiewet.

De belangen, het handhaven van de openbare orde en het waarborgen van de veiligheid, spreken voor zich. Het college kan ook voorschriften stellen ter beperking of voorkoming van overlast. Indien er meerdere voornemens worden gemeld, kan het college besluiten deze werkzaamheden qua tijdstip op elkaar af te stemmen om hiermee de overlast te beperken. Ook kunnen zij indien bekend is dat er andere werkzaamheden dan de werkzaamheden ten behoeve van de aanleg van elektronische communicatiekabels zullen plaatsvinden, deze werkzaamheden op elkaar afstemmen, dan wel het voorschrift stellen dat er onderling overleg plaatsvindt. In geval van (grootschalige) werkzaamheden kan gedacht worden aan het stellen van voorschriften met betrekking tot het bereikbaar houden van de desbetreffende en omringende gronden. Ook de doorstroming van het verkeer en het openhouden van een verkeersweg voor ambulance, politie of brandweer kunnen bij het stellen van deze voorschriften een rol spelen.

Als laatste wordt het belang van de ondergrondse ordening genoemd. Op deze wijze kan worden voorkomen dat de ondergrond onnodig vol raakt. Voorts kan bij ondergrondse ordening gedacht worden aan bescherming van reeds in de grond aanwezige werken, zoals werken ten behoeve van het transport of de levering van gas, water en elektriciteit, of aan de bescherming van andere in de grond aanwezige zaken zoals objecten van archeologische waarde.

Met betrekking tot de aanleg, instandhouding of opruiming van kabels ten behoeve van een (al dan niet openbaar) elektronisch communicatienetwerk zijn een aantal voorschriften en beperkingen geregeld in de Telecommunicatiewet. Echter, alle grondroerders moeten aan een aantal verplichtingen voldoen als zij werkzaamheden gaan verrichten zoals bedoeld in de AVOI. Daarnaast kan het college aan het instemmingsbesluit of de vergunning aanvullende voorschriften of beperkingen verbinden. Omwille van de uniformiteit is in de verordening geregeld onder welke voorwaarden dit kan en welke soort voorschriften en beperkingen dit zijn.

De voorschriften hebben vooral te maken met de wijze van uitvoering en zijn gericht op de (deels wettelijk vastgelegde) belangen die de gemeente geacht wordt te behartigen. Daarnaast kunnen door het college lokaal geldende regels van toepassing worden verklaard als die er ten aanzien van de aanleg van kabels en/of leidingen zijn.

Dit artikel benadrukt dat belanghebbenden van percelen langs het tracé, maar ook de bedrijfsmatige gebruikers worden geïnformeerd. Hieronder vallen o.a. winkeliers en gebruikers van kantoorpanden, die als bewoners behandeld moeten worden.

De wijze van uitvoering bij de aanleg, instandhouding (inclusief het nemen van maatregelen, waaronder het verplaatsen) en opruiming van kabels en/of leidingen en medegebruik van voorzieningen moet gebeuren conform de in de gemeente van toepassing zijnde nadere regels zoals bedoeld in artikel 3

De grondroerder moet eventuele verhardingen en beplanting terugbrengen in de oude staat, tenzij het college vooraf heeft aangegeven hiervoor zelf zorg te dragen.

Artikel 8 WIJZIGEN OF INTREKKEN VERGUNNING OF INSTEMMING

Het college heeft de mogelijkheid de verleende vergunning te wijzigen of in te trekken als er niet voldaan is aan de voorschriften wat betreft plaats, tijdstip en wijze van uitvoering van werkzaamheden zoals genoemd in dit artikel.

Artikel 9(Mede)gebruik van voorzieningen

Dit artikel beschrijft dat een grondroerder op verzoek van een gedoogplichtige gebruik moet maken van reeds aanwezige voorzieningen als deze tegen een marktconforme prijs worden aangeboden. Het doel hiervan is te voorkomen dat onnodig gegraven wordt in gemeentegrond of overige voorzieningen in de openbare ruimte.

Het college kan (die bevoegdheid wordt in de Telecommunicatiewet gegeven) bevorderen dat voorzieningen mede gebruikt worden (op grond van artikel 5.4, vierde lid 4, onder d, van de Tw, bevat de verordening regels met betrekking tot het bevorderen van het medegebruik).  Voor het onderzoeken van het medegebruik kan degene die voornemens is werkzaamheden uit te voeren gebruik maken van reeds aanwezige informatie bij de gemeente. Indien het voornemen tot werkzaamheden voldoende uitgewerkt is – bekend is bijvoorbeeld langs welk tracé de kabels zullen lopen – dan kan de gemeente naar degene die over de voorziening beschikt door verwijzen of indien de gemeente zelf degene is die de voorziening ter beschikking kan stellen daarover in gesprek gaan.

 

Parallel aan het bevorderen van het medegebruik van voorzieningen voor wat betreft de kabels ten dienste van een openbaar elektronisch telecommunicatienetwerk, geldt dit artikel ook voor wat betreft de overige kabels en leidingen.

Hoofdstuk 3: Overige bepalingen

Artikel 10 Nadeelcompensatie

Op het nemen van maatregelen, waaronder het verplaatsen, ten aanzien van kabels ten dienste van een openbaar elektronisch communicatienetwerk op verzoek van de gemeente, zijn de wettelijke regels conform Art. 5.8 van de Telecommunicatiewet van toepassing.

Op het nemen van maatregelen, waaronder het verplaatsen, ten aanzien van overige kabels en/of leidingen die bijvoorbeeld ten dienste staan van een netwerk ten behoeve van water- of energievoorzieningen in of op openbare gronden gelden de geformuleerde bepalingen, in samenhang met eventuele geldende privaatrechtelijke overeenkomsten met de netbeheerder(s) die gerespecteerd worden voor zover deze regelingen niet aanvullend daarop zijn. Een netbeheerder is verplicht maatregelen, waaronder het verplaatsen, te nemen als dat noodzakelijk is voor werken door of vanwege de gemeente. De gemeente zal dus de noodzakelijkheid moeten aantonen. De eventuele compensatie van kosten van de het nemen van maatregelen, waaronder het verplaatsen, worden vooralsnog berekend aan de hand van de tussen partijen van toepassing zijnde afspraken, totdat er algemeen geldende regels zijn overeengekomen.

Artikel 11 Breekverbod

Het college is bevoegd een breekverbod in te stellen. Dat wil zeggen dat er niet in de grond gegraven mag worden zolang het breekverbod geldt. Bijvoorbeeld ten behoeve van overlastbeperking, tijdens door de gemeente vergunde evenementen, tijdens feest- of gedenkdagen of als er naar het oordeel van de gemeente sprake is van gesloten sneeuwdek en/of vorst in de grond. Een afweging die gemaakt wordt is de kans op overlast of schade en de omvang hiervan aan de openbare gronden als er gegraven wordt (een nadere omschrijving van het breekverbod is opgenomen in de uitvoeringsvoorschriften).

Het breekverbod wordt op de dag dat het breekverbod ingaat, tijdig gecommuniceerd naar de betrokken grondroerders. Het beëindigen van het breekverbod wordt ook tijdig meegedeeld aan de betrokken grondroerders.

Ten tijde van het breekverbod mogen er op geen enkele wijze werkzaamheden plaatsvinden in de openbare grond en/of bestrating. In het geval van spoedeisende werkzaamheden is het breekverbod niet van toepassing. Overtreding van het breekverbod leidt tot (volledige) stillegging van het werk.

Artikel 12 Eigendom

Het zakelijk karakter van de verkregen instemming of vergunning is gewenst, opdat de nieuwe netbeheerder die gebruik maakt van de kabel en/of leiding de betreffende graafrechten heeft en tevens gehouden is aan de geldende voorschriften.

Het college moet op de hoogte gesteld worden van het feit dat het eigendom wordt overgedragen. De wettelijke bepalingen zijn van toepassing op het eigendom van netwerken in grond van anderen.

Artikel 13 Niet- openbare kabels en leidingen

Met niet-openbare kabels en/of leidingen worden kabels en/of leidingen bedoeld die niet gebruikt worden om openbare diensten aan te bieden. Een voorbeeld hiervan is een point-to-point glasvezelverbinding tussen twee bankgebouwen als deze (gedeeltelijk) in openbare grond is aangelegd door de bankinstelling zelf. De gemeente gedoogt (onder voorwaarden) kabels en/of leidingen met een publieke of openbare functie in de openbare ruimte. De gemeente kan echter ook aanvragen krijgen van particuliere partijen. Vanwege het intensieve gebruik van de ondergrondse ruimte en de veiligheidsrisico’s is de tendens dat in het algemeen geen toestemming wordt verleend voor de aanleg van niet-openbare kabels en/of leidingen van particulieren en/of bedrijven. Particulieren die een eigen verbinding wensen, dienen bij voorkeur gebruik maken van openbare netstructuren. Toch zijn er uitzonderingssituaties en indien de beschikbare (ondergrondse) ruimte het toestaat kan de gemeente onder strikte voorwaarden daarvoor toestemming geven. Bij (eventuele) werkzaamheden in verband met de aanleg, instandhouding en opruiming van niet-openbare kabels en/of leidingen in openbare wegen en wateren is het bepaalde in de AVOI van overeenkomstige toepassing.

Artikel 14 Informatieplicht

Wettelijk is voor wat betreft openbare elektronische communicatienetwerken voorzien in regels ten aanzien van kabels (en bijbehorende voorzieningen) voor wat betreft de duur van de gedoogplicht. Het is van groot belang om inzichtelijk te hebben of kabels en/of leidingen nog deel uitmaken van een netwerk. Ook gezien de mogelijkheden tot medegebruik van al bestaande voorzieningen.

Op basis van de Wet Informatie-uitwisseling Ondergrondse Netten (WION) is de netbeheerder verplicht kabels en/of leidingen te registreren. Netbeheerders zijn verplicht het college te informeren over het al dan niet in gebruik zijn van bepaalde voorzieningen. Op verzoek van het college moeten zij gegevens kunnen overleggen van alle al dan niet in gebruik zijnde kabels en/of leidingen.

Wijzigingen kunnen ook optreden door het vervallen van het openbare karakter van gronden. Dit heeft ook gevolgen voor het karakter van kabels en/of leidingen in deze gronden.

Artikel 15 Overleg

Ter afstemming van allerlei zaken en het voeren van proactieve regie wordt er regelmatig een periodiek (lange termijn) overleg gepland tussen de gemeente en netbeheerders en andere betrokken of belanghebbende partijen. Dit gebeurt op initiatief van de gemeente. Het kan ook in samenwerking met andere gemeenten of overheden gebeuren.

Hoofdstuk 4: Handhavings- en Toezichtbepalingen

Artikel 16 Toezicht en Handhaving

Dit artikel maakt alle betrokken partijen bewust van het niet-vrijblijvende karakter van de AVOI.

Uitgangspunt is dat partijen zich houden aan de bepalingen van de AVOI, waarmee nagestreefde doeleinden bereikt kunnen worden.

Dit artikel geeft aan dat het college ambtenaren kan aanwijzen die belast zijn met toezicht op de naleving van het bepaalde krachtens deze AVOI. Als één of meer partijen zich niet houden aan de voorschriften en beperkingen van deze AVOI behoudt het college zich nadrukkelijk het recht voor gebruik te maken van de haar toekomende bevoegdheden en mogelijkheden zowel bestuursrechtelijk als civielrechtelijk en eventueel strafrechtelijk. Bestuursrechtelijk zijn met name de Awb en de Gemeentewet van belang met de huidige bepalingen inzake bestuursdwang, last onder dwangsom en bestuurlijke boete. Civielrechtelijk blijven de opties van onrechtmatige daad van toepassing. Strafrechtelijk is naast het wetboek van Strafrecht in algemene zin ook de Wet op de economische delicten relevant, omdat daarin rechtstreeks bepalingen uit de Telecommunicatiewet van toepassing zijn verklaard.

Afgezien van voornoemde preventieve en vooral correctieve of repressieve acties kan het college in voorkomende gevallen ook ingrijpen in het lopende proces en werkzaamheden (onder bepaalde voorwaarden) ook tijdelijk stil leggen. In dit artikel staat beschreven in welke gevallen dit kan.

Artikel 17 Strafbepaling 

Dit artikel spreekt voor zich en behoeft geen nadere toelichting.

Hoofdstuk 5: Overgangs- en Slotbepalingen

Artikel 18 Inwerkingtreding

Dit artikel spreekt voor zich en behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 19 Overgangsbepaling

Dit artikel spreekt voor zich en behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 20 Hardheidsclausule

Dit artikel spreekt voor zich en behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 21 Citeertitel

Dit artikel spreekt voor zich en behoeft geen nadere toelichting.