Beleidsregel Standplaatsen en Venten

Geldend van 14-01-2016 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel Standplaatsen en Venten

Artikel 1

Beleidsregel Standplaatsen en Venten

Besluit van burgemeester en wethouders van de gemeente Ameland d.d. 22 december 2015

1.  Inleiding

1.1 Doelstelling nota

Uit diverse ontwikkelingen op het standplaats- en ventgebied, die de afgelopen tijd de revue zijn gepasseerd, blijkt dat de huidige Beleidsregel standplaats− en ventvergunningen aanpassing behoeft. De thans gehanteerde beleidsregel is vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders op 16 december 2003 op basis van een door IMK Intermediair te Eindhoven aangeleverde rapportage. Er werd onder meer een branchebeding per dorp ingesteld. 

Als gevolg van de thans gehanteerde Algemene Plaatselijke Verordening is in feite voor het venten een vergunning niet meer vereist mits men voldoet aan bepaalde voorwaarden. Dit betekent dat de beleidsregel niet meer van toepassing is. Volgens het Hof van Justitie kunnen beperkingen gesteld worden aan de vrijheid van venten indien sprake is van dwingende redenen van algemeen belang. Het is goed om gedateerd beleid eens tegen het voetlicht te houden.

De Beleidsnotitie standplaats− en ventvergunningen is een regelinstrument om verstoring van de openbare orde en/of ongewenste ruimtelijke ontwikkelingen te voorkomen op het gebied van de ambulante handel. In de meest ideale situatie zou iedereen die dat wil een standplaats moeten kunnen innemen.

In verband met het feit dat op Ameland de landschappen en de dorpsgezichten een  verkeersaantrekkende werking hebben kan bij het ongelimiteerd innemen van een standplaats de verkeersdoorstroming onder druk komen en tot verkeersonveilige situaties leiden. Uw college heeft destijds gekozen voor het instellen van een vergunningstelsel, waarbij het aantal standplaatsen is gemaximaliseerd, waarmee we bovengenoemde waarden kunnen beschermen.

Over het gemeentelijk standplaatsvergunningenbeleid is in het verleden het nodige te doen geweest. In veel gemeenten werden de APV-bepalingen over standplaatsen gebruikt ter bescherming van de plaatselijke middenstand. Uit de gevestigde jurisprudentie blijkt dat het reguleren van de concurrentieverhoudingen niet als een huishoudelijk belang van de gemeente wordt aangemerkt. Er is één uitzondering namelijk wanneer het voorzieningenniveau voor de consument in een deel van de gemeente in gevaar komt.

Nu staat het onderdeel standplaatsen onder hoofdstuk 5, artikel 5:14 van de APV "andere onderwerpen betreffende de huishouding der gemeente", waardoor ook aan welstand kan worden getoetst. Het onderscheid tussen venten en het innemen van een standplaats, betreft de periode gedurende welke goederen vanaf dezelfde plaats op straat worden aangeboden aan willekeurige voorbijgangers. Tot dusver  wordt als grens voor “het innemen van een standplaats” gehanteerd, wanneer iemand langer dan één uur achtereenvolgend stil staat op een locatie. 

In de Algemeen Plaatselijke Verordening zijn artikelen opgenomen over het venten en het innemen van een standplaats. In artikel 5.14 wordt het venten met goederen of diensten aan de orde gesteld. Dit artikel gaat uit van een vergunningsvrij stelsel. Voor het innemen van een standplaats is een vergunning nodig. Volgens artikel 9 van de Europese Dienstenrichtlijn is een vergunningstelsel geoorloofd, indien het discriminatoir, noodzakelijk en evenredig is.

Voor het noodzaakvereiste moet bezien worden of er een ´rule of reason´ ofwel een dwingende reden van algemeen belang speelt. Hier toe is onder meer te rekenen de handhaving van de maatschappelijke en bescherming van het milieu en stedelijk en rurale ruimtelijke ordening. Hieraan is voor wat betreft het stelsel van standplaatsvergunningen voldaan. De vergunning dient het verdelen van de beschikbare standplaatsen en het mogelijk maken van een maximumstelsel. De vergunning heeft voorts tot doel overlast te voorkomen, bijvoorbeeld stankoverlast, verkeershinder en overlast door zwerfvuil. In dit verband zij opgemerkt dat het bestemmingsplan een zelfstandige weigeringsgrond vormt.

Uit de jurisprudentie blijkt dat een maximumstelsel een goed toetsingscriterium bij het beoordelen van een aanvraag voor een vergunning voor het innemen van een standplaats. Het maximumstelsel betekent niet per definitie dat een aanvraag bij de overschrijding van het maximum wordt geweigerd. Per geval dient te worden bezien of afwijking van dit maximum op grond van bijzondere omstandigheden mogelijk of wenselijk is.

2.    Wettelijk kader

2.1. Algemene Plaatselijke Verordening

Artikel 5:14  Begripsbepaling

In deze afdeling wordt onder venten verstaan: het in de uitoefening van de ambulante handel te  koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten op een openbare en in de open lucht gelegen plaats of aan huis.

Onder venten wordt niet verstaan:

het aan huis afleveren van goederen in het kader van de exploitatie van een winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet;

het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel het aanbieden van diensten op jaarmarkten en markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder h, van de Gemeentewet of artikel 5:22;

het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel het aanbieden van diensten op een standplaats als bedoeld in artikel 5:17.

Artikel 5:15  Ventverbod

Het is verboden te venten indien daardoor de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt. Het college kan daarbij nadere regels stellen ten behoeve van het venten.

Onverminderd het bepaalde in het eerste lid is het verboden te venten tussen 21.00 uur en 10.00 uur.

Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door artikel 5 van het Wegenverkeerswet.

Het vorenstaande impliceert dat een ventverbod gerelateerd dient te zijn aan de te behartigen belangen. Voor zover na te gaan is valt het venten als zodanig niet onder de Dienstenrichtlijn. Daarbij moet wel de opmerking worden gemaakt dat dit afhankelijk is van wat er aan de deur wordt verkocht. Een energie- of telefonieleverancier die huis-aan-huis klanten werft waarbij aan de deur een contract wordt ondertekend valt onder de noemer dienstenverlening en valt dat niet onder het venten.

Het tijdelijk stilstaan in afwachting van klanten is geen venten. Het helpen van klanten waarbij er gewacht dient te worden voordat de klant het al dan niet te bakken product ter hand kan worden gesteld is wel mogelijk.

In de thans nog geldende Beleidsregel standplaats- en ventvergunningen is vermeld dat bij venten niet op een locatie langer dan één uur achtereenvolgend mag worden stilgestaan.  Dit dient te worden gewijzigd in die zin dat dit niet langer dan 10 minuten mag zijn, zodat bij de landelijke benadering wordt aangesloten. 

Overlast kan onder het openbare ordebegrip worden gebracht, indien deze een aantasting is van of een duidelijke inbreuk maakt op de maatschappelijke orde zoals deze geldt in Nederland. Wel kunnen nadere eisen gesteld worden in het belang van de openbare orde/openbare veiligheid (waaronder dus vallen: overlast en verkeersveiligheid).

2.1.2   Stellen van nadere regels bij het venten

Bij het ventverbod in artikel 5:15 van de Algemene Plaatselijke Verordening is aangegeven dat het college nadere regels kan stellen. Het wordt wenselijk geacht om tot de vaststelling te komen van nadere regels. Immers zonder deze regels heeft de venter wel veel vrijheid bij het venten. Juist door die nadere regels kan het venten in goede banen worden geleid. Het is tevens van belang dat de venters weten wat mag en kan. Bij een handhavingsactie dient de gemeente een goede argumentatie te hebben om te kunnen corrigeren. Zolang er geen excessen zijn is er niets aan de hand maar wanneer zich een probleem voordoet moet de gemeente adequaat kunnen (laten) optreden om te handhaven.       

Er kan tegen venten worden opgetreden, zodra er sprake is van venten waardoor de openbare orde, openbare veiligheid en volksgezondheid in gevaar komt. Deze belangen worden geacht te worden behartigd wanneer rekening wordt gehouden met de volgende aspecten:

-    Als het verkeer door een venter in zijn doorgang wordt belemmerd.

-    Er wordt een afstandscriterium van 250 meter gehanteerd bij strandovergangen, parkeerplaatsen, parkeerterreinen, kerken, scholen, cafetaria’s, restaurants, eethuisjes, braderieën en evenementen.

-    Het is verboden om tijdens het venten alcohol en/of sigaretten te verstrekken.

-    De venter mag van maandag tot en met zaterdag van 08.00 uur tot 19.00 uur en op zondag van 13.00 uur tot 17.00 uur venten.

-    De venter mag niet langer dan tien minuten achtereenvolgend stil staan op een locatie. Een volgende locatie dient ten minste 100 meter verder te liggen dan de vorige locatie. Eenzelfde locatie, of binnen 100 meter daarvan, mag niet binnen één uur wederom worden ingenomen.

-    Er mag op het strand, in het buitengebied, de veerdam en de fietspaden niet worden gevent. 

-    Een venter mag geen gebruik maken van luidsprekers, versterkers en andere middelen ter versterking van het geluid.

-    Het is de venter verboden om met meer dan één voertuig te venten.

     

2.1.3  Maximum aantal venters

De Afdeling bestuursrechtsspraak van de Raad van State heeft bepaald, dat het in het belang van de openbare orde kan zijn om het aantal vergunningsvrije venters aan een maximum te binden. Het aantal te verlenen vergunningen kan worden beperkt tot een van tevoren vastgesteld maximum als de openbare orde in gevaar wordt gebracht. Dit geldt enkel als er sprake is van een vergunningstelsel en dat wordt nu niet meer gehanteerd. Nu er geen vergunningplicht (meer) bestaat om te kunnen venten en ook is afgezien van een meldingsplicht, is het de verantwoordelijkheid van de ambulante handelaren te venten op een wijze die recht doet aan het APV-artikel.

2.1.4  Handhaving

Uitgangspunt is dat de overtreding onmiddellijk beëindigd moet worden. Wanneer venten tendeert naar het innemen van een standplaats zal corrigerend worden opgetreden. 

2.1.5   Standplaats

Artikel 5:17  Begripsbepaling

In deze afdeling wordt verstaan onder standplaats: het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel.

Onder standplaats wordt niet verstaan:

een vaste plaats op een jaarmarkt of markt als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder h, van de Gemeentewet;

een vaste plaats op een evenement als bedoeld in artikel 2:24.

2.1.6   Standplaatsvergunning en weigeringsgronden

Artikel 5:18   Standplaatsvergunning en weigeringsgronden

Het is verboden zonder vergunning van het college een standplaats in te nemen of te hebben.

Het college weigert de vergunning wegens strijd met een geldend bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit.

Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de vergunning worden geweigerd:

indien de standplaats hetzij op zichzelf hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand;

indien als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel van de gemeente redelijkerwijs te verwachten is dat door het verlenen van een vergunning voor een standplaats voor het verkopen van goederen een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt.

De in artikel 1:8 van de A.P.V. genoemde weigeringsgronden zijn:

   −    de openbare orde,

−    de openbare veiligheid;

−    de volksgezondheid;

−    de bescherming van het milieu.

Artikel 5:19   Toestemming rechthebbende

Het is de rechthebbende op een perceel verboden toe te staan dat daarop zonder vergunning van het college standplaats wordt of is ingenomen.

Artikel 5:20 Afbakeningsbepalingen

Het verbod van artikel 5:18, eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet milieubeheer, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken of het Provinciaal wegenreglement.

De weigeringsgrond van artikel 5:18, derde lid, onder a, is niet van toepassing op bouwwerken.

2.1.7   Privaatrechtelijke bevoegdheid

In de meeste gevallen zullen de standplaatsen in de gemeente worden ingenomen op een stuk grond dat in eigendom van de gemeente is. Naast de publiekrechtelijke bevoegdheid als vergunningverlenende instantie, is de gemeente ook privaatrechtelijk bevoegd als grondeigenaar.

Gronden die in eigendom van de gemeente zijn, kunnen normaal en bijzonder worden gebruikt. Onder normaal gebruik dient te worden volstaan het gebruik overeenkomstig de bestemming. Bijvoorbeeld het parkeren van auto’s op het parkeerterrein. Normaal gebruik dient door de gemeente te worden geduld en mag niet afhankelijk worden gesteld van een privaatrechtelijke toestemming. Bijzonder gebruik is gebruik op een andere wijze dan overeenkomstig de bestemming. Bijvoorbeeld het plaatsen van een tent op een parkeerterrein. Bijzonder gebruik mag afhankelijk worden gesteld van een privaatrechtelijke toestemming van de eigenaar van de grond.

De overheid als eigenaar van de gronden neemt een andere positie in dan een andere eigenaar. Dit is wel gebleken uit de jurisprudentie van de afgelopen jaren. De gemeente mag haar privaatrechtelijke bevoegdheid als eigenaar van een stuk grond niet gebruiken om te regelen wat via de publiekrechtelijke weg geregeld kan/dient te worden of juist niet geregeld kan of mag worden.

Met het bij dit beleid aanwijzen van standplaatsen wordt voor de betreffende locaties expliciet aangegeven dat er geen bezwaar bestaat tegen het op dat stuk grond innemen van een standplaats.

Uiteraard is wel een standplaatsvergunning vereist alvorens standplaats mag worden ingenomen.

De gemeente mag als eigenaar van een stuk grond uiteraard wel voorschriften stellen aan het gebruik van de grond. Daarbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan het stellen van de voorwaarde dat het stuk grond schoon wordt achtergelaten. Ook is het zo dat de gemeente voor het gebruik van de grond een adequate vergoeding mag vragen. De enige beperking hierin is dat die vergoeding niet zo hoog mag zijn dat daarmee privaatrechtelijk wordt tegengegaan wat publiekrechtelijk moet worden toegestaan. De gemeente behoeft de vergunninghouder niet toe te laten op de standplaats voordat overeenstemming is bereikt over de gebruiksvoorwaarden en de vergoeding.

2.1.8    Standplaatsenbeleid

Het gemeentebestuur kan beleid vaststellen voor de uitgifte van standplaatsvergunningen aan de hand van de hierboven genoemde gronden. Ofschoon ook het ongeoorloofd innemen van een standplaats natuurlijk geen reden is om beleid aan te passen, immers verkeerd gedrag wordt dan beloond, kan een uitbreiding van het aantal standplaatslocaties een optie zijn om problemen in de toekomst te voorkomen. Een tweede argument is dat deze uitbreiding een kwalitatieve en kwantitatieve verbetering kan zijn van het voorzieningenniveau, zowel voor de eigen inwoners als voor onze gasten. Ook moet worden gekeken of uitbreiding van het aantal standplaatsen past in een toeristische visie.

Er wordt niet nader ingegaan bij wat voor evenementen standplaats mag worden ingenomen. Ook is geen aandacht besteed aan de organisatie van de evenementen. Denkbaar is dat een organisatie van een evenement geen standplaats wil in de buurt van het evenement, of zelf iets wil organiseren.

Jaarlijks komen er weinig of geen aanvragen van ondernemers die hier gedurende korte of langere tijd een standplaats in willen nemen om hun goederen of diensten aan te bieden. Het uiterlijk aanzien van het eiland Ameland en de daarin gelegen dorpen, met de karakteristieke landschappelijke en natuurwetenschappelijke natuurwaarden, is er niet mee gebaat wanneer er verscheidene standplaatsen zouden kunnen worden ingenomen en ter zake een ruimhartig beleid wordt gevoerd. Genoemde waarden zijn nader omschreven in onder meer bestemmingsplannen en beleidsnota's. Het uitgangspunt bij het te voeren standplaatsenbeleid is in principe terughoudendheid met betrekking tot de toelating van afzonderlijke standplaatsen. Dit is uiteraard onverminderd de invloed van de andere weigeringsgronden. Alles overziende is er vooralsnog geen aanleiding om extra standplaatsen te komen.

Op Ameland kan momenteel op de volgende locaties een standplaats worden ingenomen:

Kerkplein te Nes.

hoek J.W. Burgerstraat/Spinhuisstraat te Hollum.

2.1.9  Voorwaarden standplaatsen

De belangen worden geacht te worden behartigd wanneer rekening wordt gehouden met de          volgende aspecten:

Standplaatsvergunningen worden per jaar verleend.      

De vergunning wordt in principe verleend aan degene die het voorgaande jaar de standplaats innam, indien de vergunninghouder ermee stopt, kan de vergunning niet worden doorverkocht. Deze is persoonsgebonden.           

Bij eventueel verlies van een vaste standplaats door een wijziging van de standplaatslocatie zal de gemeente medewerking verlenen voor het zoeken naar een alternatieve standplaats.

Er wordt geen recht opgebouwd voor een specifieke locatie.   

Uitgifte vindt plaats aan de hand van schriftelijke aanvragen.

Er wordt geen wachtlijst opgesteld indien het aantal aanvragen de beschikbare locaties overtreft.

Voor de inschrijving voor een nieuwe of vrijgekomen standplaats wordt een termijn gegeven.

Bij meer belangstellenden voor een standplaats, beslist loting.

De vergunninghouder dient het voornemen om zijn standplaats over te willen dragen tijdig kenbaar te maken aan de gemeente.

Gegadigden moeten zich binnen 2 weken na de bekendmaking schriftelijk melden.

Gegadigden die overeenstemming hebben met degene die de opstallen, goodwill, etc. wil overdragen en akkoord gaat met de condities die de gemeente ter zake stelt, hebben voorkeur in de toewijzing.

De vergunninghouder is verplicht er zorg voor te dragen dat zijn standplaats steeds een goed verzorgd aanzien biedt.

Er worden uitsluitend incidentele standplaatsvergunningen verleend voor de tijdsduur van maximaal twee dagdelen:

de morgen van 09.00 uur tot 12.00 uur;

de middag van 12.00 uur tot 18.00 uur.

De vergunninghouder mag niet eerder dan 08.00 uur beginnen met de opbouw van de standplaats en deze dient volledig ontruimd te zijn voor 19.00 uur.

  Onmiddellijk na afloop van de verkoopactiviteiten dient de gebruikte locatie en de directe omgeving te worden schoongemaakt en in de oorspronkelijke staat te worden opgeleverd.

   Vergunningen kunnen worden verleend voor één of twee dagdelen van dezelfde dag.

   De maximale afmeting van de standplaats is 6 m².

   Gedurende een dag wordt maximaal één standplaatsvergunning per locatie verleend.

   Voor feestdagen en evenementen worden geen incidentele vergunningen verleend     indien standplaatsen reeds uitgegeven worden op grond van feest- of evenementvergunningen verleend door de burgemeester.

  Aanwijzingen van de politie en van de toezichthouder dienen stipt en terstond te worden opgevolgd.

  Tijdens het gebruik van de vergunning is de vergunninghouder gehouden te  doen en na te laten hetgeen redelijkerwijs gevergd kan worden om overmatig hinder en/of schade aan derden te voorkomen.

   Het is de vergunninghouder verboden gebruik te maken van luidsprekers, versterkers of enig ander geluidsapparaat. De vergunninghouder dient zich, op eerste verzoek van een toezichthouder of de politie, te kunnen legitimeren door middel van een door een officiële instantie afgegeven identiteitsbewijs.

De vergunning kan worden ingetrokken wanneer de vergunninghouder het bij of krachtens deze beleidsregels bepaalde overtreedt, zich schuldig maakt aan wangedrag of bedrog dan wel het verkeersbelang dit eist.

De vergunninghouder dient voldoende verzekerd te zijn tegen vorderingen tot schadevergoeding waartoe hij als gebruiker van een verkoopinrichting krachtens wettelijke aanprakelijkheidsbepalingen zou kunnen worden verplicht wegens aan derden toegebrachte schade.

De vergunninghouder is verplicht zijn standplaats vanaf zonsondergang voorzien te hebben van een deugdelijke verlichting, waarmee de gestalde goederen helder verlicht dienen te zijn. 

Voorkomen dient te worden dat er handel zou worden gedreven in standplaatsvergunningen. Het feit dat de vergunning persoonsgebonden is, voorkomt deze mogelijkheid.

2.1.10   Aanvragen

Om op tijd zicht te hebben op de hoeveelheid aanvragen, dienen aanvragen van standplaatshouders die prijs stellen op voortzetting van hun plaats hun aanvraag voor het komende jaar voor 15 december in gediend te hebben. Indien geen aanvraag binnenkomt, kan worden vastgesteld dat geen prijs meer wordt gesteld op de standplaats. Hiermee komt een vaste standplaats vrij. Om eenvormigheid te krijgen in de aanvragen zal een aanvraagformulier worden opgesteld. Alleen aanvragen per aanvraagformulier worden behandeld. Een aanvraag moet voor het komende jaar vóór 15 december worden ingediend. Bij niet of te laat indienen van een aanvraag vervalt het recht op de standplaats. Deze standplaats komt dan vrij voor een andere ondernemer. Alleen aanvragen per aanvraagformulier worden behandeld.

3.1  Evaluatie

Het in deze notitie vastgelegde beleid, heeft een geldigheidsduur van 5 jaar. In deze 5 jaar wordt bij aanvragen om vergunning op grond van artikel 5.2.3 van de Algemene Plaatselijke Verordening Ameland gehandeld overeenkomstig het in deze notitie vastgelegde beleid, tenzij dat voor één of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met het beleid te dienen doelen. Na een jaar, nadat het nieuwe beleid is vastgesteld, deze 5 jaar, of eerder als daartoe omstandigheden zijn, zal dit beleid worden geëvalueerd en zal worden beoordeeld of de wensen van ondernemers, de omstandigheden en/of de inzichten over het standplaatsenbeleid zich hebben gewijzigd en aanleiding geven dit beleid te wijzigen.

4.1 Citeerartikel

Deze beleidsregels kunnen orden aangehaald als “Beleidsregel Standplaatsen en Venten

5.1  Inwerkingtreding

Deze regels treden in werking op 14 januari 2016. Op die datum vervalt de eerdere Beleidsregel standplaatsen− en ventvergunningen van 16 december 2003.