Regeling vervallen per 23-05-2019

Gemeenschappelijke Regeling Werkvoorzieningschap Noord-Limburg West

Geldend van 19-12-2015 t/m 22-05-2019

Intitulé

Gemeenschappelijke Regeling Werkvoorzieningschap Noord-Limburg West

De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Horst aan de Maas, Peel en Maas en Venray,

Overwegende dat:

· De Wet sociale werkvoorziening (Wsw) per 1 januari 2008 is gemoderniseerd en deze gemoderniseerde Wsw de afzonderlijke gemeenten uitdrukkelijk uitnodigt om regie op de Wsw te voeren;

· Het gewenst is een gedeelte van de bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de colleges in het kader van de Wet sociale werkvoorziening te blijven overdragen aan het Werkvoorzieningschap Noord-Limburg West.

Gelet op:

- de Wet gemeenschappelijke regelingen;

- de Wet sociale werkvoorziening, als geldend vanaf 1 januari 2008;

- de Gemeentewet.

Besluiten:

de Gemeenschappelijke Regeling Werkvoorzieningschap Noord-Limburg West te wijzigen door middel van het vaststellen van de onderstaande integrale tekst.

HOOFDSTUK 1

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze Gemeenschappelijke Regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    Gemeente : de aan deze regeling deelnemende gemeente;

  • b.

    Raad : de raad van de aan deze regeling deelnemende gemeente;

  • c.

    College : het college van burgemeester en wethouders van de aan deze regeling deelnemende gemeente;

  • d.

    Gedeputeerde Staten : de Gedeputeerde Staten van de provincie Limburg;

  • e.

    Geïndiceerde : inwoner van een deelnemende gemeente die is geïndiceerd voor de Wsw;

  • f.

    Dienstbetrekking : een dienstbetrekking krachtens de Wet sociale werkvoorziening;

  • g.

    Werknemer : degene die krachtens de Wsw een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht heeft met het werkvoorzieningschap op grond van de geldende Collectieve Arbeidsovereenkomst voor de sociale werkvoorziening;

  • h.

    Regeling : deze gemeenschappelijke regeling;

  • i.

    Wgr : de Wet gemeenschappelijke regelingen

  • j.

    Wsw : de Wet sociale werkvoorziening, alsmede de daarop gebaseerde Koninklijke Besluiten en ministeriele beschikkingen;

  • k.

    Werkvoorzieningschap : het rechtspersoonlijkheid bezittend openbaar lichaam ‘Werkvoorzieningschap Noord-Limburg West’ als bedoeld in artikel 2 van deze regeling;

  • l.

    Algemeen bestuur : het algemeen bestuur als bedoeld in artikel 13 van de Wet gemeenschappelijke regelingen;

  • m.

    Dagelijks bestuur : het dagelijks bestuur als bedoeld in artikel 14 van de Wet gemeenschappelijke regelingen;

  • n.

    NLW Groep NV : de naamloze vennootschap die door het Werkvoorzieningschap is aangewezen voor uitvoering van taken in het kader van de Wsw.

HOOFDSTUK 2

A. Algemene bepalingen

Artikel 2 Het openbaar lichaam

  • 1. Er is een rechtspersoonlijkheid bezittend openbaar lichaam als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wgr.

  • 2. Het openbaar lichaam draagt de naam ‘Werkvoorzieningschap Noord-Limburg West’, hierna te noemen Werkvoorzieningschap.

  • 3. Het Werkvoorzieningschap is gevestigd te Venray.

Artikel 3 Doel en taak

  • 1. Het Werkvoorzieningschap heeft primair tot doel te voorzien in arbeid onder aangepaste omstandigheden als bedoeld in artikel 2, eerste lid van de Wsw voor ingezetenen van de gemeenten die hiervoor geïndiceerd zijn.

  • 2. De arbeid bedoeld in het eerste lid is gericht op het behouden van, dan wel het bevorderen van de arbeidsbekwaamheid van de werknemer met het oog op het kunnen gaan verrichten van arbeid onder normale omstandigheden, als bedoeld in artikel 3 van de Wsw.

  • 3. De colleges kunnen, afzonderlijk dan wel gezamenlijk, besluiten het Werkvoorzieningschap opdracht te geven taken van en voor de gemeenten uit te voeren of te doen laten uitvoeren op het terrein van re-integratie, gesubsidieerde arbeid en participatie, alsmede het initiëren, creëren, organiseren en uitvoeren van werk en het bevorderen van mogelijkheden op de arbeidsmarkt voor met name diegenen die in de toetreding tot de arbeidsmarkt worden belemmerd en vallen onder andere sociale wetgeving dan de Wsw.

  • 4. Aan het Werkvoorzieningschap is, ten behoeve van de doelen en taken genoemd in het eerste tot en met het derde lid, de bevoegdheid toegekend een of meer rechtspersonen op te richten en / of deel te nemen in een of meer bestaande dan wel te vormen rechtspersonen.

Artikel 4 Bevoegdheden

  • 1. De colleges dragen de volgende aan hen toekomende bevoegdheden en verantwoordelijkheden en daarmee samenhangende taken ten aanzien van de Wsw over aan het Werkvoorzieningschap:

    • a.

      Het aan een geïndiceerde aanbieden van een dienstbetrekking voor het verrichten van arbeid onder aangepaste omstandigheden, als bedoeld in artikel 2, eerste lid van de Wsw;

    • b.

      Het opzeggen van de onder onderdeel a bedoelde dienstbetrekking met een geïndiceerde, als bedoeld in artikel 6, tweede lid van de Wsw;

    • c.

      Het in voorkomende gevallen vragen van advies aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen over de opzegging van de dienstbetrekking, als bedoeld in artikel 6, derde lid van de Wsw;

    • d.

      Het namens geïndiceerden tijdig aanvragen van een herindicatie én het op verzoek van geïndiceerden aanvragen van een herindicatie bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Dit lid is ook van toepassing met betrekking tot geïndiceerden op de wachtlijst en geïndiceerden met een dienstbetrekking op grond van artikel 7 van de Wsw.

    • e.

      Het, overeenkomstig artikel 11, derde lid van de Wsw, aanvragen van een herindicatie bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen voor de werknemer die de bedongen arbeid gedurende een ononderbroken periode van ten minste 13 weken niet heeft verricht omdat hij in verband met ongeschiktheid ten gevolge van ziekte daartoe verhinderd was en die naar het inzicht van het dagelijks bestuur duurzaam niet in staat zal zijn tot het verrichten van arbeid onder aangepaste omstandigheden;

    • f.

      Het verwerken van vervallen (her)indicatiebeschikkingen, als bedoeld in artikel 12, tweede lid van de Wsw, alsmede het berichten van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen over de vervallen (her)indicatiebeschikkingen, als bedoeld in artikel 5, derde lid van het Besluit uitvoering sociale werkvoorziening en begeleid werken;

    • g.

      Het aanwijzen van een privaatrechterlijke rechtspersoon voor de uitvoering van de Wsw, als bedoeld in artikel 2, tweede lid van de Wsw. Dit voor zover het taken betreft die behoren bij de bevoegheden en verantwoordelijkheden die de colleges volgens dit lid overdragen aan het Werkvoorzieningschap of taken betreft die de colleges volgens het tweede lid van dit artikel mandateren aan het Werkvoorzieningschap.

  • 2. De colleges kunnen voorts het Werkvoorzieningschap mandateren voor een aantal uitvoeringstaken in het kader van de Wsw. Deze taken behoren bij de bevoegdheden en verantwoordelijkheden in het kader van de Wsw die de colleges niet aan het Werkvoorzieningschap overdragen. De door de colleges aan het Werkvoorzieningschap gemandateerde taken zijn opgenomen in bijlage 1 bij deze regeling.

  • 3. Ter vervulling van de in het eerste lid genoemde bevoegdheden en verantwoordelijkheden en van de in het tweede lid bedoelde taken geeft het Werkvoorzieningschap tevens uitvoering aan de beleidskaders zoals deze door de raden worden vastgesteld. Ook geeft het Werkvoorzieningschap uitvoering aan de nadere regels die de raden stellen via de op grond van de Wsw vast te stellen verordeningen, tenzij in deze verordeningen anders wordt bepaald.

  • 4. De colleges erkennen tegenover het Werkvoorzieningschap hun wezenlijke rol als potentiële opdrachtgever van passende werkzaamheden voor de werknemers.

    B. De bestuursorganen

Artikel 5

  • 1. De bestuursorganen van het Werkvoorzieningschap zijn:

    • a.

      het algemeen bestuur;

    • b.

      het dagelijks bestuur;

    • c.

      de voorzitter.

  • 2. Aan de bestuursorganen van het openbaar lichaam worden bevoegdheden voor regeling en bestuur overgedragen binnen de grenzen van de Wgr.

  • 3. De afbakening van de bevoegdheden tussen de bestuursorganen van het openbaar lichaam is, onverminderd artikel 33, eerste lid van de Wgr en artikel VIIIa Wet dualisering gemeentebestuur, gelijk aan die welke in de Gemeentewet ten aanzien van bestuursorganen is neergelegd, tenzij uit deze regeling anders blijkt.

  • 4. Het algemeen bestuur kan haar bevoegdheden met inachtneming van artikel 33, eerste lid Wgr geheel of gedeeltelijk overdragen aan het dagelijks bestuur. Het dagelijks bestuur oefent die overgedragen bevoegdheden uit overeenkomstig de eventueel door het algemeen bestuur te stellen regels.

    c. Het algemeen bestuur

Artikel 6 Samenstelling

  • 1. Het algemeen bestuur bestaat uit negen leden die, de voorzitter inbegrepen, door de colleges uit hun midden worden benoemd. Elk college benoemt drie leden van het algemeen bestuur. De plaatsvervanging zoals die binnen de afzonderlijke colleges is afgesproken is van overeenkomstige toepassing op de plaatsvervanging binnen het algemeen bestuur.

  • 2. De in het vorige lid genoemde leden hebben, binnen het algemeen bestuur, ieder één stem.

  • 3. Ambtenaren, door of vanwege het Werkvoorzieningschap of door of vanwege een deelnemende gemeente aangesteld of daaraan ondergeschikt, kunnen geen lid zijn van het algemeen bestuur. Dit geldt niet ten aanzien van de burgemeester, die tevens ambtenaar van de burgerlijke stand van een gemeente is. Ook medewerkers van de NLW Groep NV of medewerkers van één van de vennootschappen van de NLW Groep NV kunnen geen lid zijn van het algemeen bestuur.

Artikel 7 Zittingsduur

  • 1. De leden van het algemeen bestuur worden benoemd voor een periode van vier jaar.

  • 2. Zij treden af:

    • a.

      met ingang van de dag waarop de zittingsperiode van de colleges afloopt, of

    • b.

      indien het lid ophoudt lid van het college te zijn.

  • 3. De colleges benoemen in de eerste vergadering na de aanvang van de nieuwe zittingsperiode opnieuw de leden van het algemeen bestuur.

  • 4. De leden van het algemeen bestuur, aftredende als gevolg van het bepaalde in het tweede lid, onderdeel a, blijven hun functie waarnemen totdat de in het derde lid bedoelde benoemingen hebben plaatsgehad.

Artikel 8 Tussentijdse vacatures

  • 1. Indien tussentijds een plaats van een lid van het algemeen bestuur vacant komt, wordt ten spoedigste, doch in elk geval binnen twee maanden, door het betreffende college uit zijn midden een nieuw lid benoemd.

  • 2. Hij, die ter vervulling van een tussentijdse vacature als lid van het algemeen bestuur wordt benoemd, treedt af op het tijdstip waarop degene in wiens plaats hij is benoemd, zou hebben moeten aftreden.

Artikel 9 Ontslag

Aan een lid van het algemeen bestuur kan door het college dat hem heeft benoemd ontslag worden verleend, indien dit lid het vertrouwen van het college niet meer bezit.

Artikel 10 Reglement van orde

Het algemeen bestuur kan een reglement van orde vaststellen. Dit reglement mag geen bepalingen bevatten, welke in strijd zijn met deze regeling.

Artikel 10a Bevoegdheden en taken

  • 1. Ter uitvoering van zijn bevoegdheden en taken besluit het algemeen bestuur in ieder geval omtrent:

    • a.

      het vaststellen of wijzigen van de begroting van het Werkvoorzieningschap;

    • b.

      het vaststellen van de rekening van het Werkvoorzieningschap;

    • c.

      de aankoop, verkoop, het geheel of gedeeltelijk vervreemden of het bezwaren van onroerend goed door het Werkvoorzieningschap;

    • d.

      het onderhands verhuren, verpachten of in gebruik geven van onroerend goed van het Werkvoorzieningschap;

    • e.

      het aangaan van kredietgaranties door het Werkvoorzieningschap ten behoeve van het Werkvoorzieningschap dan wel een door het Werkvoorzieningschap aangewezen uitvoeringsorganisatie als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel g;

    • f.

      de doelstellingen van de NLW Groep NV;

    • g.

      Het aanwijzen van een uitvoeringsorganisatie als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel g.

Artikel 11 Vergaderingen van het algemeen bestuur

  • 1. Het algemeen bestuur vergadert ten minste tweemaal per jaar en voorts zo dikwijls als de voorzitter of het dagelijks bestuur dit nodig oordeelt of ten minste twee leden van het algemeen bestuur dit, onder opgave van redenen, de voorzitter schriftelijk verzoeken.

  • 2. De artikelen 22 en 23 van de Wgr zijn van toepassing en de artikelen 16, 17, 19, 20, 22, 26 en 28 tot en met 33 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing op de vergaderingen van het algemeen bestuur.

Artikel 12 Besloten vergaderingen

  • 1. In een besloten vergadering kan niet worden beraadslaagd noch een besluit genomen over:

    • a.

      het vaststellen en wijzigen van de begroting van het Werkvoorzieningschap;

    • b.

      het voorlopig vaststellen van de rekening van het Werkvoorzieningschap.

  • 2. In een besloten vergadering kan geen besluit worden genomen over:

    het aangaan van geldleningen;

    • a.

      het aangaan van geldleningen;

    • b.

      het uitlenen van gelden;

    • c.

      het aangaan van rekening-courantovereenkomsten;

    • d.

      het doen van een uitgaaf voordat de begroting of de begrotingswijziging waarbij deze uitgaaf is geraamd, is goedgekeurd;

    • e.

      het wijzigen van de regeling;

    • f.

      Het ontslaan van leden van het dagelijks bestuur.

    D. Dagelijks Bestuur

Artikel 13 Samenstelling

Het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter en twee leden, door het algemeen bestuur uit zijn midden te benoemen. Elk college levert één lid van het dagelijks bestuur.

Artikel 14 Zittingsduur

  • 1. Het algemeen bestuur beslist in de eerste vergadering van elke zittingsperiode over de benoeming van de leden van het dagelijks bestuur.

  • 2. De leden van het dagelijks bestuur treden af:

    • a.

      op de dag waarop zittingsperiode van de colleges afloopt, of

    • b.

      indien het lid ophoudt lid van het college te zijn.

  • 3. Indien tussentijds een plaats in het dagelijks bestuur vacant komt, benoemt het algemeen bestuur een nieuw lid. Gaat het openvallen van een plaats in het dagelijks bestuur gepaard met het openvallen van een plaats in het algemeen bestuur, dan stelt het algemeen bestuur het benoemen van een nieuw lid van het dagelijks bestuur uit, totdat de opengevallen plaats in het algemeen bestuur weer is bezet.

  • 4. Het algemeen bestuur is bevoegd aan een lid van het dagelijks bestuur als zodanig ontslag te verlenen, ingeval deze heeft opgehouden het vertrouwen van het algemeen bestuur te bezitten. Artikel 49 en 50 van de Gemeentewet zijn overeenkomstig van toepassing.

  • 5. Indien langdurige verhindering of ontstentenis van een lid van het dagelijks bestuur wordt verwacht, kan het algemeen bestuur op voorstel van het dagelijks bestuur in diens tijdelijke vervanging voorzien.

  • 6. Het tijdelijk benoemd lid treedt als zodanig af, zodra degene die hij vervangt de uitoefening van zijn taak hervat.

Artikel 15 Vergaderingen van het dagelijks bestuur

  • 1. Het dagelijks bestuur vergadert ten minste viermaal per jaar en voorts zo dikwijls als de voorzitter het nodig oordeelt of ten minste de twee overige leden dit met opgave van redenen schriftelijk verzoeken.

  • 2. Ieder lid van het dagelijks bestuur brengt één stem uit.

  • 3. Op de vergaderingen van het dagelijks bestuur zijn de artikelen 52 tot en met 60 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

Artikel 16

  • 1. Het dagelijks bestuur draagt zorg voor:

    • a.

      het voorbereiden van voorstellen over een verdere ontwikkeling en uitvoering van in de doelstelling en de in de artikel 4 van deze regeling genoemde bevoegdheden, verantwoordelijkheden en taken; het stelt nadere regels vast met betrekking tot de uitvoering van de bijbehorende taken;

    • b.

      het voorbereiden van al hetgeen dat aan het algemeen bestuur ter overweging en beslissing moet worden voorgelegd;

    • c.

      het uitvoeren van besluiten van het algemeen bestuur;

    • d.

      het aanbieden van een dienstbetrekking aan personen die behoren tot de personenkring van de Wsw, alsmede het toelaten van personen uit andere gemeenten dan die deze regeling hebben aangegaan.

Artikel 17 De voorzitter

  • 1. De voorzitter van het Werkvoorzieningschap is voorzitter van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur.

  • 2. De voorzitter wordt door en uit het algemeen bestuur gekozen.

  • 3. De voorzitter treedt af op de dag waarop de zittingsperiode van het algemeen bestuur afloopt of indien de voorzitter ophoudt lid te zijn van het college van de gemeente waaruit hij is gekozen.

  • 4. Bij verhindering of ontstentenis van de voorzitter wordt hij vervangen door een lid van het dagelijks bestuur, door het dagelijks bestuur uit zijn midden aan te wijzen.

  • 5. De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het algemeen en dagelijks bestuur.

  • 6. Hij is belast met de uitvoering van de besluiten van het dagelijks bestuur.

  • 7. Hij tekent de stukken die van het algemeen en dagelijks bestuur uitgaan.

  • 8. Overeenkomstig het bepaalde in artikel 59a van de Gemeentewet kan het dagelijks bestuur de voorzitter toestaan de ondertekening op te dragen aan een ander lid van het dagelijks bestuur, aan de secretaris of aan een of meer (andere) ambtenaren.

  • 9. De voorzitter vertegenwoordigt het Werkvoorzieningschap in en buiten rechte. Indien hij behoort tot het college van een aan de regeling deelnemende gemeente, die partij is in een geding waarbij het Werkvoorzieningschap is betrokken, dan wordt het Werkvoorzieningschap vertegenwoordigd door een ander daartoe door het dagelijks bestuur uit zijn midden gekozen lid. Zijn beiden bij het geschil betrokken, dan wijst het dagelijks bestuur een ander als vertegenwoordiger aan. De voorzitter kan de vertegenwoordiging buiten rechte aan een door hem aan te wijzen gemachtigde opdragen voor een geval als bedoeld in dit lid.

    E. Ambtelijk secretaris

Artikel 18

  • 1. Het algemeen bestuur kan een ambtelijk secretaris aanstellen.

  • 2. De ambtelijk secretaris is secretaris van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur.

  • 3. De secretaris is het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter, alsmede de commissies, in alles wat de hun opgedragen taak aangaat, behulpzaam.

    F. Inlichtingen en verantwoording

Artikel 19

  • 1. De leden van het dagelijks bestuur zijn, tezamen en ieder afzonderlijk, aan het algemeen bestuur verantwoording schuldig voor het door hen gevoerde bestuur.

  • 2. Zij geven, tezamen dan wel afzonderlijk, aan het algemeen bestuur, wanneer het algemeen bestuur hierom verzoekt, alle gevraagde inlichtingen.

Artikel 20

  • 1. Een lid van het algemeen bestuur is aan het college dat hem heeft aangewezen, alsmede de raad, verantwoording verschuldigd voor het door hem in het algemeen bestuur gevoerde beleid, overeenkomstig de in de desbetreffende gemeente daartoe geldende regeling.

  • 2. Het college kan een door hem aangewezen lid ontslag verlenen indien deze het vertrouwen van het college niet meer bezit. Op dit ontslagbesluit is artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.

HOOFDSTUK 3

Artikel 21 Bevoegdheden en verplichtingen van het bestuur

Alle bevoegdheden, welke in het kader van deze regeling niet aan anderen zijn opgedragen, behoren aan het algemeen bestuur.

Artikel 22

  • 1. Het algemeen en dagelijks bestuur zijn bevoegd adviseurs uit te nodigen deel te nemen aan hun vergaderingen en beraadslagingen. De adviseurs hebben een adviserende stem.

  • 2. De algemeen directeur van de NLW Groep NV neemt op uitnodiging van het algemeen of dagelijks bestuur als adviseur deel aan vergaderingen en beraadslagingen van het algemeen en dagelijks bestuur.

Artikel 23

  • 1. Het dagelijks bestuur biedt het algemeen bestuur jaarlijks voor 1 juli een ontwerpverslag aan over de werkzaamheden van het Werkvoorzieningschap over het afgelopen kalenderjaar.

  • 2. Het algemeen bestuur stelt dit verslag uiterlijk 1 augustus vast.

Artikel 24 Commissies

Het algemeen bestuur kan commissies van advies en commissies met het oog op de behartiging van bepaalde belangen instellen, zulks overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 24 en 25 van de Wgr.

HOOFDSTUK 4

G. Financiële bepalingen

Artikel 25 Geldelijk beheer

Met betrekking tot de organisatie van de financiële administratie, het kasbeheer en de controle, zijn de artikelen 212 tot en met 215 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

Artikel 26 Begroting

  • 1. Het dagelijks bestuur maakt jaarlijks een ontwerpbegroting van inkomsten en uitgaven op, voorzien van een toelichting, en zendt dit ontwerp uiterlijk op 15 april van het jaar, voorafgaande aan het jaar waarop de begroting betrekking heeft, toe aan de raden. In de begroting wordt aangegeven de raming van de door gemeenten voor dat jaar verschuldigde bijdrage.

  • 2. De ontwerpbegroting wordt door de zorg van de colleges voor een ieder ter inzage gelegd en tegen betaling van de kosten algemeen verkrijgbaar gesteld. Artikel 190, tweede en derde lid, van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.

  • 3. De raden kunnen uiterlijk vóór 1 juli van het jaar, voorafgaande aan het jaar waarop de begroting betrekking heeft, het dagelijks bestuur van hun gevoelen doen blijken. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin dit gevoelen is vervat bij de ontwerpbegroting en biedt het ontwerp tijdig aan het algemeen bestuur ter vaststelling aan.

  • 4. Het algemeen bestuur stelt de begroting uiterlijk vóór 1 augustus van het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor deze geldt, vast.

  • 5. Nadat de begroting is vastgesteld, zendt het dagelijks bestuur deze vóór 1 augustus ter kennisneming aan Gedeputeerde Staten en de raden, die binnen een maand na de datum van toezending schriftelijk aan Gedeputeerde Staten van hun gevoelen kunnen doen blijken, onder gelijktijdige toezending van een afschrift aan het dagelijks bestuur.

  • 6. Het bepaalde in het tweede, derde en vijfde lid is mede van toepassing op besluiten tot wijziging van de begroting met dien verstande, dat toezending aan Gedeputeerde Staten plaatsvindt binnen twee weken na vaststelling van de wijziging.

  • 7. De artikelen 34 en 35 van de Wgr en de artikelen 208 en 209 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 27 Rekening

  • 1. Het dagelijks bestuur zendt jaarlijks uiterlijk op 15 april de ontwerpjaarrekening met betrekking tot het afgelopen boekjaar aan de raden, vergezeld van een verslag van het onderzoek naar de deugdelijkheid, opgemaakt door een door het algemeen bestuur aangewezen deskundige, die niet in dienst van het openbaar lichaam mag zijn, alsmede vergezeld van een voorlopige berekening van de door de gemeenten te betalen bijdrage en voorzien van een toelichting van het dagelijks bestuur.

  • 2. De raden kunnen uiterlijk vóór 1 juli volgende op het jaar waarop de rekening betrekking heeft bij het dagelijks bestuur zienswijzen indienen. Het dagelijks bestuur voegt de ontvangen bezwaarschriften bij de ontwerpjaarrekening en biedt deze aan het algemeen bestuur ter vaststelling aan.

  • 3. Het algemeen bestuur stelt de jaarrekening vast vóór 1 augustus van het jaar volgende op het jaar waarop de rekening betrekking heeft.

  • 4. Het dagelijks bestuur zendt vóór 1 augustus de vastgestelde jaarrekening aan Gedeputeerde Staten toe ter kennisneming.

  • 5. Terstond na de vaststelling van de rekening wordt aan de raden mededeling gedaan van de berekening van de door iedere gemeente te betalen bijdrage.

Hoofdstuk 5

Artikel 28 Bijdrage van de gemeenten per arbeidsjaar Wsw

  • 1. De deelnemende gemeenten betalen de door het Rijk aan hen verstrekte Rijksbijdrage Wsw, inclusief de eventuele indexatie daarvan tijdens het betreffende kalenderjaar, als bijdrage aan het Werkvoorzieningschap op basis van het aantal te realiseren arbeidsjaren Wsw voor de gemeente.

  • 2. De gemeenten bevoorschotten het Werkvoorzieningschap volgens hetzelfde schema als waarin de Rijksbijdrage Wsw door het Rijk aan de gemeenten wordt bevoorschot.

  • 3. Na de vaststelling van de rekening stuurt het dagelijks bestuur de colleges de einddeclaratie voor de in het eerste lid bedoelde bijdragen. De definitieve bijdrage van de gemeente wordt gebaseerd op het aantal gerealiseerde arbeidsjaren Wsw voor de betreffende gemeente. De bijdrage per gerealiseerd arbeidsjaar van de gemeente aan het Werkvoorzieningschap is gelijk aan de Rijksbijdrage Wsw die de gemeente per arbeidsjaar Wsw van het Rijk ontvangt. De Rijksbijdrage Wsw per arbeidsjaar Wsw is gelijk aan:

    A / B

    Waarbij:

    A = de totale Rijksbijdrage Wsw voor de gemeente in het betreffende jaar

    B = de minimum taakstelling in arbeidsjaren Wsw voor de gemeente in het betreffende jaar

    Op de einddeclaratie worden de over het betreffende boekjaar betaalde voorschotten, als bedoeld in het tweede lid, in mindering gebracht.

  • 4. De stimuleringsuitkering begeleid werken, als bedoeld in artikel 18 van het Besluit uitvoering sociale werkvoorziening en begeleid werken, wordt door de gemeenten doorbetaald aan het Werkvoorzieningschap. Dit geschiedt binnen 30 dagen nadat de gemeente de stimuleringsuitkering van het Rijk heeft ontvangen.

  • 5. Het Werkvoorzieningschap legt periodiek verantwoording af aan de gemeenten over de besteding van de in het eerste en vierde lid bedoelde bijdragen. Over de frequentie, de vorm en de wijze waarop worden nadere afspraken gemaakt.

Artikel 29 Bijdrage van de gemeenten in de bestuurs- en beheerskosten en de exploitatie van het Werkvoorzieningschap

  • 1. De gemeenten verbinden zich bij te dragen in de bestuurs- en secretariaatskosten van het Werkvoorzieningschap en verstrekken een budget voor de exploitatie van het Werkvoorzieningschap. De gemeenten dekken eventuele resttekorten van het Werkvoorzieningschap, c.q. niet door het budget gedekte kosten af.

  • 2. De bestuurs- en secretariaatskosten, het budget voor de exploitatie van het Werkvoorzieningschap en eventuele resttekorten van het Werkvoorzieningschap worden over de gemeenten verdeeld naar rato van het aantal inwoners per 1 januari van het betreffende boekjaar.

  • 3. De gemeenten verstrekken, per kwartaal, bij vooruitbetaling voorschotten op de in het eerste lid bedoelde bijdragen.

  • 4. Na de vaststelling van de rekening declareert het dagelijks bestuur de in het eerste lid bedoelde bijdragen bij de gemeentebesturen. Bij het opstellen van de declaratie wordt rekening gehouden met over het betrokken boekjaar betaalde voorschotten als bedoeld in het derde lid. De gemeenten dragen de bijdrage af binnen dertig dagen na ontvangst van de berekening, als bedoeld in artikel 27, vijfde lid.

  • 5. Eventuele batige exploitatiesaldi blijven geheel ter beschikking van het Werkvoorzieningschap. Zij mogen echter alleen worden besteed binnen het kader van de doelen van deze regeling. Bestedingen als hier bedoeld worden door het algemeen bestuur op de begroting geplaatst.

Artikel 30 Bijdrage van de gemeenten aan eventuele nadelige exploitatiesaldi van de NLW Groep NV

  • 1. De gemeenten verbinden zich om aanvullend een bijdrage te leveren in eventuele nadelige exploitatiesaldi van de NLW Groep NV, zulks naar rato van het aantal geïndiceerden met een dienstbetrekking, uitgedrukt in aantal arbeidsjaren Wsw, van de deelnemende gemeenten. Bij de bepaling, per gemeente, van het aantal arbeidsjaren Wsw van geïndiceerden met een dienstbetrekking worden geïndiceerden die een dienstbetrekking hebben met een ander college dan de deelnemende colleges, met een ander werkvoorzieningschap dan het Werkvoorzieningschap Noord-Limburg West of met een ander SW-bedrijf dan de NLW Groep NV buiten beschouwing gelaten.

  • 2. Over de vorm en hoogte van de in het eerste lid bedoelde bijdragen worden afspraken gemaakt in de samenwerkingsovereenkomst tussen Werkvoorzieningschap en NLW Groep NV.

  • 3. De gemeenten verstrekken de in het eerste lid bedoelde bijdrage kwartaalsgewijs, in vier termijnen. Elk kwartaal wordt daarbij het aantal arbeidsjaren Wsw, bepaald overeenkomstig het eerste lid, per eerste dag van het betreffende kwartaal als basis gehanteerd.

  • 4. De colleges dragen er zorg voor dat de in het derde lid bedoelde bijdrage binnen 30 dagen na ontvangst van de declaratie wordt betaald.

Artikel 31 Financiering

Het algemeen bestuur regelt de geldleningen, het uitlenen van gelden, middels het aangaan van rekening-courantovereenkomsten en hetgeen verder de geldmiddelen van het Werkvoorzieningschap aangaat.

Artikel 32

  • 1. De deelnemende gemeenten zullen er steeds voor zorgen dat het openbaar lichaam te allen tijde over voldoende middelen beschikt om aan al zijn verplichtingen te kunnen voldoen.

  • 2. Indien het algemeen bestuur van het openbaar lichaam blijkt dat een deelnemende gemeente weigert deze uitgave op de begroting te zetten, doet het algemeen bestuur Gedeputeerde Staten het verzoek over te gaan tot toepassing van de artikelen 194 en 195 Gemeentewet.

Hoofdstuk 6

Artikel 33 Het archief

  • 1. Het dagelijks bestuur is belast met de zorg voor het archief, overeenkomstig een door het algemeen bestuur vast te stellen regeling, welke aan Gedeputeerde Staten wordt medegedeeld.

  • 2. Voor de bewaring van de op grond van artikel 12 en artikel 13, eerste lid, van de Archiefwet 1995 over te brengen bescheiden wijst het dagelijks bestuur een bewaarplaats aan.

Hoofdstuk 7

Artikel 34 Toetreding

  • 1. Toetreding tot deze Gemeenschappelijke Regeling kan plaatsvinden bij besluit van het college van de toetredende gemeente, nadat ten minste tweederde van de deelnemende gemeenten op voorstel van het algemeen bestuur met de toetreding heeft ingestemd.

  • 2. Het algemeen bestuur kan aan de toetreding voorwaarden stellen.

  • 3. De toetreding gaat in op de eerste dag van de maand, volgend op die waarin het besluit tot toetreding is bekend gemaakt overeenkomstig artikel 26 van de Wgr.

Artikel 35 Uittreding

  • 1. Een deelnemende gemeente kan uit deze Gemeenschappelijke Regeling treden door toezending aan het algemeen bestuur van een daartoe strekkend besluit van het college.

  • 2. De uittreding kan, behoudens een door het algemeen bestuur toe te stane afwijking, slechts plaatsvinden met ingang van 1 januari van het derde jaar, volgende op het jaar waarin het besluit tot uittreding is bekend gemaakt overeenkomstig artikel 26 van de Wgr.

  • 3. Het algemeen bestuur regelt de financiële en de overige gevolgen van de uittreding, zulks met inbegrip van de financiële en overige gevolgen bij de NLW Groep NV.

  • 4. Het algemeen bestuur neemt bij de regeling van een uittreding in ieder geval de volgende uitgangspunten in acht:

    • a.

      de uittredende gemeente vergoedt de uittredingskosten naar rato van het gemiddelde aantal arbeidsjaren Wsw dat de gemeente op grond van de Wsw in de vijf jaren voorafgaand aan het uittredingsbesluit heeft ingebracht.

    • b.

      de uittredende gemeente vergoedt ten minste vijf jaren de uittredingskosten zoals vastgesteld met inachtneming van de hiervoor in het derde lid en vierde lid, onderdeel a. genoemde uitgangspunten.

Artikel 36 Wijziging, opheffing

  • 1. Voorstellen tot wijziging of opheffing van de regeling kunnen uitgaan van het algemeen bestuur en of van een of meer van de colleges van de deelnemende gemeenten.

  • 2. Het algemeen bestuur neemt binnen twee maanden een beslissing over het voorstel. Het geeft de colleges terstond kennis van het aannemen of verwerpen van het voorstel.

  • 3. Indien het voorstel uitgaat van het algemeen bestuur, zendt dit zijn voorstel aan de colleges. Het algemeen bestuur neemt in zijn voorstel de eventuele gevolgen voor de samenwerkingsovereenkomst met de NLW Groep NV in ogenschouw. De colleges nemen binnen twee maanden na ontvangst van het voorstel een besluit, dat zij terstond mededelen aan het algemeen bestuur.

  • 4. Indien het voorstel uitgaat van een of meer colleges zenden deze het voorstel aan het algemeen bestuur. Het algemeen bestuur doet het voorstel met zijn beschouwingen ter zake binnen twee maanden aan de colleges van alle gemeenten toekomen. Het algemeen bestuur neemt in zijn beschouwingen de eventuele gevolgen voor de samenwerkingsovereenkomst met de NLW Groep NV in ogenschouw. De colleges nemen binnen twee maanden na ontvangst van het voorstel een besluit en delen dit terstond mee aan het algemeen bestuur.

  • 5. Een besluit tot wijziging of opheffing is tot stand gekomen wanneer de colleges van ten minste tweederde van het aantal deelnemende gemeenten daartoe hebben besloten en treedt in werking op de eerste dag van de maand volgend op die waarin het besluit tot wijziging of opheffing is bekend gemaakt overeenkomstig artikel 26 van de Wgr.

  • 6. In geval van opheffing van de regeling besluit het algemeen bestuur tot liquidatie en stelt het daarvoor de nodige regels vast. Onverminderd het bepaalde in dit artikel, kan hierbij van de bepalingen van deze regeling worden afgeweken.

  • 7. Het liquidatieplan wordt door het algemeen bestuur – gehoord de colleges – vastgesteld. Het liquidatieplan behoeft de goedkeuring van Gedeputeerde Staten.

  • 8. Het liquidatieplan voorziet in de verplichting van de gemeenten tot deelneming in de financiële gevolgen van de opheffing. Het liquidatieplan voorziet tevens in de gevolgen voor de archieven.

  • 9. De bestuursorganen van het Werkvoorzieningschap blijven in functie totdat de liquidatie is voltooid.

Hoofdstuk 8

Artikel 37 Slotbepalingen

  • 1. De regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.

  • 2. De gewijzigde regeling treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking.

  • 3. De bij de Wgr voorgeschreven bekendmaking en toezending aan Gedeputeerde Staten van deze regeling en besluiten tot wijziging, opheffing, toetreding en uittreding, geschiedt door de zorg van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Venray.

  • 4. De regeling is in formele zin een wijziging van de bestaande Gemeenschappelijke Regeling “Werkvoorzieningschap Noord-Limburg West”, zodat het samenwerkingsverband de rechtspersoonlijkheid en alle daarmee samenhangende rechten en plichten van het Werkvoorzieningschap voortzet, tenzij de regeling daarin uitdrukkelijk anders heeft voorzien.

  • 5. De tekst van de bestaande Gemeenschappelijke Regeling “Werkvoorzieningschap Noord-Limburg West” wordt ingetrokken.

  • 6. Totdat ter zake een nieuw besluit wordt genomen, blijven besluiten, genomen krachtens de bestaande Gemeenschappelijke Regeling “Werkvoorzieningschap Noord-Limburg West”, die golden op het moment van de inwerkingtreding van deze regeling en waarvoor deze regeling overeenkomstige besluiten kent, gelden als besluiten krachtens deze regeling.

Artikel 38

De regeling wordt aangehaald als: Regeling Werkvoorzieningschap Noord-Limburg West.

Ondertekening

Aldus, na verkregen toestemming van de gemeenteraden, vastgesteld door:
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Horst aan de Maas op 26 november 2015
de burgemeester, de secretaris,
Ir. C.H.C. van Rooij, drs. J. van der Noordt MMO
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Peel en Maas op 26 november 2015
de burgemeester, de secretaris,
W.J.G. Delissen-van Tongerlo, drs. H. Mensink
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Venray op 26 november 2015
de burgemeester, de secretaris,
J.J.P.M. Gilissen, K.G.M.C. Joosten

Bijlage 1 Taken in het kader van de Wsw die door de colleges aan het Werkvoorzieningschap zijn gemandateerd (artikel 4, tweede lid)

  • 1.

    Op grond van artikel 4, tweede lid van deze regeling mandateren de colleges het Werkvoorzieningschap voor de uitvoering van een aantal taken die behoren bij bevoegdheden en verantwoordelijkheden in het kader van de Wsw die de colleges niet hebben, of niet kunnen, overgedragen aan het Werkvoorzieningschap.

  • 2.

    Dit betreft, maar niet uitsluitend, de volgende taken en werkzaamheden:

  • b.

    Het nemen van besluiten over aanvragen begeleid werken en Persoonsgebonden budget begeleid werken;

  • c.

    Voorbereiding , waaronder adequate dossiervorming, van besluitvorming door colleges over het intrekken van de (her)indicatiebeschikking van een geïndiceerde;

  • d.

    Het adequaat registreren, verzorgen en aanleveren van de verantwoordingsinformatie en de beleidsinformatie die het Rijk aan de gemeenten vraagt;

  • e.

    Het verzorgen van de volledige financiële administratie en financiële afhandeling m.b.t. alle plaatsingen van geïndiceerden in het kader van de Wsw, met inbegrip van plaatsingen via begeleid werken of het Persoonsgebonden budget begeleid werken.

  • 3.

    Een besluit tot wijziging in de op grond van het tweede lid aan het Werkvoorzieningschap gemandateerde taken wordt door de colleges genomen met een aanzegtermijn van één jaar. Deze termijn vangt aan op 1 januari van het jaar volgend op het jaar van de aanzegging door de colleges.

Toelichting

De colleges hebben enkele van hun bevoegdheden en verantwoordelijkheden in het kader van de Wsw niet overgedragen aan het Werkvoorzieningschap. Dit betreft:

  • -

    de verantwoordelijkheid voor het wachtlijstbeheer

  • -

    de bevoegdheid om de (her)indicatiebeschikking van een geïndiceerde in te trekken

  • -

    de beslissingsbevoegdheden met betrekking tot begeleid werken en aanvragen voor het Persoonsgebonden budget begeleid werken

Daarnaast kunnen op grond van de gemoderniseerde Wsw de verantwoordelijkheden rond financiering en verantwoording door de colleges niet worden overgedragen aan een werkvoorzieningschap.

In artikel 4, tweede lid van deze gemeenschappelijke regeling is weergegeven dat de colleges een aantal bij de bovengenoemde verantwoordelijkheden en bevoegdheden behorende uitvoeringstaken mandateren aan het Werkvoorzieningschap. In deze bijlage worden de bedoelde uitvoeringstaken weergegeven.