Regeling vervallen per 23-10-2018

Besluit van het algemeen bestuur van Regio Rivierenland houdende taken en inhoud gemeenschappelijke regeling Regeling Regio Rivierenland

Geldend van 10-03-2017 t/m 15-03-2018

Intitulé

Regeling Regio Rivierenland

HOOFDSTUK I. BEGRIPSBEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1. In deze gemeenschappelijke regeling wordt verstaan onder:

    • a.

      de regeling: deze gemeenschappelijke regeling;

    • b.

      de gemeenten: de gemeenten die aan de regeling deelnemen;

    • c.

      het openbaar lichaam: het openbaar lichaam, bedoeld in artikel 2 van de regeling;

    • d.

      gedeputeerde staten: gedeputeerde staten van Gelderland;

    • e.

      de wet: de Wet gemeenschappelijke regelingen;

    • f.

      het gemeenschappelijk lid: het lid van het Algemeen Bestuur dat is aangewezen door de gezamenlijke raden van alle gemeenten op basis van door die raden gezamenlijk te vervaardigen profielschets;

    • g.

      portefeuillehouder: een lid van het algemeen bestuur met een bijzonder aandachtsgebied.

  • 2. Waar in deze gemeenschappelijke regeling artikelen van de Gemeentewet, van enige andere wet of enig ander wettelijk voorschrift van overeenkomstige toepassing zijn, wordt gelezen in plaats van:

    • a.

      de gemeente: Regio Rivierenland;

    • b.

      de raad: het Algemeen Bestuur;

    • c.

      het college het Dagelijks Bestuur;

    • d.

      de burgemeester: de voorzitter;

    • e.

      de secretaris: de secretaris.

HOOFDSTUK II. HET OPENBAAR LICHAAM

Artikel 2 Naam en vestigingsplaats

  • 1. Er is een openbaar lichaam, genaamd Regio Rivierenland.

  • 2. Het in het eerste lid genoemde openbaar lichaam is gevestigd te Tiel.

Artikel 3 Bestuur

  • 1. Het bestuur van het openbaar lichaam bestaat uit:

    • a.

      het Algemeen Bestuur;

    • b.

      het Dagelijks Bestuur;

    • c.

      de voorzitter.

  • 2. Het Algemeen Bestuur is bevoegd commissies als bedoeld in artikel 24, eerste en tweede lid, en 25, eerste lid, van de wet in te stellen.

HOOFDSTUK III. BELANGEN TEN BEHOEVE WAARVAN DE REGELING IS AANGEGAAN EN DE TAKEN EN BEVOEGDHEDEN VAN HET OPENBAAR LICHAAM

Artikel 4 Belangen

  • 1. In het kader van deze gemeenschappelijke regeling kunnen de gemeenschappelijke belangen van de gemeenten worden behartigd op de volgende gebieden:

    • a.

      algemeen bestuur;

    • b.

      verkeer, vervoer en waterstaat;

    • c.

      economische zaken;

    • d.

      onderwijs;

    • e.

      cultuur en recreatie;

    • f.

      sociale voorzieningen en maatschappelijke dienstverlening;

    • g.

      volksgezondheid en milieu;

    • h.

      ruimtelijke ordening en volkshuisvesting;

    • i.

      financiering en algemene dekkingsmiddelen;

    • j.

      staf en ondersteuning.

  • 2. De behartiging van de belangen, bedoeld in het eerste lid vindt in ieder geval, plaats door:

    • a.

      de bevordering van overleg tussen de gemeenten ter afstemming van beleidsmaatregelen van de gemeenten;

    • b.

      de bevordering van gezamenlijke standpunten van de gemeenten ten behoeve van overleg met andere organisaties en de vertegenwoordiging van de gemeenten, voor zover deze daarom verzoeken dan wel instemmen, en

    • c.

      de samenwerking en het overleg met overheden en organisaties buiten het grondgebied van de gemeenten.

Artikel 5 Taken

  • 1. Het openbaar lichaam is in ieder geval belast met de uitvoering van de volgende taken:

    • a.

      vervallen

    • b.

      de uitvoering van de bijzondere controle ten aanzien van de rechtmatigheid van uitkeringen krachtens sociale zekerheidswetgeving waarvan de uitvoering aan de gemeenten is opgedragen.

    • c.

      de instandhouding van een gemeenschappelijk inkoopbureau.

    • d.

      het organiseren van het vraagafhankelijke sociaal recreatief vervoer van inwoners in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

    • e.

      de uitvoering van het Ambitiedocument Regio Rivierenland dan wel een daarvoor in de plaats tredend regionaal beleidsdocument.

  • 2. In aanvulling op het eerste lid kunnen door het algemeen bestuur aanvullende taken voor een of meerdere gemeenten worden opgenomen in bijlage 1. De regeling hoeft daartoe niet te worden gewijzigd. Het algemeen bestuur gaat hiertoe niet over dan na goedkeuring van de gemeenten voor wie de betreffende taken zullen worden uitgevoerd. De verdere voorwaarden ten aanzien van de taakuitvoering worden bij dienstverleningsovereenkomst tussen de betreffende gemeente en Regio Rivierenland vastgelegd.

  • 3. De in het tweede lid genoemde dienstverleningsovereenkomst, bevat in elk geval een bepaling over de door de gemeente voor de uitvoering van de betreffende taak verschuldigde bijdrage.

  • 4. De bijdrage als bedoeld in het derde lid, dient afdoende te zijn voor een kostendekkende taakuitvoering.

Artikel 6 Beperking deelname

  • 1. Ten behoeve van een deelnemende gemeente kan, op verzoek van die gemeente, een of meerdere taken als genoemd in artikel 5 niet worden uitgevoerd. In deze regeling wordt opgenomen welke taken voor welke gemeenten niet worden uitgevoerd.

  • 2. Indien op grond van het bepaalde in lid 1 een of meerdere taken voor een deelnemende gemeente niet worden uitgevoerd worden in afwijking van het bepaalde in artikel 28, tweede lid en artikel 30, vijfde lid de kosten die verbonden zijn aan de uitvoering van deze taken niet ten laste van deze gemeente gebracht.

  • 3. Het bestuurslid aangewezen uit het bestuur van de gemeente waarvoor een of meerdere taken niet worden uitgevoerd, onthoudt zich met betrekking tot die taken van deelname aan de stemmingen die betrekking hebben op de taakuitvoering en op de vaststelling van de gemeentelijke bijdrage voor die taken.

  • 4. De taak genoemd in artikel 5, eerste lid, onder b, wordt door het openbaar lichaam niet uitgevoerd ten behoeve van de gemeente Lingewaal;

    De taak genoemd artikel 5, eerste lid, onder c, wordt door het openbaar lichaam niet uitgevoerd ten behoeve van de gemeente West Maas en Waal.

Artikel 7 Bevoegdheden

  • 1. Ten behoeve van de uitvoering van de in artikel 5, eerste lid, onderdeel b, genoemde taken komen aan het bestuur van het openbaar lichaam alle bevoegdheden tot regeling en bestuur toe als die daarvoor bij of krachtens enig wettelijk voorschrift aan de gemeentebesturen zijn of worden toegekend, met dien verstande dat aan het bestuur van het openbaar lichaam niet de bevoegdheid wordt overgedragen belastingen of rechten te heffen.

  • 2. De bestuursorganen van de gemeenten oefenen hun bevoegdheden tot regeling en bestuur niet uit ten aanzien van gemeentelijke taken, genoemd in artikel 5, eerste lid, onderdeel b.

  • 3. vervallen.

  • 4. vervallen.

  • 5. Ten behoeve van de uitvoering van de in artikel 5, eerste lid, onder d, genoemde taken komt aan het bestuur van het openbaar lichaam de bevoegdheid toe tot

    • a.

      het zorgdragen voor de inkoop van diensten en het beheer daarvan;

    • b.

      het vervullen van de rol van opdrachtgever bij overeenkomsten met vervoerders en de regiecentrale, en

    • c.

      het zorgdragen voor de ondersteuning en organisatie van het regionale vervoersoverleg.

  • 6. Ten behoeve van de uitvoering van de in artikel 5, tweede lid, bedoelde taken worden de daarbij behorende bevoegdheden door de betreffende bestuursorganen van de deelnemende gemeenten door middel van een besluit tot mandaat verleend aan respectievelijk het bestuur of de ambtenaren van het openbaar lichaam.

  • 7. Ten behoeve van de uitvoering van de in artikel 5, eerste lid, onder e, genoemde taak komt aan het bestuur van het openbaar lichaam de bevoegdheid toe om algemeen verbindende voorschriften vast te stellen om subsidies te kunnen verstrekken.

HOOFDSTUK IV. HET ALGEMEEN BESTUUR

Artikel 8 Aantal leden

  • 1. Het Algemeen bestuur bestaat uit evenveel leden als er lidgemeenten zijn plus één. De leden worden aangewezen op de wijze zoals in dit hoofdstuk is bepaald.

  • 2. Voor ieder lid wordt een plaatsvervanger aangewezen, met dien verstande dat voor de plaatsvervanger van het gemeenschappelijk lid als bedoeld in artikel 14 het bepaalde in het tweede lid van dat artikel van toepassing is.

Artikel 9 Zetelverdeling

  • 1. De verdeling van de in het voorgaande artikel bedoelde zetels geschiedt door aan elke gemeente één zetel toe te kennen.

  • 2. Naast de in lid 1 van dit artikel genoemde zetels wordt één zetel toegekend aan de gezamenlijke raden van alle deelnemende gemeenten ten behoeve van het benoemen van het gemeenschappelijk lid als bedoeld in artikel 1 lid 1 onder j van deze regeling. Het gezamenlijk lid wordt aangewezen door de meerderheid van de raden van alle deelnemende gemeenten.

  • 3. De leden hebben in de vergaderingen van het Algemeen Bestuur stemrecht in de omvang waarin het inwonertal van de gemeente die hem/haar heeft aangewezen zich verhoudt tot het inwonertal van alle deelnemende gemeenten, een en ander afgerond op honderdtallen inwoners. Het gemeenschappelijk lid komt een stem toe.

  • 4. Voor de bepaling van de inwonertallen wordt uitgegaan van de door het Centraal bureau voor de Statistiek openbaar gemaakte bevolkingscijfers per 1 januari van het jaar waarin de aanwijzing van de leden van het Algemeen Bestuur plaatsvindt.

Artikel 10 Onverenigbare functies

Het lidmaatschap van het Algemeen Bestuur is onverenigbaar met de betrekking van ambtenaar door of vanwege het bestuur van het openbaar lichaam aangesteld of daaraan ondergeschikt. Voor de toepassing van deze bepaling wordt onder ambtenaar mede verstaan degene die op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht in dienst van het openbaar lichaam werkzaam is.

Artikel 11 Einde en aanvang lidmaatschap Algemeen Bestuur

  • 1. Het lidmaatschap van het Algemeen Bestuur eindigt op de dag waarop de zittingsperiode van de gemeenteraden afloopt.

  • 2. De raden van de gemeenten beslissen in de eerste vergadering van elke zittingsperiode over de aanwijzing van nieuwe leden en nieuwe plaatsvervangend leden van het Algemeen Bestuur van deze regeling. Afgetreden leden kunnen terstond weer opnieuw als lid worden aangewezen.

  • 3. Indien tussentijds een zetel in het Algemeen Bestuur vacant is geworden wijst de gemeenteraad die dit aangaat - in geval van het gemeenschappelijk lid de gezamenlijke gemeenteraden op basis van een profielschets als bedoeld in artikel 1 eerste lid, sub f, van deze regeling - in zijn eerstvolgende vergadering een ander lid aan ter voorziening in de vacature.

Artikel 12 Kennisgeving aanvang en einde lidmaatschap Algemeen Bestuur

  • 1. Van elke aanwijzing tot lid van het Algemeen Bestuur geven burgemeester en wethouders van de gemeente die zulks aangaat binnen acht dagen kennis aan de voorzitter van het openbaar lichaam.

  • 2. Indien een lidmaatschap van het Algemeen Bestuur op grond van artikel 13, tweede lid, van de wet eindigt geven burgemeester en wethouders van de gemeente die zulks aangaat daarvan kennis aan de voorzitter van het openbaar lichaam binnen acht dagen nadat het voorzitterschap of het lidmaatschap van de gemeenteraad danwel het wethouderschap is geëindigd.

HOOFDSTUK V HET DAGELIJKS BESTUUR

Artikel 13 Samenstelling Dagelijks Bestuur

  • 1. Het aantal leden van het Dagelijks Bestuur bedraagt ten minste drie, onverminderd het bepaalde in artikel 14, derde lid, van de wet.

  • 2. De leden van het Algemene Bestuur benoemen de leden van het Dagelijks Bestuur uit hun midden.

  • 3. De aanwijzing van de leden van het Dagelijks Bestuur geschiedt in de eerste vergadering van het Algemeen Bestuur in zijn nieuwe samenstelling.

  • 4. Beëindiging van het lidmaatschap van het Algemeen Bestuur brengt van rechtswege het einde van het lidmaatschap van het Dagelijks Bestuur met zich.

  • 5. De aanwijzing van de leden van het Dagelijks Bestuur ter vervulling van plaatsen die door overlijden, ontslag of om een andere reden tussentijds zijn opengevallen vindt plaats binnen twee maanden na het tijdstip waarop de vacature is ontstaan. Indien een vacature in het Dagelijks Bestuur gepaard gaat met een vacature in het Algemeen Bestuur dan vindt de aanwijzing van een nieuw lid van het Dagelijks Bestuur plaats binnen twee maanden nadat door de gemeenteraad die zulks aangaat is voorzien in de vacature in het Algemeen Bestuur.

HOOFDSTUK VI DE VOORZITTER

Artikel 14 Benoemingsprocedure

  • 1. In de eerste vergadering van het Algemeen Bestuur in zijn nieuwe samenstelling benoemt het Algemeen Bestuur het gemeenschappelijk lid tot Voorzitter.

  • 2. Door het Algemeen Bestuur wordt uit de overige leden van het Dagelijks bestuur, als bedoeld in artikel 13, tweede lid, een plaatsvervangend voorzitter benoemd.

HOOFDSTUK VII VERANTWOORDELIJKHEDEN

Artikel 15 Interne inlichtingen- en verantwoordingsverplichtingen

  • 1. De leden van het Dagelijks Bestuur zijn, tezamen en ieder afzonderlijk, aan het Algemeen Bestuur verantwoording schuldig voor het door het Dagelijks Bestuur gevoerde beleid.

  • 2. Zij geven, gezamenlijk of ieder afzonderlijk, uit eigen beweging dan wel op verzoek van het Algemeen Bestuur of een of meer leden daarvan, aan het Algemeen Bestuur alle inlichtingen die nodig zijn voor een juiste beoordeling van het door het Dagelijks Bestuur gevoerde beleid.

  • 3. De aflegging van verantwoording als bedoeld in het eerste lid, alsmede het na voorafgaand verzoek verstrekken van inlichtingen als bedoeld in het tweede lid geschieden op de wijze zoals is aangegeven in het reglement van orde voor de vergaderingen van het Algemeen Bestuur.

  • 4. Een verzoek om inlichtingen te verschaffen en/of verantwoording af te leggen kan uitsluitend worden geweigerd indien dit in strijd zal zijn met het openbaar belang.

  • 5. Het Algemeen Bestuur is bevoegd in het reglement van orde voor zijn vergadering nadere regels te stellen ten aanzien van de wijze waarop door het Dagelijks Bestuur dan wel de leden daarvan inlichtingen dienen te worden verschaft respectievelijk verantwoording dient te worden afgelegd.

  • 6. het bepaalde in het eerste tot en met vijfde lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de voorzitter en de bestuurscommissies als bedoel in artikel 3, tweede lid.

  • 7. vervallen.

Artikel 16 Externe inlichtingen- en verantwoordingsverplichtingen

  • 1. Het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur geven aan de raden van de gemeenten uit eigen beweging of op verzoek van de raden of één of meer leden daarvan alle inlichtingen die nodig zijn voor een juiste beoordeling van het door hun gevoerde beleid.

  • 2. Een lid van het Algemeen Bestuur verschaft de raad die hem heeft aangewezen alle inlichtingen die door de raad of een of meer leden daarvan worden verlangd.

  • 3. De leden van het Algemeen Bestuur zijn aan de raden die hen hebben aangewezen verantwoording schuldig voor het door hen in dat bestuur gevoerde beleid.

  • 4. Het op verzoek verstrekken van inlichtingen als bedoeld in het eerste en tweede lid alsmede het afleggen van verantwoording als bedoeld in het derde lid geschiedt op de wijze zoals die in het reglement van orde voor de vergaderingen van de raad is bepaald.

  • 5. De verstrekking van inlichtingen kan door het orgaan c.q. door degene die deze moet verschaffen uitsluitend worden geweigerd indien dit in strijd zal zijn met het openbaar belang.

Artikel 17 Tussentijds ontslag leden Algemeen Bestuur

  • 1. De raad van de gemeente die dit aangaat is bevoegd het door haar in het Algemeen Bestuur benoemde lid tussentijds ontslag te verlenen indien hij/zij het vertrouwen van de raad die dit aangaat niet meer bezit. Het ontslagbesluit vermeldt de gronden waarop dit berust.

  • 2. De gezamenlijke gemeenteraden zijn bevoegd het gemeenschappelijk lid tussentijds ontslag te verlenen indien hij/zij het vertrouwen van de meerderheid van de raden van de deelnemende gemeenten niet meer bezit. Het ontslagbesluit wordt genomen bij meerderheid van de raden van de deelnemende gemeenten en vermeldt de gronden waarop dit berust.

HOOFDSTUK VIII INFORMATIE VAN DE GEMEENTEN AAN HET BESTUUR VAN HET OPENBAAR LICHAAM

Artikel 18 (Verzoek om) bekendmaking standpunt

  • 1. De raden, de colleges van burgemeester en wethouders en de burgemeesters van de gemeenten kunnen ten aanzien van de bij hen in voorbereiding zijnde besluiten de zienswijze vragen van de geëigende organen van het openbaar lichaam voor zover redelijkerwijs mag worden verondersteld dat deze besluiten van belang zijn voor het openbaar lichaam en/of de andere deelnemende gemeenten.

  • 2. De organen van het openbaar lichaam kunnen in het kader van de uitvoering van de aan hen opgedragen taken ook ongevraagd hun zienswijze kenbaar maken ten aanzien van de in het eerste lid bedoelde besluiten of voornemens tot vaststelling daarvan.

Artikel 19 Opschorting besluitvorming of uitvoering ten behoeve van overleg

  • 1. De raden, de colleges van burgemeester en wethouders en de burgemeesters van de gemeenten zullen, daartoe door het competente orgaan van het openbaar lichaam verzocht, de in artikel 18, eerste lid bedoelde besluiten c.q. de uitvoering daarvan opschorten voor een periode van ten hoogste zes weken na verzending van het daartoe strekkende verzoek teneinde gedurende die periode overleg te voeren met het orgaan dat zich met het verzoek tot hen heeft gericht.

  • 2. In spoedeisende gevallen kunnen de raden, de colleges van burgemeester en wethouders en de burgemeesters van de gemeenten het in het eerste lid bedoelde verzoek daarvan om opschorting van de besluitvorming c.q. de uitvoering daarvan terzijde leggen. Daarbij wordt aan het orgaan dat om opschorting heeft verzocht medegedeeld op welke gronden aan dat verzoek geen gevolg kan worden gegeven.

HOOFDSTUK IX VERGOEDINGEN

Artikel 20 Vergoedingen

  • 1. Het Algemeen Bestuur stelt krachtens het bepaalde in artikel 21, eerste lid van de wet de nodige regelen ten aanzien van de vergoedingen aan de leden van het bestuur van het openbaar lichaam voor hun werkzaamheden en ten aanzien van de tegemoetkoming die zij in de kosten kunnen ontvangen.

  • 2. Een regeling als in het voorgaande lid bedoeld wordt niet vastgesteld dan nadat de besturen van de gemeenten in de gelegenheid zijn gesteld hun zienswijze daaromtrent kenbaar te maken.

HOOFDSTUK X DE AMBTENAREN VAN HET OPENBAAR LICHAAM

Artikel 21 Secretaris

  • 1. Het Dagelijks Bestuur besluit omtrent benoeming, schorsing en ontslag van de secretaris. Deze wordt bij verhindering of ontstentenis vervangen door een door het Dagelijks Bestuur aan te wijzen ambtenaar van het openbaar lichaam.

  • 2. De secretaris staat het Algemeen Bestuur, het Dagelijks Bestuur, de voorzitter en, indien deze zijn ingesteld, de bestuurscommissies als bedoel in artikel 3, tweede lid, bij alles wat de hen opgedragen taak aangaat, terzijde.

  • 3. Door de secretaris worden alle stukken, die van het Algemeen en het Dagelijks

    Bestuur uitgaan mede ondertekend.

  • 4. Het Dagelijks Bestuur kan voor de secretaris een instructie vaststellen, gehoord het Algemeen Bestuur.

Artikel 22 Directeuren

  • 1. Het Dagelijks Bestuur besluit omtrent benoeming, schorsing en ontslag van de

    directeuren.

  • 2. Vervallen.

  • 3. Het Dagelijks Bestuur kan voor de in het eerste lid genoemde functionarissen een instructie vaststellen.

Artikel 23 Overige ambtenaren en medewerking gemeenteambtenaren

  • 1. Het Dagelijks Bestuur beslist over de benoeming, schorsing en ontslag van de overige ambtenaren van het openbaar lichaam.

  • 2. Het Dagelijks Bestuur kan voor de uitvoering van bepaalde, daarvoor in aanmerking komende werkzaamheden, een verzoek aan één of meer van de deelnemende gemeenten richten teneinde de medewerking van ambtenaren van die gemeenten te verkrijgen voor de uitvoering van de aan het openbaar lichaam opgedragen taken.

  • 3. De ambtenaren van de gemeenten die ingevolge het tweede lid met werkzaamheden ten behoeve van het openbaar lichaam zijn belast, zijn ten aanzien van de uitvoering van hun werkzaamheden verantwoording schuldig aan de secretaris; zij gedragen zich naar de aanwijzingen die terzake van de uitvoering van de werkzaamheden door de secretaris worden gegeven.

  • 4. Het Algemeen Bestuur stelt een regeling vast betreffende de gevallen waarin aan de gemeenten de medewerking als bedoeld in het voorgaande lid wordt vergoed alsmede omtrent de hoogte van de alsdan aan de gemeenten toe te kennen vergoeding.

Artikel 24 Rechtspositie

Het Dagelijks Bestuur regelt overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 125 en 134 van de Ambtenarenwet de rechtspositie van de secretaris en de overige personeelsleden van het openbaar lichaam.

Artikel 24a Vervallen

HOOFDSTUK XI. FINANCIËLE BEPALINGEN

Artikel 25 Vervallen

Artikel 26 Vervallen

Artikel 27 Procedure bij wijziging begroting

  • 1. Het bepaalde in artikel 35, eerste, derde en vierde lid, van de wet is niet van toepassing op af- en overschrijvingen op de posten van de begroting, alsmede op andere ontwerpwijzigingen voor zover daaruit geen verhoging van de gemeentelijke bijdragen voortvloeit.

  • 2. Het Dagelijks Bestuur biedt een voorstel tot af- of overschrijving of tot een andere wijziging bedoeld in het eerste lid uiterlijk drie weken voor de voorgenomen datum van vaststelling aan het Algemeen Bestuur aan.

  • 3. Vervallen.

Artikel 28 Gemeentelijke Bijdragen

  • 1. In de begroting van inkomsten en uitgaven wordt de raming van de verschuldigde bijdrage van elke gemeente voor het jaar waarvoor de begroting dient opgenomen.

  • 2. Het algemeen bestuur stelt richtlijnen vast voor de kostenverdeelsleutel zoals deze jaarlijks in de begroting wordt opgenomen. Daarbij geldt als uitgangspunt dat de deelnemers er steeds zorg voor zullen dragen dat het openbaar lichaam te allen tijde over voldoende middelen beschikt om aan al zijn verplichtingen jegens derden te kunnen voldoen.

  • 3. De grondslag voor het besluit, bedoeld in het tweede lid, is het inwonertal op 1 januari van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient en de taken die bij of krachtens artikel 5, eerste lid, voor een of meerdere gemeenten worden uitgevoerd. Voor de vaststelling van de aantallen inwoners worden aangehouden de door het Centraal Bureau voor de Statistiek openbaar gemaakte bevolkingscijfers.

  • 4. Voor de uitvoering van de in artikel 5, tweede lid, bedoelde taken worden de bijdragen in de kosten berekend op basis van het bepaalde in de in artikel 5, tweede lid, bedoelde dienstverleningsovereenkomsten.

  • 5. Het besluit bedoeld in het tweede lid wordt met twee derde meerderheid van stemmen vastgesteld.

  • 6. De gemeenten betalen bij wijze van voorschot, op basis van kwartaalnota's telkens één vierde gedeelte van de voor dat jaar geraamde bijdrage.

  • 7. Bij het niet overeenkomstig het bepaalde in het vierde lid tijdig voldoen van de voorschotten kan aan die gemeente rente in rekening worden gebracht. Het algemeen bestuur stelt hiertoe nadere regels vast in de verordening, bedoeld in het tweede lid.

Artikel 29 Aanbieding rekening

  • 1. Van de inkomsten en uitgaven van het openbaar lichaam wordt door het Dagelijks Bestuur over het dienstjaar aan het Algemeen Bestuur verantwoording gedaan. Het Dagelijks Bestuur voegt daarbij het verslag van het onderzoek naar de deugdelijkheid van de rekening, ingesteld door de krachtens artikel 213, tweede lid, van de Gemeentewet aangewezen deskundigen.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde stukken worden aan het Algemeen Bestuur en aan de raden van de gemeenten toegezonden voor 15 april van het jaar dat volgt op het dienstjaar waarop zij betrekking hebben.

  • 3. De raden kunnen bij het Dagelijks Bestuur hun zienswijze over de voorlopige jaarrekening naar voren brengen. Het Dagelijks Bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijze is vervat bij de jaarrekening, zoals deze aan het Algemeen Bestuur wordt aangeboden ter vaststelling.

Artikel 30 Vaststelling rekening

  • 1. Het Algemeen Bestuur onderzoekt de rekening zonder uitstel en stelt haar vast voor 1 juli van het jaar volgende op dat waarop zij betrekking heeft.

  • 2. Het Dagelijks Bestuur zendt de rekening aan Gedeputeerde Staten.

  • 3. De vaststelling van de rekening strekt de ambtenaren, belast met het doen van ontvangsten en uitgaven en het Dagelijks Bestuur tot decharge behoudens later in rechte gebleken valsheid in geschrifte of andere onregelmatigheden.

  • 4. In de rekening wordt de door elk der gemeenten over het desbetreffende jaar werkelijk verschuldigde bijdrage opgenomen.

  • 5. Voor de berekening van de bijdrage als bedoeld in het voorgaande lid wordt, rekening houdend met inkomsten uit anderen hoofde, uitgegaan van het inwonertal op 1 januari van het jaar waarop de rekening betrekking heeft. Voor de vaststelling van de aantallen inwoners worden aangehouden de door het Centraal Bureau voor de Statistiek openbaar gemaakte bevolkingscijfers.

  • 6. Het bepaalde in het voorgaande lid is van overeenkomstige toepassing indien en voor zover het bepaalde in artikel 28, derde lid toepassing heeft gevonden. Alsdan wordt als berekeningsbasis voor de werkelijke bijdrage genomen de feitelijk aan de gemeenten geleverde prestaties c.q. het nut dat de gemeenten hebben ondervonden van de taakuitoefening door het openbaar lichaam, in plaats van de aantallen inwoners.

  • 7. De verrekening van het verschil tussen de op grond van artikel 28 vierde lid betaalde voorschotten en de werkelijk verschuldigde bijdrage vindt plaats binnen een maand na verzending van de in het tweede lid bedoelde mededeling.

  • 8. Bij de in het voorgaande lid bedoelde verrekening kan geen verrekening plaatsvinden als bedoeld in Boek 6, Titel I, afdeling 12 van het Burgerlijk Wetboek met andere vorderingen van of aan het openbaar lichaam.

HOOFDSTUK XII. ARCHIEFBEPALINGEN

Artikel 31 Zorg voor en beheer van archiefbescheiden

  • 1. Het Dagelijks Bestuur draagt de zorg voor de archiefbescheiden van de organen van het openbaar lichaam.

  • 2. Het Algemeen Bestuur stelt regels betreffende de wijze waarop in het eerste lid bedoelde zorg dient te worden verricht. Deze regels worden aan Gedeputeerde Staten medegedeeld.

  • 3. Gedeputeerde Staten oefenen toezicht uit op de in het eerste lid bedoelde zorg.

Artikel 32 Overdracht van archiefbescheiden

  • 1. De op grond van artikel 12, eerste lidvan de Archiefwet over te brengen archiefbescheiden van het openbaar lichaam worden bewaard bij het Regionaal Archief Rivierenland.

  • 2. Nadat de in het eerste lid bedoelde archiefbescheiden zijn overgebracht worden zij beheerd door de archivaris van het Regionaal Archief Rivierenland.

Artikel 33 Beheer archief openbaar lichaam

  • 1. De secretaris is belast met het beheer van de in artikel 31, eerste lid bedoelde archiefbescheiden voor zover deze niet ingevolge artikel 32, eerste lid van de regeling zijn overgebracht.

  • 2. Bij opheffing van de regeling worden alle onder beheer van de secretaris staande archiefbescheiden overgebracht naar de bewaarplaats van het Regionaal Archief Rivierenland.

HOOFDSTUK XIII TOETREDING, UITTREDING, WIJZIGING EN OPHEFFING

Artikel 34 Toetreding

  • 1. Toetreding tot de regeling door een of meer bestuursorganen van een andere gemeente kan plaatsvinden op verzoek van en bij gelijkluidend besluit van die bestuursorganen, elk voor zover het hun bevoegdheden betreft.

  • 2. Het Algemeen Bestuur kan de toetreding afhankelijk stellen van de voldoening aan bepaalde voorwaarden.

  • 3. Voor de totstandkoming van het besluit omtrent de voorwaarden waaronder toetreding kan plaatsvinden van het Algemeen Bestuur als bedoeld in het vorige lid is een meerderheid van tweederde van het aantal uitgebrachte stemmen vereist.

  • 4. De toetreding gaat in op de eerste dag van de maand volgend op die waarin het Algemeen Bestuur heeft bewilligd in het in het eerste lid bedoelde verzoek, tenzij door het Algemeen Bestuur in overeenstemming met de toetredende gemeente een andere datum van toetreding wordt vastgesteld.

Artikel 35 Uittreding

  • 1. Een gemeente kan uit de regeling treden bij een daartoe strekkend gelijkluidend besluit van de bestuursorganen van die gemeente.

  • 2. Het Algemeen Bestuur stelt de verplichtingen van de uittredende gemeente vast. Deze verplichtingen bestaan uit de vergoeding van de kosten die rechtstreeks het gevolg zijn van de uittreding.

  • 3. De uittreding gaat in met ingang van 1 januari van het tweede jaar volgende op dat waarin het besluit tot uittreding als bedoeld in lid 1 is genomen.

Artikel 36 Wijziging

  • 1. Zowel het Dagelijks Bestuur van het openbaar lichaam als de gezamenlijke bestuursorganen van een gemeente kunnen het Algemeen Bestuur voorstellen doen tot wijziging van de regeling.

  • 2. Indien het Algemeen Bestuur een wijziging van de regeling gewenst acht wordt het voorstel daartoe van het Algemeen Bestuur ter beslissing aan de raden, de colleges van burgemeester en wethouders en de burgemeesters van de gemeenten voorgelegd.

  • 3. Een wijziging is tot stand gekomen wanneer tweederde van de gezamenlijke bestuursorganen van de gemeenten waarin tenminste tweederde van het gezamenlijke aantal inwoners van alle gemeenten woont, zich daarvoor hebben verklaard. Voor de vaststelling van de aantallen inwoners worden aangehouden de laatstelijk door het Centraal Bureau voor de Statistiek openbaar gemaakte bevolkingscijfers.

Artikel 37 Opheffing

  • 1. De regeling wordt opgeheven bij gelijkluidend besluit van de bestuursorganen van tenminste tweederde van de gemeenten waarin tenminste tweederde van het gezamenlijke aantal inwoners van alle gemeenten woont. Voor de vaststelling van de aantallen inwoners worden aangehouden de laatstelijk door het Centraal Bureau voor de Statistiek openbaar gemaakte bevolkingscijfers.

  • 2. De opheffing gaat in met ingang van de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin het in lid 1 bedoelde besluit is genomen, tenzij het opheffingsbesluit een later tijdstip vermeldt.

  • 3. Bij het besluit tot opheffing van de regeling, stelt het algemeen bestuur een liquidatieplan vast dat voorziet in de financiële en andere gevolgen van de opheffing. Hierbij kan zonodig van de bepalingen van deze regeling worden afgeweken. Het liquidatieplan voorziet in ieder geval in de verplichting van de deelnemers alle rechten en verplichtingen van het openbaar lichaam over de deelnemers te verdelen op een in het plan te bepalen wijze.

  • 4. Het liquidatieplan voorziet zoveel mogelijk in de herplaatsing van het personeel en in de financiële gevolgen die de opheffing voor het personeel heeft.

  • 5. Voordat het Algemeen Bestuur het liquidatieplan vaststelt worden de bestuursorganen van de gemeenten daarover gehoord.

  • 6. Het Dagelijks Bestuur is belast met de uitvoering van het liquidatieplan. De bestuursorganen van het openbaar lichaam blijven zonodig ook na de opheffing in functie tot de liquidatie is voltooid.

HOOFDSTUK XIV OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 38 Vervallen

Artikel 39 Vervallen

Artikel 40 Vervallen

Artikel 41 Inzending en bekendmaking regeling

De gemeente Tiel draagt zorg voor de toezending en bekendmaking van deze regeling als bedoeld in artikel 26, eerste en tweede lid, van de wet.

Artikel 42 Tijdsduur en inwerkingtreding van de regeling

Deze regeling geldt voor onbepaalde tijd.

Artikel 43 Citeertitel

Deze gewijzigde regeling kan worden aangehaald als "Regeling Regio Rivierenland".

Ondertekening

Aldus besloten door:
De Raad van de Gemeente ......
in zijn openbare vergadering van ................. 2….
de griffier, de voorzitter,
Het College van Burgemeester en Wethouders van de Gemeente ..........
in zijn vergadering van ....... 2…
de secretaris, de burgemeester,