Regeling vervallen per 01-01-2023

Besluit van Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland houdende regels omtrent de ruimte (Regels Ruimte voor Gelderland 2016)

Geldend van 01-06-2021 t/m 05-09-2021

Intitulé

Besluit van Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland houdende regels omtrent de ruimte (Regels Ruimte voor Gelderland 2016)

GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Gelet op artikel 3, zesde lid, van de Algemene subsidieverordening Gelderland 2016;

BESLUITEN

Vast te stellen de volgende gewijzigde regeling: Regels Ruimte voor Gelderland 2016

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Paragraaf 1.1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1.1 Algemene begripsomschrijvingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    Algemene groepsvrijstellingsverordening: Verordening (EU) Nr. 651/2014 (PbEU van de Europese Commissie van 17 juni 2014;

  • b.

    AsG: Algemene subsidieverordening Gelderland 2016;

  • c.

    controleprotocol: instructie aan de subsidieontvanger voor het geven van aanwijzingen voor de reikwijdte en de intensiteit van de accountantscontrole;

  • d.

    directe arbeidskosten: de kosten van niet in loondienst verrichte arbeid als ZZP-er of als directeur-grootaandeelhouder;

  • e.

    directe loonkosten: het totaal van het bruto loon volgens de loonstaat, de vakantie-uitkering, de niet van winst afhankelijke eindejaarsuitkering of 13e maand, de werkgeverslasten (werkgeversdeel pensioenpremie, WW-premie, WIA/WAO-premie en bijdrage Zorgverzekeringswet) en de overige werkgeverspremies voor werkloosheids- en ziektekostenuitkeringen;

  • f.

    indirecte kosten: het totaal van indirecte loonkosten en kosten voor overhead;

  • g.

    indirecte loonkosten: het totaal van de kosten van de secundaire arbeidsvoorwaarden en de kosten van emolumenten;

  • h.

      kerntaken: kerntaken als bedoeld in het Coalitieakkoord Gelderland 2015-2019 “Ruimte voor Gelderland” d.d. 20 april 2015;

  • i.

    kosten van apparatuur:

    • i.

      gebruikskosten van bestaande apparatuur of van apparatuur die niet speciaal is aangeschaft ten behoeve van de subsidiabele activiteit;

    • ii.

      kosten van apparatuur die speciaal is aangeschaft ten behoeve van de subsidiabele activiteit;

  • j.

    kosten van derden: aan onafhankelijke derden verschuldigde kosten voor uitbesteding van diensten en het inlenen van personeel;

  • k.

    kosten van materialen: de kosten voor verbruiksgoederen;

  • l.

    Landbouw groepsvrijstellingsverordening: Verordening (EU) Nr. 702/2014 van de EuropeseCommissie van 25 juni 2014 (Pb EU L 193);

  • m.

    onafhankelijk taxateur: erkend taxateur die op onafhankelijke wijze de marktwaarde van een onroerend goed vaststelt op grond van algemeen aanvaarde waarderingsmethoden en die gecertificeerd is bij een passende kamer van het NRVT;

  • n.

    publiekrechtelijke rechtspersoon: rechtspersoon als bedoeld in artikel 1 van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;

  • o.

    rechtspersoon met een wettelijke taak: rechtspersoon voor zover die een bij of krachtens de wet geregelde taak uitoefenen en daartoe geheel of gedeeltelijk worden bekostigd uit de opbrengst van bij of krachtens de wet ingestelde heffingen.

  • p.

    sluitende begroting: een begroting waaruit blijkt dat de totale inkomsten en uitgaven voor de activiteiten met elkaar in evenwicht zijn.

Artikel 1.1.2 Toepassingsbereik

Hoofdstuk 1 is buiten het bereik van deze regeling van toepassing op andere besluiten omtrent subsidie waarvan Gedeputeerde Staten op grond van artikel 3 van de AsG of op grond van een bijzonder besluit bevoegd zijn.

Paragraaf 1.2 De aanvraag

Artikel 1.2.1 Tijdvak voor aanvragen

Gedeputeerde Staten kunnen een tijdvak vaststellen waarbinnen aanvragen om subsidie kunnen worden ingediend.

Artikel 1.2.2 Indieningstermijn bij verdeelplan

Voor subsidie die wordt verleend op basis van een krachtens wettelijk voorschrift vastgesteld verdeelplan waarin tenminste de subsidieontvangers en de te ontvangen subsidiebedragen worden genoemd, wordt de aanvraag om subsidie in afwijking van artikel 7, eerste lid, van de AsG uiterlijk zes maanden nadat het verdeelplan is vastgesteld ingediend.

Artikel 1.2.3 Inhoud van aanvraag om subsidie

  • 1 Bij de aanvraag om subsidie worden in elk geval de volgende gegevens verstrekt:

    • a.

      een beschrijving van de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd en de daarmee beoogde doelstellingen;

    • b.

      een begroting van de opbrengsten en kosten voor de activiteiten, voorzien van een toelichting;

    • c.

      als de activiteiten een tijdvak van meer dan 12 maanden beslaan en de gevraagde subsidie € 2.500.000 of meer bedraagt: een planning van de uitvoering van de activiteiten over de totale projectperiode en de daaraan verbonden kosten waarvoor subsidie wordt gevraagd;

  • 2 Als subsidie wordt berekend op basis van een vast bedrag per eenheid dan wordt er, in afwijking van het eerste lid onder b, een verklaring bij de aanvraag verstrekt waaruit blijkt dat de aanvrager over voldoende middelen beschikt om eventuele resterende kosten te dekken.

  • 3 Indien voor dezelfde activiteiten subsidie is verstrekt of aangevraagd bij een ander bestuursorgaan, doet de aanvrager daarvan mededeling in de aanvraag.

Artikel 1.2.4 Boekjaarsubsidies

  • 1 De aanvraag om een subsidie voor een boekjaar wordt ingediend voor 1 april van het jaar dat voorafgaat aan het boekjaar.

  • 2 Indien voor het jaar voorafgaand aan het boekjaar reeds subsidie werd verkregen, kan de aanvraag tot en met 30 september worden ingediend.

  • 3 Gedeputeerde Staten beslissen uiterlijk binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag.

Artikel 1.2.5 Ontvangstbevestiging

Gedeputeerde Staten zenden de aanvrager zo spoedig mogelijk na ontvangst van de aanvraag een ontvangstbevestiging, waarin de ontvangstdatum is vermeld.

Paragraaf 1.3 Beslissing op de aanvraag

Artikel 1.3.1 Subsidies tot € 25.000 onder opschortende voorwaarde

[vervallen]

Artikel 1.3.2 Wijze van verdeling

  • 1 Bij het verlenen van subsidie wordt de volgorde in acht genomen waarin de aanvragen om subsidie zijn ingediend. Een aanvraag wordt slechts in de volgorde opgenomen indien zij voldoet aan de eisen die aan haar worden gesteld.

  • 2 Indien als gevolg van het verlenen van subsidie op grond van een aanvraag die is ingediend op een dag waarop meerdere aanvragen zijn ingediend het subsidieplafond zou worden bereikt, wordt de volgorde als bedoeld in het eerste lid bepaald door loting. Een aanvraag wordt slechts in de volgorde opgenomen indien zij voldoet aan de eisen die aan haar worden gesteld.

  • 3 Gedeputeerde Staten kunnen bepalen dat aanvragen binnen een bepaald tijdvak worden ingediend en op basis van een onderlinge vergelijking in een rangorde worden geplaatst. Een aanvraag wordt slechts in de rangorde opgenomen als zij voldoet aan de eisen die aan haar worden gesteld. Als het vanwege technische storingen gedurende een onafgebroken periode van twee uur direct voorafgaand aan de deadline niet mogelijk is om met het online subsidieportal een subsidieaanvraag in te dienen, verlengen Gedeputeerde Staten het tijdvak waarbinnen aanvragen worden ingediend met 24 uur.

  • 4 Op aanvragen als bedoeld in het derde lid wordt in afwijking van het eerste lid beslist op volgorde van die rangorde.

  • 5 Gedeputeerde Staten kunnen een aanvraag als bedoeld in het vierde lid weigeren indien die niet voldoet aan de daaraan gestelde eisen.

Artikel 1.3.3 Communautair toetsingskader

  • 1. Indien de verstrekking van subsidie als een steunmaatregel in de zin van artikel 107, eerste lid, van het VwEU moet worden aangemerkt en er geen andere staatssteunoplossing voor handen is, wordt de subsidie slechts verstrekt voor zover deze niet in strijd is met Verordening (EU) Nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de de-minimissteun (PbEU L 352).

  • 2. Geen subsidie wordt verstrekt indien tegen een subsidieaanvrager een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin steun onrechtmatig en onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt is verklaard.

  • 3. Geen subsidie wordt verstrekt onder toepassing van de Algemene groepsvrijstellingsverordening of de Landbouw groepsvrijstellingsverordening aan ondernemingen in moeilijkheden als bedoeld in de Communautaire richtsnoeren inzake staatssteun voor reddings- en herstructureringssteun aan niet-financiële ondernemingen in moeilijkheden (PbEU 2014/C 249/01).

Artikel 1.3.4 Sluitende begroting

  • 1 Een subsidie wordt uitsluitend verstrekt als de begroting van de activiteit sluitend is.

  • 2 Als toepassing wordt gegeven aan artikel 1.2.3, tweede lid, wordt de begroting geacht sluitend te zijn.

Artikel 1.3.5 Niet-subsidiabele kosten

  • Geen subsidie wordt verstrekt in verband met:

    • a.

      kosten ten behoeve van het opstellen van de aanvraag;

    • b.

      kosten die worden gemaakt voordat de aanvraag is ontvangen;

    • c.

      [vervallen]

    • d.

      verrekenbare of compensabele belastingen, heffingen of lasten;

    • e.

      kosten van rente, bankdiensten, financieringen, gerechtelijke procedures, provinciale leges, boetes en sancties;

    • f.

      legeskosten indien de aanvraag wordt gedaan door een bestuursorgaan;

    • g.

      [vervallen]

    • h.

      kosten om te voldoen aan wettelijke verplichtingen of aan gangbare minimumkwaliteitseisen;

    • i.

      kosten van reguliere werkzaamheden van de aanvrager;

    • j.

      kosten gemaakt na na afloop van de in de verleningsbeschikking opgenomen projectperiode met uitzondering van accountantskosten zoals bedoeld in artikel 27, derde lid, van de AsG;

    • k.

      [vervallen]

    • l.

      [vervallen]

    • m.

      fooien, geschenken, gratificaties en bonussen;

    • n.

      kosten voor representatie, personeelsactiviteiten, overboekingen, annuleringen en outplacementtrajecten;

    • o.

      niet noodzakelijke of bovenmatige kosten.

Artikel 1.3.6 Methoden voor berekening van kosten

  • 1 De aanvrager kiest voor het berekenen van de kosten een van de volgende methoden:

    • a.

      de vaste uurtariefsystematiek;

    • b.

      de loonkosten plus vaste opslagsystematiek;

    • c.

      de integrale kostensystematiek.

  • 2 De aanvraag bevat een opgave van de gekozen systematiek.

  • 3 Op verzoek van de aanvrager kunnen Gedeputeerde Staten in afwijking van het eerste lid een andere methode vaststellen.

  • 4 Onverminderd het derde lid worden de subsidiabele kosten berekend op basis van een voor de subsidieontvanger gebruikelijke en controleerbare methode die is gebaseerd op bedrijfseconomische grondslagen en normen die in het maatschappelijk verkeer als aanvaardbaar worden beschouwd en die de subsidieontvanger stelselmatig toepast.

  • 5 In afwijking van het eerste lid wordt voor publiekrechtelijke rechtspersonen en rechtspersonen met een wettelijke taak de vaste uurtariefsystematiek toegepast, ongeacht of de subsidiabele activiteit tot de wettelijke taak van de rechtspersoon wordt gerekend.

  • 6 Gedeputeerde Staten kunnen voor rechtspersonen als bedoeld in het vijfde lid een andere methode toestaan. Het derde en het vierde lid zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 7 In afwijking van het vijfde lid kunnen instellingen voor hoger onderwijs en academische ziekenhuizen zoals bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wettenschappelijk onderzoek kiezen voor een van de methoden voor het berekenen van kosten als genoemd in het eerste lid.

Artikel 1.3.7 Vaste uurtariefsystematiek

  • 1 De kosten bij de vaste uurtariefsystematiek zijn:

    • a.

      een vast uurtarief als vergoeding voor de directe loon- en arbeidskosten en de indirecte kosten;

    • b.

      kosten van apparatuur;

    • c.

      kosten van materialen;

    • d.

      kosten van derden.

  • 2 Het vaste uurtarief bedraagt € 35.

  • 3 Het aantal gewerkte uren moet in de administratie per betrokken medewerker worden vastgelegd en bedraagt op jaarbasis ten hoogste 1.600.

  • 4 Het derde lid is niet van toepassing op subsidies waarop artikel 17, tweede lid, van de AsG van toepassing is.

Artikel 1.3.8 Loonkosten plus vaste opslagsystematiek

  • 1 De kosten bij de loonkosten plus vaste opslagsystematiek zijn:

    • a.

      een uurtarief voor directe loonkosten;

    • b.

      een opslag over de directe loonkosten als vergoeding voor de indirecte kosten;

    • c.

      een vast uurtarief als vergoeding voor de directe arbeidskosten;

    • d.

      kosten van apparatuur;

    • e.

      kosten van materialen;

    • f.

      kosten van derden.

  • 2 Het uurtarief voor de directe loonkosten wordt bepaald door de directe loonkosten per jaar te delen door de productieve uren. Het aantal productieve uren wordt bepaald door het aantal van 1600 uren te vermenigvuldigen met de deeltijdfactor. Het uurtarief bedraagt ten hoogste € 93.

  • 3 Het vaste uurtarief voor directe arbeidskosten bedraagt € 35.

  • 4 De opslag voor de indirecte kosten bedraagt 20%.

  • 5 Het aantal gewerkte uren van de betrokken medewerker wordt in de administratie met bijhorende loonkosten vastgelegd en bedraagt op jaarbasis ten hoogste 1.600 op basis van een voltijd dienstverband.

  • 6 Het vijfde lid is niet van toepassing op subsidies waarop artikel 17, tweede lid, van de AsG van toepassing is.

Artikel 1.3.9 Berekeningswijzen kosten

  • 1 Bij de toepassing van de artikelen 1.3.7 en 1.3.8 worden de kosten van apparatuur, materialen, loon- en arbeidskosten en kosten van derden, alsmede vergoedingen voor vrijwilligers berekend aan de hand van het tweede tot en met achtste lid.

  • 2 De kosten voor apparatuur als bedoeld in artikel 1.1.1, onder i, onderdeel i, worden berekend door het werkelijke gebruik van het apparaat te vermenigvuldigen met het machine-uurtarief.

  • 3 Het machine-uurtarief als bedoeld in het eerste lid wordt bepaald aan de hand van de historische aanschafprijs minus de restwaarde van het apparaat gedeeld door de normale bezetting van het apparaat en de voor het apparaat gebruikelijke afschrijvingstermijn.

  • 4 Het werkelijke gebruik van het apparaat wordt vastgelegd in een controleerbare gebruiksadministratie.

  • 5 De kosten voor apparatuur als bedoeld in artikel 1.1.1, onder i, onderdeel ii, worden berekend door middel van lineaire afschrijving van het apparaat.

  • 6 De lineaire afschrijving als bedoeld in het vijfde lid wordt bepaald aan de hand van de historische aanschafprijs minus de restwaarde van het apparaat gedeeld door de voor het apparaat gebruikelijke afschrijvingstermijn.

  • 7 De kosten van materialen worden berekend op basis van historische aanschafprijzen.

  • 8 De kosten van vergoedingen voor vrijwilligers zijn subsidiabel voor zover:

    • a.

      deze aan de vrijwilliger zijn uitbetaald;

    • b.

      het aantal gewerkte uren in de administratie met bijhorende vergoeding per vrijwilliger zijn vastgelegd;

    • c.

      de hoogte van de vergoeding bedraagt maximaal het bedrag per uur, per maand en per jaar als door de Belastingdienst voor dat jaar is vastgesteld.

Artikel 1.3.10 Integrale kostensystematiek

  • 1 De kosten bij de integrale kostensystematiek zijn:

    • a.

      een tarief voor de directe en indirecte kosten van de voor de uitvoering van de activiteiten ingezette kostendragers;

    • b.

      kosten van derden.

  • 2 De kosten per kostendrager als bedoeld in het eerste lid, onder a, worden berekend in een tarief per eenheid van deze kostendrager.

  • 3 Het tarief als bedoeld in het tweede lid wordt gebaseerd op een positief besluit van het Tarieventeam van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland ten aanzien van de Eigen verklaring integrale kostensystematiek en het rapport van bevindingen van de accountant.

  • 4 De kosten worden berekend door het aantal eenheden van de kostendragers te vermenigvuldigen met het berekende tarief, vermeerderd met de aan derden betaalde kosten voor zover deze geen deel uitmaken van dat tarief.

Artikel 1.3.11 Hoogte van de subsidie

  • 1 Indien bij de beoordeling van de subsidieaanvraag blijkt dat door de subsidie van de provincie er een overschot op de begroting ontstaat, wordt de subsidie verminderd met het bedrag dat gelijk staat aan het positief resultaat op de begroting.

  • 2 Als subsidie wordt berekend op basis van een vast bedrag per eenheid, is het eerste lid niet van toepassing.

Paragraaf 1.4 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 1.4.1 Administratieplicht

De subsidieontvanger is verplicht alle op de activiteit betrekking hebbende bewijsstukken gedurende ten minste vijf jaren na vaststelling van de subsidie te bewaren.

Artikel 1.4.2 Administratie bij subsidies vanaf € 125.000

  • 1 De subsidieontvanger is verplicht bij subsidieverstrekking vanaf € 125.000 een administratie te voeren die te allen tijde de informatie bevat die nodig is voor het afleggen van rekening en verantwoording omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden kosten en inkomsten.

  • 2 Het voeren van een administratie als bedoeld in het eerste lid houdt in ieder geval in dat:

    • a.

      alle ontvangsten en kosten in de administratie zijn vastgelegd met onderliggende bewijsstukken;

    • b.

      bewijsstukken, als onderdeel van de administratie, aanwezig zijn ten name van de subsidieontvanger en dat daaruit de aard en hoeveelheid van de geleverde goederen en diensten blijkt, en

    • c.

      uit de urenregistratie blijkt dat de gedeclareerde mensuren daadwerkelijk zijn gemaakt en rechtstreeks toe te rekenen zijn aan het project waarvoor de subsidie is verleend.

  • 3 Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing wanneer een verklaring als bedoeld in artikel 26, tweede lid, van de AsG is voorgeschreven.

Artikel 1.4.3 Voortgangsrapportage

Als een subsidie boven € 25.000 niet binnen een jaar na de subsidieverlening wordt vastgesteld, kunnen Gedeputeerde Staten de subsidieontvanger, zolang de subsidie niet is vastgesteld, eenmaal per jaar verplichten om een voortgangsrapportage over te leggen.

Artikel 1.4.4 Meldingsplicht en aanleveren van bewijsstukken

  • 1 De subsidieontvanger is verplicht om de subsidieverstrekker onverwijld schriftelijk mee te delen als de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet, niet tijdig, niet geheel of gewijzigd zullen worden verricht, of dat niet, niet tijdig of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan.

  • 2 De subsidieontvanger is verplicht om op eerste verzoek van Gedeputeerde Staten door het overleggen van bewijsstukken aan te tonen dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

Artikel 1.4.5 Vervreemding van goederen en rechten

  • 1 De subsidieontvanger is gehouden, indien met subsidie verkregen goederen en rechten binnen vijf jaar na de subsidievaststelling worden vervreemd of anderszins aan derden ter beschikking worden gesteld, Gedeputeerde Staten hiervan in kennis te stellen en de verstrekte subsidie terug te betalen, tenzij anders bepaald.

  • 2 Gedeputeerde Staten stellen het bedrag van de terug te betalen subsidie vast binnen dertien weken nadat zij kennis hebben gekregen van de omstandigheid bedoeld in het vorige lid.

  • 3 Gedeputeerde Staten kunnen ontheffing verlenen van de verplichting de subsidie terug te betalen.

Artikel 1.4.6 Vermogensvorming

  • 1 De hoogte van de vergoeding voor vermogensvorming als bedoeld in artikel 4:41 van de Algemene wet bestuursrecht is het gedeelte van de waarde van het vermogen van de subsidieontvanger, dat evenredig is aan het gedeelte van zijn totale opbrengsten dat gedurende de laatste tien jaar door de subsidie is gevormd.

  • 2 Bij de bepaling van de waarde van het vermogen wordt uitgegaan van de waarde van de vermogensbestanddelen op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt, met dien verstande dat bij verlies of beschadiging van goederen wordt uitgegaan van het bedrag dat als schadevergoeding door de subsidieontvanger is ontvangen.

  • 3 De waarde van onroerende goederen wordt bepaald op basis van hun waarde in het economisch verkeer, die van de roerende goederen op basis van hun boekwaarde. De geldmiddelen, waaronder begrepen banksaldi, worden gewaardeerd op hun nominale waarde.

  • 4 De waarde van onroerende goederen wordt voor rekening van de provincie vastgesteld door een of meer onafhankelijke deskundigen die daartoe door Gedeputeerde Staten in overeenstemming met de subsidieontvanger worden aangewezen.

  • 5 Indien minder dan tien achtereenvolgende jaren subsidie is verstrekt, wordt de vergoeding berekend op basis van het aantal jaren gedurende welke subsidie is verstrekt.

  • 6 Gedeputeerde Staten kunnen op verzoek van subsidieontvanger beslissen dat geen vergoeding verschuldigd is indien:

    • a.

      de activiteiten door een ander worden overgenomen;

    • b.

      de realisatie van de doelstelling niet in gevaar komt; en

    • c.

      de activa en passiva tegen boekwaarde, bepaald op grond van historische kostprijs, worden overgenomen door de rechtsopvolger.

Artikel 1.4.7 In stand houden resultaten

De subsidieontvanger houdt gedurende ten minste vijf jaren na vaststelling van de subsidie, of zolang als in de beschikking tot verlening van de subsidie is bepaald, de resultaten van de activiteiten in stand, tenzij de aard van de activiteiten zich daartegen verzet.

Artikel 1.4.8. Medewerking aan evaluatie

  • 1. De subsidieontvanger werkt mee aan een door of namens Gedeputeerde Staten ingesteld onderzoek, erop gericht de doeltreffendheid en de effecten van de subsidieverstrekking krachtens deze regels te evalueren.

  • 2. Voor zover deze niet bij deze regels zijn gesteld, kunnen Gedeputeerde Staten aan het besluit tot subsidieverlening of, als zodanig besluit niet is gegeven, aan het besluit tot subsidievaststelling voorschriften verbinden over de inlichtingen, gegevens en bescheiden die door de subsidieontvanger moeten worden verstrekt.

Paragraaf 1.5 Vaststelling

Artikel 1.5.1 Vaststelling van subsidie tussen € 25.000 en € 125.000

  • 1 De subsidieontvanger van een subsidie tussen €25.000 en €125.000 geeft bij het verzoek om subsidievaststelling aan:

    • a.

      of de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend zijn verricht, voorzien van een activiteitenverslag;

    • b.

      of aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan;

  • 2 De subsidieontvanger geeft in de verklaring als bedoeld in artikel 26, tweede lid, van de AsG aan:

    • a.

      wat het totaal van de subsidiabele kosten is;

    • b.

      in voorkomend geval wat de stand van de egalisatiereserve is;

    • c.

      wat het totaal van de opbrengsten is, inclusief bijdragen van derden is, en

    • d.

      wat het totaal van de eigen bijdragen is.

Artikel 1.5.2 Vaststelling door middel van jaarrekening bij subsidies boven € 125.000

  • 1 Indien toepassing wordt gegeven aan artikel 27, tweede lid, van de AsG gaat de aanvraag om vaststelling van de subsidie, onverminderd artikel 27, eerste, derde en vierde lid van de AsG, vergezeld van:

    • a.

      de jaarrekening waarin de subsidie separaat wordt verantwoord;

    • b.

      het jaarverslag; en

    • c.

      de accountantsverklaring en het verslag van bevindingen die in ieder geval strekken tot de verantwoording van onderdeel a.

  • 2 [vervallen]

  • 3 De aanvraag om vaststelling als bedoeld in het eerste lid wordt ingediend uiterlijk vier weken na het verschijnen van de jaarrekening van het jaar waarin de activiteiten zijn geëindigd.

Artikel 1.5.3 Vaststelling van subsidies bij bijzonder programma

[vervallen]

Paragraaf 1.6 Overige bepalingen

Artikel 1.6.1 Incidentele subsidie

In afwijking van artikel 5, tweede lid, van de AsG kan een incidentele subsidie worden verstrekt aan natuurlijke personen.

Artikel 1.6.2 Cofinanciering EFRO

Indien subsidie wordt verstrekt als provinciale cofinanciering bij een subsidie op grond van de Uitvoeringswet EFRO, is in afwijking van artikelen 5, eerste lid, 7, 8, 9, eerste lid, 14, 17, tweede lid, 20, derde lid, 21, 29 en paragraaf 6 van de AsG het bepaalde bij of krachtens de Uitvoeringswet EFRO van toepassing.

Artikel 1.6.3 Tijdelijke ontheffing vanwege COVID-19

Gedeputeerde Staten kunnen ambtshalve of op verzoek van de subsidieontvanger ontheffing verlenen van het bepaalde in deze regeling, voor zover het aannemelijk is dat de subsidieontvanger, buiten eigen schuld en toedoen, aan het bepaalde in deze regeling niet kan voldoen als gevolg van de landelijke maatregelen die gericht zijn op het tegen gaan van de verdere verspreiding van COVID-19.

Hoofdstuk 2 Duurzame ruimtelijke ontwikkeling en waterbeheer

Paragraaf 2.1 Algemene bepalingen

Artikel 2.1.1 Begripsomschrijvingen

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • a.

    collectief wooninitiatief: een groep natuurlijke personen die zich verenigd hebben in een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid die beoogt hun belangen in een woningbouwproject te behartigen;

  • b.

    woningbouwproject: de bouw en realisatie van minimaal drie woningen door een collectief wooninitiatief waarin de leden ervan gaan wonen;

  • c.

    financiële instelling: banken, verzekeraars en pensioenfondsen;

  • d.

    duurzaam projectplan: een projectplan voor de realisatie van een woningbouwproject waarbij natuurinclusief, klimaatadaptief en circulair wordt gebouwd met behulp van concrete maatregelen in het ontwerp van de woningen en in de woonomgeving;

  • e.

    aanvulling met duurzaamheid: voor een projectplan waarvoor op grond van artikel 2.4.1 sub b, in de periode van 2 november 2019 tot 2 november 2020 subsidie is verleend en nog niet is overlegd. Deze aanvulling heeft betrekking op het aanpassen van het projectplan tot een duurzaam projectplan.

Paragraaf 2.2 Ontwikkeling forten (vervallen)

Paragraaf 2.3 Gebiedsontwikkeling (vervallen)

Paragraaf 2.4. Collectieve wooninitiatieven

Artikel 2.4.1 Subsidiabele activiteit

Subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de AsG kan worden verstrekt voor:

  • a.

    procesbegeleiding voordat de aanvraag is ontvangen ten behoeve van het oprichten van een collectief wooninitiatief en ten behoeve van het opstellen van de subsidieaanvraag;

  • b.

    het opstellen van een duurzaam projectplan voor de realisatie van een woningbouwproject, waarin een conclusie over de haalbaarheid is opgenomen en waar in ieder geval uit blijkt dat het collectieve wooninitiatief een vrije keuze heeft in de opdrachtverlening aan externe partijen in het bouwproces en een doorslaggevende stem heeft in het ontwerp- en bouwproces van een woningbouwproject, met inbegrip van de procesbegeleiding, of

  • c.

    het opstellen van een programma van eisen, een voorlopig ontwerp, een definitief ontwerp en een bestek, voor het realiseren van een woningbouwproject, met inbegrip van de procesbegeleiding.

Artikel 2.4.2 Criteria

  • 1. Subsidie wordt slechts verstrekt indien:

    • a.

      een namens het college van burgemeester en wethouders van de betreffende gemeente afgegeven intentieverklaring beschikbaar is waaruit blijkt dat door de gemeente wordt meegewerkt aan de realisering van een woningbouwproject op de betreffende locatie, en

    • b.

      de procesbegeleiding wordt uitgevoerd door een onafhankelijke begeleider met ervaring in procesbegeleiding.

  • 2. Onverminderd het eerste lid, wordt subsidie als bedoeld in artikel 2.4.1, aanhef en onder a en b, slechts verstrekt als de eigenaar van de grond waarop of het gebouw waarin het woningbouwproject wordt gerealiseerd, de intentie heeft deze respectievelijk dit aan de leden van het collectief wooninitiatief te verkopen of te verhuren.

  • 3. Onverminderd het eerste lid wordt subsidie als bedoeld in artikel 2.4.1, aanhef en onder c, alleen verstrekt als:

    • a.

      er een duurzaam projectplan is, waarin een conclusie over de haalbaarheid van het woningbouwproject is opgenomen, waar in ieder geval uit blijkt dat het collectief een vrije keuze heeft in de opdrachtverlening aan externe partijen in het bouwproces en een doorslaggevende stem heeft in het ontwerp- en bouwproces van een woningbouwproject;

    • b.

      voor de individuele leden van het collectieve wooninitiatief een financieringstoets door een financiële instelling is uitgevoerd waaruit blijkt dat zij over voldoende financiële middelen beschikken voor de realisering van het woningbouwproject voor koopwoningen, of

    • c.

      voor het collectieve wooninitiatief een financieringstoets door een financiële instelling is uitgevoerd waaruit blijkt dat het collectieve wooninitiatief over voldoende financiële middelen beschikt voor de realisering van het woningbouwproject voor huurwoningen;

    • d.

      de gemiddelde stichtingskosten van de koopwoningen binnen een woningbouwproject, indien sprake is van nieuwbouw, beneden de grens van de Nationale Hypotheekgarantie ligt of de gemiddelde huur van de woningen binnen een woningbouwproject beneden de huurprijs van maximaal € 850 per maand ligt;

    • e.

      de gemiddelde stichtingskosten van de koopwoningen binnen een woningbouwproject, indien sprake is van bestaande bouw of sloop van bestaande bouw met vervolgens nieuwbouw, beneden de grens van de Nationale Hypotheekgarantie vermeerderd met €30.000 ligt;

    • f.

      de eigenaar van de grond waarop of het gebouw waarin het woningbouwproject wordt gerealiseerd de intentie heeft deze respectievelijk dit aan de leden van het collectieve wooninitiatief te verkopen of te verhuren, en

    • g.

      een overzicht waaruit blijkt dat het collectief wooninitiatief 35 % van de kosten van artikel 2.4.6, tweede lid onder a en b, aantoonbaar aan deze activiteiten heeft uitgegeven voor dat de aanvraag voor de lening voor de overige 65 % van de kosten is ingediend.

Artikel 2.4.3 Aanvrager

Subsidie wordt verstrekt aan het collectieve wooninitiatief.

Artikel 2.4.4 Aanvraag

  • 1. Onverminderd artikel 1.2.3 worden bij de aanvraag de volgende gegevens verstrekt:

    • a.

      een verklaring van de eigenaar van de grond waarop of het gebouw waarin het woningbouwproject wordt gerealiseerd, waaruit blijkt dat hij de intentie heeft de grond of het gebouw te verkopen of te verhuren aan de leden van het collectieve wooninitiatief;

    • b.

      een lijst van deelnemers aan het collectieve wooninitiatief;

    • c.

      offertes voor procesbegeleiding als bedoeld in artikel 2.4.1, aanhef en onder b en c.

  • 2. Onverminderd artikel 1.2.3 en het eerste lid wordt bij de aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 2.4.1 aanhef en onder b, een offerte voor het aanvullen van het projectplan tot een duurzaam projectplan verstrekt.

  • 3. Onverminderd artikel 1.2.3 en het eerste lid worden bij de aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 2.4.1, aanhef en onder c, de volgende gegevens verstrekt:

    • a.

      een opgave van het aantal te realiseren woningen;

    • b.

      een overzicht waaruit blijkt dat de gemiddelde stichtingskosten van de koopwoningen in een woningbouwproject, indien het nieuwbouw betreft, beneden de grens van de Nationale Hypotheekgarantie ligt of een overzicht waaruit blijkt dat de gemiddelde huur van de woningen in een woningbouwproject, beneden de huurprijs van maximaal € 850 per maand ligt;

    • c.

      een overzicht waaruit blijkt dat de gemiddelde stichtingskosten van de koopwoningen in een woningbouwproject, indien sprake is van bestaande bouw of sloop van bestaande bouw met vervolgens nieuwbouw, beneden de grens van de Nationale Hypotheekgarantie vermeerderd met €30.000 ligt;

    • d.

      een verklaring van het collectieve wooninitiatief dat iedere deelnemer een toets heeft ingeleverd waaruit blijkt dat zij over voldoende financiële middelen beschikken voor de realisering van het woningbouwproject voor koopwoningen, of

    • e.

      een verklaring van het collectieve wooninitiatief dat zij een toets heeft waaruit blijkt dat zij over voldoende financiële middelen beschikt voor de realisering van het woningbouwproject voor huurwoningen, en

    • f.

      een duurzaam projectplan, waaruit blijkt op welke wijze invulling wordt gegeven aan natuurinclusief bouwen, klimaatadaptief bouwen en circulair bouwen.

Artikel 2.4.5 Subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 1.3.5, onder a en b, zijn subsidiabel:

  • a.

    kosten die voordat de aanvraag is ontvangen worden gemaakt aan procesbegeleiding ten behoeve van het opstellen van de subsidieaanvraag, en

  • b.

    kosten die voordat de aanvraag is ontvangen worden gemaakt ten behoeve van de formele oprichting van een collectief wooninitiatief.

Artikel 2.4.6 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie als bedoeld in artikel 2.4.1, aanhef en onder a en b, bedraagt:

    • a.

      €2.000 voor procesbegeleiding ter voorbereiding van de aanvraag en de formele oprichting van een collectief wooninitiatief;

    • b.

      €3.000 voor het aanvullen van een projectplan tot een duurzaam projectplan;

    • c.

      €13.000 voor het opstellen van een duurzaam projectplan voor de realisatie van een woningbouwproject indien het nieuwbouw betreft;

    • d.

      €15.500 voor het opstellen van een duurzaam projectplan voor de realisatie van een woningbouwproject, indien het bestaande bouw betreft of sloop van bestaande bouw met vervolgens nieuwbouw.

  • 2. De subsidie als bedoeld in artikel 2.4.1, aanhef en onder c, wordt verstrekt in de vorm van een renteloze lening, met een looptijd van maximaal twee jaar, voor een bedrag van maximaal 65% van de kosten en ten hoogste:

    • a.

      €7.500 per woning tot een maximum van €150.000 per woningbouwproject indien het nieuwbouw betreft;

    • b.

      €10.000 per woning tot een maximum van €200.000 per woningbouwproject indien het bestaande bouw betreft of sloop van bestaande bouw met vervolgens nieuwbouw.

Artikel 2.4.7 Verplichtingen

  • 1. Het projectplan als bedoeld in artikel 2.4.1, aanhef en onder b, dient binnen één jaar na het verlenen van de subsidie te zijn voltooid en na voltooiing binnen een maand aan de provincie te worden overlegd.

  • 2. Onverminderd het vorige lid dient het aangevulde projectplan binnen drie maanden, na de termijn genoemd in het eerste lid, aan de provincie te worden overlegd.

  • 3. Met betrekking tot de subsidie als bedoeld in artikel 2.4.1, aanhef en onder c, is de ontvanger verplicht:

    • a.

      binnen twee jaar na het verlenen van de subsidie, te starten met de bouw van het woningbouwproject en dit zo snel mogelijk te melden aan de provincie;

    • b.

      de lening af te lossen op het moment dat wordt gestart met de bouw van het collectief wooninitiatief woningbouwproject, dan wel, indien niet tijdig wordt gestart met de bouw, uiterlijk twee jaar na het verlenen van de subsidie;

    • c.

      binnen drie jaar na het verlenen van de subsidie het woningbouwproject te hebben voltooid.

  • 4. Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag de in het eerste, tweede en derde lid genoemde termijnen verlengen.

Artikel 2.4.8 Weigeringsgronden

De subsidie als bedoeld in artikel 2.4.1, aanhef en onder c, wordt geweigerd als niet is gebleken dat de realisering van het woningbouwproject haalbaar is.

Artikel 2.4.9 Vaststelling

Na afloop van de in artikel 2.4.7, derde lid, aanhef en onderdeel b, genoemde termijnen wordt de subsidie ambtshalve op nihil vastgesteld.

Paragraaf 2.5 Beleef de Waal [vervallen]

Paragraaf 2.6 Waalpleisterplaatsen [vervallen]

Paragraaf 2.7 Steengoed Benutten - Tijdelijke Stimulering Sociale woningmarkt

[vervallen]

Paragraaf 2.8 Steengoed benutten – Uitvoeringsgereed en realiseren

Artikel 2.8.1 Begripsomschrijvingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    project: gecombineerde aanpak en uitvoering van maatregelen binnen een exploitatiegebied, die leiden tot fysieke realisatie;

  • b.

    bebouwde kom: bestaand stedenbouwkundig geconcentreerd samenhangende structuur van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur. Bij interpretatieverschillen geldt als bebouwde kom, de bebouwingscontour van VROM uit 2005;

  • c.

    buitengebied: gebied buiten de bebouwde kom;

  • d.

    exploitatiegebied: op kaart aangegeven gebied waarbinnen het project wordt gerealiseerd;

  • e.

    herbestemmen: geven van een nieuwe functionele bestemming aan een gebouw of gebied die juridisch wordt vastgelegd in een bestemmings- of inpassingsplan;

  • f.

    herontwikkelen: het na sloop realiseren van nieuwbouw op dezelfde locatie al dan niet in combinatie met een herinrichting van de openbare ruimte;

  • g.

    gebouw: onder gebouw wordt tevens verstaan aaneengesloten gebouwen;

  • h.

    transformatie gebouw: ingrijpende kwalitatieve aanpassingen aan een gebouw naar de eisen van de tijd, noodzakelijk voor toekomstige gebruikers of doelgroepen of verlaging van de milieucategorie in het kader van het wegnemen van milieuhinder voor de woonomgeving;

  • i.

    sloop: afbreken, afvoeren van (bouw)materialen en eventueel saneren van de bodem ten behoeve van toekomstig gebruik;

  • j.

    aanloopstraten: straten met een groot aandeel in de routing naar een kernwinkelgebied;

  • k.

    kernwinkelgebied: een aaneengesloten gebied in de binnenstad of centrum, met een hoge concentratie aan winkels, horecazaken, culturele voorzieningen en commerciële dienstverlening;

  • l.

    transformatie gebied: door herontwikkeling gerealiseerde functiewijziging van grond, gebouwen en openbare ruimte binnen de bebouwde kom met als resultaat een andere functie;

  • m.

    bodemsanering: bodemsanering waarbij sprake is van een ernstige verontreiniging op basis waarvan een goedgekeurd functiegericht saneringsplan is opgesteld;

  • n.

    nominale waarde: waarden in een exploitatie op basis van prijspeil heden, waarbij geen rekening wordt gehouden met toekomstige kosten- of opbrengstenstijging en toekomstige rentewinsten of renteverliezen;

  • o.

    footprint: de totale vloeroppervlakte van de begane grond van een gebouw;

  • p.

    beeldbepalend gebouw: een gebouw, dat door een combinatie van architectonische kwaliteit en zijn plaats in de stedenbouwkundige structuur, een belangrijke bijdrage levert aan de kwaliteit van het stads- of dorpsbeeld, dan wel van het buitengebied;

  • q.

    beeldverstorend verpauperd gebouw: een gebouw dat door een combinatie van architectonische kwaliteit en zijn plaats in de stedenbouwkundige structuur, en zo mogelijk ook door de slechte staat van onderhoud als gevolg van leegstand, een negatieve bijdrage levert aan de kwaliteit van het stads-of dorpsbeeld, dan wel van het buitengebied;

  • r.

    exploitatietekort: negatief saldo op grond van de berekening van kosten en opbrengsten op basis van:

    • 1e.

      nominale waarden direct verband houdende met en noodzakelijk voor de ontwikkeling en realisatie van het project;

    • 2e.

      een BAR van maximaal 5%, en

    • 3e.

      een Winst/Risicovoorziening van maximaal 5%;

  • s.

    BAR: het in de vastgoedsector gehanteerde bruto aanvangsrendement waarmee de verhouding wordt weergegeven tussen huuropbrengsten in het eerste jaar en de stichtingskosten;

  • t.

    erkend aannemer: in het Register Kennis en Kunde van de Monumentenwacht Gelderland opgenomen bedrijf, of een bedrijf dat is aangesloten bij de landelijke Vakgroep Restauratie.

Artikel 2.8.2 Subsidiabele activiteiten

Subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de AsG kan worden verstrekt voor:

  • a.

    een integrale gebiedsgerichte aanpak binnen de bebouwde kom, waarbij het gaat om herbestemming, transformatie of sloop van leegstaande of leegkomende gebouwen, gecombineerd met een aanpak van de openbare ruimte en passend in een actuele visie op de ontwikkeling van het gebied;

  • b.

    stedelijke herstructurering van woongebied binnen de bebouwde kom, waarbij sprake is van verduurzaming van woningen, energietransitie en kwalitatief ruimtelijke verbeteringen;

  • c.

    het herbestemmen, transformeren en herontwikkelen van beeldbepalende gebouwen of beeldverstorende verpauperde gebouwen binnen de bebouwde kom, met een grote invloed op de omgeving;

  • d.

    slopen van panden die niet meer zinvol kunnen worden herbestemd of getransformeerd gevolgd door herbestemming van de vrijgekomen ruimte en herinvulling voor klimaat-adaptieve maatregelen en ruimtelijk kwalitatieve verbeteringen;

  • e.

    het verplaatsen van niet aan het buitengebied verbonden functies in het buitengebied naar de bebouwde kom waarbij het gaat om functies die binnenstedelijk zijn te accommoderen waarmee leegstand wordt weggenomen.

  • f.

    het herbestemmen, transformeren en herontwikkelen van beeldbepalende gebouwen of beeldverstorende verpauperde gebouwen in het buitengebied, met een grote invloed op de omgeving en waarbij de nieuwe bestemming leidt tot het vergroten van de leefbaarheid en vitaliteit van het platteland.

Artikel 2.8.3 Criteria

  • 1 Subsidie wordt slechts verstrekt indien:

    • a.

      er sprake is van een exploitatietekort;

    • b.

      de activiteiten leiden tot een ruimtelijke kwaliteitsimpuls van de bebouwde omgeving, met maatschappelijke meerwaarde ten bate van duurzame leefbaarheid;

    • c.

      de activiteiten passen binnen de regionale programmering wonen, werken (bedrijventerreinen, kantoren) en detailhandel;

    • d.

      sprake is van een functiegericht programma met een duurzaam karakter, waarvoor marktvraag is, tenzij sprake is van sloop zonder ’terugbouw’;

    • e.

      de activiteiten bijdragen aan het voorkomen of het beperken van nieuwe structurele binnenstedelijke leegstand of ruimtelijk kwalitatieve problemen; en

    • f.

      er sprake is van een gebiedsgerichte aanpak en onderbouwd met een visie op aanpak van leegstand.

  • 2 Onverminderd het eerste lid wordt subsidie als bedoeld in artikel 2.8.2, aanhef en onder b, slechts verstrekt indien het gaat om minimaal 50 woningen.

  • 3 Onverminderd het eerste lid wordt subsidie als bedoeld in artikel 2.8.2, aanhef en onder c, slechts verstrekt indien het gaat om een gebouw dat minimaal 5 jaar leeg staat, een footprint heeft van minimaal 1000 m2 en een voorgevelbreedte heeft van minimaal 25 meter.

  • 4 Onverminderd het eerste lid wordt subsidie als bedoeld in artikel 2.8.2, aanhef en onder d, slechts verstrekt indien de aanvrager aantoont dat het project in twee jaar kan worden uitgevoerd.

  • 5 Onverminderd het eerste lid wordt subsidie als bedoeld in artikel 2.8.2, aanhef en onder e, slechts verstrekt indien na verplaatsing van de functie sprake is van verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied.

  • 6 Onverminderd het eerste lid wordt subsidie als bedoeld in artikel 2.8.2, aanhef en onder f, slechts verstrekt indien het gaat om een gebouw dat minimaal 5 jaar leeg staat en een footprint heeft van minimaal 2000 m2 en waarbij de aanpak gericht is op het wegnemen van een ruimtelijk kwalitatief probleem, milieu- of geluidshinder of van een onveilige situatie.

  • 7 Als de aanvraag betrekking heeft op subsidiabele activiteiten als bedoeld in artikel 2.8.2, onder b, geldt in afwijking van het eerste lid, onder f, slechts de eis dat er sprake is van een gebiedsgerichte aanpak.

  • 8 Gedeputeerde Staten kunnen ontheffing verlenen van de in het tweede, derde en zesde lid opgenomen aantallen woningen, afmetingen en perioden van leegstand.

Artikel 2.8.4 Aanvrager

Subsidie wordt verstrekt aan gemeenten.

Artikel 2.8.5 Vooroverleg

  • 1 Voordat een aanvraag kan worden ingediend, vindt er een vooroverleg plaats aan de hand van het door de provincie beschikbaar gestelde vooroverlegformulier.

  • 2 Het vooroverleg wordt gepland binnen 8 weken na ontvangst van het in het eerste lid bedoelde formulier en vindt plaats binnen 12 weken.

  • 3 Tijdens het vooroverleg wordt in ieder geval aan de orde gesteld:

    • a.

      het percentage aan BAR dat van toepassing zal zijn op het project als de aanvrager voornemens is dit te hanteren;

    • b.

      het percentage aan Winst/Risicovoorziening dat van toepassing zal zijn op het project als de aanvrager voornemens is om dit te hanteren;

    • c.

      de haalbaarheid van het project waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

    • d.

      de projectgerelateerde klimaatambities, en

    • e.

      welke informatie bij de aanvraag moet worden ingediend.

Artikel 2.8.6 Aanvraag

Onverminderd artikel 1.2.3 bevat de aanvraag:

  • a.

    een toelichting waarin de aanvrager aangeeft op welke wijze met het project een structurele duurzame verbetering wordt verwezenlijkt, dan wel structurele leegstand zal worden voorkomen dan wel aangepakt;

  • b.

    een opgave van de financiële bijdragen van de aan het project deelnemende partijen;

  • c.

    een onderbouwing van de manier waarop leegstand op vrijkomende locaties wordt voorkomen;

  • d.

    een realistische planning die aantoont dat de uitvoering van het project kan starten en binnen 3 jaar in een aaneengesloten bouwstroom kan worden gerealiseerd en opgeleverd;

  • e.

    een kaart waarop het exploitatiegebied is aangegeven;

  • f.

    grond- en opstalexploitaties, waarbij uitgegaan wordt van nominale waarden, inclusief verwachte en verleende subsidies, behorende bij het exploitatiegebied;

  • g.

    door onafhankelijke taxateurs opgestelde taxatierapporten van de gronden en opstallen die verband houden met de realisering van het project;

  • h.

    documenten waaruit de afspraken tussen de aan het project deelnemende partijen blijken ten aanzien van planning, uitvoering, financiën en regionale programmeringsafspraken;

  • i.

    informatie waaruit blijkt dat de staatssteun- en aanbestedingsregels niet worden overtreden; en

  • j.

    informatie die bij het vooroverleg is verzocht overeenkomstig het bepaalde in artikel 2.8.5.

Artikel 2.8.7 Hoogte van de subsidie

  • 1 De hoogte van de subsidie wordt bepaald op basis van het exploitatietekort. Wanneer sprake is van circulair hergebruik van bouwmateriaal wordt de subsidie met 5% verhoogd.

  • 2 Subsidie als bedoeld in artikel 2.8.2, aanhef en onder a, bedraagt niet meer dan de investeringen van de aan het project deelnemende partijen, met een maximum van € 500.000 per project.

  • 3 Subsidie als bedoeld in artikel 2.8.2, aanhef en onder b, bedraagt niet meer dan de investeringen van de aan het project deelnemende partijen, met een maximum van € 500.000 per project.

  • 4 Subsidie als bedoeld in artikel 2.8.2, aanhef en onder c, bedraagt niet meer dan de investeringen van de aan het project deelnemende partijen, met een maximum van € 200.000 per project.

  • 5 Subsidie als bedoeld in artikel 2.8.2, aanhef en onder d, bedraagt niet meer dan de investeringen van de aan het project deelnemende partijen, met een maximum van € 100.000 per project.

  • 6 Subsidie als bedoeld in artikel 2.8.2, aanhef en onder e, bedraagt ten hoogste 50% van de sloopkosten, inclusief saneringskosten, en ten hoogste 50% van de kosten van herinvulling onbebouwd met een maximum van € 200.000 per project.

  • 7 Subsidie als bedoeld in artikel 2.8.2, aanhef en onder f, bedraagt niet meer dan de investeringen van de aan het project deelnemende partijen, met een maximum van € 200.000 per project.

  • 8 In afwijking van artikel 1.3.5, onderdeel b, mogen bij de berekening van het exploitatietekort kosten van voor de datum waarop de aanvraag is ingediend worden meegenomen.

Artikel 2.8.8 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd als:

  • a.

    verlening ervan zou leiden tot lagere dan de actuele marktconforme prijzen van de grond en gebouwen in de omgeving van het project, of

  • b.

    een gemeente per exploitatiegebied voor meer dan één activiteit subsidie zou ontvangen.

Artikel 2.8.9 Niet-subsidiabele kosten

Onverminderd het bepaalde in artikel 1.3.5 wordt geen subsidie verstrekt voor:

  • a.

    kosten die worden gemaakt tot en met het definitief ontwerp;

  • b.

    kosten die gemaakt worden voor activiteiten die buiten het exploitatiegebied van het project vallen;

  • c.

    kosten voor kwalitatieve ingrepen in de openbare ruimte die uitstijgen boven hetgeen in de gemeente gangbaar is;

  • d.

    waardedaling van gronden of opstallen veroorzaakt door markt- of economische factoren;

  • e.

    verwervingen of inbrengwaarde van onroerende zaken die in de exploitatie van het project zijn opgenomen en met een hogere waarde dan de actuele getaxeerde marktwaarde op basis van het huidige gebruik of leegstand;

  • f.

    kosten van planschade; en

  • g.

    kosten van bovenwijkse voorzieningen.

Artikel 2.8.10 Verplichtingen

  • 1 Het project wordt binnen drie jaar na de datum van de verleningsbeschikking gerealiseerd, tenzij in deze paragraaf of in de verleningsbeschikking een andere termijn is opgenomen.

  • 2 Indien sprake is van monumentale gebouwen, dient voldaan te worden aan de provinciale Uitvoeringsvoorschriften ten behoeve van duurzame instandhouding cultuurhistorische waarden.

  • 3 Als sprake is van monumentale gebouwen, dienen eventuele werkzaamheden aan deze gebouwen te worden uitgevoerd door een erkend aannemer dan wel door een aannemer die voldoet aan de aan een erkend aannemer gestelde eisen.

Artikel 2.8.11 Vaststelling

In afwijking van artikel 26 van de AsG is artikel 27 van de AsG van toepassing op de vaststelling van de subsidie, met dien verstande dat voor subsidie tot € 125.000 in plaats van een accountantsverklaring kan worden volstaan met een verklaring als bedoeld in artikel 26, tweede lid, van de AsG.

Paragraaf 2.9 Gelderse Gebiedsopgaven

Artikel 2.9.1 Algemene bepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    deelnemer: rechtspersoon, niet zijnde de aanvrager, die bij de subsidiabele activiteit samenwerkt met de aanvrager anders dan in een opdrachtgever-opdrachtnemerrelatie;

  • b.

    doelen: de doelen per gebied als bedoeld in de Uitvoeringsstrategie Gebiedsopgaven (PS2016-384) en daarop door Provinciale Staten aangebrachte aanvullingen;

  • c.

    financiële bijdrage: al hetgeen een deelnemer op eigen titel en voor eigen rekening en risicovoornemens is uit te voeren;

  • d.

    Gebied: de Achterhoek, de Veluwe, het Stedelijk Netwerk Arnhem/Nijmegen, het Stedelijk Netwerk Ede-Wageningen: Food Valley, het Stedelijk netwerk Stedendriehoek: Cleantech en de Gelderse Corridor, zoals beschreven in de Uitvoeringstrategie Gebiedsopgaven (PS2016-384);

  • e.

    gebiedsbreed overleg: een gebiedsbreed maatschappelijk samenwerkingsverband dat actief is in het kader van de Gelderse Gebiedsopgaven;

  • f.

    uitgangspunten van de gebiedsopgaven: de 15 uitgangspunten als bedoeld in de Uitvoeringsstrategie Gebiedsopgaven (PS2016-384);

  • g.

    uitvoeringsagenda: een document van het gebiedsbreed overleg dat op gebiedsniveau invulling geeft aan de doelen.

Artikel 2.9.2 Voorstel van gebiedsbreed overleg

  • 1 Een gebiedsbreed overleg verstrekt periodiek aan Gedeputeerde Staten een schriftelijk voorstel met initiatieven afkomstig uit het gebied die kunnen bijdragen aan het bereiken van de doelen.

  • 2 Het voorstel bevat ten aanzien van elk aangemeld initiatief:

    • a.

      een omschrijving van het initiatief en door de initiatiefnemer aan het gebiedsbrede overleg overgelegde informatie;

    • b.

      de datum van aanmelding van het initiatief;

    • c.

      gegevens van de initiatiefnemer;

    • d.

      een beschrijving van de wijze waarop het gebiedsbrede overleg het initiatief heeft besproken, inclusief de daarbij behorende verslagen;

    • e.

      een gemotiveerde beoordeling van het initiatief;

    • f.

      een gemotiveerde beoordeling van de uitvoerbaarheid van het initiatief, inclusief de planning voor de uitvoering daarvan,

  • 3 Het gebiedsbrede overleg zorgt ervoor dat initiatieven gedurende het gehele jaar kunnen worden aangemeld.

Artikel 2.9.3 Lijst met initiatieven

  • 1. Gedeputeerde staten stellen naar aanleiding van het voorstel als bedoeld in artikel 2.9.2, eerste lid, periodiek en voor ieder gebied een lijst van met initiatieven vast die:

    • a.

      in overeenstemming zijn met de uitgangspunten van de gebiedsopgaven, passen binnen de kerntaken ende uitvoeringsagenda; en

    • b.

      in aanmerking kunnen komen voor subsidie.

  • 2. Ter uitvoering van artikel 4 van de AsG bevat de lijst ten aanzien van elke activiteit het maximale bedrag waarvoor subsidie kan worden verstrekt.

  • 3. De lijst met initiatieven wordt bekend gemaakt in het Provinciaal Blad.

Artikel 2.9.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor het uitvoeren van activiteiten die zijn opgenomen op een lijst als bedoeld in artikel 2.9.3.

Artikel 2.9.5 Hoogte van de subsidie

De subsidie bedraagt ten hoogste 100% van de subsidiabele kosten met een minimum van € 25.000.

Artikel 2.9.6 Verplichting

De subsidieontvanger is verplicht om zijn kennis en bevindingen te delen op de in de aanvraag beschreven wijze, of in overeenstemming met de beschikking tot subsidieverlening indien Gedeputeerde Staten daarin een andere wijze van delen van kennis en bevindingen hebben bepaald of daarover aanvullende verplichtingen hebben opgelegd.

Artikel 2.9.7 Aanvraag

Onverminderd artikel 1.2.3 wordt bij de aanvraag, indien deze betrekking heeft op het verrichten van subsidiabele activiteiten, waaraan door deelnemers een financiële bijdrage wordt geleverd, een document ingediend dat is ondertekend door de aanvrager en de deelnemers waaruit ten minste blijkt:

  • a.

    de voorgenomen aanpak voor het verrichten van de activiteiten en de bijdragen hieraan door de deelnemers;

  • b.

    overeenkomstig de in artikel 2.9.6 opgenomen verplichting op welke wijze en onder welke voorwaarden aanvrager en de deelnemers hun kennis en bevindingen delen.

Artikel 2.9.8 Werking van het plafond

Indien voor activiteiten die zijn opgenomen in de lijst, het maximumbedrag waarvoor, op grond van enig artikel in deze Regels, subsidie kan worden verleend, niet van toepassing is verklaard, wordt het bedrag waarmee dit maximumbedrag wordt overschreden buiten beschouwing gelaten bij de beoordeling of het plafond voor deze activiteiten wordt overschreden.

Paragraaf 2.10 Ondersteuning bewonersinitiatieven op het gebied van sociale samenhang

Artikel 2.10.1 Subsidiabele activiteiten

Subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de AsG kan worden verstrekt voor activiteiten van bewoners van wijken, dorpen of gemeenten die zich richten op een versterking van de samenhang binnen een bevolkingsgroep of tussen bevolkingsgroepen met inbegrip van de evaluatie daarvan.

Artikel 2.10.2 Criteria

Subsidie wordt slechts verstrekt indien:

  • a.

    het gemeentebestuur geen bezwaar heeft tegen de activiteiten;

  • b.

    de activiteiten aansluiten bij de kerntaken en de onderliggende plandoelen van de provincie;

  • c.

    de activiteiten niet al zijn of worden uitgevoerd op het moment waarop de aanvraag wordt ingediend;

  • d.

    uit de aanvraag blijkt op welke wijze de activiteiten worden geëvalueerd;

  • e.

    de activiteiten geen winstoogmerk hebben; en

  • f.

    de activiteiten met regelmaat worden georganiseerd.

Artikel 2.10.3 Aanvrager

  • 1. In afwijking van artikel 5, eerste lid, van de AsG kan subsidie worden verstrekt aan andere personen dan rechtspersonen.

  • 2. Subsidie wordt verstrekt aan rechtspersonen die blijkens hun doelstelling een bijdrage leveren aan de sociale samenhang of een samenwerkingsverband van ten minste vijf natuurlijke personen.

Artikel 2.10.4 Aanvraag

Onverminderd artikel 1.2.3 bevat de aanvraag:

  • a.

    indien deze wordt ingediend door een samenwerkingsverband van natuurlijke personen: een schriftelijk document waarin de samenwerking is beschreven en waarin in ieder geval de afspraken zijn vastgelegd over financiën, planning en verantwoordelijkheden;

  • b.

    een schriftelijke verklaring van het gemeentebestuur waaruit blijkt dat het gemeentebestuur geen bezwaar heeft tegen het initiatief.

  • c.

    een beschrijving waaruit blijkt wat het doel van de activiteiten is, wie de doelgroepen zijn en met welke frequentie die activiteiten worden georganiseerd.

Artikel 2.10.5 Hoogte van de subsidie

De subsidie bedraagt ten hoogste 75% van de kosten met een minimum van € 10.000 en een maximum van € 24.999.

Artikel 2.10.6 Niet-subsidiabele kosten

In aanvulling op artikel 1.3.5 zijn komen niet voor subsidie in aanmerking kosten voor:

  • a.

    Het beheer en onderhoud van onroerende goederen;

  • b.

    Aanpassingen die niet noodzakelijk zijn voor het realiseren van de activiteiten.

Artikel 2.10.6 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd als:

  • a.

    het aannemelijk is dat het initiatief zal leiden tot toekomstige lasten voor onderhoud of instandhouding waarvoor ten tijde van de subsidieverstrekking geen dekking bestaat;

  • b.

    het initiatief geheel of grotendeels gericht is op het organiseren van een dorps- of buurtfeest, optocht, braderie of barbecue of andere eenmalige of incidentele activiteiten;

  • c.

    het initiatief gericht is op individuele hulpverlening of de behartiging van een persoonlijk belang;

  • d.

    het initiatief zich in een onderzoeksfase bevindt; of

  • e.

    voor het initiatief subsidie is of kan worden verstrekt op grond van de paragrafen 4.2 of 4.12.

Artikel 2.10.8 Verplichtingen

  • 1. De subsidieontvanger is verplicht het initiatief te vermelden op de initiatievenkaart van de provincie via http://leefbaarheid.gelderland.nl en publiciteit te verzorgen over het initiatief op sociale media, waaronder in elk geval de website of de facebookpagina van de subsidieontvanger en de provincie.

  • 2. De uitvoering van het initiatief moet binnen twee jaar na de vaststelling van de subsidie zijn afgerond.

Paragraaf 2.11 Zoetwatervoorziening Hoge Zandgronden

Artikel 2.11.1 Begripsomschrijvingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    bestuursovereenkomst: de Bestuursovereenkomst Zoetwatervoorziening Hoge Zandgronden 2016 – 2021 regio Oost, zoals gepubliceerd in de Staatscourant op 16 december 2015;

  • b.

    initiatiefnemer: de partij die maatregelen uit het werkprogramma uitvoert;

  • c.

    investeringsvolume: het aan Zoetwater toe te rekenen investeringsvolume van het Regionale Bod “Aanbod Hoge Zandgronden” van 7 februari 2014, zoals bedoeld in de bestuursovereenkomst;

  • d.

    RBO: Regionaal Bestuurlijk Overleg Rijn-Oost;

  • e.

    Rijksbijdrage: de decentrale uitkering Deltafondsmiddelen voor Zoetwatervoorziening Hoge Zandgronden, zoals overeengekomen in de bestuursovereenkomst;

  • f.

    werkprogramma: het Werkprogramma Zoetwatervoorziening Hoge Zandgronden 2016 – 2021, “Wel goed water geven!”.

Artikel 2.11.2 Subsidiabele activiteit

Subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de AsG kan worden verstrekt voor het uitvoeren van maatregelen conform bijlage 1 van het werkprogramma.

Artikel 2.11.3 Verplichting

De activiteit wordt uitgevoerd in de periode 2016-2021.

Artikel 2.11.4 Voorwaarde

  • 1. De subsidie wordt verstrekt onder de voorwaarde dat de Rijksbijdrage ter beschikking wordt gesteld.

  • 2. [vervallen]

Artikel 2.11.5 Niet-subsidiabele kosten

  • 1. In aanvulling op artikel 1.3.5 wordt geen subsidie verstrekt voor personeelskosten van de aanvrager.

  • 2. In afwijking van artikel 1.3.5, onderdelen b en f, kan subsidie worden verstrekt voor:

    • a.

      kosten die zijn gemaakt vanaf 1 januari 2016 en voordat de aanvraag is ontvangen;

    • b.

      legeskosten.

Artikel 2.11.6 Aanvrager

Subsidie wordt verstrekt aan:

  • a.

    Waterschap Rijn en IJssel;

  • b.

    Waterschap Vallei en Veluwe;

  • c.

    Gemeente Aalten;

  • d.

    Gemeente Apeldoorn;

  • e.

    Gemeente Barneveld;

  • f.

    Gemeente Berkelland;

  • g.

    Gemeente Bronckhorst;

  • h.

    Gemeente Doetinchem;

  • i.

    Gemeente Duiven;

  • j.

    Gemeente Ede;

  • k.

    Gemeente Elburg;

  • l.

    Gemeente Harderwijk;

  • m.

    Gemeente Montferland;

  • n.

    Gemeente Nunspeet;

  • o.

    Gemeente Putten;

  • p.

    Gemeente Renswoude;

  • q.

    Gemeente Rhenen;

  • r.

    Gemeente Soest;

  • s.

    Gemeente Voorst;

  • t.

    Gemeente Westervoort;

  • u.

    Gemeente Winterswijk;

  • v.

    Gemeente Zevenaar;

  • w.

    Gemeente Zutphen.

Artikel 2.11.7 Aanvraag

  • 1. Een aanvraag om subsidie kan worden ingediend tot 1 juli 2021.

  • 2. In afwijking van artikel 1.2.3 kunnen de bij de aanvraag verstrekte gegevens bestaan uit een verwijzing naar het werkprogramma.

  • 3. Er kunnen meerdere aanvragen om subsidie worden ingediend tot het maximum van de beschikbare subsidie voor die subsidieontvanger, mits per aanvraag de verhouding tussen subsidie en investeringsvolume, zoals bedoeld in artikel 2.11.8, eerste lid, niet wijzigt.

Artikel 2.11.8 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie bedraagt per subsidieontvanger ten hoogste:

    • a.

      Waterschap Rijn en IJssel €2.220.000, bij een investeringsvolume van €7.300.000;

    • b.

      Waterschap Vallei en Veluwe €880.000, bij een investeringsvolume van €2.900.000;

    • c.

      Gemeente Aalten €5.114, bij een investeringsvolume van €19.400;

    • d.

      Gemeente Apeldoorn €402.980, bij een investeringsvolume van €1.604.022;

    • e.

      Gemeente Barneveld €26.677, bij een investeringsvolume van €102.000;

    • f.

      Gemeente Berkelland €53.428, bij een investeringsvolume van €232.296;

    • g.

      Gemeente Bronckhorst €15.682, bij een investeringsvolume van €60.000;

    • h.

      Gemeente Doetinchem €94.776, bij een investeringsvolume van €363.000;

    • i.

      Gemeente Duiven €115.925, bij een investeringsvolume van €504.022;

    • j.

      Gemeente Ede €89.406, bij een investeringsvolume van €342.500;

    • k.

      Gemeente Elburg €178.569, bij een investeringsvolume van €744.022;

    • l.

      Gemeente Harderwijk €168.171, bij een investeringsvolume van €704.022;

    • m.

      Gemeente Montferland €181.467, bij een investeringsvolume van €754.946;

    • n.

      Gemeente Nunspeet €26.080, bij een investeringsvolume van €100.000;

    • o.

      Gemeente Putten €115.538, bij een investeringsvolume van €448.396;

    • p.

      Gemeente Renswoude €9.461, bij een investeringsvolume van €40.000;

    • q.

      Gemeente Rhenen €25.313, bij een investeringsvolume van €96.800;

    • r.

      Gemeente Soest €15.682, bij een investeringsvolume van €60.000;

    • s.

      Gemeente Voorst €46.962, bij een investeringsvolume van €180.000;

    • t.

      Gemeente Westervoort €1.694, bij een investeringsvolume van €7.365;

    • u.

      Gemeente Winterswijk €87.446, bij een investeringsvolume van €335.000;

    • v.

      Gemeente Zevenaar €115.925, bij een investeringsvolume van €504.022;

    • w.

      Gemeente Zutphen €29.404, bij een investeringsvolume van €112.500.

  • 2. De subsidie wordt jaarlijks conform de kasreeks voor de Rijksbijdrage bevoorschot.

  • 3. Indien de verdeling van de Rijksbijdrage in de bestuursovereenkomst of in het werkprogramma wordt aangepast, wordt de subsidie overeenkomstig aangepast.

Artikel 2.11.9 Verplichtingen

[vervallen]

Artikel 2.11.10 Vaststelling

  • 1. De subsidieontvanger dient tussen 1 januari en 1 april 2022 een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in.

  • 2. In afwijking van de artikelen 25 en 26 van de AsG is artikel 27 van de AsG van toepassing op de vaststelling van alle subsidies, met dien verstande dat in plaats van een accountantsverklaring kan worden volstaan met een verklaring als bedoeld in artikel 26, tweede lid, van de AsG.

  • 3. Gedeputeerde Staten gaan niet eerder over tot een lagere vaststelling van de subsidie dan na advies van het RBO.

Paragraaf 2.12 Aanpassingen Gemeenschapsvoorziening

Artikel 2.12.1 Begripsomschrijvingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    gemeenschapsvoorziening: een gebouw, een gedeelte of de buitenruimte van een gebouw, of een openbaar gebied dat voldoet aan de volgende criteria:

    • 1e.

      er vinden in een gebouw ten minste drie en buiten ten minste twee verschillende activiteiten op het terrein van zorg, welzijn, cultuur, educatie en sport plaats voor gebruikers;

    • 2e.

      het gebouw, de buitenruimte of het openbaar gebied is bestemd voor brede en meerdere gebruikersgroepen;

    • 3e.

      de gebruikers zijn op niet commerciële basis betrokken bij de activiteiten in de gemeenschapsvoorziening;

    • 4e.

      de gebruikers die op structurele basis gebruikmaken van de gemeenschapsvoorziening zijn in meerderheid non-profitorganisaties, en

    • 5e.

      het gebouw, de buitenruimte of het openbaar gebied staat ten minste zes dagen per week ter beschikking van de gebruikers.

  • b.

    gekwalificeerde adviseur: een adviseur in het bezit van een geldig Fedec-, EPA-U-, BREEAM- of GPR-certificaat, dan wel een daarmee vergelijkbaar certificaat.

  • c.

    aanpassen: aanpassen en verbouwen van een gemeenschapsvoorziening.

  • d.

    circulair: het ontwikkelen, gebruiken en hergebruiken van gebouwen, gebieden en infrastructuur, zonder natuurlijke hulpbronnen onnodig uit te putten, de leefomgeving te vervuilen en ecosystemen aan te tasten.

  • e.

    klimaatadaptief: het verminderen van de kwetsbaarheid voor klimaatverandering, het verkleinen van de uiteindelijke effecten ervan en het benutten van de kansen die een veranderend klimaat biedt.

  • f.

    natuurinclusief: het nemen van maatregelen ten aanzien van gebouwen of de buitenruimte die gericht zijn op het vergroten van de biodiversiteit.

Artikel 2.12.2 Subsidiabele activiteiten

Subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de AsG kan worden verstrekt voor:

  • a.

    het verbeteren van de toegankelijkheid van een gemeenschapsvoorziening voor mensen met een handicap of een chronische ziekte;

  • b.

    het realiseren van maatregelen die een energiebesparend of –opwekkend effect hebben;

  • c.

    het aanpassen van een gemeenschapsvoorziening, als dit noodzakelijk is voor het kunnen uitvoeren van nieuwe activiteiten;

  • d.

    het aanpassen van een gebouw, een gedeelte of de buitenruimte van een gebouw of een openbaar gebied tot gemeenschapsvoorziening;

  • e.

    het verbeteren van de toegankelijkheid van een gemeenschapsvoorziening voor mensen met een handicap of een chronische ziekte als dit gebeurt op een circulaire, klimaatadaptieve of natuurinclusieve manier;

  • f.

    het aanpassen van een gemeenschapsvoorziening, als dit gebeurt op een circulaire, klimaatadaptieve of natuurinclusieve manier, of

  • g.

    het aanpassen van een gebouw, een gedeelte of de buitenruimte van een gebouw of een openbaar gebied tot gemeenschapsvoorziening, als dit gebeurt op een circulaire, klimaatadaptieve of natuurinclusieve manier.

Artikel 2.12.3 Criteria

  • 1. Subsidie als bedoeld in artikel 2.12.2, onder a en e, wordt slechts verstrekt als:

    • 1e.

      een onderbouwd overzicht wordt overlegd van de bouwkundige en technische maatregelen die genomen kunnen worden om toegankelijkheid voor mensen met een handicap of chronische ziekte te bewerkstelligen, en

    • 2e.

      de kosten van het uitvoeren van deze maatregelen inzichtelijk zijn gemaakt.

  • 2. Subsidie als bedoeld in artikel 2.12.2, onder b, wordt slechts verstrekt als er een energiescan is uitgevoerd die bestaat uit:

    • 1e.

      Een onderbouwd overzicht van de bouwkundige en technische maatregelen die genomen worden om energiebesparing of -opwekking te bewerkstelligen;

    • 2e.

      een schatting van de kosten van de maatregelen;

    • 3e.

      een verklaring dat de energiescan is uitgevoerd door een gekwalificeerde adviseur, en

    • 4e.

      het effect van de uit te voeren maatregelen als bedoeld op de energierekening van de aanvrager.

  • 3. Subsidie als bedoeld in artikel 2.12.2, onder c en d wordt slechts verstrekt als een onderbouwd overzicht wordt overlegd van de bouwkundige en technische maatregelen die genomen zullen worden en de kosten van de uitvoering van deze maatregelen inzichtelijk zijn gemaakt.

  • 4. Subsidie als bedoeld in artikel 2.12.2, onder e, f en g, wordt slechts verstrekt als er een projectplan duurzaamheid is opgesteld dat bestaat uit:

    • 1e.

      een onderbouwd overzicht van de maatregelen die genomen worden om de gemeenschapsvoorziening of een toekomstig gemeenschapsvoorziening natuurinclusief, klimaatadaptief of circulair te maken, en

    • 2e.

      een schatting van de kosten van de maatregelen.

  • 4. Subsidie als bedoeld in artikel 2.12.2 onder c, d, f en g, wordt voorts slechts verstrekt als:

    • 1e.

      een verklaring van het college van burgemeester en wethouders van de betreffende gemeente wordt overlegd waaruit blijkt dat het geen bezwaar heeft tegen de subsidiabele activiteit, en

    • 2e.

      als er sprake is van uitbreiding van de gemeenschapsvoorziening of aanpassing van een gebouw tot gemeenschapsvoorziening: een verklaring, opgesteld door de eigenaar van het pand van waaruit de nieuwe activiteiten worden verplaatst naar de gemeenschapsvoorziening, die inzicht biedt in het resterende gebruik.

Artikel 2.12.4 Aanvrager

Subsidie wordt verstrekt aan een privaatrechtelijke rechtspersoon die blijkens zijn statuten of akte van oprichting of blijkens zijn feitelijke werkzaamheden tot taak heeft om een gemeenschapsvoorziening te beheren en om ondersteuning te bieden bij de programmatische invulling van de activiteiten binnen een gemeenschapsvoorziening.

Artikel 2.12.5 Hoogte van de subsidie

  • 1. Subsidie als bedoeld in artikel 2.12.2, aanhef en onder a, bedraagt 50% van de subsidiabele kosten met een minimum van € 10.000 en een maximum van € 50.000.

  • 2. Subsidie als bedoeld in artikel 2.12.2, aanhef en onder b, bedraagt 50% van de subsidiabele kosten met een minimum van € 10.000 en een maximum van € 50.000.

  • 3. Subsidie als bedoeld in artikel 2.12.2, aanhef en onder c en d, bedraagt 50% van de subsidiabele kosten met een minimum van € 25.000 en een maximum van € 100.000.

  • 4. Subsidie als bedoeld in artikel 2.12.2, aanhef en onder e, bedraagt 70% van de subsidiabele kosten met een minimum van € 10.000 en een maximum van € 50.000.

  • 5. Subsidie als bedoeld in artikel 2.12.2, aanhef en onder f en g, bedraagt 70% van de subsidiabele kosten met een minimum van € 25.000 en een maximum van € 100.000.

Artikel 2.12.6 Subsidiabele kosten

  • 1. In afwijking van artikel 1.3.5, onder h, zijn de kosten voor het verbeteren van de toegankelijkheid als bedoeld in de Wet gelijke behandeling op grond van handicap en chronische zieken subsidiabel.

  • 2. Voor de subsidie als bedoeld in artikel 2.12.2, onder a, c, d, e, f en g, zijn niet subsidiabel de kosten voor:

    • a.

      advies over en aanschaf van goederen ten behoeve van de inrichting en stoffering van het gebouw, of

    • b.

      regulier beheer en onderhoud.

Artikel 2.12.7 Verplichtingen van de subsidieontvanger

De subsidieontvanger rondt de subsidiabele activiteit binnen 12 maanden na de subsidieverlening af.

Artikel 2.12.8 Weigeringsgronden

Subsidie als bedoeld in artikel 2.12.2, onder c, wordt geweigerd indien voor de activiteit subsidie is of kan worden verstrekt op grond van de paragraaf 6.26.

Artikel 2.12.9 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. De subsidieontvanger is verplicht de subsidiabele activiteit binnen 12 maanden na de subsidieverlening uit te voeren en geheel af te ronden.

  • 2. De subsidieontvanger is verplicht na de realisatie van de subsidiabele activiteit een actuele lijst van doelgroepen en het activiteitenprogramma voor het eerstvolgende kalenderjaar te zenden aan Gedeputeerde Staten. Indien de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling moet indienen, maken de actuele lijst en het activiteitenprogramma daarvan onderdeel uit.

Paragraaf 2.13 Steengoed benutten – Procesondersteuning

Artikel 2.13.1 Algemene bepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    herbestemming: het geven van een nieuwe functionele bestemming aan een gebouw of een gebied die wordt vastgelegd in een bestemmingplan;

  • b.

    transformatie gebouw: ingrijpende kwalitatieve aanpassingen aan een gebouw naar de eisen van de tijd, noodzakelijk voor toekomstige gebruikers of doelgroepen;

  • c.

    transformatie gebied: functiewijziging van grond, gebouwen en openbare ruimte;

  • d.

    herontwikkeling: het na sloop realiseren van nieuwbouw op dezelfde locatie al dan niet in combinatie met een herinrichting van de openbare ruimte;

  • e.

    centrumgebied: een binnenstad, dorpskern of wijkwinkelcentrum;

  • f.

    centrummanagement: het versterken van de aantrekkingskracht en het economisch functioneren van een centrumgebied door de stakeholders (overheid, ondernemers en vastgoedeigenaren), zowel inhoudelijk als financieel, structureel met elkaar te verbinden en het centrumgebied gezamenlijk als merk te ontwikkelen en een marketing- en communicatiestrategie op te stellen.

Artikel 2.13.2 Subsidiabele activiteiten

Subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de AsG kan worden verstrekt voor:

  • a.

    het uitvoeren van een haalbaarheidsonderzoek naar de ruimtelijke en financiële haalbaarheid van een herbestemming, transformatie, stedelijke herstructurering of herontwikkeling van een gebouw of een gebied;

  • b.

    het opstellen van een plan van aanpak voor de realisatie van een herbestemming, transformatie, stedelijke herstructurering of herontwikkeling van een gebouw of een gebied, of

  • c.

    de procesbegeleiding of advisering in het kader van een herbestemming, transformatie, stedelijke herstructurering of herontwikkeling van een gebouw of een gebied.

Artikel 2.13.3 Criteria

Subsidie wordt slechts verstrekt indien de gemeente en de betrokken vastgoedeigenaren de intentie hebben om hun medewerking te verlenen aan de voorgenomen subsidiabele activiteiten.

Artikel 2.13.4 Aanvrager

Subsidie wordt verstrekt aan:

  • a.

    gemeenten;

  • b.

    openbare lichamen in de zin van de Wet gemeenschappelijke regelingen;

  • c.

    stichtingen, niet zijnde een collectief, als bedoeld in onderdeel b van artikel 2.1.1, of;

  • d.

    verenigingen, niet zijnde een collectief, als bedoeld in onderdeel b van artikel 2.1.1.

Artikel 2.13.5 Aanvraag

Onverminderd artikel 1.2.3 worden bij de aanvraag om subsidie in ieder geval de volgende gegevens verstrekt:

  • a.

    een beschrijving van de herbestemming, transformatie, stedelijke herstructurering of herontwikkeling in het kader waarvan de subsidiabele activiteiten worden uitgevoerd;

  • b.

    een onderbouwing op welke wijze en in welke mate de herbestemming, transformatie of herontwikkeling leegstand verkleint of voorkomt;

  • c.

    indien de aanvrager niet een gemeente is, een schriftelijke verklaring van het gemeentebestuur dat de gemeente medewerking verleent aan de voorgenomen subsidiabele activiteit;

  • d.

    indien de aanvrager niet de eigenaar is van het onder de herbestemming, transformatie of herontwikkeling vallende vastgoed: een schriftelijke verklaring van de eigenaar waaruit blijkt dat hij medewerking verleent aan voorgenomen subsidiabele activiteit;

  • e.

    offertes van de voor de subsidiabele activiteiten in te schakelen derden.

Artikel 2.13.6 Hoogte van de subsidie

De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten met een minimum van € 5.000 en een maximum van € 50.000.

Artikel 2.13.7 Subsidiabele kosten

Voor subsidie komen in aanmerking de kosten voor de inhuur van externe deskundigen.

Artikel 2.13.8 Verplichtingen

  • 1. De subsidieontvanger is verplicht:

    • a.

      de activiteiten als bedoeld in artikel 2.13.2, aanhef en onder a en b, binnen zes maanden na het verlenen van de subsidie te hebben voltooid, welke termijn op verzoek door Gedeputeerde Staten met maximaal zes maanden kan worden verlengd;

    • b.

      de activiteiten als bedoeld in artikel 2.13.2, aanhef en onder c, binnen 12 maanden na het verlenen van de subsidie te hebben voltooid, welke termijn op verzoek door Gedeputeerde Staten met maximaal twaalf maanden kan worden verlengd.

  • 2. De subsidieontvanger is verplicht de conclusies van het haalbaarheidsonderzoek, het plan van aanpak en een omschrijving van de procesbegeleiding of advisering en de resultaten daarvan te overleggen bij het verzoek tot vaststelling van de subsidie, of als een dergelijk verzoek niet vereist is, binnen een maand na afloop van de subsidiabele activiteit.

  • 3. De subsidieontvanger werkt mee, onder meer door het verschaffen van de daartoe benodigde inlichtingen, gegevens en bescheiden, aan onderzoek dat erop is gericht de doeltreffendheid en de effecten van de subsidieverstrekking op grond van deze paragraaf te evalueren.

  • 4. De subsidieontvanger is verplicht om de kennis en de ervaring die met de gesubsidieerde activiteit is opgedaan tot één jaar na afloop van de subsidiabele activiteit te delen via het Gelders Forum: http://forum.gelderland.nl/.

Artikel 2.13.9 Tijdelijke subsidie voor toekomstbestendige centrumgebieden i.v.m. overbruggings- en herstelmaatregelen COVID-19

  • 1. Subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de AsG kan ook worden verstrekt voor activiteiten die de toekomstbestendigheid van een centrumgebied versterken, door:

    • a.

      het ontwikkelen van een toekomstvisie voor het centrumgebied, of

    • b.

      het starten met of intensiveren van centrummanagement.

  • 2. Subsidie als bedoeld in het eerste lid wordt alleen verstrekt als:

    • a.

      de noodzaak van de activiteit mede een gevolg is van COVID-19, en

    • b.

      de activiteit wordt uitgevoerd in samenwerking met ondernemers die in het centrumgebied gevestigd zijn, inclusief de eigenaren van het vastgoed.

Artikel 2.13.10 Subsidieaanvraag tijdelijke subsidie voor toekomstbestendige centrumgebieden

  • 1. Subsidie als bedoeld in artikel 2.13.9, eerste lid, wordt alleen verstrekt aan gemeenten.

  • 2. Per subsidiabele activiteit kan maximaal één keer subsidie worden aangevraagd voor hetzelfde centrumgebied.

  • 3. Onverminderd artikel 1.2.3 bevat de aanvraag voor subsidie in ieder geval:

    • a.

      een schriftelijke onderbouwing waar uit blijkt op welke wijze aan de criteria als bedoeld in artikel 2.13.9, tweede lid, wordt voldaan; en

    • b.

      een offerte of opdrachtverlening van de voor de subsidiabele activiteit in te schakelen externe deskundigen, of, bij activiteiten als bedoeld in artikel 2.13.9, eerste lid, onderdeel b, een schriftelijke onderbouwing van de ureninzet van de gemeente voor de uitvoering van de subsidiabele activiteit.

  • 4. Subsidie als bedoeld in artikel 2.13.9, eerste lid, kan worden aangevraagd tot en met 31 december 2021.

Artikel 2.13.11 Subsidiabele kosten en hoogte van tijdelijke subsidie voor toekomstbestendige centrumgebieden

  • 1. Voor subsidie als bedoeld in artikel 2.13.9, eerste lid, onderdeel a, komen in aanmerking de kosten voor inhuur van externe deskundigen.

  • 2. Voor subsidie als bedoeld in artikel 2.13.9, eerste lid, onderdeel b, komen in aanmerking de kosten voor de inhuur van externe deskundigen of voor eigen ureninzet van de gemeente.

  • 3. In afwijking van artikel 1.3.5, onderdeel b, komen kosten voor subsidie in aanmerking voor zover zij zijn gemaakt op of na 14 juli 2020.

  • 4. In afwijking van artikel 2.13.6 bedraagt de subsidie als bedoeld in artikel 2.13.9, eerste lid, onderdeel b, voor de eigen ureninzet van de gemeente maximaal 100% van de subsidiabele kosten.

  • 5. De subsidie als bedoeld in artikel 2.13.9, eerste lid, bedraagt minimaal € 5000 en maximaal € 50.000.

Artikel 2.13.12 Uitvoeringstermijn en verplichtingen tijdelijke subsidie voor toekomstbestendige centrumgebieden

  • 1. De subsidieontvanger is verplicht de activiteit binnen 12 maanden na subsidieverlening af te ronden, welke termijn op verzoek door Gedeputeerde Staten met maximaal zes maanden kan worden verlengd.

  • 2. De subsidieontvanger is verplicht de toekomstvisie als bedoeld in artikel 2.13.9, eerste lid, onderdeel a, aan Gedeputeerde Staten te overleggen bij het verzoek tot vaststelling van de subsidie, of als een dergelijk verzoek niet vereist is, binnen een maand na afloop van de subsidiabele activiteit.

Paragraaf 2.14 Beleef Het Apeldoorns Kanaal

Artikel 2.14.1 Begripsbepaling

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

bestuurlijk overleg Apeldoorns Kanaal: het overleg bestaande uit bestuurders van het waterschap Vallei en Veluwe en de gemeenten Apeldoorn, Brummen, Epe, Hattem, Heerde en Rheden.

Artikel 2.14.2 Subsidiabele activiteiten

Subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de AsG kan worden verstrekt voor activiteiten die de beleefbaarheid en de recreatieve functie van het Apeldoorns Kanaal versterken, en

  • a.

    die plaatsvinden in de openbare infrastructuur, of

  • b.

    die bijdragen aan de ontwikkeling van de toeristisch recreatief aanbod langs het kanaal.

Artikel 2.14.3 Criteria

Subsidie als bedoeld in artikel 2.14.2 wordt alleen verstrekt als:

  • a.

    de activiteit wordt uitgevoerd in of betrekking heeft op de onmiddellijke nabijheid van het Apeldoorns Kanaal;

  • b.

    het bestuurlijk overleg Apeldoorns Kanaal heeft verklaard de realisering van de activiteit waarvoor subsidie wordt gevraagd wenselijk te achten, en

  • c.

    de activiteit is opgenomen in categorie 1, 2 of 3 van de projectenlijst opgenomen in de Uitwerkingsagenda Apeldoorns Kanaal (PS2018-308, bijlage 7).

Artikel 2.14.4 Subsidiabele kosten

  • 1 Voor subsidie komen in aanmerking de kosten voor de fysieke uitvoering van de activiteiten.

  • 2 Voor subsidie komen niet in aanmerking de interne loonkosten van een gemeente of waterschap.

  • 3 Voor aanvragen die worden ingediend voor 1 april 2019, kan, in afwijking van artikel 1.3.5, onderdelen b en f, subsidie worden verstrekt voor kosten die zijn gemaakt vanaf 1 juli 2018.

Artikel 2.14.5 Aanvrager

  • 1 Subsidie als bedoeld in artikel 2.14.2, aanhef en onder a, wordt verstrekt aan de deelnemers van het bestuurlijk overleg Apeldoorns Kanaal.

  • 2 Subsidie als bedoeld in artikel 2.14.2, aanhef en onder b, kan worden verstrekt aan een rechtspersoon die de versterking van het toerisme en de recreatie van het Apeldoorns Kanaal als doel heeft.

Artikel 2.14.6 Aanvraag

Onverminderd artikel 1.2.3. wordt bij de aanvraag verstrekt:

  • a.

    een verklaring van het bestuurlijk overleg Apeldoorns Kanaal waaruit blijkt dat zij de uitvoering van de activiteit wenselijk achten, en

  • b.

    een GIS-kaart met daarop aangegeven de locatie van de activiteit.

Artikel 2.14.7 Hoogte van de subsidie

  • 1 De subsidie als bedoeld in artikel 2.14.2 bedraagt 50 % van de subsidiabele kosten.

  • 2 Subsidie als bedoeld onder artikel 2.14.2, aanhef en onder b, bedraagt ten hoogste € 80.000.

Paragraaf 2.15 Sociale initiatieven COVID-19

[vervallen]

Paragraaf 2.16 COVID-19 Overbrugging gemeenschapsvoorzieningen

Artikel 2.16.1 Begripsomschrijvingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    Covid-crisis: negatieve gevolgen van Covid-19;

  • b.

    duurzame goederen: goederen die langer dan een jaar meegaan;

  • c.

    investering: aanschaf van duurzame goederen of het doen van verbouwing of bouw;

  • d.

    gemeenschapsvoorziening: bestaand gebouw of gedeelte van een bestaand gebouw dat voldoet aan de volgende criteria:

    • i.

      er vinden verschillende activiteiten voor gebruikers plaats op ten minste drie van de volgende terreinen: zorg, welzijn, cultuur, educatie en sport;

    • ii.

      het gebouw is bestemd voor brede en meerdere gebruikersgroepen;

    • iii.

      de gebruikers zijn als vrijwilliger actief betrokken bij de activiteiten in de gemeenschapsvoorziening;

    • iv.

      de gebruikers die op structurele basis gebruikmaken van de gemeenschapsvoorziening zijn in meerderheid non-profitorganisaties, en

    • v.

      het gebouw staat ten minste zes dagen per week, inclusief de avonden, ter beschikking van de gebruikers.

Artikel 2.16.2 Subsidiabele activiteit

Subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de AsG kan worden verstrekt voor:

  • a.

    het verstrekken van een tegemoetkoming aan gemeenschapsvoorzieningen, of

  • b.

    het doen van onderzoek naar de vitaliteit en toekomstbestendigheid van een of meer gemeenschapsvoorzieningen in de gemeente.

Artikel 2.16.3 Criteria

  • 1. Subsidie als bedoeld in artikel 2.16.2, aanhef en onder a, wordt alleen verstrekt als:

    • a.

      de tegemoetkoming ziet op de kosten van investeringen aan de gemeenschapsvoorziening, en

    • b.

      de investeringen, bedoeld onder a, noodzakelijk zijn voor de toekomstbestendigheid als gevolg van de Covid-crisis.

  • 2. Onder toekomstbestendigheid als gevolg van de Covid-crisis als bedoeld in het eerste lid, onder b, wordt verstaan:

    • a.

      het verbreden en heroriënteren van de huidige ontmoetingsfunctie;

    • b.

      het doen van aanpassingen aan de gemeenschapsvoorzieningen om nu en in de toekomst conform de Covid-19 maatregelen gebruik te kunnen blijven maken van de gemeenschapsvoorzieningen.

Artikel 2.16.4 Aanvrager

De subsidie wordt verstrekt aan een gemeente.

Artikel 2.16.5 Aanvraag

  • 1. Een aanvraag om subsidie kan worden ingediend tot 31 maart 2021.

  • 2. Ter uitvoering van artikel 1.2.3, eerste lid, aanhef en onder a, wordt bij de aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 2.16.2, aanhef en onder a, een globaal overzicht van de gemeenschapsvoorzieningen, maatregelen, duurzame goederen of investeringen waarvoor subsidie wordt gevraagd, verstrekt;

  • 3. Onverminderd artikel 1.2.3 wordt bij de aanvraag om subsidie informatie verstrekt waaruit blijkt dat de staatssteunregels niet worden overtreden.

Artikel 2.16.6 Weigeringsgrond

Subsidie wordt geweigerd als aan aanvrager reeds subsidie is verstrekt op grond van deze paragraaf.

Artikel 2.16.7 Verplichtingen

  • 1. De subsidieontvanger is verplicht binnen zes maanden na het verlenen van de subsidie, de activiteiten te hebben uitgevoerd.

  • 2. De subsidieontvanger is verplicht voor 1 november 2021 een door het College van Burgemeester en Wethouders vastgesteld verslag in te dienen waarin wordt beschreven waaraan de subsidie is of zal worden besteed.

  • 3. Met betrekking tot de subsidie, als bedoeld in artikel 2.16.2, aanhef en onder b, is de ontvanger verplicht de volgende onderdelen mee te nemen in het onderzoek:

    • a.

      programmering en doelgroepen van de gemeenschapsvoorzieningen;

    • b.

      exploitatie en beheer van de gemeenschapsvoorzieningen;

    • c.

      samenwerking tussen de verschillende gemeenschapsvoorzieningen in het gebied.

Artikel 2.16.8 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie bedraagt de som van het inwoneraantal op 31 augustus 2020 vermenigvuldigd met een bedrag van € 1,00.

  • 2. Het inwoneraantal wordt bepaald aan de hand van CBS-gegevens.

Artikel 2.16.9 Bevoorschotting

In afwijking van artikel 21 van de AsG wordt een voorschot uitgekeerd van 100%.

Artikel 2.16.10 Vaststelling

Op grond van artikel 25, derde lid, van de AsG wordt de subsidie vastgesteld met toepassing van artikel 25, eerste lid, van de AsG.

Paragraaf 2.17 Subsidieregeling Regio Deal Foodvalley en Regio Deal Veluwe

Artikel 2.17.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    proeffabriek: een innovatiecluster zoals bedoeld in 2, onderdeel 92 van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening;

  • b.

    Regio Deal Veluwe: De Regio Deal Veluwe, zoals gepubliceerd is in de bijlage bij de kamerbrief van 13 juli 2020 met als kenmerk DGNVLG/20172283 waarin afspraken zijn gemaakt ter financiering van de uitvoering van 4 actielijnen, waarvoor het Ministerie van Landbouw, Natuur en Visserij een subsidie aan de provincie Gelderland heeft verstrekt;

  • c.

    Regio Deal Foodvalley: De Regio Deal Foodvalley, zoals gepubliceerd is in de bijlage bij Kamerstukken II 2018/2019, 29697, nr. 68, waarin middelen zijn beschikbaar gesteld voor proeffabrieken onder spoor 3a, waarvan een deel van die middelen in de vorm van een subsidieverlening van de gemeente Ede aan de provincie heeft verstrekt;

  • d.

    regionaal adviesorgaan Veluwe: De Regionale Regiegroep Veluwe zoals omschreven in artikel 8 van de samenwerkingsovereenkomst Regio Deal Veluwe;

  • e.

    regionaal adviesorgaan Foodvalley: Stichting FoodvalleyNL, aangevuld met vertegenwoordigers van (delen van) de triple helix uit de provincies Utrecht en Gelderland;

  • f.

    samenwerkingsovereenkomst Regio Deal Foodvalley: de tussen de regionale partijen en regionale samenwerkingspartners bij de Regio Deal gesloten overeenkomst waarbij onder meer afspraken zijn gemaakt over het waarborgen van de realisatie van de programma’s/projecten van Regio Deal Foodvalley;

  • g.

    samenwerkingsovereenkomst Regio Deal Veluwe: de tussen de regionale partijen en regionale samenwerkingspartners bij de Regio Deal Veluwe gesloten overeenkomst waarbij onder meer afspraken zijn gemaakt over het waarborgen van de realisatie van de actielijnen en daar onder vallende projecten van de Regio Deal Veluwe;

  • h.

    samenwerkingsverband: verband dat geen rechtspersoonlijkheid bezit, bestaande uit tenminste meerdere rechtspersonen of één of meer rechtspersonen en één of meer natuurlijke personen, dat is opgericht ter uitvoering van activiteiten waarvoor op grond van deze paragraaf subsidie wordt gevraagd en waarvan een rechtspersoon als penvoerder namens dit samenwerkingsverband optreedt.

Artikel 2.17.2 Subsidie

Subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de AsG kan uitsluitend worden verstrekt voor:

  • a.

    activiteiten die bijdragen aan de uitvoering van het onderdeel proeffabrieken zoals omschreven in spoor 3a van de Regio Deal Foodvalley;

  • b.

    activiteiten die bijdragen aan de uitvoering van de Regio Deal Veluwe.

Artikel 2.17.3 Criteria en voorwaarden

  • 1. Subsidie kan worden verstrekt als het betreffende regionaal adviesorgaan een positief advies heeft gegeven over de activiteiten en de wijze waarop de activiteiten zich verhouden tot de beoogde resultaten van de Regio Deal Foodvalley of Veluwe en als is voldaan aan aanvullende afspraken uit de samenwerkingsovereenkomst Regio Deal Foodvalley of Veluwe.

  • 2. Subsidie wordt verstrekt onder de voorwaarde dat aan de provincie op grond van de subsidieverlening uit hoofde van de Regio Deal Veluwe of de Regio Deal Foodvalley voldoende middelen ter beschikking zijn gesteld om subsidie op grond van deze regeling conform de afspraken zoals vastgelegd in de Regio Deal Foodvalley en de Regio Deal Veluwe te verlenen.

Artikel 2.17.4 Aanvraag

Onverminderd artikel 1.2.3 bevat de aanvraag :

  • a.

    een advies van het betreffende regionaal adviesorgaan;

  • b.

    een planning met de te behalen resultaten per periode inclusief een uitgavenplanning.

Artikel 2.17.5 Aanvrager

Subsidie wordt verstrekt aan rechtspersonen of een penvoerder namens een samenwerkingsverband.

Artikel 2.17.6 Voortgangsrapportage

  • 1. Onverminderd artikel 1.4.3 is de subsidieontvanger verplicht om jaarlijks uiterlijk 1 mei een rapportage te overleggen waarin is opgenomen:

    • a.

      een overzicht van de behaalde resultaten op grond van de in de betreffende Regio Deal, de subsidieaanvraag en de in de beschikking tot subsidieverlening benoemde resultaten en indicatoren;

    • b.

      een financieel verslag;

    • c.

      een actuele projectplanning en uitgavenplanning.

  • 2. De voortgangsrapportage wordt door Gedeputeerde Staten ook gebruikt om de voortgang van de Regio Deal te monitoren overeenkomstig de afspraken die zijn vastgelegd in respectievelijk de Regio Deal Foodvalley en de Regio Deal Veluwe.

  • 3. Gedeputeerde Staten kunnen gedurende de looptijd van het project waarvoor subsidie is verleend nadere eisen stellen aan de voortgangsrapportage als dit noodzakelijk is voor de monitoring van de betreffende Regio Deal. Gedeputeerde Staten kunnen besluiten om een verplicht format voor de voortgangsrapportage vast te stellen.

Artikel 2.17.7 Melding

  • 1. In aanvulling op artikel 1.4.4, eerste lid, meldt de subsidieontvanger aan Gedeputeerde Staten voor het vertragen van of het essentieel wijzigen van de wijze van uitvoering van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend. Hiervan is in ieder geval sprake als in de uitvoering van de activiteiten blijkt dat de subsidiabele kosten meer dan 20% afwijken dan zoals opgenomen in de beschikking tot subsidieverlening of de overeenkomstig artikel 2.17.6, eerste lid, onder c, geactualiseerde projectplan en uitgavenplanning.

  • 2. Gedeputeerde Staten kunnen toestemming verlenen voor het vertragen van of het essentieel wijzigen van de wijze van uitvoering van de activiteiten op grond van een voorafgaand schriftelijk verzoek van de subsidieontvanger. Aan de toestemming kunnen voorwaarden worden verbonden. Gedeputeerde Staten kunnen hierbij een nader advies vragen van het betreffende regionaal adviesorgaan.

  • 3. Toestemming als bedoeld in het tweede lid wordt niet verleend als afbreuk wordt gedaan aan de doelstellingen als omschreven in de aanvraag en de beschikking tot subsidieverlening.

Artikel 2.17.8 Voorschotverlening en looptijd

  • 1. De subsidie wordt verleend op basis van voorschotten die worden bepaald aan de hand van de conform artikel 2.17.4, onder b, in de aanvraag opgenomen uitgavenplanning of de conform artikel 2.17.6, eerste lid, onder c, geactualiseerde uitgavenplanning.

  • 2. De subsidieontvanger heeft recht op uitbetaling van het volgende voorschot als de activiteiten waarvoor eerder een voorschot is ontvangen, zijn uitgevoerd.

  • 3. Gedeputeerde Staten kunnen bij het niet voldoen aan enig bepaling uit deze paragraaf een lager voorschot toekennen voor het volgende jaar.

  • 4. De activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd zijn binnen twee maanden voorafgaand aan het einde van de looptijd van de betreffende Regio Deal afgerond.

Artikel 2.17.9 Communautair kader

Subsidie ten behoeve van de Regio Deal Foodvalley wordt slechts verstrekt als is voldaan aan hoofdstuk 1 en artikel 27 van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening.

Paragraaf 2.18 Oplossen knelpunten bij procedures voor woningbouw

Artikel 2.18.1 Begripsomschrijvingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    tijdelijke inhuur capaciteit: voor maximaal één jaar inhuren van externe capaciteit omdat de gemeente niet over voldoende capaciteit beschikt om knelpunten in het kader van de bouw op te lossen;

  • b.

    tijdelijke inhuur externe expertise: een externe deskundige met expertise op het gebied van onder andere stikstof, natuur inclusief bouwen, mobiliteit, flora en fauna of archeologie die voor maximaal één jaar een gemeente ondersteunt bij het oplossen van vraagstukken op eerder genoemde gebieden;

  • c.

    knelpunt: vraagstukken op het gebied van onder meer stikstof, natuur inclusief bouwen, mobiliteit, flora en fauna of archeologie ten behoeve van de realisatie van woningbouw.

Artikel 2.18.2 Subsidiabele activiteiten

Subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid van de AsG kan worden verstrekt voor de inhuur van tijdelijke capaciteit of externe expertise om knelpunten op te lossen zodat de woningbouw wordt versneld.

Artikel 2.18.3 Criteria

Subsidie wordt slechts verstrekt als:

  • a.

    er sprake is van een knelpunt;

  • b.

    dat opgelost kan worden door de inzet van extra capaciteit of de tijdelijke inhuur van externe expertise, en

  • c.

    dat leidt tot een versnelling van de woningbouw.

Artikel 2.18.4 Aanvrager

Subsidie wordt verstrekt aan een gemeente of een waterschap.

Artikel 2.18.5 Aanvraag

Onverminderd artikel 1.2.3 bevat de aanvraag:

  • a.

    een plan van aanpak waaruit blijkt welk knelpunt met de inzet van extra capaciteit of tijdelijke inhuur van expertise wordt opgelost;

  • b.

    een planning van het woningbouwproject waaruit blijkt dat dit uiterlijk 1 januari 2025 van start gaat.

Artikel 2.18.6 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie bedraagt ten hoogste 50 % van de subsidiabele kosten met een maximum van € 25.000 per aanvraag.

  • 2. De subsidie per gemeente of een waterschap bedraagt maximaal € 200.000 per kalenderjaar.

Artikel 2.18.7 Subsidiabele kosten

  • 1. Voor subsidie komen in aanmerking de kosten voor de inhuur van capaciteit of externe expertise.

  • 2. In afwijking van artikel 1.3.5, onder h, komen kosten om te voldoen aan wettelijke verplichtingen voor subsidie in aanmerking.

Paragraaf 2.19 PM

Paragraaf 2.20 SteenGoed Challenge: mijn huis staat in Gelderland

Artikel 2.20.1 Begripsomschrijvingen 

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    Deelnemer: een groep natuurlijke personen die zich verenigd hebben in een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid die beoogt hun belangen in de transformatie van een SteenGoed Challenge locatie te behartigen;

  • b.

    SteenGoed Challenge: de challenge ‘Mijn huis staat in Gelderland’ (PS2019-696).

  • c.

    SteenGoed Challenge locatie: een op de website www.mijnhuisstaatingelderland.nl genoemde locatie.

  • d.

    Transformatie: ingrijpende kwalitatieve aanpassingen aan een gebouw naar de eisen van de tijd of sloop van bestaande bouw met vervolgens nieuwbouw, noodzakelijk voor toekomstige bewoning;

Artikel 2.20.2 Subsidiabele activiteiten

Subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de AsG kan worden verstrekt voor:

  • a.

    een klimaatadaptatie- en biodiversiteitsplan;

  • b.

    een energietransitieplan;

  • c.

    een leefbaarheidsplan, of

  • d.

    de transformatie van een SteenGoed Challenge locatie.

Artikel 2.20.3 Subsidiecriteria voor een plan

  • 1. Subsidie als bedoeld in artikel 2.20.2, aanhef en onder a, b en c, wordt slechts verstrekt als het plan:

    • a.

      betrekking heeft op een SteenGoed Challenge locatie, en

    • b.

      uitvoerbaar is, waarbij relevante aspecten zijn:

      • 1e.

        de technische uitvoerbaarheid van het plan;

      • 2e.

        de financiële haalbaarheid van het plan;

      • 3e.

        de juridische haalbaarheid van het plan;

      • 4e.

        de planologische haalbaarheid van het plan.

  • 2. Onverminderd het eerste lid wordt subsidie als bedoeld in artikel 2.20.2, aanhef en onder a, slechts verstrekt als het plan een bijdrage levert aan klimaatadaptatie en biodiversiteit, waarbij relevante aspecten onder andere zijn:

    • a.

      het voorkomen van opwarming van de omgeving;

    • b.

      het voorkomen van overstroming op de locatie en in de directe omgeving;

    • c.

      het voorkomen van droogte op de locatie en in de directe omgeving;

    • d.

      het beplanten van de locatie met inheemse kruiden, struiken of bomen;

    • e.

      variatie aan inheemse soorten op de locatie;

    • f.

      het treffen van voorzieningen voor diersoorten.

  • 3. Onverminderd het eerste lid wordt subsidie als bedoeld in artikel 2.20.2, aanhef en onder b, slechts verstrekt als het plan een bijdrage levert aan de energietransitie, waarbij relevante aspecten onder andere zijn:

    • a.

      de mate waarin het plan voorziet in het terugdringen van het fossiele energieverbruik;

    • b.

      de mate waarin het plan voorziet in de overstap naar duurzame energiebronnen;

    • c.

      de mate waarin het plan voorziet in energiebesparing.

  • 4. Onverminderd het eerste lid wordt subsidie als bedoeld in artikel 2.20.2, aanhef en onder c, slechts verstrekt als het plan een bijdrage levert aan de sociale cohesie in de buurt, waarbij relevante aspecten onder andere zijn:

    • a.

      de mate waarin de buurt betrokken wordt bij de planvorming voor de SteenGoed Challenge locatie;

    • b.

      het organiseren van activiteiten voor bewoners van de buurt;

  • 5. Aan de subsidiabele activiteiten, als bedoeld in artikel 2.20.2, aanhef en onder a, b en c, wordt een score van maximaal 100 punten toegekend.

  • 6. De punten worden als volgt verdeeld over de criteria:

    • a.

      maximaal 40 punten voor het criterium, als bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder b, en

    • b.

      maximaal 60 punten voor het criterium, als bedoeld in:

      • 1e.

        het tweede lid;

      • 2e.

        het derde lid, of

      • 3e.

        het vierde lid.

  • 7. Indien toepassing van de voorgaande leden ertoe leidt dat aanvragen gelijk eindigen, wordt rangschikking van die aanvragen bepaald door loting.

Artikel 2.20.4 Subsidiecriteria voor de transformatie

  • 1. Voor de subsidiabele activiteit als bedoeld in artikel 2.20.2, aanhef en onder d, worden twee subsidies verstrekt:

    • a.

      een subsidie voor een transformatie beoordeeld op basis van het tweede lid, en

    • b.

      een subsidie voor de door het publiek gekozen favoriete transformatie.

  • 2. Een transformatie als bedoeld in het eerste lid, onder a, wordt beoordeeld op de mate waarin de transformatie bijdraagt aan de volgende provinciale doelen uit de omgevingsvisie:

    • a.

      klimaatadaptatie en biodiversiteit;

    • b.

      energietransitie;

    • c.

      woon- en leefklimaat;

    • d.

      circulaire economie;

    • e.

      bereikbaarheid;

    • f.

      economisch vestigingsklimaat.

  • 3. Aan de transformatie wordt een score van maximaal 100 punten toegekend, als volgt verdeeld over de criteria:

    • a.

      maximaal 30 punten voor het criterium, genoemd in het tweede lid, aanhef en onder a;

    • b.

      maximaal 20 punten voor het criterium, genoemd in het tweede lid, aanhef en onder b;

    • c.

      maximaal 20 punten voor het criterium, genoemd in het tweede lid, aanhef en onder c;

    • d.

      maximaal 10 punten voor het criterium, genoemd in het tweede lid, aanhef en onder d;

    • e.

      maximaal 10 punten voor het criterium, genoemd in het tweede lid, aanhef en onder e;

    • f.

      maximaal 10 punten voor het criterium, genoemd in het tweede lid, aanhef en onder f.

  • 4. De beoordeling als bedoeld in het tweede lid vindt plaats aan de hand van een bezoek aan de locatie ter plaatse.

  • 5. Subsidie als bedoeld in het eerste lid, onder b, wordt verstrekt op basis van door het publiek, via de website www.mijnhuisstaatingelderland.nl, uitgebrachte stemmen, tenzij zwaarwegende belangen zich daartegen verzetten.

  • 6. Indien toepassing van de voorgaande leden ertoe leidt dat aanvragen gelijk eindigen, wordt rangschikking van die aanvragen bepaald door loting.

Artikel 2.20.5 Aanvrager

Subsidie wordt alleen verstrekt aan een deelnemer aan de SteenGoed Challenge.

Artikel 2.20.6 Aanvraag

  • 1. De aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 2.20.2, aanhef en onder a, b en c, kan worden ingediend tot 1 september 2021.

  • 2. In afwijking van artikel 1.2.3 bevat de aanvraag om subsidie uitsluitend het plan zoals genoemd in artikel 2.20.2.

Artikel 2.20.7 Subsidiabele kosten

Artikelen 1.3.4 en 1.3.5, eerste lid, onder b, zijn niet van toepassing.

Artikel 2.20.8 Hoogte subsidie

  • 1. De subsidie als bedoeld in artikel 2.20.2, aanhef en onder a, b en c, bedraagt € 1500 voor het hoogst gerangschikte plan.

  • 2. De subsidie als bedoeld in artikel 2.20.4, eerste lid, aanhef en onder a, bedraagt € 2500 voor de hoogst gerangschikte transformatie.

  • 3. De subsidie als bedoeld in artikel 2.20.4, eerste lid, aanhef en onder b, bedraagt € 3000 voor de hoogst gerangschikte transformatie.

Artikel 2.20.9 Wijze van verdeling

  • 1. Aanvragen om subsidie als bedoeld in artikel 2.20.2, worden op basis van een onderlinge vergelijking in een rangorde geplaatst.

  • 2. Voor aanvragen om subsidie als bedoeld in artikel 2.20.2, aanhef en onder a, b en c, wordt de rangorde bepaald door toepassing van de in artikel 2.20.3 opgenomen selectiecriteria met de daaraan gegeven weging van die criteria. Het totaal aantal punten dat na toepassing van deze criteria wordt behaald, bepaalt de plaats in de rangorde.

  • 3. Voor aanvragen om subsidie als bedoeld in artikel 2.20.2, aanhef en onder d, wordt de rangorde als volgt bepaald:

    • a.

      voor een subsidie als bedoeld in artikel 2.20.4, eerste lid, aanhef en onder a, door toepassing van de in artikel 2.20.4, tweede lid opgenomen selectiecriteria met de daaraan gegeven weging van die criteria. Het totaal aantal punten dat na toepassing van deze criteria wordt behaald, bepaalt de plaats in de rangorde;

    • b.

      voor een subsidie als bedoeld in artikel 2.20.4, eerste lid, aanhef en onder b, door het totaal aantal uitgebrachte publieksstemmen per SteenGoed Challenge locatie.

Paragraaf 2.21 Dorpendeal

Artikel 2.21.1 Begripsomschrijvingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder dorpendeal: set van samenwerkingsafspraken om de sociale cohesie van een wijk of dorp te versterken die voldoen aan de volgende criteria:

  • a.

    het initiatief is mede van de lokale gemeenschap gekomen en de afspraken hebben een breed draagvlak bij die lokale gemeenschap;

  • b.

    de gemeente is partner;

  • c.

    de belangen van de partijen zijn beschreven;

  • d.

    de wijze waarop wordt geborgd dat iedereen mee kan doen en iedereen wordt betrokken, die betrokken wil of kan worden, is beschreven;

  • e.

    er zijn afspraken opgenomen over de activiteiten en minimale inbreng van partijen, en

  • f.

    de wijze waarop de kennis en bevindingen worden gedeeld, is beschreven.

Artikel 2.21.2 Subsidiabele activiteit

Subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de AsG kan worden verstrekt voor een of meer onderdelen uit een dorpendeal.

Artikel 2.21.3 Aanvrager

De subsidie wordt verstrekt aan een gemeente.

Artikel 2.21.4 Aanvraag

In afwijking van artikel 1.2.3, eerste lid, wordt bij de aanvraag het volgende verstrekt:

  • a.

    de ondertekende dorpendeal;

  • b.

    informatie waaruit blijkt dat wordt voldaan aan de geldende staatssteun- en aanbestedingsregels.

Artikel 2.21.5 Weigeringsgrond

Subsidie wordt geweigerd als voor de dorpendeal al subsidie is verstrekt op grond van deze paragraaf.

Artikel 2.21.6 Hoogte van de subsidie

De subsidie bedraagt tenminste € 25.000 en ten hoogste € 400.000.

Artikel 2.21.7 Vaststelling

In afwijking van artikel 27 van de AsG is artikel 26 van de AsG van toepassing op de vaststelling van alle subsidies op grond van deze paragraaf.

Paragraaf 2.22 Cofinanciering Besluit Woningbouwimpuls 2020

Artikel 2.22.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    Besluit Woningbouwimpuls 2020: Besluit van 11 mei 2020, houdende regels met betrekking tot verstrekking van een specifieke uitkering aan gemeenten ten behoeve van het versnellen van de bouw van betaalbare woningen in een kwalitatief goede leefomgeving (Besluit Woningbouwimpuls 2020);

  • b.

    publieke onrendabele top: de aan te vragen uitkering zoals bedoeld in artikel 2, derde lid van het Besluit Woningbouwimpuls 2020;

  • c.

    project: een project zoals bedoeld in artikel 2, eerste lid, van het Besluit Woningbouwimpuls 2020.

Artikel 2.22.2 Subsidiabele activiteit

Subsidie kan worden verstrekt voor de cofinanciering van één of meerdere projecten die in aanmerking komen voor een uitkering uit het Besluit Woningbouwimpuls 2020.

Artikel 2.22.3 Criteria

Subsidie wordt slechts verstrekt als het project voldoende bijdraagt aan één of meerdere provinciale doelen uit de vigerende omgevingsvisie.

Artikel 2.22.4 Aanvragers

Subsidie wordt verstrekt aan een gemeente.

Artikel 2.22.5 Aanvraag

Onverminderd artikel 1.2.3 wordt bij de aanvraag bijgevoegd een afschrift van de aanvraag zoals die wordt ingediend uit hoofde van het Besluit Woningbouwimpuls 2020.

Artikel 2.22.6 Hoogte van de subsidie

De subsidie bedraagt ten hoogste 25% van de publieke onrendabele top met een maximum van

€ 1.000 per gerealiseerde woning.

Artikel 2.22.7 Opschortende voorwaarde

  • 1. De subsidie wordt verstrekt onder de opschortende voorwaarde dat de aanvrager aantoont dat de bijbehorende uitkering uit het Besluit Woningbouwimpuls 2020 is verstrekt.

  • 2. De beschikking tot subsidieverlening wordt ingetrokken als niet binnen tien maanden na subsidieverlening is voldaan aan de opschortende voorwaarde.

Artikel 2.22.8 Vaststelling

Onverminderd artikel 1.5.2 gaat de aanvraag tot vaststelling van de subsidie vergezeld van een beschikking tot vaststelling van de subsidie van het Besluit Woningbouwimpuls 2020.

Hoofdstuk 3 Milieu, energie & klimaat

Paragraaf 3.1 Algemene bepalingen

Artikel 3.1.1 Begripsomschrijvingen

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • a.

    eigenaar-bewoner: een persoon die op grond van artikel 1 van boek 5 van het Burgerlijk Wetboek eigenaar is van een koopwoning en zelf deze koopwoning bewoont;

  • b.

    bodem en ondergrond: het vaste deel van de aarde met de zich daarin bevindende vloeibare en gasvormige bestanddelen en organismen en antropogene resten van eertijdse bewoning en grondgebruik, inclusief het grondwater;

  • c.

    bodem- en ondergrondaspecten: informatie over de karakteristieken van de bodem en ondergrond, de gebruiksmogelijkheden en de effecten van het mogelijke gebruik op andere functies van de bodem en ondergrond en de effecten van bovengronds ruimtegebruik op ondergrondse functies en omgekeerd;

  • d.

    bodemgegevens: gegevens afkomstig uit een bodemonderzoeksrapport dat is opgesteld door een erkende persoon of instelling zoals bedoeld in artikel 9 van het Besluit Bodemkwaliteit;

  • e.

    energielabelsprong: een verbetering van het energielabel als bedoeld in het Besluit Energieprestatie Gebouwen

  • f.

    hernieuwbare energie: niet-fossiele energie zoals windenergie, zonne-energie, geothermische energie, golfenergie, getijdenenergie, waterkrachtinstallaties, biomassa, stortgas, rioolwaterzuiveringsgas en biogas;

  • g.

    lokaal duurzaam energiebedrijf: een onderneming die hernieuwbare energie produceert waarbij de afnemers zijn gevestigd binnen een straal van 30 kilometer ten opzichte van een productielocatie van de onderneming;

  • h.

    NOM-ready: de situatie waarin een woning direct verbeterd wordt en verantwoord voorbereid is op een NOM-renovatie door middel van latere ingrepen;

  • i.

    NOM-renovatie: een renovatie van een woning die als rechtstreeks gevolg heeft dat de ingaande en uitgaande energiestromen voor gebouw gebonden energie (ruimteverwarming, comfort-koeling, ventilatie, monitoring, regelingen en hulpenergie voor deze installaties) bij een normaal leefpatroon op jaarbasis gelijk zijn aan of lager zijn dan nul;

  • j.

    [vervallen]

  • k.

    terugverdientijd: de subsidiabele kosten gedeeld door de verwachte jaarlijkse besparing;

  • l.

    rd-waarde: het warmte-isolerend vermogen van een materiaallaag;

  • m.

    VvE: vereniging van eigenaars als bedoeld in artikel 5:124 van het Burgerlijk Wetboek.

Paragraaf 3.2 Energieloketten [vervallen]

Paragraaf 3.3 Lokale hernieuwbare energieprojecten en participatie door natuurlijke personen, rechtspersonen zonder winstoogmerk en VvE’s

Artikel 3.3.1 Subsidiabele activiteit

Subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de AsG kan worden verstrekt voor de uitvoering van lokale hernieuwbare energieprojecten.

Artikel 3.3.2 Criteria

  • 1. Subsidie aan lokale duurzame energiebedrijven en rechtspersonen zonder winstoogmerk wordt slechts verstrekt indien:

    • a.

      minimaal 50 natuurlijke personen wonend op 50 verschillende adressen deelnemen door middel van een financiële bijdrage;

    • b.

      de financiële deelname van voornoemde personen gezamenlijk ten minste 25% van de kosten bedraagt;

    • c.

      de bijdrage per natuurlijk persoon minimaal €50 bedraagt; en

    • d.

      het lokale hernieuwbare energieproject een terugverdientijd heeft van minimaal vijf jaar.

  • 2. Subsidie aan VvE’s wordt slechts verstrekt indien:

    • a.

      de VvE bestaat uit ten minste 50 natuurlijke personen wonend op 50 verschillende adressen;

    • b.

      de financiële deelname van de VvE ten minste 25% van de kosten bedraagt;

    • c.

      het lokale hernieuwbare energieproject een terugverdientijd heeft van minimaal vijf jaar; en

    • d.

      het lokale hernieuwbare energieproject onderdeel vormt van (aard en nagelvast is verbonden met) het gebouw of groep van gebouwen van de VvE.

Artikel 3.3.3 Aanvrager

  • 1. Subsidie wordt verstrekt aan lokale duurzame energiebedrijven, rechtspersonen zonder winstoogmerk en VvE’s.

  • 2. Als VvE’s samenwerken bij het lokale hernieuwbare energieproject kan de aanvraag door een van de bij die samenwerking betrokken VvE’s mede namens de andere VvE’s worden ingediend

Artikel 3.3.4 Niet-subsidiabele kosten (nieuw)

  • 1. Geen subsidie wordt verstrekt voor verwerving van grond of gebouwen

  • 2. Geen subsidie wordt verstrekt voor exploitatiekosten of kosten voor ontmanteling of beëindiging van het lokale hernieuwbare energieproject

Artikel 3.3.5 Aanvraag

  • 1. Onverminderd artikel 1.2.3 wordt bij de aanvraag door een lokaal duurzaam energiebedrijf of een rechtspersoon zonder winstoogmerk een document verstrekt met een overzicht van NAW-gegevens van de deelnemende natuurlijke personen, de hoogte van het ingezette bedrag per natuurlijke persoon en een opgave van het project of de projecten waaraan de ingezette bedragen worden of zijn besteed.

  • 2. Onverminderd artikel 1.2.3 wordt bij de aanvraag door een VvE verstrekt:

    • a.

      een document met een overzicht van NAW-gegevens van haar leden en van de hoogte van het gezamenlijk via de VvE ingezette bedrag;

    • b.

      een besluit van de VvE tot financiële deelname met een bedrag dat ten minste 25% van de kosten van het lokale duurzame energieproject bedraagt;

    • c.

      als de aanvraag namens samenwerkende VvE’s wordt ingediend een verklaring van alle betrokken VvE’s of een kopie van de samenwerkingsovereenkomst waaruit de aard en de omvang van de samenwerking blijkt.

Artikel 3.3.6 Hoogte van de subsidie

  • 1 De subsidie bedraagt ten hoogste 20% van de subsidiabele kosten, met een minimum van €3.500 en een maximum van €100.000.

  • 2 Voor waterkrachtinstallaties bedraagt de subsidie ten hoogste 20% van de subsidiabele kosten, met een minimum van €3.500 en een maximum van €200.000.

Artikel 3.3.7 Verplichtingen

  • 1. Het lokale duurzame energiebedrijf of de rechtspersoon zonder winstoogmerk is verplicht om ervoor zorg te dragen dat de bijdragen van natuurlijke personen ten minste 5 jaar beschikbaar blijven voor de subsidiabele activiteit.

  • 2. De VvE is verplicht om ervoor zorg te dragen dat haar bijdrage ten minste 5 jaar beschikbaar blijft voor de subsidiabele activiteit.

Paragraaf 3.4 [vervallen]

Paragraaf 3.5 Stimulering energiebesparing bij bedrijven en instellingen

Artikel 3.5.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder bedrijfscollectief: een samenwerkingsverband van bedrijven of instellingen dat rechtspersoonlijkheid bezit en waarvan de doelgroep in ieder geval de aangesloten bedrijven en instellingen betreft.

Artikel 3.5.2 Subsidiabele activiteiten

Subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de AsG kan worden verstrekt voor:

  • a.

    het uitvoeren van een plan van aanpak voor het werven voor, het coördineren en het evalueren van en het communiceren over energiescans bij bedrijven en instellingen, en

  • b.

    het begeleiden van bedrijven of instellingen bij het inventariseren van maatregelen met behulp van een energiescan met als minimale basis de erkende maatregelen als bedoeld in bijlage 10 bij de Activiteitenregeling milieubeheer, voor zover die zijn vastgesteld voor de betreffende branche, waarbij de inventarisatie inzicht moet bieden in de kosten en de terugverdientijd van de wettelijk verplichte maatregelen, alsmede een termijn voor realisatie van die maatregelen.

Artikel 3.5.3 Criteria

  • 1. Subsidie als bedoeld in artikel 3.5.2, onder a, wordt slechts verstrekt indien de Omgevingsdienst een positieve verklaring over het plan van aanpak heeft afgegeven.

  • 2. Subsidie als bedoeld in artikel 3.5.2, onder b, wordt slechts verstrekt indien de Omgevingsdienst een positieve verklaring over de begeleiding heeft afgegeven en er afstemming met de Omgevingsdienst heeft plaatsgevonden over de voorgenomen activiteiten in relatie tot eventuele toezichts- en handhavingsactiviteiten.

  • 3. Indien de activiteiten zich richten op het gebied van meerdere Omgevingsdiensten, kan volstaan worden met een verklaring van één van de Omgevingsdiensten

Artikel 3.5.4 Weigeringsgrond

Geen subsidie wordt verstrekt voor uitsluitend de activiteiten als bedoeld in artikel 3.5.2, onder a.

Artikel 3.5.5 Subsidiabele kosten

  • 1. Voor subsidie komen in aanmerking de kosten voor de inhuur van externe deskundigheid.

  • 2. Geen subsidie wordt verstrekt voor de ontwikkeling en aanschaf van energiebesparende maatregelen.

Artikel 3.5.6 Aanvrager

Subsidie wordt verstrekt aan een bedrijfscollectief.

Artikel 3.5.7 Hoogte van de subsidie

De subsidie bedraagt:

  • a.

    ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 24.000 voor activiteiten als bedoeld in artikel 3.5.2, onder a;

  • b.

    ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten per bedrijf of instelling met een maximum van € 1.000 en een totaal maximum van € 100.000 voor activiteiten als bedoeld in artikel 3.5.2, onder b.

Artikel 3.5.8 Aanvraag

  • 1. Onverminderd artikel 1.2.3 worden bij de aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 3.5.2, onder a, in elk geval de volgende gegevens verstrekt:

    • a.

      een plan van aanpak met daarin een communicatiestrategie, een rolverdeling van bij de subsidiabele activiteit betrokken partijen, een omschrijving van de doelgroep en een borging van de realisatie van minimaal de wettelijk vereiste maatregelen binnen een termijn van maximaal drie jaar;

    • b.

      een positieve verklaring van de de gemeente of de Omgevingsdienst over het plan van aanpak als bedoeld onder a.

  • 2. Onverminderd artikel 1.2.3 worden bij de aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 3.5.2, onder b, in elk geval een verklaring van de Omgevingsdienst verstrekt waaruit blijkt dat er afstemming heeft plaatsgevonden tussen de aanvrager en de Omgevingsdienst over de begeleiding in relatie tot artikel 2.15 van het Activiteitenbesluit milieubeheer.

Artikel 3.5.9 Vaststelling

  • 1. In de toelichting als bedoeld in artikel 1.5.1, onder a, wordt opgave gedaan van:

    • a.

      het aantal bedrijven en instellingen waar voorlichting aan is gegeven als bedoeld in artikel 3.5.2, onder a, het aantal bedrijven en instellingen waar een energiescan is uitgevoerd als bedoeld in artikel 3.5.2, onder b, en de wijze waarop die voorlichting heeft plaatsgevonden;

    • b.

      het aantal bedrijven en instellingen dat zich bereid heeft verklaard om binnen drie jaar na de energiescan de energiebesparende maatregelen uit te voeren met een terugverdientijd van maximaal vijf jaar en binnen een half jaar na de energiescan een plan van aanpak hebben opgesteld voor realisatie van deze maatregelen.

  • 2. De aanvraag om vaststelling bevat afschriften van de registratie of verklaringen van de bedrijven en instellingen als bedoeld in het eerste lid, onder b.

Paragraaf 3.6 bodemgegevens op orde

Artikel 3.6.1 Subsidiabele activiteiten

Subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de AsG kan worden verstrekt voor het selecteren van bodemgegevens en het invoeren daarvan in een digitaal bodeminformatiesysteem.

Artikel 3.6.2 Criteria

Subsidie wordt slechts verstrekt indien bij het invoeren van de bodemgegevens gebruik wordt gemaakt van het uitwisselingsformat SIKB0101 of een daarvoor in de plaats tredend uitwisselingsformat.

Artikel 3.6.3 Aanvrager

Subsidie kan worden verstrekt aan:

  • a.

    gemeenten;

  • b.

    openbare lichamen als bedoeld in artikel 8 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

Artikel 3.6.4 Hoogte van de subsidie

De subsidie als bedoeld in artikel 3.6.1 bedraagt € 7500.

Artikel 3.6.5 Verplichtingen

[vervallen]

Paragraaf 3.7 Ondergrond in beeld ten behoeve van ruimtelijke ontwikkeling

Artikel 3.7.1 Subsidiabele activiteiten

Subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de AsG kan worden verstrekt voor het uitvoeren van bodemonderzoek of opstellen van een rapport over bodem- en ondergrondaspecten in een gebied en het delen van opgedane kennis hierover.

Artikel 3.7.2 Verplichtingen

De subsidieontvanger is verplicht het rapport openbaar te maken via internet.

Artikel 3.7.3 Subsidiabele kosten

  • 1. Voor subsidie als bedoeld in artikel 3.7.1 komen niet in aanmerking de kosten van wettelijk verplicht bodemonderzoek in het kader van de Wet bodembescherming, het Besluit bodemkwaliteit en, na inwerkingtreding, de Omgevingswet.

  • 2. In afwijking van artikel 1.3.5, onderdeel h, kan subsidie worden verstrekt voor de onderzoekskosten naar stoffen die voorkomen op de Europese lijst van Zeer Zorgwekkende Stoffen en de onderzoekkosten voor de niet genormeerde stoffen.

Artikel 3.7.4 Aanvrager

Subsidie kan worden verstrekt aan:

  • a.

    gemeenten;

  • b.

    openbare lichamen als bedoeld in artikel 8 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

Artikel 3.7.5 Hoogte van de subsidie

De subsidie als bedoeld in 3.7.1 bedraagt € 10.000.

Paragraaf 3.8 Omgevingsveiligheid

Artikel 3.8.1 Subsidiabele activiteiten

Subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de AsG kan worden verstrekt voor activiteiten die voortvloeien uit Deelprogramma 4 Lokaal EV beleid van de Impuls Omgevingsveiligheid 2020, zoals vastgesteld door het Bestuurlijk Omgevingsberaad op 30 oktober 2019.

Artikel 3.8.2 Aanvrager

Subsidie wordt verstrekt aan openbare lichamen die zijn ingesteld op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen en die fungeren als omgevingsdiensten.

Artikel 3.8.3 Hoogte van de subsidie

De subsidie bedraagt ten hoogste:

  • a.

    voor de Omgevingsdienst Achterhoek: € 93.482;

  • b.

    voor de Omgevingsdienst Noord Veluwe: € 42.288;

  • c.

    voor de Omgevingsdienst Veluwe IJssel: € 48.990;

  • d.

    voor de Omgevingsdienst Regio Arnhem: € 85.457;

  • e.

    voor de Omgevingsdienst De Vallei: € 49.299;

  • f.

    voor de Omgevingsdienst Regio Nijmegen: € 52.606;

  • g.

    voor de Omgevingsdienst Rivierenland: € 68.877.

Artikel 3.8.4

In afwijking van de artikel 1.3.6 bedraagt de subsidie voor de directe loonkosten en de indirecte kosten maximaal een bedrag per uur dat overeenkomt met het door de Omgevingsdiensten bestuurlijk vastgestelde uurtarief.

Artikel 3.8.5

Onverminderd artikel 1.2.3 bevat de aanvraag een opgave van het bestuurlijk vastgestelde uurtarief als bedoeld in artikel 3.8.4.

Paragraaf 3.9 Ondersteuning van gemeenten ten behoeve van toezicht op energiebesparing

[vervallen]

Paragraaf 3.10 Energieloketten 2018

[vervallen]

Paragraaf 3.11 Voorfinanciering ontwikkelkosten

Artikel 3.11.1 Begripsbepalingen

  • 1. In deze paragraaf wordt verstaan onder:

    • a.

      duurzaam energiebedrijf: een onderneming voor de productie van windenergie en zonne-energie;

    • b.

      windpark: een of meerdere windmolens die organisatorisch en ruimtelijk met elkaar samenhangen en die een totaal gezamenlijk vermogen hebben van ten minste 5 MW;

    • c.

      zonnepark: grondgebonden zonnepanelen die organisatorisch en ruimtelijk met elkaar samenhangen met een totaal vermogen van ten minste 1 MW.

  • 2. Artikel 3.1.1, aanhef en onder g, is niet van toepassing.

Artikel 3.11.2 Subsidiabele activiteit

Subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de AsG kan worden verstrekt voor de voorbereiding van een windpark of een zonnepark.

Artikel 3.11.3 Criteria

  • 1. Subsidie wordt slechts verstrekt als:

    • a.

      het windpark of het zonnepark niet in strijd is met het provinciale omgevingsbeleid;

    • b.

      de realisatie van het windpark of het zonnepark naar verwachting gefinancierd kan worden en een positief bedrijfseconomisch resultaat verwacht wordt binnen een termijn van drie jaren na het in gebruik nemen ervan;

    • c.

      natuurlijke personen direct of indirect ten minste voor 50% zeggenschap hebben over de exploitatie en ten minste voor 50% delen in de winst;

    • d.

      de aanvrager in staat is om voldoende gekwalificeerde personen aan te trekken of in te zetten om de realisatie en de exploitatie van het windpark of het zonnepark te verzekeren.

  • 2. Over de criteria als bedoeld in het eerste lid, onder b en c, wordt voorafgaand aan een beslissing op een aanvraag advies gevraagd aan Oost NL, tenzij de aanvraag buiten behandeling wordt gelaten of de aanvraag moet worden afgewezen omdat niet wordt voldaan aan enig ander criterium voor het verstrekken van subsidie.

Artikel 3.11.4 Aanvrager

  • 1. Subsidie wordt verstrekt aan duurzame energiebedrijven waarbij ten minste 50 natuurlijke personen door middel van lidmaatschap, aandelenbezit of op andere wijze bij het duurzame energiebedrijf zijn aangesloten en die wonen op afzonderlijke adressen.

  • 2. In afwijking van het eerste lid kan subsidie worden verstrekt aan een onderneming die voor ten minste 50% in eigendom is van een duurzaam energiebedrijf als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 3.11.5 Hoogte van de subsidie

  • 1. Subsidie bedraagt ten hoogste 90% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 400.000.

  • 2. In afwijking van het eerste lid bedraagt de subsidie maximaal het bedrag dat wordt berekend naar rato van het aandeel dat de natuurlijke personen direct of indirect gezamenlijk hebben in het vermogen van de aanvrager.

  • 3. De subsidie wordt verstrekt in de vorm van een geldlening met een looptijd van maximaal vijf jaar en een rente van 3% per jaar. De subsidieontvanger is verplicht de geldlening terug te betalen, vermeerderd met de rente.

  • 4. Als blijkt dat het windpark of het zonnepark niet kan worden gerealiseerd als gevolg van strijd met een goede ruimtelijke ordening, dan besluiten Gedeputeerde Staten op een daartoe strekkend gemotiveerd verzoek van de subsidieontvanger tot het intrekken van de verplichting tot terugbetaling van de lening en de rente.

Artikel 3.11.6 Aanvraag

  • 1. Als de voorbereiding van een zonnepark of windpark in fasen gebeurt, kunnen voor elke fase afzonderlijke aanvragen worden ingediend. De som van alle subsidies voor afzonderlijke aanvragen gaat het maximum van artikel 3.11.5, eerste lid, niet te boven.

  • 2. Onverminderd artikel 1.2.3 worden bij de aanvraag in elk geval de volgende gegevens verstrekt:

    • a.

      informatie waaruit blijkt dat het windpark of het zonnepark niet in strijd is met het provinciale omgevingsbeleid;

    • b.

      informatie waaruit blijkt dat de realisatie van het windpark of het zonnepark naar verwachting gefinancierd kan worden;

    • c.

      een onderbouwde prognose van het bedrijfseconomische resultaat in de vijf jaren na het in gebruik nemen van het windpark of het zonnepark;

    • d.

      informatie waaruit blijkt dat de natuurlijke personen als bedoeld in artikel 3.11.3, eerste lid onder c, ten minste voor 50% zeggenschap hebben over de exploitatie en ten minste voor 50% delen in de winst;

    • e.

      informatie waaruit blijkt dat de aanvrager in staat is om voldoende gekwalificeerde personen aan te trekken of in te zetten om de realisatie en de exploitatie van het windpark of het zonnepark te verzekeren.

Artikel 3.11.7 Voorwaarde

De subsidie wordt verstrekt op voorwaarde dat de ontvanger meewerkt aan de totstandkoming van een privaatrechtelijke overeenkomst van geldlening als bedoeld in artikel 4:37 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 3.11.8 Communautair toetsingskader

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt voor zover dat in overeenstemming is met hoofdstuk I en artikel 22 van de AGVV.

Paragraaf 3.12 Procesondersteuning Wijk van de toekomst

Artikel 3.12.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    wijk: een geografische eenheid van tenminste 400 woningen;

  • b.

    integraal transitieplan: een in overleg met betrokken partijen tot stand gekomen plan met maatregelen gericht op het beperken van het fossiele energieverbruik in de wijk, waaronder in ieder geval bestaande gebouwen.

Artikel 3.12.2 Subsidiabele activiteit

  • 1. Subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de AsG kan worden verstrekt voor opdrachtverlening aan een externe deskundige voor:

    • a.

      het ontwerpen, voorbereiden en in gang zetten van een proces gericht op het maken van een integraal transitieplan voor de verduurzaming van de wijk;

    • b.

      het uitvoeren van een proces gericht op het opstellen van een integraal transitieplan.

  • 2. Subsidie kan worden verstrekt voor een proces dat is gericht op een wijk of meerdere aaneengesloten wijken.

Artikel 3.12.3 Criteria

  • 1. Subsidie wordt slechts verstrekt indien:

    • a.

      de externe deskundige is geselecteerd uit ten minste drie offertes;

    • b.

      de externe deskundige aantoonbaar ervaring heeft op het terrein waarop hij wordt ingeschakeld.

  • 2. Gedeputeerde Staten kunnen ontheffing verlenen van het eerste lid, onder a ten aanzien van subsidie als bedoeld in artikel 3.12.2, eerste lid, onder b.

Artikel 3.12.4 Voorwaarden

Subsidie als bedoeld in artikel 3.12.2, eerste lid, onder b wordt slechts verstrekt als de aanvrager een document kan overleggen waaruit blijkt:

  • a.

    hoe het daar genoemde proces, zal worden ingericht en welke partijen hierbij zullen worden betrokken;

  • b.

    hoeveel energie er in de wijk wordt gebruikt voor het treffen van maatregelen en een inschatting van het energiegebruik nadat maatregelen getroffen zijn, en

  • c.

    dat er bereidheid is bij bewoners en andere betrokken partijen om deel te nemen aan het proces om te komen tot een transitieplan.

Artikel 3.12.5 Aanvrager

Subsidie wordt verstrekt aan een gemeente.

Artikel 3.12.6 Subsidiabele kosten

Voor subsidie komen in aanmerking de kosten van:

  • a.

    de externe deskundige, en

  • b.

    andere kosten die rechtstreeks verband houden met het proces met een maximum van 10% van de totale kosten.

Artikel 3.12.7 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie als bedoeld in artikel 3.12.2, eerste lid, onder a bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 10.000.

  • 2. De subsidie als bedoeld in artikel 3.12.2, eerste lid, onder b bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 50.000.

  • 3. In afwijking van het tweede lid bedraagt de subsidie als bedoeld in artikel 3.12.2, eerste lid, onder b ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 40.000 indien voor de betreffende wijk subsidie is verleend als bedoeld in artikel 3.12.2, eerste lid 1, onder a.

Artikel 3.12.8 Aanvraag

  • 1. Onverminderd artikel 1.2.3 worden bij de aanvraag de volgende gegevens overgelegd:

    • a.

      de offertes als bedoeld in artikel 3.12.3;

    • b.

      documenten waaruit blijkt dat de deskundige ervaring heeft op het terrein waarop hij wordt ingeschakeld, en

    • c.

      een aanduiding op kaart van de betreffende wijk of wijken.

  • 2. Onverminderd het eerste lid wordt bij de aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 3.12,2, eerste lid, onder b het document gevoegd als bedoeld in artikel 3.12.4.

Artikel 3.12.9 Verplichtingen

  • 1. De aanvrager brengt binnen zes weken na beëindiging van de activiteiten verslag uit aan Gedeputeerde Staten.

  • 2. Het verslag van de activiteiten als bedoeld in artikel 3.12.2, eerste lid, onder a bevat ten minste een beschrijving van:

    • a.

      de gevolgde aanpak;

    • b.

      de bereidheid van de betrokken partijen, met name de bewoners, om deel te nemen aan het proces tot verduurzaming van de wijk, en

    • c.

      de wijze waarop de externe deskundige het proces heeft begeleid.

  • 3. Het verslag over de activiteiten als bedoeld in artikel 3.12.2, eerste lid, onder b bevat ten minste een beschrijving van:

    • a.

      de gevolgde aanpak;

    • b.

      het verloop van het proces;

    • c.

      gemaakte afspraken;

    • d.

      de deelnemende partijen aan het proces en hun inbreng;

    • e.

      het netwerk in de wijk;

    • f.

      het draagvlak voor een transitie bij de betrokken partijen;

    • g.

      risico’s en de wijze waarop deze gemitigeerd kunnen worden, en

    • h.

      de wijze waarop is deelgenomen aan communities of practice.

Artikel 3.12.10

Indien de subsidie meer bedraagt dan € 24.999 wordt ten behoeve van de vaststelling van de subsidie het verslag als bedoeld in artikel 3.12.9, derde lid, aangemerkt als het inhoudelijk verslag als bedoeld in artikel 26, eerste lid, van de AsG.

Paragraaf 3.13 [vervallen]

Paragraaf 3.14 [vervallen]

Paragraaf 3.15 [vervallen]

Paragraaf 3.16 [vervallen]

Paragraaf 3.17 [vervallen]

Paragraaf 3.18 Ondersteuning van gemeenten bij toezicht op energiebesparing 2021-2024

Artikel 3.18.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    energieverbruikers: bedrijven die vallen onder de reikwijdte van artikel 2.15 van het Activiteitenbesluit milieubeheer;

  • b.

    Gelderse aanpak: een aanpak gericht op communicatie, stimulering van bedrijven via collectieve projecten en handhaving;

  • c.

    toezicht: toezicht op de naleving van artikel 2.15 van het Activiteitenbesluit milieubeheer.

Artikel 3.18.2 Subsidiabele activiteit

Subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de AsG kan worden verstrekt voor het uitoefenen van toezicht in 2021 tot en met 2024.

Artikel 3.18.3 Criteria

  • 1. Subsidie wordt alleen verstrekt als:

    • a.

      de aanvrager de Gelderse aanpak volgt;

    • b.

      de aanvrager een overeenkomst heeft met de Omgevingsdienst over toezicht.

  • 2. Subsidie wordt voorts alleen verstrekt als de aanvrager in de periode van 2021 tot en met 2024 bij ten minste 50% van het aantal energieverbruikers in de gemeente toezicht uitoefent

  • 3. Het aantal energieverbruikers in een gemeente wordt bepaald aan de hand van gegevens van de Gelderse omgevingsdiensten

Artikel 3.18.4 Aanvrager

  • 1. Subsidie wordt verstrekt aan gemeenten.

  • 2. Een omgevingsdienst kan optreden als aanvrager namens een of meerdere gemeenten.

Artikel 3.18.5 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie bedraagt € 400 per energieverbruiker waar in de periode van 2021 tot en met 2024 toezicht wordt uitgeoefend.

  • 2. Subsidie wordt aangevraagd uiterlijk op 1 juni van het kalenderjaar of het eerste kalenderjaar als de aanvraag betrekking heeft op meerdere kalenderjaren. Artikel 1.3.5, aanhef en onder b, is niet van toepassing.

Artikel 3.18.6 Aanvraag

Onverminderd artikel 1.2.3 worden bij de aanvraag in elk geval de volgende gegevens verstrekt:

  • a.

    een plan waarin wordt beschreven op welke wijze gedurende de periode van 2021 tot en met 2024 bij ten minste 50% van de energieverbruikers in de gemeente toezicht is of wordt uitgeoefend;

  • b.

    de overeenkomst als bedoeld in artikel 3.18.3, eerste lid, aanhef en onder b;

  • c.

    een opgave van het aantal energieverbruikers.

Artikel 3.18.7 Verplichtingen

[vervallen]

Paragraaf 3.19 Energieloketten 2021-2024

Artikel 3.19.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    actieve marktbenadering: een door de aanvrager geregisseerde planmatige aanpak waarin particuliere woningeigenaren in een wijk of een buurt, of bepaalde doelgroepen in een wijk, een buurt of in de gemeente, worden benaderd om energiebesparende maatregelen aan hun woningen te treffen of om hernieuwbare energie op te wekken;

  • b.

    digitaal: via e-mail en via een website;

  • c.

    energieloket: een informatiepunt gericht op het informeren van bewoners over energiebesparing en energiebesparende maatregelen aan en opwekking van hernieuwbare energie bij bestaande woningen en mogelijkheden om die maatregelen te financieren;

  • d.

    professionalisering: activiteiten gericht op het vergroten van de bekendheid, zichtbaarheid, toegankelijkheid en bereikbaarheid van het energieloket, toepassing van marketing, het ontwikkelen of doorontwikkelen van een klantvolgsysteem, het monitoren van het bereik en de effecten van het energieloket, het inspelen op ontwikkelingen in de energietransitie binnen de bebouwde omgeving en het structureel inrichten en aansturen van het energieloket gedurende het tijdvak waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.

Artikel 3.19.2 Subsidiabele activiteit

Subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de AsG kan worden verstrekt voor het financieren van energieloketten.

Artikel 3.19.3 Criteria

  • 1. Subsidie wordt verstrekt voor een of meerdere kalenderjaren.

  • 2. Subsidie wordt alleen verstrekt als:

    • a.

      het energieloket in de periode 2021 tot en met 2024 operationeel is, of een of meerdere jaren binnen die periode;

    • b.

      het energieloket fysiek, digitaal en telefonisch bereikbaar is voor het verstrekken van informatie;

    • c.

      het energieloket gebruik maakt van een klantvolgsysteem en een monitoringssysteem;

    • d.

      de aanvrager met het energieloket afspraken heeft gemaakt over het uitvoeren van een actieve marktbenadering, en

    • e.

      professionalisering wordt doorgevoerd.

Artikel 3.19.4 Aanvrager

  • 1. Subsidie wordt verstrekt aan gemeenten.

  • 2. Als gemeenten samenwerken bij het in stand houden van een gezamenlijk energieloket kan de aanvraag door een van de bij die samenwerking betrokken gemeenten mede namens de andere gemeenten worden ingediend.

Artikel 3.19.5 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie bedraagt de som van het inwoneraantal op 1 januari van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de subsidie wordt aangevraagd, vermenigvuldigd met een bedrag van € 0,50 en vervolgens vermenigvuldigd met het aantal jaren waarvoor de subsidie wordt verstrekt.

  • 2. Het inwoneraantal wordt bepaald aan de hand van CBS-gegevens.

  • 3. Kosten die in het jaar of de jaren waarin het energieloket operationeel is worden gemaakt, zijn subsidiabel.

  • 4. Artikel 1.3.5, aanhef en onder b, is niet van toepassing.

Artikel 3.19.6 Aanvraag

  • 1. Subsidie wordt aangevraagd uiterlijk op 1 juni van het kalenderjaar of het eerste kalenderjaar als de aanvraag betrekking heeft op meerdere kalenderjaren.

  • 2. Onverminderd artikel 1.2.3 worden bij de aanvraag in elk geval de volgende gegevens verstrekt:

    • a.

      een plan van aanpak met een beschrijving van de activiteiten die het energieloket zal gaan uitvoeren, waarin ten minste ook wordt ingegaan op de actieve marktbenadering;

    • b.

      een beschrijving van de professionalisering van het energieloket, waarin wordt ingegaan op wijze waarop de continuïteit van het energieloket wordt geborgd;

    • c.

      een beschrijving van de wijze waarop het energieloket bereikbaar is;

    • d.

      als de aanvraag namens samenwerkende gemeenten wordt ingediend een verklaring van alle samenwerkende gemeenten of een kopie van de samenwerkingsovereenkomst waaruit de aard en de omvang van de samenwerking blijkt.

Artikel 3.19.7 Vaststelling

Op grond van artikel 25, derde lid, van de AsG wordt de subsidie vastgesteld met toepassing van artikel 25, eerste lid, van de AsG.

Artikel 3.19.8 Verplichtingen

  • 1. In afwijking van artikel 1.4.3 legt de subsidieontvanger jaarlijks uiterlijk in maart een rapportage over het voorgaande kalenderjaar over waarin een beschrijving wordt gegeven van:

    • a.

      de activiteiten van het energieloket in het voorgaande kalenderjaar, en

    • b.

      de daarbij behaalde resultaten.

  • 2. Bij de beschrijving van de resultaten als bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder b, wordt gebruik gemaakt van de data uit het klantvolgsysteem en monitoringsysteem.

Hoofdstuk 4 Vitaal platteland, natuurbeheer en ontwikkeling natuurgebieden

Paragraaf 4.1 Algemene bepalingen

Artikel 4.1.1 Begripsomschrijvingen

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • a.

    agrarisch collectief: vereniging als bedoeld in artikel 3.1 van de Subsidieverordening Natuur- en Landschapsbeheer Gelderland 2016;

  • b.

    agrarisch natuurbeheer: natuurbeheer op landbouwgronden;

  • c.

    agrarisch leefgebied: in het natuurbeheerplan begrensde landbouwgronden waarop planten of dieren voorkomen die bepaalde eisen stellen aan de inrichting en het gebruik van hun omgeving of waarop het voorkomen van zulke planten of dieren wordt nagestreefd;

  • d.

    ambitiekaart: kaart behorende bij het vigerende Natuurbeheerplan Gelderland waarop de begrenzing is vastgelegd van bestaande en nieuwe natuur;

  • e.

    Beleidsnota Actieve Soortenbescherming: de Beleidsnota Actieve Soortenbescherming Gelderland zoals vastgesteld door Gedeputeerde Staten bij besluit van 6 januari 2015, inclusief de nadien aangebrachte wijzigingen;

  • f.

    duurzaam functioneren van de toplaag: handhaven of herstellen van het op lange termijn functioneren van de werking van het bodem en watersysteem in de bovenlaag van de bodem;

  • g.

    faunavoorziening: een voorziening die het dieren mogelijk maakt openbare infrastructuur veiliger over te steken;

  • h.

    functieverandering: het feitelijk en publiekrechtelijk wijzigen van het gebruik van grond van landbouw naar natuur en het vestigen van een kwalitatieve verplichting op die grond;

  • i.

    ganzenrustgebied: gebied bedoeld om overwinterende beschermde inheemse ganzen rust te bieden en welk gebied door Provinciale Staten als zodanig is vastgesteld;

  • j.

    gebouw: opstal alsmede het kadastrale perceel waarop deze opstal is gelegen;

  • k.

    gebruiksgerechtigde: een natuurlijk persoon of rechtspersoon die op grond van pacht of erfpacht zeggenschap heeft over het landbouwbedrijf;

  • l.

    gecertificeerde begunstigde: begunstigde die beschikt over of gebruik maakt van een certificaat als bedoeld in artikel 1.11 van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer Gelderland 2016;

  • m.

    GNN: Gelders natuurnetwerk zoals begrensd door Provinciale Staten bij vaststelling van de Omgevingsverordening provincie Gelderland bij besluit van 24 september 2014 dan wel de op basis van de Omgevingsverordening provincie Gelderland door Gedeputeerde Staten nadien gewijzigde begrenzing;

  • n.

    grondgebruiker: degene die gerechtigd is de grond, waarop het onderzoek wordt uitgevoerd, te gebruiken;

  • o.

    grondstrategieplan: een door Gedeputeerde Staten vastgesteld plan waarin is vastgelegd de wijze waarop ruiling , aan- en verkoop van gronden plaatsvindt ten behoeve van het bereiken van provinciale doelen in een bepaald gebied;

  • p.

    grote onderneming: onderneming waar minstens 250 personen werkzaam zijn en waarvan de jaaromzet 50 miljoen EUR of het jaarlijkse balanstotaal 43 miljoen EUR overschrijdt, zoals bepaald in artikel 2, bijlage I van Landbouw groepsvrijstellingsverordening;

  • q.

    hagen en heggen: opgaande lijnvormige elementen bestaande uit loofhoutsoorten, niet zijnde vlecht-, knip- of scheerheggen;

  • r.

    inrichting: de uitvoering van maatregelen die de fysieke kenmerken van het natuurterrein wijzigen;

  • s.

    knelpunt: een locatie waarvan door onderzoek is gebleken dat daar regelmatig dieren worden aangereden of verdrinken of waarbij het voor ter plaatse levende dieren onmogelijk is om openbare infrastructuur te passeren;

  • t.

    landbouwactiviteit: activiteit als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder b van de Verordening (EU) Nr. 1306/2013 van het Europees parlement en de Raad van 17 december 2013 (PbEU L347/549

  • u.

    landbouwbedrijf: een eenheid die grond, gebouwen en voorzieningen omvat die voor de primaire landbouwproductie worden gebruikt als bedoeld in artikel 2 onder 8 van de Landbouw groepsvrijstellingsverordening, Verordening (EU) Nr. 702/2014 van de Europese Commissie van 25 juni 2014 (Pb EU L 193), niet zijnde een glastuinbouwbedrijf;

  • v.

    landbouwbedrijfsgebouw: een gebouw met bijbehorende voorzieningen dat gebruikt wordt ten behoeve van de uitoefening van een landbouwbedrijf;

  • w.

    landschapselementen: groene opgaande elementen bestaande uit inheemse loofhoutsoorten;

  • x.

    leefgebied: gebied waarin alle fasen in de levenscyclus van een of meer prioritaire soorten zich kunnen afspelen;

  • y.

    [vervallen]

  • z.

    modernisering: vervanging van een bestaand landbouwbedrijfsgebouw of van bestaande voorzieningen op de nieuwe locatie door een nieuw, modern gebouw of nieuwe, moderne voorzieningen waarbij de betrokken productie, of technologie fundamenteel wordt gewijzigd;

  • aa.

    Nationale Landschappen: Nationale Landschappen zoals aangewezen in de Uitwerking streekplan Gelderland 2005;

  • bb.

    Natura 2000-gebied: door het Rijk aangewezen Natura 2000-gebieden op basis van de Wet natuurbescherming;

  • cc.

    Natura 2000-doelstellingen: instandhoudings- en ontwikkeldoelstellingen van het betreffende Natura 2000-gebie;

  • dd.

    natura 2000-maatregelen: maatregelen voor herstel van de natuurkwaliteiten zoals beschreven in Natura 2000-beheerplannen of ontwerpbeheerplannen van door Gedeputeerde Staten vastgestelde Natura 2000-gebieden;

  • ee.

    natuur, groen of landschap: natuurlijk ingerichte of in te richten openbaar toegankelijke plekken of vanaf de openbare weg zichtbare plekken;

  • ff.

    natuurambitieterrein: terrein dat is opgenomen op de ambitiekaart, dat is aangeduid als N00.01 en waarvoor onder “indicatieve verhouding beheertypen” is aangegeven welke beheertypen op deze grond van toepassing zijn na functieverandering van landbouw naar natuur;

  • gg.

    natuurbeheerplan: een plan als bedoeld in artikel 1.3 van de Subsidieverordening Natuur- en Landschapsbeheer Gelderland 2016;

  • hh.

    natuurbeheertype: in bijlage 1 van de Subsidieverordening Natuur- en Landschapsbeheer Gelderland 2016 opgenomen soort natuur zoals nader beschreven in de Index Natuur en Landschap;

  • ii.

    natuurgebied: gebied bestaande uit meerdere natuurterreinen;

  • jj.

    natuurontwikkelplan: een door Gedeputeerde Staten vastgesteld plan waarin een gebied is aangewezen en voor subsidie in aanmerking kan komen voor het behoud van hoge actuele natuurwetenschappelijke, landschappelijke, cultuurhistorische of bosbouwkundige waarden;

  • kk.

    natuurterrein: grond die op de ambitiekaart is begrensd als bestaande of als nieuwe natuur als eenheid is weergegeven, of waarvoor een subsidie voor functieverandering als bedoeld in artikel 4.9.1 is verstrekt; 

  • ll.

    nieuwe natuur: op de ambitiekaart aangegeven nog niet ingerichte landbouwgronden of voormalige landbouwgronden aangeduid als N00.01 dan wel nog niet ingerichte natuurgronden aangeduid als N00.02, waar het natuurbeheertype of indicatieve verhouding natuurbeheertypen nog niet is gerealiseerd binnen het GNN;

  • mm.

    PAS-gebiedsanalyses: ecologische analyse van een stikstofgevoelig Natura 2000-gebied dat deel uitmaakt van de passende beoordeling van het PAS, waarin herstel- en andere maatregelen zijn opgenomen die achteruitgang van de kwaliteit van habitattypen en leefgebieden van soorten stopt of de kwaliteit verbetert;

  • nn.

    PAS-herstelmaatregel: gebiedspecifieke maatregel of activiteit, onderzoek of monitoring, opgenomen in een PAS-gebiedsanalyse en ter uitvoering van het PAS-programma of is opgenomen op de PAS-maatregelenkaarten.

  • oo.

    PAS-maatregelenkaarten: kaarten ten behoeve van de uitvoering van de PAS-herstelmaatregelen;

  • pp.

    prioritaire soorten: soorten als bedoeld in bijlage 3 bij deze regels;

  • qq.

    Programma-aanvraag: een aanvraag van een voor natuurbeheer gecertificeerd begunstigde voor meerdere, niet aaneengesloten natuurterreinen;

  • rr.

    marktwaarde: de waarde in het vrije economische verkeer;

  • ss.

    soortenbeschermingsmaatregelen: maatregelen gericht op behoud van een of meer prioritaire soorten of systeemherstel in de parels zoals opgenomen in de nota Actieve soortenbescherming Gelderland, vastgesteld door Gedeputeerde Staten d.d. 6 januari 2015;

  • tt.

    Biodiversiteitsplan: plan dat is gericht op het vergroten van de biodiversiteit en door een orgaan van de gemeente is vastgesteld.

  • uu.

    faunaschade: schade als bedoeld in artikel 6.1 van de Wet natuurbescherming;

  • vv.

    invasieve exoot: Soorten van planten en dieren die zijn geïntroduceerd buiten hun natuurlijk verspreidingsgebied, waarvan is vastgesteld dat de introductie of verspreiding ervan een bedreiging of nadelige gevolgen heeft voor de biodiversiteit en aanverwante ecosysteemdiensten in Nederland;

  • ww.

    primaire landbouwproductie: de productie van in bijlage I bij het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie vermelde producten van de bodem en van de veehouderij die geen verdere bewerking hebben ondergaan die de aard van deze producten wijzigt

Paragraaf 4.2 biodiversiteit en landschap

Artikel 4.2.1 Subsidiabele activiteit

Subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de AsG kan worden verstrekt voor:

  • a.

    het opstellen van een biodiversiteitsplan;

  • b.

    het uitvoeren van fysieke maatregelen die de biodiversiteit verhogen, of het aanleggen of herstellen van groenblauwe landschapselementen;

  • c.

    burgerparticipatie en het vergroten van de maatschappelijke betrokkenheid bij het landschap;

  • d.

    het uitvoeren van herstel- of inrichtingsmaatregelen op een agrarisch leefgebied;

  • e.

    functieverandering, of

  • f.

    periodiek onderhoud aan groenblauwe landschapselementen.

Artikel 4.2.2 Niet-subsidiabele kosten

In aanvulling op artikel 1.3.5 komen voor subsidie niet in aanmerking kosten voor:

  • a.

    ambtelijke inzet;

  • b.

    projectleiding en coördinatie, als een gemeente de aanvrager is;

  • c.

    aan- of verkoop van onroerende goederen;

  • d.

    inkomstenderving, en

  • e.

    het verwijderen van drugsafval of bodemverontreiniging.

Artikel 4.2.3 Communautair toetsingskader

Subsidie als bedoeld in artikel 4.2.1, onderdeel c, die wordt aangevraagd door ondernemingen die actief zijn in de landbouwsector wordt alleen verstrekt voor zover dat in overeenstemming is met hoofdstuk I en artikel 14 of 22 van de Landbouwgroepsvrijstellingsverordening. In aanvulling op artikel 1.3.3, eerste lid, wordt subsidie als bedoeld in artikel 4.2.1 onderdeel b, e, en f, slechts verstrekt zover deze niet in strijd is met de de minimis steun in de landbouwsector Verordening (EU), Nr. 1408/2013 van de Europese Commissie van 18 december 2013 (Pb EU L 352/9”

Paragraaf 4.2a biodiversiteitsplan

Artikel 4.2a.1 Criteria

Subsidie voor het opstellen van een biodiversiteitsplan, als bedoeld in artikel 4.2.1, onderdeel a, wordt alleen verstrekt als in het biodiversiteitsplan in ieder geval de volgende onderwerpen worden beschreven:

  • a.

    de in het gebied voorkomende planten en dieren;

  • b.

    de in het gebied gewenste planten en dieren;

  • c.

    het actief beschermen van de in het plan genoemde soorten;

  • d.

    natuurinclusief bouwen en vergunnen;

  • e.

    het inrichten en beheren van openbaar groen en bermen, en

  • f.

    het betrekken van inwoners bij biodiversiteit.

Artikel 4.2a.2 Aanvrager

Subsidie wordt verstrekt aan een gemeente.

Artikel 4.2a.3 Hoogte

De subsidie bedraagt 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 25.000. 

Paragraaf 4.2b Fysieke maatregelen biodiversiteit en groenblauwe landschapselementen

Artikel 4.2b.1 Criteria

  • 1. Subsidie voor maatregelen die de biodiversiteit verhogen, als bedoeld in artikel 4.2.1, onderdeel b, wordt alleen verstrekt als in het projectplan wordt onderbouwd dat de maatregelen het voortplanten, opgroeien en foerageren van inheemse diersoorten mogelijk maakt of verbetert.

  • 2. Subsidie voor het aanleggen of herstellen van groenblauwe landschapselementen, als bedoeld in artikel 4.2.1, onderdeel b, wordt alleen verstrekt als:

    • a.

      het groenblauwe landschapselementen uit bijlage 1 Index landschap bij de Subsidieverordening Natuur- en landschapsbeheer 2016 betreft, en

    • b.

      in een projectplan wordt onderbouwd dat de aanleg bijdraagt aan het gemeentelijk biodiversiteitsplan of landschapsontwikkelingsplan.

Artikel 4.2b.2 Aanvrager

  • 1. Subsidie wordt verstrekt aan:

    • a.

      een gemeente;

    • b.

      een eigenaar van een bos of landgoed, of

    • c.

      een agrarisch collectief, in het geval ook een subsidie voor functieverandering als bedoeld in artikel 4.2.1, onderdeel e, wordt verstrekt.

  • 2. In afwijking van artikel 5, eerste lid, van de AsG, kan subsidie worden verstrekt aan andere personen dan rechtspersonen.

  • 3. Artikel 1.3.6, vijfde lid, is niet van toepassing als de aanvrager Staatsbosbeheer is.

Artikel 4.2b.3 Hoogte

  • 1. De subsidie bedraagt:

    • a.

      75% van de subsidiabele kosten voor activiteiten die worden uitgevoerd binnen de begrenzing van de Gelderse nationale landschappen en worden aangevraagd door een gemeente, met een minimum van € 25.000 en een maximum van € 200.000 per aanvrager;

    • b.

      50% van de subsidiabele kosten voor activiteiten die worden uitgevoerd buiten de begrenzing van de Gelderse nationale landschappen en worden aangevraagd door een gemeente, met een minimum van € 25.000 en een maximum van € 200.000 per aanvrager;

    • c.

      75% van de subsidiabele kosten die worden aangevraagd door een eigenaar van een bos of landgoed, met een minimum van € 7.500 en een maximum van € 200.000 per aanvrager, en

    • d.

      75% van de subsidiabele kosten die worden aangevraagd door een agrarisch collectief.

  • 2. De kosten voor het maken van een inrichtingsplan bedragen maximaal € 500 per inrichtingsplan.

  • 3. De kosten voor projectleiding of coördinatie bedragen maximaal 15% van de totale subsidiabele kosten als de aanvrager een gemeente of eigenaar van een bos of landgoed is.

Artikel 4.2b.4 Weigeringsgrond

Subsidie wordt geweigerd voor zover de subsidiabele activiteit wordt uitgevoerd binnen:

  • a.

    terreinen waarvoor subsidie op grond van de Subsidieverordening Natuur- en landschapsbeheer is verleend;

  • b.

    een berm;

  • c.

    een bedrijventerrein;

  • d.

    een woningbouwlocatie, of

  • e.

    de begrenzing van een buitenplaats met de status rijksmonument.

Artikel 4.2b.5 Verplichtingen:

  • 1. De subsidieontvanger is verplicht inheems plantmateriaal en zaaizaad te gebruiken, tenzij de activiteit ziet op een vorm van agro forestry.

  • 2. Landschapselementen die worden aangelegd worden tenminste 10 jaar in stand gehouden.

Paragraaf 4.2c burgerparticipatie en het vergroten van de maatschappelijke betrokkenheid bij het landschap

Artikel 4.2c.1 Aanvrager

Subsidie voor burgerparticipatie en het vergroten van de maatschappelijke betrokkenheid bij het landschap als bedoeld in artikel 4.2.1, onderdeel c, wordt alleen verstrekt aan:

  • a.

    een gemeente, of

  • b.

    een eigenaar van een bos of landgoed.

Artikel 4.2c.2 Hoogte

De subsidie bedraagt:

  • a.

    75% van de subsidiabele kosten voor activiteiten die worden uitgevoerd binnen de begrenzing van de Gelderse nationale landschappen en worden aangevraagd door een gemeente, met een minimum van € 25.000 en een maximum van € 200.000 per aanvrager;

  • b.

    50% van de subsidiabele kosten voor activiteiten die worden uitgevoerd buiten de begrenzing van de Gelderse nationale landschappen en worden aangevraagd door een gemeente, met een minimum van € 25.000 en een maximum van € 200.000 per aanvrager, en

  • c.

    75% van de subsidiabele kosten die worden aangevraagd door een eigenaar van een bos of landgoed, met een minimum van € 7.500 en een maximum van € 200.000 per aanvrager.

Paragraaf 4.2d Herstel- of inrichtingsmaatregelen op een agrarisch leefgebied

Artikel 4.2d.1 Criteria

Subsidie voor het uitvoeren van herstel- of inrichtingsmaatregelen op een agrarisch leefgebied als bedoeld in artikel 4.2.1, onderdeel d, wordt alleen verstrekt als:

  • a.

    de maatregel niet leidt tot een aanzienlijke stijging van de waarde of rentabiliteit van het bedrijf;

  • b.

    de maatregel bijdraagt aan de effectiviteit van het agrarisch natuur- en landschapsbeheer, en

  • c.

    de maatregel wordt uitgevoerd op een perceel waarvoor subsidie op grond van artikel 3.2 van de Subsidieverordening Natuur- en landschapsbeheer 2016 is aangevraagd.

Artikel 4.2d.2 Aanvrager

Subsidie wordt verstrekt aan een agrarisch collectief.

Artikel 4.2d.3 Hoogte

De subsidie bedraagt 95% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 8.000 per hectare.

Paragraaf 4.2e functieverandering

Artikel 4.2e.1 Criteria

Subsidie voor functieverandering als bedoeld in artikel 4.2.1, onderdeel e, wordt alleen verstrekt als:

  • a.

    de landbouwproductiecapaciteit van de grond in de vijf jaren voorafgaand aan de aanvraag onafgebroken is gebruikt; en

  • b.

    het perceel wordt ingericht met een of meer van de volgende landschapselementen:

    • i.

      L 01.01 Poel en klein historisch water;

    • ii.

      L01.02 Houtwal en houtsingel;

    • iiii.

      L01.04 Bosje;

    • iv.

      L01.06 Struweelhaag, of

    • v.

      L01.10 Struweelrand.

Artikel 4.2e.2 Aanvrager

Subsidie wordt verstrekt aan een agrarisch collectief.

Artikel 4.2e.3 Hoogte

De subsidie bedraagt 100% van het verschil tussen de marktwaarde voor en na de functieverandering en inrichting, met een maximum van 85% van de waarde van de grond als landbouwgrond, blijkend uit een waardeadvies.

Artikel 4.2e.4 Verplichtingen

De subsidieontvanger is verplicht:

  • a.

    binnen twaalf weken na verlening met de provincie Gelderland de grondeigenaar een overeenkomst af te laten sluiten als bedoeld in artikel 4:36 van de Algemene wet bestuursrecht, waarin is opgenomen:

    • i.

      de verplichting dat de eigenaar de grond niet gebruikt of doet gebruiken als landbouwgrond, het terrein beheert overeenkomstig het landschapsbeheertype zoals voorgeschreven in de index en datgene nalaat wat de veiligstelling van het landschapsbeheertype verstoort, en

    • ii.

      dat deze verplichting zal overgaan op al degenen die het terrein onder bijzondere of algemene titel zullen verkrijgen en dat mede gebonden zullen zijn al degenen die van de rechthebbende een recht op gebruik van het terrein zullen krijgen.

  • b.

    binnen vier weken nadat de overeenkomst is tot stand gekomen, op kosten van de provincie, de overeenkomst in te laten schrijven als kwalitatieve verplichting ten aanzien van het terrein in de openbare registers.

  • c.

    een afschrift van de kwalitatieve verplichting binnen vier weken na inschrijving in de openbare registers toe te zenden aan de Gedeputeerde Staten, en

  • d.

    bij de gemeenteraad een verzoek in te dienen om de grond waarop het landschapselement staat te bestemmen als natuur of landschap.

Artikel 4.2e.5 Vaststelling

In afwijking van artikel 1.5.1, wordt een subsidie niet vastgesteld zonder voorafgaande subsidieverlening.

Paragraaf 4.2f Periodiek onderhoud van groenblauwe landschapselementen

Artikel 4.2f.1 Criteria

Subsidie voor het periodiek onderhoud aan een landschapselement als bedoeld in artikel 4.2.1, onderdeel f, wordt alleen verstrekt als:

  • a.

    het groenblauwe landschapselementen uit bijlage 1 Index landschap bij de Subsidieverordening Natuur- en landschapsbeheer 2016 betreft;

  • b.

    het onderhoud ecologisch noodzakelijk is, en

  • c.

    het een streekeigen landschapselement betreft.

Artikel 4.2f.2 Aanvrager

Subsidie wordt verstrekt aan een agrarisch collectief.

Artikel 4.2f.3 Weigeringsgrond

Subsidie wordt geweigerd voor zover voor het beheer al subsidie agrarisch natuurbeheer is verleend of verstrekt.

Artikel 4.2f.4 Hoogte

De subsidie bedraagt 75% van de subsidiabele kosten.

Artikel 4.2f.5 Verplichting

Landschapselementen worden tenminste 10 jaar in stand gehouden.

Paragraaf 4.3 Faunavoorzieningen

[vervallen]

Paragraaf 4.4 Grondverwerving ten behoeve van het Gelders Natuurnetwerk

Artikel 4.4.1 Subsidiabele activiteiten

Subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de AsG kan worden verstrekt voor:

  • a.

    de verwerving van een natuurambitieterrein;

  • b.

    de beëindiging van pachtovereenkomsten ten aanzien van een natuurambitieterrein;

  • c.

    verkrijging van het recht van eigendom van een natuurambitieterrein in combinatie met de waardedaling van gelijktijdig in eigendom verkregen gebouwen als gevolg van functieverandering van het natuurambitieterrein naar natuur.

Artikel 4.4.2 Criteria

  • 1 Subsidie als bedoeld in artikel 4.4.1 wordt slechts verstrekt indien:

    • a.

      de landbouwproductiecapaciteit van het natuurambitieterrein in de vijf jaren voorafgaand aan de aanvraag onafgebroken is gebruikt; en

    • b.

      de verwerving noodzakelijk is vanuit het oogpunt van natuur- of landschapsbescherming, bescherming van cultuurhistorische waarden of bosbouwkundige waarden, of natuurontwikkeling.

  • 2 Subsidie als bedoeld in artikel 4.4.1, onder b, wordt slechts verstrekt voor:

    • a.

      de beëindiging van pachtovereenkomsten die reeds waren gevestigd op het moment waarop het natuurambitieterrein door de aanvrager is verworven en die pachtovereenkomsten zijn gevestigd voor vaststelling van het nationaal natuurbeleidsplan in 1990; en

    • b.

      beëindiging van de op het natuurambitieterrein gevestigde pachtovereenkomst indien dat noodzakelijk is vanuit het oogpunt van natuur- of landschapsbescherming, bescherming van cultuurhistorische waarden of bosbouwkundige waarden, of natuurontwikkeling.

  • 3 Subsidie als bedoeld in artikel 4.4.1, onder c, wordt slechts verstrekt:

    • a.

      indien het natuurambitieterrein dat in eigendom wordt verkregen een omvang van ten minste 10 hectare heeft;

    • b.

      indien het natuurambitieterrein en de gebouwen deel uitmaken van hetzelfde gebied waarvoor een natuurontwikkelplan is vastgesteld.

Artikel 4.4.3 Subsidiabele kosten

  • 1 In afwijking van artikel 1.3.5, onder b, komen voor subsidie als bedoeld in artikel 4.4.1, onder a, in aanmerking de kosten voor:

    • a.

      verwerving van een natuurambitieterrein, die bestaan uit het verschil in marktwaarde voor en na de voorgenomen functieverandering en inrichting;

    • b.

      een taxatie van het verschil in marktwaarde voor en na de voorgenomen functieverandering en inrichting door een onafhankelijke taxateur;

    • c.

      het kadastraal recht en het registratierecht;

    • d.

      veiling;

    • e.

      notaris;

    • f.

      inschrijving in de openbare registers;

    • g.

      overdrachtsbelasting;

    • h.

      schenkingsrecht;

    • i.

      het afkopen van landinrichtingsrente voor het verworven terrein;

    • j.

      vooronderzoek of historisch bodemonderzoek volgens NEN 5725;

    • k.

      milieukundig bodemonderzoek volgens NEN 5740; en

    • l.

      bemiddeling.

  • 2 In afwijking van artikel 1.3.5, onder b, komen voor subsidie als bedoeld in artikel 4.4.1, onder b, in aanmerking de kosten voor:

    • a.

      het vrijmaken van pacht van genoemd terrein, blijkend uit een taxatie door een onafhankelijke taxateur;

    • b.

      een taxatie door een onafhankelijke taxateur; en

    • c.

      bemiddeling.

  • 3 In afwijking van artikel 1.3.5, onder b, komen voor subsidie als bedoeld in artikel 4.4.1, onder c, in aanmerking:

    • a.

      de kosten voor de verwerving van het natuurambitieterrein als bedoeld in het eerste lid, onder a tot en met k; en

    • b.

      het negatieve waardeverschil van de gebouwen ontstaan door het verschil in marktwaarde van het natuurambitieterrein in combinatie met de gebouwen op het moment van aankoop en de reële marktwaarde van de combinatie van het natuurambitieterrein met de gebouwen bij feitelijke en publiekrechtelijke functieverandering van het natuurambitieterrein naar natuur, voor zover het aandeel hierin van de gebouwen betreft en blijkend uit een taxatie door een onafhankelijke taxateur waarin de waarde van de gebouwen is gespecificeerd.

Artikel 4.4.4 Aanvrager

  • 1 Subsidie als bedoeld in artikel 4.4.1, onder a en c, wordt verstrekt aan een ieder die duurzaam natuurbeheer verricht of voldoende aannemelijk maakt dat hij duurzaam natuurbeheer kan en zal verrichten.

  • 2 Subsidie als bedoeld in artikel 4.4.1, onder b, wordt verstrekt aan een eigenaar van een terrein die duurzaam natuurbeheer verricht of voldoende aannemelijk maakt dat hij duurzaam natuurbeheer kan en zal verrichten.

  • 3 In afwijking van artikel 5, eerste lid, van de AsG kan subsidie ook worden verstrekt aan andere personen dan rechtspersonen.

  • 5. [vervallen]

  • 6. [vervallen]

Artikel 4.4.5 Aanvraag

  • 1 In afwijking van artikel 7, eerste lid, van de AsG wordt een aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 4.4.1, onder a en c, uiterlijk op de dag voor het passeren van de notariële akte van levering ingediend.

  • 2 In afwijking van artikel 7, eerste lid, van de AsG wordt een aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 4.4.1, onder b, uiterlijk op de dag voor de beëindiging van de pachtovereenkomst ingediend.

  • 3 Een aanvraag tot subsidieverlening gaat vergezeld van een GIS-kaart met daarin aangegeven de buitengrenzen van het natuurambitiegebied waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.

Artikel 4.4.6 Hoogte van de subsidie

  • 1 De subsidie als bedoeld in artikel 4.4.1, onder a, bedraagt ten hoogste:

    • a.

      100% van de subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 4.4.3, eerste lid, onder a, met een maximum van 85% van de waarde van de grond als landbouwgrond;

    • b.

      100% van de subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 4.4.3, eerste lid, onder b tot en met j;

    • c.

      € 4.500 voor de kosten als bedoeld in artikel 4.4.3, eerste lid, onder k;

    • d.

      voor bemiddelingskosten: 90% van de loonkosten, bedoeld in artikel 1.3.8, met uitzondering van het eerste lid, onder c, of 90% van de kosten van derden.

  • 2 De subsidie als bedoeld in artikel 4.4.1, onder b, bedraagt ten hoogste 100% van de subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 4.4.3, tweede lid, onder a en b. De subsidie voor de kosten als bedoeld in artikel 4.4.3, tweede lid, onder c bedraagt 90% van de loonkosten, bedoeld in artikel 1.3.8, met uitzondering van het eerste lid, onder c van artikel 1.3.8, of 90% van de kosten van derden.

  • 3 Voor zover voor verwerving of pachtvrij maken van een natuurambitieterrein subsidie is verstrekt door Gedeputeerde Staten op grond van een andere regeling of door een bestuursorgaan van een ander overheidslichaam, wordt de subsidie zoveel lager verstrekt als noodzakelijk om betaling boven de werkelijke kosten of maximale vergoeding op grond van Europese regels of deze regeling te voorkomen.

  • 4 De subsidie als bedoeld in artikel 4.4.1, onder c bedraagt ten hoogste:

    • a.

      als het natuurambitieterrein een omvang heeft van 20 hectare of groter:

      • i.

        100% van de subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 4.4.3, eerste lid, onder a, met een maximum van 85% van de waarde van de grond als landbouwgrond;

      • ii.

        100% van de subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 4.4.3, eerste lid, onder b tot en met j;

      • iii.

        50% van de subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 4.4.3, derde lid, onder b, met een maximum van € 500.000 per subsidieaanvraag.

    • b.

      € 4.500 voor de kosten als bedoeld in artikel 4.4.3, eerste lid, onder k;

  • 5. Als het natuurambitieterrein een omvang heeft van minder dan 20 hectare, worden de maximum subsidiebedragen als bedoeld in het vorige lid, onderdeel b, naar rato verstrekt, waarbij geldt dat het maximum toe te kennen percentage voor natuurambitieterreinen van 10 hectare 50% bedraagt.

Artikel 4.4.7 Verplichtingen

  • 1 De subsidieontvanger is verplicht:

    • a.

       zorg te dragen voor de verwerving dan wel pachtvrij maken van het natuurambitieterrein waarvoor hij subsidie ontvangt binnen twaalf weken na de subsidieverlening;

    • b.

      het verworven dan wel pachtvrij gemaakte natuurambitieterrein direct na verwerving dan wel pachtvrij maken als natuur te beheren;

    • c.

      het verworven dan wel pachtvrij gemaakte natuurambitieterrein binnen twee jaar na verwerving dan wel pachtvrij maken overeenkomstig de indicatieve verhouding beheertypen dat ingevolge het natuurbeheerplan op dit terrein in stand moet worden gehouden in te richten en te beheren;

    • d.

      zorg te dragen dat het verworven dan wel pachtvrij gemaakte natuurambitieterrein tenminste 358 dagen per jaar wordt opengesteld en toegankelijk blijft voor het publiek, tenzij daarvan door Gedeputeerde Staten ontheffing wordt verleend;

    • e.

      eventuele opbrengsten van het verworven dan wel pachtvrij gemaakte natuurambitieterrein uitsluitend aan duurzaam natuurbeheer te besteden; en

    • f.

      bij het bevoegd gezag een aanvraag in te dienen tot aanpassing van de bestemming inhoudende dat het verworven dan wel pachtvrij gemaakte natuurambitieterrein enkel als natuur mag worden gebruikt.

  • 2 Op verzoek van de subsidieontvanger kunnen de termijnen genoemd in het eerste lid, onder a, b en c worden verlengd.

  • 3 Ontheffing als bedoeld in het eerste lid, onder d, wordt verleend indien:

    • a.

      gehele of gedeeltelijke sluiting van het verworven dan wel pachtvrij gemaakte natuurambitieterrein noodzakelijk is ter voldoening aan de bij of krachtens de Wet natuurbescherming gestelde regels voor soortenbescherming of voor Natura 2000-gebieden vastgestelde instandhoudingsdoelstellingen en toegangsbeperkingen;

    • b.

      het verworven dan wel pachtvrij gemaakte natuurambitieterrein door buiten de macht van de subsidieontvanger gelegen oorzaken blijvend geheel of gedeeltelijk niet bereikbaar of naar zijn aard niet begaanbaar is;

    • c.

      sluiting van ten hoogste één hectare van het verworven dan wel pachtvrij gemaakte natuurambitieterrein wenselijk is vanwege de bescherming van de persoonlijke levenssfeer; of

    • d.

      andere belangen gehele of gedeeltelijke sluiting rechtvaardigen.

  • 4 Het is de subsidieontvanger niet toegestaan om het verworven dan wel pachtvrij gemaakte natuurambitieterrein te vervreemden, te verpachten of daarop zakelijke rechten te vestigen, behoudens toestemming van Gedeputeerde Staten.

  • 5 De subsidieontvanger is bij vervreemding, verpachting of vestiging van zakelijke rechten verplicht ingevolge deze regeling verstrekte subsidie binnen een termijn van zes maanden terug te betalen aan de provincie Gelderland, tenzij hiervan in de toestemming als bedoeld in het vierde lid ontheffing is verleend.

  • 6 Binnen twaalf weken na verlening van de subsidie sluit de subsidieontvanger met de provincie Gelderland een overeenkomst als bedoeld in artikel 4:36 van de Algemene wet bestuursrecht, waarin is opgenomen:

    • a.

      de verplichting, inhoudende dat de subsidieontvanger het verworven dan wel pachtvrij gemaakte natuurambitieterrein niet gebruikt of doet gebruiken als landbouwgrond, het terrein inricht en beheert overeenkomstig het natuurbeheertype zoals voorgeschreven in het natuurbeheerplan en datgene nalaat wat de veiligstelling van de ecosystemen met de daarbij behorende soorten in gevaar brengt of verstoort; en

    • b.

      dat de verplichting, als bedoeld onder a, zal overgaan op al degenen die het verworven dan wel pachtvrij gemaakte natuurambitieterrein onder bijzondere of algemene titel zullen verkrijgen en dat mede gebonden zullen zijn al degenen die van de rechthebbende een recht op gebruik van het terrein zullen krijgen.

  • 7 De overeenkomst als bedoeld in het zesde lid wordt uiterlijk binnen vier weken na totstandkoming daarvan op last van de subsidieontvanger als kwalitatieve verplichting ten aanzien van het verworven dan wel pachtvrij gemaakte natuurambitieterrein ingeschreven in de openbare registers.

  • 8 Indien de subsidieontvanger ook andere economische activiteiten verricht dan de verwerving van terreinen ten behoeve van natuurbeheer als bedoeld in deze regeling, is hij verplicht een gescheiden boekhouding te voeren overeenkomstig punt 41 van de EU-kaderregeling inzake staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst (2012/C 8/03).

  • 9 In afwijking van artikel 1.4.1, derde lid, is de subsidieontvanger verplicht de administratie en alle documenten inzake een aan hem verstrekte subsidie gedurende een periode van twintig jaar nadat de subsidie is verleend te bewaren.

Artikel 4.4.8 Verplichtingen bij aanvraag subsidievaststelling

  • 1 In afwijking van artikel 25, tweede lid, van de AsG wordt de subsidie niet ambtshalve vastgesteld en dient de subsidieontvanger binnen 13 weken na afloop van de activiteiten een aanvraag om vaststelling van de subsidie in.

  • 2 Bij de aanvraag om vaststelling wordt een afschrift van de overeenkomstig het bepaalde in artikel 4.4.7, zevende lid, in de openbare registers ingeschreven kwalitatieve verplichting overlegd.

  • 3 Bij de aanvraag om vaststelling van subsidie als bedoeld in artikel 4.4.1, worden de volgende gegevens verstrekt:

    • a.

      een afschrift van de notariële akte van levering van het terrein of een afschrift van de notariële akte van vestiging van het erfpachtrecht op het terrein; en

    • b.

      in voorkomend geval een afschrift van een schriftelijke overeenkomst tot beëindiging van het recht van opstal, vruchtgebruik, erfdienstbaarheden of een pachtovereenkomst of een afschrift van de uitspraak van de pachtkamer tot ontbinding als bedoeld in artikel 7:377 Burgerlijk Wetboek.

  • 4 Bij de aanvraag tot vaststelling van de subsidie als bedoeld in artikel 4.4.1, onder b, wordt in elk geval een afschrift van een schriftelijke overeenkomst tot beëindiging van de pachtovereenkomst of een afschrift van de uitspraak van de pachtkamer tot ontbinding van de pachtovereenkomst als bedoeld in artikel 7:377 Burgerlijk Wetboek verstrekt.

  • 5 Bij de aanvraag tot vaststelling van de subsidie als bedoeld in artikel 4.4.1, onder c, wordt een afschrift van de notariële akte van levering van het natuurambitieterrein en de gebouwen verstrekt.

  • 6 Bij de aanvraag tot vaststelling van de subsidie wordt een afschrift overgelegd van het verzoek tot wijziging van het bestemmingsplan.

  • 7 Er wordt vrijstelling verleend van de verplichting genoemd in artikel 27, derde lid, van de AsG.

  • 8 In afwijking van artikel 24, eerste lid, van de AsG dient aanvrager binnen 13 weken na inschrijving van de kwalitatieve verplichting in de openbare registers een aanvraag in tot vaststelling van de subsidie.

Artikel 4.4.9 Communautair toetsingskader

  • 1. Artikel 1.3.3, eerste lid, is niet van toepassing.

  • 2. Subsidie wordt slechts verstrekt voor zover deze niet in strijd is met het Besluit van de Europese Commissie van 13 juli 2011, (C2011) 4945, met betrekking tot steunmaatregel N308/2010.

Paragraaf 4.5 Verplaatsing landbouwbedrijfsgebouwen ten behoeve van het Gelders Natuurnetwerk

Artikel 4.5.1 Subsidiabele activiteit

Subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de AsG kan worden verstrekt voor de verplaatsing van een landbouwbedrijfsgebouw.

Artikel 4.5.2 Criteria

 Subsidie wordt slechts verstrekt indien door verplaatsing van het landbouwbedrijfsgebouw:

  • a.

    ten minste 5 hectares natuurambitieterrein gelegen binnen een Natura 2000-gebied beschikbaar komen die daarna ingericht kunnen worden ten behoeve van de Natura 2000-doelstellingen van dat gebied; of

  • b.

    ten minste 15 hectares natuurambitieterrein gelegen in het GNN beschikbaar komen in een gebied, welke gronden daarna ingericht kunnen worden ten behoeve van de doelstellingen genoemd in het natuurbeheerplan.

Artikel 4.5.3 Subsidiabele kosten

Voor subsidie komen in aanmerking:

  • a.

    de kosten voor het demonteren, verplaatsen en weer opbouwen van een bestaand landbouwbedrijfsgebouw;

  • b.

    de kosten voor het aanpassen van een landbouwbedrijfsgebouw of het oprichten van een landbouwbedrijfsgebouw op de nieuwe locatie, ter vervanging van een bestaand landbouwbedrijfsgebouw op de bestaande locatie.

Artikel 4.5.4 Aanvrager

  • 1 Subsidie wordt verstrekt aan de eigenaar of gebruiksgerechtigde van het te verplaatsen landbouwbedrijfsgebouw.

  • 2 In afwijking van artikel 5, eerste lid, van de AsG kan subsidie ook worden verstrekt aan andere personen dan rechtspersonen.

Artikel 4.5.5 Hoogte van de subsidie

  • 1 De subsidie bedraagt ten hoogste 100% van de subsidiabele kosten.

  • 2 Als de verplaatsing gepaard gaat met modernisering van voorzieningen of verhoging van de productiecapaciteit, bedraagt de subsidie naast het bepaalde in het eerste lid ten hoogste 40% van de met de modernisering of verhoging van de productiecapaciteit gepaard gaande kosten.

  • 3 De subsidie bedraagt ten hoogste € 400.000.

Artikel 4.5.6 Verplichtingen

  • 1 De subsidieontvanger is verplicht binnen 12 maanden na subsidieverlening:

    • a.

      zijn landbouwbedrijfsgebouw te verplaatsen;

    • b.

      op de als gevolg van de verplaatsing vrijkomende natuurambitieterrein gelegen binnen het Natura 2000-gebied of het GNN een kwalitatieve verplichting te vestigen of te doen vestigen, inhoudende dat het perceel niet gebruikt zal worden als landbouwgrond.

  • 2 Op verzoek van de subsidieontvanger kan de termijn genoemd in het eerste lid aanhef en onder a, worden verlengd.

  • 3 Het bepaalde in het eerste lid, onder b, geldt niet voor zover de provincie binnen 12 maanden na de subsidieverlening de gronden aankoopt.

Artikel 4.5.7 Communautair toetsingskader

In afwijking van artikel 1.3.3, eerste lid, wordt subsidie slechts verstrekt voor zover deze niet in strijd is met hoofdstuk I en artikel 16 van de Landbouw groepsvrijstellingsverordening Verordening (EU), Nr. 702/2014 van de Europese Commissie van 25 juni 2014 (Pb EU L 193).

Paragraaf 4.6 Behoud van prioritaire soorten

Artikel 4.6.1 Subsidiabele activiteit

Subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de AsG kan worden verstrekt voor:

  • a.

    kweek in combinatie met introductie van een prioritaire soort in een leefgebied;

  • b.

    introductie van een prioritaire soort in een leefgebied;

  • c.

    handmatig bestuiven van een prioritaire plantensoort in een leefgebied;

  • d.

    onderzoek gericht op het in kaart brengen van het voorkomen van een prioritaire soort in een leefgebied en het in kaart brengen van plekken waar maatregelen ten behoeve van die specifieke soort genomen moeten worden;

  • e.

    onderzoek gericht op de effectiviteit van maatregelen ten aanzien van het behoud van een prioritaire soort;

  • f.

    onderzoek gericht op het bepalen van maatregelen die noodzakelijk zijn voor het behoud van een prioritaire soort in een leefgebied;

  • g.

    inrichtingsmaatregelen ten behoeve van het behoud of versterking van het leefgebied van een prioritaire soort.

Artikel 4.6.2 Criteria

  • 1 Subsidie wordt slechts verstrekt ten behoeve van activiteiten en locaties die zijn opgenomen in Bijlage 3 bij deze regels.

  • 2 In afwijking van het eerste lid kan subsidie worden verstrekt voor activiteiten en locaties waarvan op basis van onderzoek of gedocumenteerde veldervaringen aannemelijk is dat zij bijdragen aan het behoud van prioritaire soorten in Gelderland en dat deze activiteiten aanvullend dan wel gelijkwaardig zijn ten opzichte van de activiteiten en locaties bedoeld in het eerste lid.

  • 3 Subsidie als bedoeld in artikel 4.6.1, onder a en b, wordt slechts verstrekt indien de aanvrager bij de aanvraag een vrijstelling of ontheffing als bedoeld in artikel 75 van de Flora- en Faunawet of de daarvoor in de plaats tredende bepalingen in de Wet Natuurbescherming overlegt die ziet op het betreffende leefgebied en de betreffende soort.

  • 4 Subsidie ten behoeve van onderzoek en bescherming van flora en fauna wordt slechts verstrekt voor maatregelen die uitgevoerd moeten worden in een leefgebied indien voor die uitvoering toestemming en medewerking is verkregen van de eigenaar van het leefgebied, of degene die krachtens overeenkomst of zakelijk recht gerechtigd is tot het gebruik van het leefgebied .

Artikel 4.6.3 Aanvrager

  • 1 Subsidie wordt verstrekt aan de eigenaar van het leefgebied of degene die krachtens overeenkomst of zakelijk recht gerechtigd is tot het gebruik van het leefgebied.

  • 2 Subsidie wordt verstrekt aan een organisatie gericht op onderzoek en bescherming van flora en fauna.

  • 3 In afwijking van artikel 5, eerste lid, van de AsG kan subsidie ook aan andere personen dan rechtspersonen worden verstrekt.

Artikel 4.6.4 Hoogte van de subsidie

  • 1 De subsidie bedraagt ten hoogste 95% van de subsidiabele kosten met een minimum van € 2.500 en een maximum van € 30.000 per activiteit als bedoeld in artikel 4.6.1, onder a tot en met f.

  • 2 Subsidie voor meerdere activiteiten, als bedoeld in artikel 4.6.1, onder a tot en met g, kan gestapeld worden tot een maximum van € 300.000 per aanvraag.

  • 3. De subsidie bedraagt ten hoogste 95% van de subsidiabele kosten met een minimum van € 2.500 en een maximum van € 95.000 per activiteit als bedoeld in artikel 4.6.1, onder g.

  • 4. Artikel 1.3.6, vijfde lid, is niet van toepassing indien de aanvrager Staatsbosbeheer is.

Artikel 4.6.5 Weigeringsgrond

Subsidie wordt geweigerd ten behoeve van maatregelen die zijn opgelegd op grond van de Wet Natuurbescherming.

Paragraaf 4.7 Rustgebieden voor ganzen

Artikel 4.7.1 Subsidiabele activiteit

Subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de AsG kan worden verstrekt voor het bieden van rust voor trekganzen in de winter.

Artikel 4.7.2 Criteria

Subsidie wordt slechts verstrekt indien:

  • a.

    de subsidiabele activiteit betrekking heeft op het niet verjagen van ganzen in de periode tussen 1 november en 1 april op percelen die zijn aangewezen als ganzenrustgebied;

  • b.

    een aanvraag om een tegemoetkoming in faunaschade is ingediend via www.faunaschade.nl;

  • c.

    door of in opdracht van Gedeputeerde Staten schade is getaxeerd die is veroorzaakt door overwinterende natuurlijk in het wild levende ganzen van soorten als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn in het betreffende seizoen; en

  • d.

    de percelen voldoen aan de in de Beleidsregels tegemoetkoming faunaschade Gelderland gestelde voorwaarden om voor een tegemoetkoming in aanmerking te komen.

Artikel 4.7.3 Aanvrager

  • 1 Subsidie wordt verstrekt aan de geregistreerde grondgebruiker van de percelen volgens de jaarlijkse Gecombineerde Opgave van RVO.

  • 2 In afwijking van artikel 5, eerste lid, van de AsG kan subsidie ook worden verstrekt aan andere personen dan rechtspersonen

Artikel 4.7.4 Aanvraag

  • 1 In afwijking van artikel 7, eerste lid, van de AsG wordt een aanvraag om subsidie ingediend voor 1 juli van het jaar waarin de periode als bedoeld in artikel 4.7.1 eindigt waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 2 In afwijking van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel kunnen Gedeputeerde Staten besluiten de subsidie met toepassing van artikel 4:44 Algemene wet bestuursrecht ambtshalve te verlenen.

Artikel 4.7.5 Hoogte van de subsidie

De subsidie bedraagt ten hoogste € 50 per hectare waarop zich schade heeft voorgedaan per periode als bedoeld in artikel 4.7.1.

Artikel 4.7.6 Communautair toetsingskader

In afwijking van artikel 1.3.3, eerste lid, wordt subsidie slechts verstrekt voor zover deze niet in strijd is met Verordening (EU) nr. 1408/2013 van de Europese Commissie van 18 december 2013 (PbEU L 352/09).

Paragraaf 4.8 Inrichting van het Gelders Natuurnetwerk

Artikel 4.8.1 Subsidiabele activiteit

Subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de AsG kan worden verstrekt voor:

  • a.

    de inrichting van nieuwe natuur;

  • b.

    het treffen van PAS-herstelmaatregelen, niet zijnde de inrichting van nieuwe natuur;

  • c.

    het uitvoeren van natura 2000-maatregelen, niet zijnde de inrichting van nieuwe natuur;

  • d.

    het uitvoeren van herstelmaatregelen voor natte landnatuur, niet zijnde de inrichting van nieuwe natuur;

  • e.

    de eenmalige verhoging van de natuurkwaliteit van een bestaand natuurbeheertype.

Artikel 4.8.2 Criteria

  • 1 Subsidie voor inrichting van nieuwe natuur als bedoeld in artikel 4.8.1, onder a, wordt slechts verstrekt als de inrichtingsmaatregelen de gewenste natuurkwaliteit zoals aangegeven als indicatieve verhouding beheertypen op de ambitiekaart van het natuurterrein realiseren.

  • 2 In afwijking van het eerste lid kan een subsidie worden verleend voor een ander natuurbeheertype of een indicatieve verhouding beheertype dan is opgenomen op de ambitiekaart, als:

    • a.

      de aanvrager door middel van een landschapsecologische onderbouwing aantoont dat het vigerende natuurbeheertype of indicatieve verhouding beheertype van het natuurgebied niet realiseerbaar of doelmatig is; of

    • b.

      het voorgestelde nieuwe natuurbeheertype invulling geeft aan hogere potenties die in het natuurterrein voorkomen en doelmatig zijn; en

    • c.

      met het door de aanvrager voorgestelde natuurbeheertype de natuurkwaliteit van het natuurgebied wordt geborgd.

  • 3 Subsidie voor PAS-herstelmaatregelen als bedoeld in artikel 4.8.1, onder b, wordt alleen verstrekt voor activiteiten opgenomen in de PAS-gebiedsanalyse of de PAS-maatregelenkaart.

  • 4 Subsidie voor Natura 2000-maatregelen als bedoeld in artikel 4.8.1, onder c, wordt slechts verstrekt indien in het investeringsplan als bedoeld in artikel 4.8.5, tweede lid, voldoende aannemelijk wordt gemaakt dat de maatregelen bijdragen aan de beoogde kwaliteitsverbetering van het Natura 2000-gebied.

  • 5 Subsidie voor herstelmaatregelen voor natte landnatuur als bedoeld in artikel 4.8.1, onder d, wordt alleen verstrekt als in het investeringsplan als bedoeld in artikel 4.8.5, tweede lid, voldoende aannemelijk wordt gemaakt dat de maatregelen bijdragen aan herstel van de natte landnatuur binnen de gebieden aangegeven op de kaart Natte Natuur Gelderland, opgenomen als bijlage 4 bij de Omgevingsvisie.

  • 6. Subsidie voor de verhoging van de natuurkwaliteit, als bedoeld in artikel 4.8.1, onder e, wordt alleen verstrekt als:

    • a.

      het de verhoging van de kwaliteit van het natuurbeheertype N12.05 Kruiden- en faunarijke akker betreft;

    • b.

      een of meer van de volgende maatregelen worden toegepast:

      • i.

        zaden oogsten in bronakker en inzaaien in doelakker, of

      • ii.

        aangepaste grondbewerking voor bedreigde akkerplanten;

    • c.

      de maatregelen volgen uit onderzoek met daarbij gestelde doelen ten aanzien van akkerflora, -fauna en -beheer;

    • d.

      de verhoging van de natuurkwaliteit wordt gemonitord, en

    • e.

      professionele ecologische en landbouwkundige coaching plaatsvindt bij de verhoging van de natuurkwaliteit.

  • 7 Als de aanvrager een grote onderneming is, wordt subsidie slechts verstrekt als aanvrager het stimulerend effect van de aangevraagde subsidie aantoont door middel van een beschrijving van de situatie zonder steun, te staven met bewijsstukken.

Artikel 4.8.3 Subsidiabele kosten

  • 1 In afwijking van artikel 1.3.5, onder a en b, komen voor subsidie in aanmerking:

    • a.

      inrichtingskosten;

    • b.

      voorbereidingskosten die gemaakt zijn voor het opstellen van het investeringsplan als bedoeld in artikel 4.8.5, tweede lid, of het opstellen van een programma-aanvraag met een maximum van 15% van de totale subsidiabele kosten;

    • c.

      onderzoekskosten die nodig zijn voor het bepalen van de te nemen inrichtingsmaatregelen;

    • d.

      accountantskosten, als de subsidiebeschikking een accountantsverklaring voorschrijft;

    • e.

      beheerkosten voor agrarische natuurterreinen die gemaakt zijn in een periode direct voorafgaand aan de omvorming van agrarisch natuurbeheer tot natuurbeheer, waarvoor geen vergoeding voor agrarisch natuurbeheer is ontvangen, en kosten voor beheer dat nodig is na afloop van de inrichting, totdat voor de terreinen een subsidie voor natuurbeheer kan worden aangevraagd.

  • 2 In afwijking van artikel 1.3.5, onder b, komen naast de kosten als bedoeld in het eerste lid voor subsidie als bedoeld in artikel 4.8.1, onder b, ook in aanmerking:

    • a.

      kosten voor de uitvoering van onderzoek;

    • b.

      kosten voor de uitvoering van monitoring.

  • 3. In afwijking van artikel 1.3.5, onder b, komen voor subsidie als bedoeld in artikel 4.8.1, onder e, in aanmerking kosten voor het opstellen van een onderzoek met daarbij gestelde doelen ten aanzien van akkerflora, -fauna en -beheer.

Artikel 4.8.4 Aanvrager

  • 1 Subsidie kan worden verstrekt aan een natuurlijke persoon of rechtspersoon die zeggenschap heeft over het terrein waarvoor subsidie wordt aangevraagd krachtens eigendom of erfpacht.

  • 2 Een programma-aanvraag kan slechts worden aangevraagd door een gecertificeerde begunstigde.

  • 3 In afwijking van het eerste lid kan een gecertificeerde begunstigde een programma-aanvraag indienen voor gronden waarover deze begunstigde geen zeggenschap heeft, mits de eigenaar of erfpachter instemt met de aanvraag.

  • 4 In afwijking van artikel 5, eerste lid, van de AsG kan subsidie ook worden verstrekt aan andere personen dan rechtspersonen.

Artikel 4.8.5 Aanvraag

  • 1 Als het natuurterrein is belast met erfpacht dient de aanvraag vergezeld te gaan van een verklaring van geen bezwaar van de eigenaar dan wel de erfpachter.

  • 2 Een aanvraag gaat vergezeld van een investeringsplan bestaande uit:

    • a.

      een beschrijving van de uitgangssituatie;

    • b.

      een beschrijving van het op de ambitiekaart opgenomen natuurbeheertype ter uitvoering van de onder 4.8.1, onderdeel a, genoemde activiteiten;

    • c.

      een beschrijving van de uit te voeren maatregelen;

    • d.

      een beschrijving van het te voeren beheer nadat de maatregelen zijn uitgevoerd;

    • e.

      een opgave van de oppervlakte waarop de maatregelen zullen worden uitgevoerd;

    • f.

      een tijdplanning waarbinnen de maatregelen zullen worden uitgevoerd en een planning van de uitgaven;

    • g.

      een gespecificeerde begroting;

    • h.

      topografische kaart met een schaal van ten hoogste 1:10.000 waarop de locatie van de te treffen maatregelen is weergegeven.

  • 3 Een aanvraag tot subsidieverlening voor een programma-aanvraag gaat vergezeld van:

    • a.

      opgave van het aantal hectares nieuwe natuur per natuurgebied waarop de maatregelen ter uitvoering van de onder 4.8.1, onder a, genoemde activiteiten zal worden uitgevoerd voorzien van een jaarplanning voor de looptijd van het programma;

    • b.

      een beschrijving van de uit te voeren activiteiten als bedoeld in artikel 4.8.1, onder b tot en met e, met per activiteit en per natuurgebied per natuurbeheertype een beknopte beschrijving van:

      • i.

          de uit te voeren maatregelen binnen het natuurgebied;

      • ii.

          de oppervlakte waarop de maatregelen zullen worden uitgevoerd, afgerond in hectares;

      • iii.

          een begroting;

      • iv.

          een jaarplanning van de realisatie voor de looptijd van het programma en een planning van de uitgaven.

    • c.

      een GIS-kaart met daarin aangegeven de buitengrenzen van het natuurgebied waarin de maatregelen als bedoeld in artikel 4.8.1 worden gerealiseerd;

    • d.

      een GIS-kaart waarop de PAS-herstelmaatregelen zijn aangeduid.

  • 4 Voor een aanvraag tot subsidieverlening voor een programma-aanvraag dient, indien de aanvrager geen zeggenschap heeft over het natuurgebied, de aanvrager te beschikken over een verklaring waarmee de eigenaar dan wel de erfpachter instemt met de subsidieaanvraag, welke verklaring op verzoek van het bevoegd gezag dient te worden overlegd;

  • 5. Een programma-aanvraag kan slechts worden ingediend als het een aanvraag betreft voor:

    • a.

      ten minste 40 hectare inrichting van nieuwe natuur, zoals bedoeld in artikel 4.8.1, onder a;

    • b.

      ten minste 150 hectare uitvoering herstelmaatregelen, als bedoeld in artikel 4.8.1, onder b, c en d, of

    • c.

      ten minste 20 hectare voor het verhogen van de natuurkwaliteit van een bestaand natuurbeheertype, als bedoeld in artikel 4.8.1, onder e.

  • 6. Als de aanvrager een grote onderneming is, gaat de subsidieaanvraag vergezeld van een uitgebreide beschrijving van het contrafeitelijke scenario waarin de begunstigde geen steun toegekend krijgt.

  • 7. Een aanvraag om subsidie wordt ingediend voor 1 januari 2022.

Artikel 4.8.6 Hoogte van de subsidie

  • 1 De subsidie bedraagt ten hoogste:

    • a.

      95% van de subsidiabele kosten voor inrichting van nieuwe natuur als bedoeld in artikel 4.8.1, onder a, met een maximum van € 15.000 per hectare per subsidieaanvraag.

    • b.

      100% van de subsidiabele kosten voor uitvoering PAS-herstelmaatregelen, als bedoeld in artikel 4.8.1, onder b, tot de maximale subsidiebedragen per maatregel zoals opgenomen in bijlage 1 bij deze regels;

    • c.

      95% van de subsidiabele kosten voor maatregelen als bedoeld in artikel 4.8.1, onder c en d, tot de maximale subsidiebedragen per maatregel zoals opgenomen in bijlage 1 bij deze regels;

    • d.

      95% van de subsidiabele kosten voor maatregelen als bedoeld in artikel 4.8.1, onderdeel e met een minimum van € 2.500 en tot de maximale subsidiebedragen per maatregel of kostenpost zoals opgenomen in bijlage 1 bij deze regels.

  • 2 Gedeputeerde Staten kunnen in bijzondere gevallen afwijken van de maximale bedragen als bedoeld in het eerste lid, op voorwaarde dat:

    • a.

      de aanvrager aantoont dat de inrichting meer kost dan de maxima; en

    • b.

      de kosten niet kunnen worden gemiddeld binnen het project of het programma.

  • 3 Artikel 1.3.6, vijfde lid, is niet van toepassing indien de aanvrager Staatsbosbeheer is.

Artikel 4.8.7 Weigeringsgrond

Subsidie wordt niet verstrekt voor verwijderen van bodemverontreiniging of afval.

Artikel 4.8.8 Verplichtingen

  • 1 De subsidieontvanger is verplicht om na de uitvoering van de inrichting de gerealiseerde natuur in stand te houden.

  • 2 De ontvanger van subsidie voor inrichting van nieuwe natuur binnen een programma-aanvraag als bedoeld in artikel 4.8.1, onder a, dient het natuurterrein in te richten overeenkomstig de indicatieve verhouding beheertypen op de ambitiekaart zoals die luidt op het moment van indiening van de aanvraag.

  • 3 [vervallen]

Artikel 4.8.9 Looptijd

Het tijdvak tot verlening van subsidie bedraagt:

  • a.

    voor een individuele aanvraag;

    • i.

      maximaal drie jaar voor de subsidiabele activiteiten als bedoeld in artikel 4.8.1, onderdeel a tot en met d, of

    • ii.

      maximaal vier jaar voor de subsidiabele activiteit als bedoeld in artikel 4.8.1, onderdeel e, en

  • b.

    maximaal zes jaar voor een programma-aanvraag.

Artikel 4.8.10 Gescheiden boekhouding

Als de ontvanger van subsidie als bedoeld in artikel 4.8.1, ook economische activiteiten verricht, is hij verplicht een gescheiden boekhouding te voeren overeenkomstig punt 44 van de EU-kaderregeling inzake staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst (2012/C 8/03).

Artikel 4.8.11 Communautair toetsingskader

  • 1. Artikel 1.3.3, eerste lid, is niet van toepassing.

  • 2. Subsidie wordt slechts verstrekt voor zover dit niet in strijd is met het besluit van de Europese Commissie van 7 juli 2017, C(2017) 4589, met betrekking tot steunmaatregel SA.48351 (2017/N).

Artikel 4.8.12 Transparantie

Ten aanzien van subsidie die op grond van deze regeling wordt verleend maken Gedeputeerde Staten binnen zes maanden na de datum van subsidieverlening de volgende gegevens bekend:

  • a.

    de gegevens, bedoeld in deel I, paragraaf 3.7, onderdeel 128, onder a en b, van het landbouwsteunkader; en

  • b.

    de gegevens, bedoeld in deel I, paragraaf 3.7, onderdeel 128, onder c, van het landbouwsteunkader, voor zover de individuele steun meer bedraagt dan:

    • 1°.

      € 60.000 voor begunstigden die actief zijn in de primaire landbouwproductie; of

    • 2°.

      € 500.000 voor begunstigden in de sectoren van de verwerking van landbouwproducten, de afzet van landbouwproducten, de bosbouwsector of activiteiten die buiten het toepassingsgebied van artikel 42 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie vallen.

Paragraaf 4.9 Functieverandering ten behoeve van het Gelders Natuurnetwerk

Artikel 4.9.1 Subsidiabele activiteit

Subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de AsG kan worden verstrekt voor functieverandering.

Artikel 4.9.2 Criteria

Subsidie wordt slechts verstrekt indien:

  • a.

    de grond waarvoor subsidie is aangevraagd is begrensd als N00.01 op de ambitiekaart;

  • b.

    de landbouwproductiecapaciteit van de grond in de vijf jaren voorafgaand aan de aanvraag onafgebroken is gebruikt;

  • c.

    op de grond waarvoor subsidie is aangevraagd tevens inrichting plaatsvindt als bedoeld in artikel 4.8.1, onder a; en

  • d.

    de taxatie uitgevoerd wordt door:

    • 1e.

      een door Gedeputeerde Staten in te schakelen onafhankelijke taxateur, als de aanvraag alleen betrekking heeft op functieverandering; of

    • 2e.

      een door aanvrager in te schakelen onafhankelijk taxateur als de aanvraag ook betrekking heeft op de beëindiging van pachtovereenkomsten ten aanzien van een natuurambitieterrein, als bedoeld in artikel 4.4.1, aanhef en onder b.

Artikel 4.9.3 Subsidiabele kosten

Voor subsidie komt in aanmerking de door een taxateur bepaalde waardedaling van de grond, gebaseerd op het verschil in marktwaarde voor en na de voorgenomen functieverandering en inrichting.

Artikel 4.9.4 Aanvrager

  • 1 Subsidie wordt verstrekt aan de eigenaar van de grond waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft.

  • 2 In afwijking van artikel 5, eerste lid, van de AsG kan subsidie ook worden verstrekt aan andere personen dan rechtspersonen.

Artikel 4.9.5 Aanvraag

  • 1 Onverminderd artikel 1.2.3 wordt bij de aanvraag een topografische kaart met een schaal van ten hoogste 1:10.000 gevoegd waarop de grenzen van de grond zijn aangegeven, en de op die grond gelegen wegen en paden.

  • 2 Als op de grond een recht van hypotheek is gevestigd, wordt onverminderd artikel 1.2.3 bij de aanvraag een verklaring van geen bezwaar gevoegd van degene aan wie het recht van hypotheek toekomt.

  • 3. Als de aanvrager een grote onderneming is, gaat de subsidieaanvraag vergezeld van een uitgebreide beschrijving van het contrafeitelijke scenario waarin de begunstigde geen steun toegekend krijgt.

  • 4. Een aanvraag om subsidie wordt ingediend voor 1 januari 2022.

Artikel 4.9.6 Hoogte van de subsidie

  • 1 De subsidie bedraagt ten hoogste 100% van de subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 4.9.3, met een maximum van 85% van de waarde van de grond als landbouwgrond.

  • 2 Als voor verwerving of pachtvrij maken van een natuurambitieterrein, al op grond van deze of een andere regeling subsidie is verstrekt, waardoor het totaal aan subsidie voor de betreffende activiteit meer bedraagt dan:

    • a.

      de werkelijke kosten die de activiteiten met zich meebrengen;

    • b.

      de maximale vergoeding die op grond van Europese voorschriften mag worden gegeven, of

    • c.

      85% van de waarde van de grond als landbouwgrond, wordt de subsidie als bedoeld in artikel 4.9.1 zoveel lager vastgesteld als noodzakelijk is om te voorkomen dat de subsidie meer bedraagt dan de hiervoor genoemde onderdelen.

Artikel 4.9.7 Weigeringsgrond

  • 1 Subsidie wordt geweigerd voor functieverandering die dient tot uitvoering van wettelijke of contractuele verplichtingen.

  • 2 Subsidie wordt geweigerd voor grond die om niet van de overheid is verkregen.

  • 3 Subsidie kan worden geweigerd voor gronden die niet tegen marktwaarde van de overheid zijn verkregen.

  • 4 Subsidie wordt niet verstrekt voor grond waarop nog verplichtingen rusten op grond van:

    • a.

      de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer Gelderland;

    • b.

      de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer van de minister van economische zaken;

    • c.

      hoofdstuk 4 of afdeling 5.1.3 van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer Gelderland 2009;

    • d.

      de Regeling stimulering bosuitbreiding op landbouwgronden; of

    • e.

      de Beschikking ter zake van het uit productie nemen van bouwland.

Artikel 4.9.8 Verplichtingen

  • 1 Binnen twaalf weken na verlening van de subsidie sluit de subsidieontvanger met de provincie Gelderland een overeenkomst als bedoeld in artikel 4:36 van de Algemene wet bestuursrecht, waarin is opgenomen:

    • a.

      de verplichting dat de subsidieontvanger de grond niet gebruikt of doet gebruiken als landbouwgrond, het terrein beheert overeenkomstig het natuurbeheertype zoals voorgeschreven in het natuurbeheerplan en datgene nalaat wat de veiligstelling van het natuurbeheertype verstoort; en

    • b.

      dat de verplichting, als bedoeld onder a, zal overgaan op al degenen die het terrein onder bijzondere of algemene titel zullen verkrijgen en dat mede gebonden zullen zijn al degenen die van de rechthebbende een recht op gebruik van het terrein zullen krijgen.

  • 2 De verplichtingen als bedoeld in het eerste lid worden uiterlijk binnen vier weken nadat de overeenkomst als bedoeld in het eerste lid is tot stand gekomen op initiatief van de subsidieontvanger en op kosten van de provincie als kwalitatieve verplichting ten aanzien van het terrein ingeschreven in de openbare registers.

  • 3 Subsidieontvanger is verplicht er voor zorg te dragen dat een afschrift van de kwalitatieve verplichting binnen vier weken na inschrijving in de openbare registers in afschrift wordt toegezonden aan de Gedeputeerde Staten.

  • 4 Op verzoek van de subsidieontvanger kunnen de termijnen als bedoeld in voorgaande leden van dit artikel worden verlengd.

  • 5 Subsidieontvanger is verplicht zorg te dragen dat de grond waarvoor subsidie wordt aangevraagd ten minste 358 dagen per jaar wordt opengesteld en toegankelijk blijft voor het publiek, tenzij daarvan door Gedeputeerde Staten ontheffing wordt verleend;

  • 6 Ontheffing als bedoeld in lid 5 wordt verleend als:

    • a.

      gehele of gedeeltelijke sluiting van het terrein noodzakelijk is ter voldoening aan de bij of krachtens de Wet natuurbescherming gestelde regels voor soortenbescherming of voor Natura-2000-gebieden vastgestelde instandhoudingsdoelstellingen en toegangsbeperkingen.

    • b.

      het terrein door buiten de macht van de subsidieontvanger gelegen oorzaken blijvend geheel of gedeeltelijk niet bereikbaar of naar zijn aard niet begaanbaar is;

    • c.

      sluiting van ten hoogste één hectare van het terrein wenselijk is vanwege de bescherming van de persoonlijke levenssfeer; of

    • d.

      andere belangen gehele of gedeeltelijke sluiting rechtvaardigen.

  • 7 Subsidieontvanger is verplicht binnen twaalf weken na subsidieverlening bij het bevoegd gezag een aanvraag in te dienen tot aanpassing van de bestemming inhoudende dat de grond enkel als natuur mag worden gebruikt.

  • 8 Artikel 1.4.7 is niet van toepassing.

Artikel 4.9.9 Verplichtingen bij aanvraag subsidievaststelling

Bij de aanvraag tot vaststelling van de subsidie wordt een afschrift overgelegd van het verzoek tot wijziging van het bestemmingsplan.

Artikel 4.9.10 Bevoorschotting

In afwijking van artikel 21 van de AsG wordt nadat de aanvrager een afschrift heeft overgelegd van de vestiging van de kwalitatieve verplichting een voorschot uitgekeerd van ten hoogste 90%.

Artikel 4.9.11 Communautair toetsingskader

  • Artikel 1.3.3, eerste lid, is niet van toepassing.

Artikel 4.9.12 Transparantie

Ten aanzien van subsidie die op grond van deze regeling wordt verleend maken Gedeputeerde Staten binnen zes maanden na de datum van subsidieverlening de volgende gegevens bekend:

  • a.

    de gegevens, bedoeld in deel I, paragraaf 3.7, onderdeel 128, onder a en b, van het landbouwsteunkader; en

  • b.

    de gegevens, bedoeld in deel I, paragraaf 3.7, onderdeel 128, onder c, van het landbouwsteunkader, voor zover de individuele steun meer bedraagt dan:

    • 1°.

      € 60.000 voor begunstigden die actief zijn in de primaire landbouwproductie; of

    • 2°.

      € 500.000 voor begunstigden in de sectoren van de verwerking van landbouwproducten, de afzet van landbouwproducten, de bosbouwsector of activiteiten die buiten het toepassingsgebied van artikel 42 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie vallen.

Paragraaf 4.10 Inrichting ten behoeve van agrarisch natuur- en landschapsbeheer

[vervallen]

Paragraaf 4.11 Soortenmanagementplan

Artikel 4.1.1 Begripsomschrijvingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    gebiedsgerichte ontheffing: ontheffing van de verboden als bedoeld in de artikelen 3.1, 3.2, zesde lid, 3.5, 3.6, tweede lid en 3.10, eerste lid, van de Wet natuurbescherming bij activiteiten binnen een plangebied waarbij de maatregelen het functioneel leefgebied van de beschermde soorten, ongeacht de aard van de negatieve effecten van de toegestane activiteiten, versterken;

  • b.

    soortenmanagementplan: plan gericht op het verbeteren van de staat van instandhouding van soorten en ter onderbouwing van de aanvraag om een gebiedsgerichte ontheffing.

Artikel 4.11.1 Subsidiabele activiteit

Subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de AsG kan worden verstrekt voor het opstellen van een soortenmanagementplan.

Artikel 4.11.2 Criteria

  • 1.

    Subsidie voor het opstellen van een soortenmanagementplan wordt alleen verstrekt als:

    • a.

      het plan de informatie bevat genoemd in Bijlage 2 van de Uitvoeringsregels Wet natuurbescherming Gelderland 2018;

    • b.

      het plan gericht is op:

      • 1e.

        verduurzaming van woningen in de bebouwde kom;

      • 2e.

        laanbeplantingen of houtwallen buiten de bebouwde kom;

      • 3e.

        asbestsanering of de sloop van schuren op gronden met een agrarische bestemming, of

      • 4e.

        inrichting en beheer van watergangen van een geheel stroomgebied;

    • c.

      de maatregelen in het plan ertoe leiden dat de staat van instandhouding van de soorten, die voorkomen in het plangebied en die beïnvloed worden door de gebiedsgerichte ontheffing, verbetert, en

    • d.

      de ecologische gegevens van het plan maximaal vijf jaar oud zijn.

Artikel 4.11.3 Subsidiabele kosten

Voor subsidie als bedoeld in artikel 4.11.1 onder a komen in aanmerking:

  • a.

    kosten voor het opstellen van een soortenmanagementplan;

  • b.

    kosten voor het hiervoor benodigde inventarisatieonderzoek.

Artikel 4.11.4 Aanvrager

Subsidie wordt verstrekt aan een gemeente of waterschap.

Artikel 4.11.5 Aanvraag

Onverminderd artikel 1.2.3 verstrekt de aanvrager bij de aanvraag:

  • a.

    een offerte van een adviesbureau voor de kosten als bedoeld in artikel 4.11.3, en

  • b.

    een kaart en een beknopte beschrijving van het plangebied. 

Artikel 4.11.6 Hoogte van de subsidie

De subsidie voor het opstellen van een soortenmanagementplan bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 25.000.

Artikel 4.11.7 Weigeringsgrond

Subsidie wordt geweigerd als aan de aanvrager al eerder subsidie op grond van deze regeling is verstrekt.

Artikel 4.11.8 Verplichtingen

De ontvanger van subsidie stelt het soortenmanagementplan binnen 18 maanden na het verlenen van de subsidie vast.

Paragraaf 4.12 Burgerbetrokkenheid bij natuur, groen en landschap

Artikel 4.12.1 Subsidiabele activiteit

  • 1 Subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de AsG kan worden verstrekt voor:

    • a.

      het aanleggen of beheren van natuur, groen of landschap door burgers in hun leefomgeving,

    • b.

      het betrekken van burgers bij activiteiten op het gebied van natuur, groen of landschap in hun leefomgeving, of

    • c.

      het betrekken van burgers bij activiteiten op het gebied van natuur, groen of landschap in hun leefomgeving door bijdragen te verstrekken aan initiatieven van vrijwilligers om natuur, groen of landschap aan te leggen of te beheren.

  • 2 Onder het aanleggen of beheren wordt in ieder geval verstaan:

    • a.

      het planten van bomen, struiken en planten;

    • b.

      het geschikt maken van een terrein zodat er zich planten of dieren kunnen vestigen;

    • c.

      snoeien, maaien en dunnen;

    • d.

      het plaatsen van houten zitbankjes.

  • 3 Onder het betrekken van burgers als bedoeld in artikel 4.12.1, eerste lid, onder b, wordt in ieder geval verstaan:

    • a.

      het organiseren van bijeenkomsten en werkdagen;

    • b.

      het opstellen en verspreiden van informatiemateriaal, niet zijnde boeken;

    • c.

      het geven van voorlichting.

Artikel 4.12.2 Niet-subsidiabele kosten

  • 1 Voor subsidie komen niet in aanmerking kosten voor:

    • a.

      aankoop van onroerende goederen;

    • b.

      waardedaling van grond of opbrengstderving;

    • c.

      gebouwen of inrichting daarvan, of

    • d.

      aankoop van machines die benodigd zijn om de activiteiten uit te voeren.

  • 2 Onverminderd het eerste lid komen kosten voor subsidie als bedoeld in artikel 4.12.1, eerste lid, onder c, niet in aanmerking voor subsidie als de vrijwilligers die een initiatief ondernemen niet ten minste een financiële bijdrage leveren ter hoogte van 35% van het verstrekte bedrag als bedoeld in artikel 4.12.7, derde lid.

Artikel 4.12.3 Aanvrager

  • 1 In afwijking van artikel 5, eerste lid, van de AsG, wordt subsidie als bedoeld in artikel 4.12.1, eerste lid, onder a, uitsluitend verstrekt aan een samenwerkingsverband van ten minste vijf natuurlijke personen dat of een rechtspersoon die zich inzet voor natuur, groen of landschap.

  • 2 Subsidie als bedoeld in artikel 4.12, eerste lid, onder b of c, wordt uitsluitend verstrekt aan een vereniging of stichting met de statutaire doelstelling betreffende inzet voor natuur, groen of landschap, niet zijnde een bos- of landgoedeigenaar.

Artikel 4.12.4 Aanvraag

  • 1 Onverminderd artikel 1.2.3 verstrekt de aanvrager bij de aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 4.12.1, eerste lid, aanhef en onder a, in ieder geval:

    • a.

      een door de deelnemende personen ondertekend schriftelijk document waarin zij verklaren de activiteit uit te voeren;

    • b.

      een schriftelijke toestemming van de eigenaar van het perceel waarop de aanleg of het beheer betrekking heeft;

    • c.

      een kaart waarop is aangegeven waar de activiteit wordt gerealiseerd, en

    • d.

      een onderbouwing waaruit blijkt dat de activiteit past binnen het bestemmingsplan.

  • 2 Onverminderd artikel 1.2.3 verstrekt de aanvrager bij de aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 4.12.1, eerste lid, aanhef en onder b of c, in ieder geval een plan van aanpak.

  • 3 In het plan van aanpak, bedoeld in het tweede lid, beschrijft de aanvrager hoe hij burgers betrekt bij activiteiten op het gebied van natuur, groen of landschap in hun leefomgeving.

  • 4 Een aanvrager kan maximaal éénmaal per kalenderjaar subsidie ontvangen.

Artikel 4.12.5 Hoogte van de subsidie

  • 1 De subsidie als bedoeld in artikel 4.12.1, eerste lid, onder a of b, bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten met een minimum van € 5.000 en een maximum van € 50.000.

  • 2 De subsidie als bedoeld in artikel 4.12.1, eerste lid, onder c, bedraagt ten hoogste 100% van de subsidiabele kosten met een minimum van € 25.000 en een maximum van € 50.000.

  • 3 Ten hoogste 40% van de subsidiabele kosten bij de subsidie als bedoeld in artikel 4.12, eerste lid, onder a, mag bestaan uit kosten voor externe ondersteuning.

  • 4 Ten hoogste 40% van de subsidiabele kosten bij de subsidie als bedoeld in artikel 4.12, eerste lid, onder b, mag bestaan uit kosten voor personele inzet.

  • 5 Ten hoogste 20% van de subsidiabele kosten bij de subsidie als bedoeld in artikel 4.12, eerste lid, onder c, mag bestaan uit kosten voor personele inzet.

Artikel 4.12.6 Weigeringsgrond

Subsidie als bedoeld in artikel 4.12.1, eerste lid, onder a wordt niet verstrekt voor zover de activiteit betrekking heeft op:

  • a.

    terreinen die zijn opgenomen in het natuurbeheerplan;

  • b.

    het periodiek inzaaien van terreinen en de daarmee gepaard gaande werkzaamheden;

  • c.

    sier- en groenteteelt, of

  • d.

    privé tuinen. 

Artikel 4.12.7 Verplichtingen

  • 1 Als de subsidie direct is vastgesteld als bedoeld in artikel 25 van de AsG, is de ontvanger verplicht de activiteit binnen een jaar na de vaststelling van de subsidie te hebben uitgevoerd.

  • 2 De ontvanger is verplicht binnen vier weken na het afronden van de activiteit publiciteit aan de activiteit te geven via een website of sociale media.

  • 3 Onverminderd het tweede lid verstrekt de ontvanger van een subsidie als bedoeld in artikel 4.12.1, eerste lid, aanhef en onder c, ten hoogste € 5.000 per initiatief van vrijwilligers.

Paragraaf 4.13 Kennisontwikkeling- en overdracht duurzaam functioneren van de toplaag

[vervallen]

Paragraaf 4.14 Innovatie Agrifood

Artikel 4.14.1 Begripsomschrijving

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    Koersnotitie AgriFood: Koersnotitie AgriFood “Toekomst voor de Gelderse boer“, zoals vastgesteld door Gedeputeerde Staten bij besluit van 2 juni 2020, inclusief de nadien aangebrachte wijzigingen;

  • b.

    kringlooplandbouw: een vorm van duurzame landbouw waarbij de kringloop van mineralen gesloten is.

  • c.

    MKB-onderneming: kleine, middelgrote of micro-onderneming die voldoet aan de criteria uit bijlage 1 van de Landbouw groepsvrijstellingsverordening;

  • d.

    natuurinclusieve landbouw: een economisch rendabel landbouwsysteem, dat optimaal beheer van natuurlijke hulpbronnen duurzaam integreert in bedrijfsvoering, inclusief zorg voor ecologische functies en de biodiversiteit op en om het bedrijf.

Artikel 4.14.2 Subsidiabele activiteit

Voor subsidie komen in aanmerking projecten die gericht zijn op het bevorderen van de ontwikkeling van een kringlooplandbouw of natuurinclusieve landbouw en die bijdragen aan de doelen van de Koersnotitie AgriFood in de vorm van:

  • a.

    met de primaire landbouwproductie verband houdende investeringen in activa op landbouwbedrijven als bedoeld in artikel 14 van de Landbouw groepsvrijstellingsverordening;

  • b.

    marktonderzoek, productontwerp en productdesign of het opstellen van aanvragen voor de erkenning van kwaliteitsregelingen als bedoeld in artikel 20, tweede lid, onder a, van de Landbouw groepsvrijstellingsverordening;

  • c.

    kennisoverdracht en voorlichting als bedoeld in artikel 21 van de Landbouw groepsvrijstellingsverordening;

  • d.

    afzetbevorderingsmaatregelen voor landbouwproducten als bedoeld in artikel 24 van de Landbouw groepsvrijstellingsverordening; of

  • e.

    onderzoek en ontwikkeling in de landbouwsector als bedoeld in artikel 31 van de Landbouw groepsvrijstellingsverordening.

Artikel 4.14.3 Criteria

Subsidie wordt slechts verstrekt als:

  • a.

    het project een bijdrage levert aan ten minste twee van de volgende aspecten in de provincie Gelderland:

    • i.

      de verduurzaming van de fysieke leefomgeving;

    • ii.

      het tot waarde brengen van producten en diensten van het agrarische bedrijf door middel van nieuwe verdienmodellen of vernieuwende marktconcepten;

    • iii.

      de maatschappelijke inbedding van de landbouwsector of aantrekkelijk landbouwondernemerschap;

  • b.

    het project een innovatief karakter heeft;

  • c.

    het project een slagingskans heeft, onder meer gelet op het draagvlak binnen de landbouwsector en de betrokkenheid van ondernemers bij het project;

  • d.

    het project zich richt op een praktijkrijp resultaat en leent voor grootschalige toepassing.

Artikel 4.14.4 Subsidiabele kosten

  • 1. Voor subsidie als genoemd in artikel 4.14.2, aanhef en onder a, komen de volgende kosten in aanmerking:

    • a.

      kosten van de bouw, verwerving, inclusief leasing, of verbetering van onroerende goederen, waarbij grond alleen in aanmerking komt voor zover de kosten daarvan niet hoger zijn dan 10% van de totale subsidiabele kosten;

    • b.

      kosten van de koop of huurkoop van machines en uitrusting, tot ten hoogste de marktwaarde van de activa;

    • c.

      algemene kosten in verband met de uitgaven, bedoeld onder a of b;

    • d.

      kosten van de aankoop of ontwikkeling van computersoftware en de verwerving van octrooien, licenties, auteursrechten en handelsmerken;

    • e.

      kosten van uitgaven voor niet-productieve investeringen in verband met de verwezenlijking van agromilieuklimaatdoelstellingen als bedoeld in artikel 14, derde lid, onder d, van de Landbouw groepsvrijstellingsverordening.

  • 2. Voor subsidie als bedoeld in artikel 4.14.2, aanhef en onder b, komen de volgende kosten in aanmerking:

    • a.

      kosten van marktonderzoek;

    • b.

      kosten van productontwerp en productdesign;

    • c.

      kosten voor het opstellen van aanvragen voor de erkenning van kwaliteitsregelingen als bedoeld in artikel 20, tweede lid, onder a, van de Landbouw groepsvrijstellingsverordening.

  • 3. Voor subsidie als bedoeld in artikel 4.14.2, aanhef en onder c, komen de volgende kosten in aanmerking:

    • a.

      kosten van acties voor de verwerving van vaardigheden, waaronder opleidingscursussen, workshops en coaching, en kosten van voorlichtingsacties;

    • b.

      kosten van demonstratieactiviteiten, waarbij demonstratieprojecten in verband met investeringen subsidiabel zijn overeenkomstig het eerste lid, onder a tot en met d, en slechts voor zover en zolang zij voor het demonstratieproject worden gemaakt, waardoor het enkel de afschrijvingskosten betreft die met de looptijd van het demonstratieproject overeenstemmen, berekend volgens algemeen erkende boekhoudkundige beginselen.

  • 4. Voor subsidie als bedoeld in artikel 4.14.2, aanhef en onder d, komen de volgende kosten in aanmerking:

    • a.

      kosten van het organiseren van en deelnemen aan wedstrijden, handelsbeurzen en tentoonstellingen als bedoeld in artikel 24, vierde lid, van de Landbouw groepsvrijstellingsverordening;

    • b.

      kosten van publicaties om landbouwproducten beter bekend te maken bij het brede publiek onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 24, derde en vijfde lid, van de Landbouw groepsvrijstellingsverordening.

  • 5. Voor subsidie als bedoeld in artikel 4.14.2, aanhef en onder e, komen de volgende kosten in aanmerking:

    • a.

      personeelskosten voor onderzoekers, technici en ander ondersteunend personeel voor zover zij zich met het onderzoeksproject bezighouden;

    • b.

      kosten van apparatuur en uitrusting voor zover en zolang zij worden gebruikt voor het project;

    • c.

      kosten van gebouwen en gronden voor zover en zolang zij worden gebruikt voor het project;

    • d.

      kosten van contractonderzoek, kennis en octrooien die worden gekocht bij of waarvoor een licentie wordt verleend door externe bronnen, en kosten voor consultancy en gelijkwaardige diensten die uitsluitend voor het project worden gebruikt;

    • e.

      extra algemene kosten en andere operationele uitgaven, die rechtstreeks uit het project voortvloeien.

Artikel 4.14.5 Niet subsidiabele kosten

Onverminderd artikel 1.3.5 wordt geen subsidie verstrekt voor:

  • a.

    kosten voor werkkapitaal;

  • b.

    kosten voor de aankoop van productierechten, betalingsrechten, dieren en eenjarige gewassen;

  • c.

    kosten voor de aanplant van eenjarige gewassen;

  • d.

    kosten voor afwateringswerkzaamheden;

  • e.

    kosten voor investeringen om aan Europese wetgeving te voldoen;

  • f.

    kosten voor reguliere vervangingsinvesteringen.

Artikel 4.14.6 Aanvrager

  • 1. Subsidie voor een activiteit als bedoeld in artikel 4.14.2, aanhef en onder a, kan worden verstrekt aan:

    • a.

      MKB-ondernemingen die actief zijn in de primaire landbouwproductie;

    • b.

      een samenwerkingsverband van MKB-ondernemingen dat rechtspersoonlijkheid bezit als bedoeld onder a.

  • 2. Subsidie voor een activiteit als bedoeld in artikel 4.14.2, aanhef en onder b, kan worden verstrekt aan:

    • a.

      MKB-ondernemingen die aanbieder van onderzoeksdiensten of adviesverstrekker zijn;

    • b.

      een samenwerkingsverband van MKB-ondernemingen dat rechtspersoonlijkheid bezit als bedoeld onder a.

  • 3. Subsidie voor een activiteit als bedoeld in artikel 4.14.2, aanhef en onder c, kan worden verstrekt aan:

    • a.

      MKB-ondernemingen die activiteiten over kennisoverdracht of voorlichting aanbieden;

    • b.

      een samenwerkingsverband van MKB-ondernemingen dat rechtspersoonlijkheid bezit als bedoeld onder a.

  • 4. Subsidie voor een activiteit als bedoeld in artikel 4.14.2, aanhef en onder d, kan worden verstrekt aan:

    • a.

      MKB-ondernemingen die actief zijn in de landbouwsector;

    • b.

      een samenwerkingsverband van MKB-ondernemingen dat rechtspersoonlijkheid bezit als bedoeld onder a.

  • 5. Subsidie voor een activiteit als bedoeld in artikel 4.14.2, aanhef en onder e, kan worden verstrekt aan:

    • a.

      organisaties voor onderzoek en kennisverspreiding;

    • b.

      een samenwerkingsverband van organisaties voor onderzoek en kennisverspreiding dat rechtspersoonlijkheid bezit partijen als bedoeld onder a.

Artikel 4.14.7 Aanvraag

Subsidieaanvragen kunnen worden ingediend van:

  • a.

    1 december 2020 tot en met 31 december 2021;

  • b.

    1 februari 2022 tot en met 31 december 2022;

  • c.

    1 februari 2023 tot en met 31 december 2023;

  • d.

    1 februari 2024 tot en met 31 december 2024.

Artikel 4.14.8 Hoogte van de subsidie

  • 1. De hoogte van de subsidie voor activiteiten als bedoeld in artikel 4.14.2, aanhef en onder a, bedraagt ten hoogste 40% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 35.000 per jaar voor ten hoogste drie jaren.

  • 2. In afwijking van het eerste lid bedraagt de hoogte van de subsidie voor activiteiten als bedoeld in artikel 4.14.2, aanhef en onder a, ten hoogste 60% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 35.000 per jaar voor ten hoogste drie jaren, als:

    • a.

      het activiteiten betreft gericht op de verbetering van het natuurlijke milieu, de hygiëneomstandigheden of normen voor dierenwelzijn;

    • b.

      de investering verder gaat dan de investering die nodig is om aan de Europese wetgeving te voldoen, en

    • c.

      de verbetering niet leidt tot een verhoging van de productiecapaciteit.

  • 3. De hoogte van de subsidie voor activiteiten als bedoeld in artikel 4.14.2, aanhef en onder b tot en met e, bedraagt ten hoogste 60% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 35.000 per jaar voor ten hoogste drie jaren.

Artikel 4.14.9 Verplichtingen

  • 1. Onverminderd paragraaf 1.4 heeft subsidieontvanger de volgende verplichtingen:

    • a.

      draagt de innovaties uit en verspreidt ze naar sectorgenoten en partners in de landbouwketen;

    • b.

      maakt de resultaten van het project toegankelijk voor derden.

  • 2. Onverminderd het eerste lid voldoet de subsidieontvanger in geval van subsidie als bedoeld in artikel 4.14.2, aanhef en onder e, aan de volgende verplichtingen:

    • a.

      maakt de informatie, bedoeld in artikel 31, derde lid, van de Landbouw groepsvrijstellingsverordening, voor de begindatum van het project bekend op internet; en

    • b.

      stelt de resultaten van het project beschikbaar op internet vanaf de einddatum van het project of vanaf de datum waarop informatie over die resultaten wordt gegeven aan leden van specifieke organisaties, afhankelijk van wat als eerste plaatsvindt.

  • 3. De subsidieontvanger draagt er zorg voor dat de resultaten, bedoeld in het tweede lid, onder b, gedurende ten minste vijf jaar vanaf de einddatum van het project beschikbaar blijven op internet.

Paragraaf 4.15 Groene schoolpleinen

Artikel 4.15.1 Begripsomschrijvingen:

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    school: onderwijsinstelling voor basis- of voorgezet onderwijs;

  • b.

    groen schoolplein: buitenruimte met natuurlijke elementen en beplanting nabij de school waarvan leerlingen in ieder geval tijdens schooltijd gebruik maken.

Artikel 4.15.2 Subsidiabele activiteit

Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de Algemene subsidieverordening Gelderland 2016 kan worden verstrekt voor het ontwerp en de aanleg van groene schoolpleinen.

Artikel 4.15.3 Criteria

Een subsidie kan worden verstrekt:

  • a.

    voor het ontwerpen en het aanleggen van een groen schoolplein;

  • b.

    als het groene schoolplein natuurlijke elementen en beplanting bevat en een deel van de bestrating wordt vervangen door een waterdoorlatende ondergrond;

  • c.

    als het ontwerp van het groene schoolplein tot stand is gekomen in samenwerking met leerlingen en docenten;

  • d.

    als het groene schoolplein de mogelijkheid biedt om buitenlessen te geven, en

  • e.

    als de grondeigenaar toestemming geeft voor het aanleggen van het groene schoolplein.  

Artikel 4.15.4 Aanvrager

Subsidie wordt verstrekt aan een school.

Artikel 4.15.5 Aanvraag

Onverminderd artikel 1.2.3 bevat de aanvraag een projectbeschrijving, voorzien van een ontwerp van het groene schoolplein, waarin staat:

  • a.

    op welke wijze wordt voldaan aan artikel 4.15.3;

  • b.

    op welke wijze het project bijdraagt aan de biodiversiteit;

  • c.

    op welke wijze de subsidieontvanger voornemens is de buitenlessen te geven op het groene schoolplein, en

  • d.

    op welke wijze het onderhoud en beheer van het groene schoolplein wordt geborgd.  

Artikel 4.15.6 Subsidiabele kosten

Voor subsidie komen in aanmerking:

  • a.

    de kosten van de aanleg;

  • b.

    in afwijking van artikel 1.3.5, onder b, de kosten van het ontwerp van het groene schoolplein.

Artikel 4.15.7 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie bedraagt ten hoogste 75% van de totale subsidiabele kosten van het project met een maximum van € 17.500 per project.

  • 2. De subsidie voor het ontwerp van het groene schoolplein bedraagt ten hoogste 10% van de totale subsidiabele kosten van het project.

Artikel 4.15.8 Niet-subsidiabele kosten

Voor subsidie komen niet in aanmerking:

  • a.

    vergoedingen voor vrijwilligers;

  • b.

    kosten voor kunstgras;

  • c.

    interne loonkosten van de school.

Artikel 4.15.9 Weigeringsgronden

De subsidie wordt geweigerd als:

  • a.

    de te verlenen subsidie minder bedraagt dan € 5.000;

  • b.

    aan de school voor hetzelfde schoolplein al subsidie is verstrekt op grond van deze paragraaf.

Artikel 4.15.10 Verplichtingen

  • 1 De subsidieontvanger is verplicht het groene schoolplein binnen 24 maanden na de subsidieverlening aan te leggen.

  • 2 De subsidieontvanger stelt foto’s beschikbaar van het schoolplein voor en na de aanleg van het groene schoolplein, die vrij van rechten door de subsidieverstrekker gebruikt kunnen worden.

  • 3 De subsidieontvanger meldt de subsidieverstrekker wanneer het groene schoolplein geopend wordt.

Paragraaf 4.16 Medegebruik van graslanden door edelherten

Artikel 4.16.1 Subsidiabele activiteit

Subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de AsG kan worden verstrekt voor het toestaan van medegebruik van graslanden door edelherten gedurende het hele kalenderjaar.

Artikel 4.16.2 Criteria

Subsidie wordt alleen verstrekt als:

  • a.

    de subsidiabele activiteit betrekking heeft op percelen die zijn gelegen in een gebied dat door Gedeputeerde Staten is aangewezen als gebied waarvoor geen aanvraag hoeft te worden ingediend voor een tegemoetkoming voor faunaschade;

  • b.

    door of in opdracht van Gedeputeerde Staten faunaschade aan graslanden is getaxeerd die is veroorzaakt door edelherten, en

  • c.

    de percelen voldoen aan de in de Beleidsregels tegemoetkoming faunaschade Gelderland gestelde voorwaarden om voor een tegemoetkoming in aanmerking te komen.

Artikel 4.16.3 Aanvrager

Subsidie wordt verstrekt aan agrariërs.

Artikel 4.16.4 Aanvraag

  • 1. In afwijking van artikel 7, eerste lid, van de AsG dient de aanvrager een aanvraag om subsidie in tijdens het kalenderjaar waarin faunaschade is geleden.

  • 2. In afwijking van artikel 7, eerste lid, van de AsG wordt de aanvraag om subsidie tijdens of na uitvoering van de subsidiabele activiteit ingediend.

  • 3. Artikel 1.2.3, eerste lid, onder b tot en met e, is niet van toepassing.

Artikel 4.16.5 Hoogte van de subsidie

De subsidie bedraagt € 50 per hectare waarop in het betreffende kalenderjaar faunaschade is getaxeerd.

Artikel 4.16.6 Weigeringsgrond

De subsidie wordt geweigerd als voor het betreffende perceel al subsidie is verstrekt op grond van paragraaf 3 van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer Gelderland 2016.

Artikel 4.16.7 Communautair toetsingskader

In afwijking van artikel 1.3.3, eerste lid, wordt subsidie alleen verstrekt als deze niet in strijd is met Verordening (EU) nr. 1408/2013 van de Europese Commissie van 18 december 2013 (PbEU L 352/09).

Paragraaf 4.17 Aanpak Invasieve exoten

Artikel 4.17.1 Subsidiabele activiteit

Subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de AsG kan worden verstrekt voor:

  • a.

    een project om gedurende drie jaren een of meer invasieve exoten op een of meer locaties te verwijderen en verwijderd houden of te beheersen;

  • b.

    een programma om binnen een periode van zes jaren meerdere projecten als bedoeld onder a uit te voeren;

  • c.

    het opstellen van een plan van aanpak voor de bestrijding van een of meer invasieve exoten.

Artikel 4.17.2 Criteria

  • 1. Subsidie wordt alleen verstrekt voor de volgende soorten invasieve exoten: zonnebaars, Aziatische duizendknopen, reuzenbalsemien, reuzenberenklauw, Canadese guldenroede en late guldenroede.

  • 2. Subsidie als bedoeld in artikel 4.17.1, onder a, wordt alleen verstrekt als op basis van een projectplan wordt aangetoond dat de subsidiabele activiteit bijdraagt aan de bescherming van de biodiversiteit in een Gelderse natuurparel, als opgenomen in bijlage 1 bij de Beleidsnota Actieve Soortenbescherming.

  • 3. In afwijking van het vorige lid is de bestrijding van de zonnebaars mogelijk buiten een Gelderse natuurparel mits de soort gevestigd is in geïsoleerd water.

  • 4. Subsidie als bedoeld in artikel 4.17.1, onder b, wordt alleen verstrekt als:

    • a.

      de subsidiabele activiteit wordt uitgevoerd in het Gelders Natuurnetwerk of in een Gelders Natura 2000-gebied; en

    • b.

      een programma-aanpak wordt overgelegd waaruit in ieder geval de planning van de uit te voeren projecten gedurende zes jaren blijkt.

  • 5. Subsidie als bedoeld in artikel 4.17.1, onder c, wordt alleen verstrekt als het plan van aanpak betrekking heeft op het totale grondgebied van een gemeente.

  • 6. Subsidie als bedoeld in artikel 4.17.1, onder c, wordt alleen verstrekt als het plan van aanpak betrekking heeft op het totale beheergebied van het waterschap of een deel daarvan, waarbij het waterschap maximaal vier deelgebieden aanwijst.

Artikel 4.17.3 Plan van aanpak

Het plan van aanpak, als bedoeld in artikel 4.17.1, onder c, brengt in beeld:

  • a.

    de locaties van de aan te pakken invasieve exoten;

  • b.

    de te nemen maatregelen en een prioritering daarvan; en

  • c.

    met welke partijen binnen het grondgebied of beheergebied kan worden samengewerkt om tot een effectieve bestrijding te komen.

Artikel 4.17.4 Subsidiabele kosten

Kosten voor het opstellen van een projectplan als bedoeld in artikel 4.17.1, onder a, die gemaakt zijn voordat de aanvraag is ontvangen, komen in afwijking van artikel 1.3.5, onder b, voor subsidie in aanmerking.

Artikel 4.17.5 Aanvrager

  • 1. In afwijking van artikel 5, eerste lid, van de AsG kan subsidie als bedoeld in artikel 4.17.1, onder a, ook aan andere personen dan rechtspersonen worden verstrekt.

  • 2. Subsidie als bedoeld in artikel 4.17.1, onder b, wordt verstrekt aan een organisatie die:

    • a.

      minimaal 5.000 hectare natuurterrein beheert; of

    • b.

      een organisatie die grondeigenaren vertegenwoordigd die gezamenlijk minimaal 5.000 hectare natuurterrein beheren.

  • 3. Subsidie als bedoeld in artikel 4.17.1, onder c, wordt verstrekt aan een gemeente of waterschap.

Artikel 4.17.6 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie als bedoeld in artikel 4.17.1, onder a, bedraagt ten hoogste 90% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 75.000 per aanvrager.

  • 2. De subsidie voor het projectplan als bedoeld in artikel 4.17.1, onder a, bedraagt maximaal 10% van de totale subsidiabele kosten van het project.

  • 3. De subsidie als bedoeld in artikel 4.17.1, onder b, bedraagt maximaal 90% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 600.000 per aanvrager per zes jaar.

  • 4. De subsidie als bedoeld in artikel 4.17.1, onder c, bedraagt € 10.000.

Artikel 4.17.7 Weigeringsgronden

  • 1. Subsidie wordt geweigerd voor zover de bestrijding of beheersing van exoten plaatsvindt met chemische bestrijdingsmiddelen, tenzij de aanvrager aantoont dat er geen andere bestrijdingsmiddelen kunnen worden toegepast.

  • 2. Subsidie wordt geweigerd voor zover de bestrijdingsmethode aantoonbaar ineffectief is.

  • 3. Subsidie als bedoeld in artikel 4.17.1, onder a of b, wordt geweigerd als voor hetzelfde perceel voor dezelfde activiteit al subsidie op grond van de paragraaf 4.8 is verstrekt;

  • 4. Subsidie voor een project als bedoeld in artikel 4.17.1, onder a, wordt geweigerd als aan dezelfde aanvrager al subsidie voor een programma als bedoeld in artikel 4.17.1, onder b, is verstrekt.

Artikel 4.17.8 Verplichtingen

  • 1. De subsidieontvanger als bedoeld in artikel 4.17.1, onder a, monitort en evalueert de effecten van de getroffen maatregelen en rapporteert hierover twee jaar na de start van de uitvoering van het project aan Gedeputeerde Staten.

  • 2. De subsidieontvanger als bedoeld in artikel 4.17.1, onder b, monitort en evalueert de effecten van de projecten gedurende de looptijd van het programma en rapporteert hierover elke drie jaar na de start van de uitvoering aan Gedeputeerde Staten.

  • 3. De subsidieontvanger als bedoeld in artikel 4.17.1, onder c, stuurt het plan van aanpak naar Gedeputeerde Staten.

Paragraaf 4.18 Voorkomen van schade door wolven

Artikel 4.18.1 Subsidiabele activiteit

Subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de AsG kan worden verstrekt voor:

  • a.

    het plaatsen van een nieuwe vaste afrastering of het uitbreiden of aanpassen van een bestaande vaste afrastering voor het voorkomen van schade aan schapen en geiten door wolven; of

  • b.

    het aanschaffen van een verplaatsbare afrastering voor het voorkomen van schade aan schapen en geiten door wolven.

Artikel 4.18.2 Criteria

Subsidie als bedoeld in artikel 4.18.1 wordt alleen verstrekt als:

  • a.

    de vaste afrastering is geplaatst, uitgebreid of aangepast en de verplaatsbare afrastering wordt gebruikt in een door Gedeputeerde Staten aangewezen leefgebied van wolven;

  • b.

    de gehele afrastering voldoet aan de eisen die de Gebiedscommissie preventie wolvenschade Gelderland hiervoor heeft vastgesteld in een schadepreventieplan;

  • c.

    aanvrager al voor de publicatie van de aanwijzing eigen schapen of geiten hield in het aangewezen leefgebied van wolven; en

  • d.

    de subsidiabele activiteit heeft plaatsgevonden voor de datum dat de aanvraag is ingediend.

Artikel 4.18.3 Subsidiabele kosten

  • 1. In afwijking van artikel 1.3.5, onder b, komen kosten voor activiteiten, als bedoeld in artikel 4.18.1, die zijn gemaakt voordat de aanvraag is ontvangen, voor subsidie in aanmerking.

  • 2. In afwijking van artikel 1.3.5, onder h, komen kosten om te voldoen aan wettelijke verplichtingen voor subsidie in aanmerking.

Artikel 4.18.4 Aanvrager

  • 1. De subsidie wordt verstrekt aan een schapen- of geitenhouder die in het Identificatie- en Registratiesysteem van dieren staat geregistreerd.

  • 2. In afwijking van artikel 5, eerste lid, van de AsG kan subsidie ook aan andere personen dan rechtspersonen worden verstrekt.

Artikel 4.18.5 Aanvraag

  • 1. Onverminderd artikel 1.2.3 bevat de aanvraag om subsidie in elk geval:

    • a.

      een fotoverslag van de gehele afrastering;

    • b.

      het gemiddeld geregistreerd aantal schapen en geiten aangetoond door vier uitdraaien van het Identificatie- en Registratiesysteem voor dieren met de peildata 1 februari, 1 mei, 1 augustus en 1 november in het jaar voorafgaand aan de datum van publicatie van de aanwijzing;

    • c.

      een verklaring van het aantal schapen en geiten waarvoor:

      • 1e.

        een vaste afrastering is geplaatst, uitgebreid of aangepast in het aangewezen leefgebied, of

      • 2e.

        een verplaatsbare afrastering is aangeschaft en wordt gebruikt in het aangewezen leefgebied, en

    • d.

      een verklaring dat is voldaan aan de criteria als bedoeld in artikel 4.18.2.

  • 2. De aanvraag om subsidie voor een vaste afrastering bevat, in aanvulling op het eerste lid:

    • a.

      een kaart waarop is aangegeven waar de vaste afrastering is geplaatst, uitgebreid of aangepast, en

    • b.

      de totale lengte in meters van de afrastering waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.

  • 3. De aanvraag om subsidie voor een verplaatsbare afrastering bevat, in aanvulling op het eerste lid, een kaart waarop is aangegeven op welke percelen in het aangewezen leefgebied van wolven de afrastering wordt gebruikt.

  • 4. Het gemiddeld aantal schapen en geiten wordt naar boven afgerond op hele aantallen.

Artikel 4.18.6 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie voor een vaste afrastering bedraagt:

    • a.

      € 500 en

    • b.

      € 3,00 per strekkende meter afrastering met een maximum van € 100 per dier, waarbij voor het totale aantal dieren wordt uitgegaan van het gemiddeld geregistreerd aantal schapen en geiten in het jaar voorafgaand aan de datum van publicatie van de aanwijzing.

  • 2. De subsidie voor een verplaatsbare afrastering bedraagt:

    • a.

      € 30,- per dier, waarbij voor het totale aantal dieren wordt uitgegaan van het gemiddeld geregistreerd aantal schapen en geiten in het jaar voorafgaand aan de datum van publicatie van de aanwijzing, en

    • b.

      € 4.000 als:

      • 1e.

        de verplaatsbare afrastering een afrastering met draden is;

      • 2e.

        een automatisch draadoprolsysteem is aangeschaft, en

      • 3e.

        de verplaatsbare afrastering op moment van indienen van de aanvraag wordt gebruikt voor minimaal 100 schapen en geiten.

  • 3. Als een verklaring, als bedoeld in artikel 4.18.5, eerste lid, aanhef en onder c, is ingediend, wordt, voor het totale aantal dieren, uitgegaan van het aantal schapen en geiten zoals opgenomen in die verklaring.

  • 4. Als het aantal schapen en geiten zoals opgenomen in de in artikel 4.18.5, eerste lid, aanhef en onder c, hoger is dan het gemiddeld geregistreerd aantal schapen en geiten in het jaar voorafgaand aan de datum van publicatie van de aanwijzing, wordt voor het totale aantal dieren uitgegaan van dit gemiddeld geregistreerd aantal schapen en geiten.

  • 5. Bij meerdere aanvragen voor een vaste afrastering door dezelfde aanvrager bedraagt de totale subsidie van deze aanvragen niet meer dan het maximum zoals bepaald in het eerste of derde lid.

  • 6. De subsidie bedraagt in totaal maximaal € 20.000 per aanvrager.

Artikel 4.18.7 Weigeringsgrond

  • 1. De subsidie voor een vaste afrastering wordt geweigerd als al eerder een subsidie voor het plaatsen van een vaste afrastering op grond van deze regeling is verleend voor het betreffende perceel.

  • 2. De subsidie voor een verplaatsbare afrastering wordt geweigerd als:

    • a.

      aan de aanvrager al eerder een subsidie voor een verplaatsbare afrastering op grond van deze regeling is verstrekt; of

    • b.

      aan dezelfde houder op grond van een andere regeling met hetzelfde doel als deze regeling al eerder subsidie is verstrekt voor een afrastering ter bescherming van één of meerdere zelfde schapen en geiten.

Artikel 4.18.8 Communautair toetsingskader

In aanvulling op artikel 1.3.3, eerste lid, wordt subsidie als bedoeld in artikel 4.18.1 die wordt aangevraagd door ondernemingen die actief zijn in de landbouwsector, slechts verstrekt zover deze niet in strijd is met de de minimis steun in de landbouwsector Verordening (EU), Nr. 1408/2013 van de Europese Commissie van 18 december 2013 (Pb EU L 352/9).

Paragraaf 4.19 Groene icoonprojecten

Artikel 4.19.1 Subsidiabele activiteit

Subsidie kan worden verstrekt voor:

  • a.

    het ontwerp van een groen icoonproject, of

  • b.

    het realiseren van een groen icoonproject.

Artikel 4.19.2 Criteria

  • 1. Subsidie als bedoeld in artikel 4.19.1 wordt slechts verstrekt als een ruimte in de bebouwde kom van tenminste 1.000 m2 beschikbaar is voor de realisatie.

  • 2. Subsidie als bedoeld in artikel 4.19.1, aanhef en onder b, wordt slechts verstrekt als het icoonproject:

    • a.

      bijdraagt aan klimaatadaptatie, waarbij relevante aspecten zijn:

      • 1e.

        de relatie met de gemeentelijke of regionale stresstest klimaatadaptatie conform het Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie;

      • 2e.

        het voorkomen van opwarming van de omgeving;

      • 3e.

        het voorkomen van overstroming op de locatie en in de directe omgeving, en

      • 4e.

        het voorkomen van droogte op de locatie en in de directe omgeving;

    • b.

      bijdraagt aan biodiversiteit, waarbij relevante aspecten zijn:

      • 1e.

        het beplanten met inheemse kruiden, struiken of bomen;

      • 2e.

        de variatie aan inheemse soorten;

      • 3e.

        de aansluiting van het icoonproject op andere groene structuren in de omgeving, als onderdeel van een groter natuurlijk systeem;

      • 4e.

        het treffen van voorzieningen voor diersoorten, bijvoorbeeld nestkasten, vleermuiskasten of insectenhotels, en

      • 5e.

        het opstellen van een beheerplan;

    • c.

      maatschappelijke waarde heeft, waarbij relevante aspecten zijn:

      • 1e.

        de beleefbaarheid voor een breed publiek;

      • 2e.

        het inrichten van het project met recreatieve voorzieningen;

      • 3e.

        ontmoeten en bewegen;

      • 4e.

        de relatie met de omgeving, en

      • 5e.

        het betrekken van inwoners en bedrijven bij de planvorming, uitvoering en beheer;

    • d.

      iconisch is, waarbij relevante aspecten zijn:

      • 1e.

        de creativiteit van het project;

      • 2e.

        de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit;

      • 3e.

        beeldbepalend voor de omgeving, en

      • 4e.

        vernieuwende of inspirerende inzichten geeft in energietransitie, circulariteit, klimaatadaptatie of biodiversiteit;

  • 3. Aan de subsidiabele activiteit, als bedoeld in artikel 4.19.1, aanhef en onder b, wordt een score van maximaal 100 punten toegekend.

  • 4. De punten worden als volgt over de criteria verdeeld:

    • a.

      maximaal 30 punten voor de bijdrage aan selectiecriterium klimaatadaptatie;

    • b.

      maximaal 30 punten voor de bijdrage aan selectiecriterium biodiversiteit;

    • c.

      maximaal 20 punten voor de bijdrage aan selectiecriterium maatschappelijke waarde, en

    • d.

      maximaal 20 punten voor de bijdrage aan selectiecriterium iconisch.

Artikel 4.19.3 Weigeringsgronden

De subsidie als bedoeld in artikel 4.19.1, aanhef en onder b, wordt geweigerd als aan de activiteit minder dan 60 punten wordt toegekend.

Artikel 4.19.4 Niet-subsidiabele kosten

Onverminderd artikel 1.3.5 wordt geen subsidie verstrekt voor:

  • a.

    grondverwerving;

  • b.

    ambtelijke inzet;

  • c.

    kosten voor gebouwen, tenzij het de vergroening van het gebouw betreft, en

  • d.

    marketing voor commerciële doeleinden.

Artikel 4.19.5 Aanvrager

De subsidie wordt alleen verstrekt aan een gemeente of een samenwerkingsverband bestaande uit ten minste een gemeente en de grondeigenaar.

Artikel 4.19.6 Hoogte

  • 1. De subsidie als bedoeld in artikel 4.19.1, aanhef en onder a, bedraagt 50% van de subsidiabele kosten, met een minimum van € 7.500 en een maximum van € 15.000.

  • 2. De subsidie als bedoeld in artikel 4.19.1, aanhef en onder b, bedraagt 50% van de subsidiabele kosten, met een minimum van € 30.000 en een maximum van € 100.000.

Artikel 4.19.7 Adviescommissie

  • 1. Volledige aanvragen om subsidie als bedoeld in artikel 4.19.1, aanhef en onder b, worden voor advies voorgelegd aan een door Gedeputeerde Staten ingestelde Adviescommissie.

  • 2. De adviescommissie beoordeelt of een aanvraag voldoet aan artikel 4.19.2, tweede lid, en adviseert over de toekenning van het aantal punten.

Artikel 4.19.8 Wijze van verdeling

  • 1. Aanvragen als bedoeld in artikel 4.19.1, aanhef en onder b, die voor subsidie in aanmerking komen, worden op basis van een onderlinge vergelijking in een rangorde geplaatst.

  • 2. De rangorde wordt bepaald door toepassing van de in artikel 4.19.2 opgenomen selectiecriteria met de daaraan gegeven weging van die criteria. Het totaal aantal punten dat na toepassing van deze criteria wordt behaald, bepaalt de plaats in de rangorde.

Artikel 4.19.9 Verplichtingen

  • 1. De ontvanger van subsidie als bedoeld in artikel 4.19.1, aanhef en onder a, is verplicht in het ontwerp:

    • a.

      aandacht te besteden aan klimaatadaptatie door:

      • 1e.

        de uitkomsten van gemeentelijke of regionale stresstest klimaatadaptatie conform het Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie te verwerken, en

      • 2e.

        bij te dragen aan het voorkomen van:

        • 1.

          droogte,

        • 2.

          wateroverlast op de locatie of in de omgeving, of

        • 3.

          opwarming van de omgeving;

    • b.

      aandacht te besteden aan biodiversiteit, door:

      • 1e.

        minimaal 500 m2 te beplanten met inheemse kruiden, struiken of bomen;

      • 2e.

        gebruik te maken van een variatie aan inheemse kruiden, struiken of bomen;

      • 3e.

        voorzieningen te treffen voor diersoorten, bijvoorbeeld nestkasten, vleermuiskasten of insectenhotels, en

      • 4e.

        het opstellen van een beheerplan.

    • c.

      aandacht te besteden aan maatschappelijke waarde, door:

      • 1e.

        het realiseren van recreatieve voorzieningen, en

      • 2e.

        inwoners betrokkenen uit de omgeving te betrekken bij het ontwerp; en

    • d.

      aandacht te besteden aan het iconische van het project.

  • 2. De ontvanger van subsidie, als bedoeld in artikel 4.19.1, onder b, stelt het icoonproject kosteloos toegankelijk voor het publiek

Artikel 4.19.10 Aanvraag

Een aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 4.19.1, onderdeel b, kan worden ingediend vanaf 9.00 uur op 1 juni 2021 tot en met 16.00 uur op 29 oktober 2021.

Paragraaf 4.20 Overdracht bodemtaken onder de Omgevingswet

Artikel 4.20.1 Subsidiabele activiteiten

  • 1. Subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de AsG kan worden verstrekt voor:

    • a.

      oplossen van knelpunten rondom de overname van bodemtaken in het kader van de Omgevingswet, of

    • b.

      advies en kennisdeling over het inrichten van de gemeentelijke organisatie in het kader van de overname van de bodemtaken bij de inwerkingtreding van de Omgevingswet.

  • 2. Onder oplossen van knelpunten wordt in ieder geval verstaan het implementeren van bodem en ondergrond in omgevingsvisie, omgevingsplan of programma.

Artikel 4.20.2 Verplichtingen

De subsidieontvanger is verplicht de subsidiabele activiteit binnen 6 maanden na subsidieverlening te starten en af te ronden binnen één jaar na inwerkingtreding van de Omgevingswet.

Artikel 4.20.3 Niet-subsidiabele kosten

Voor subsidie als bedoeld in artikel 4.20.1 komen niet in aanmerking de kosten van saneringsprojecten.

Artikel 4.20.4 Hoogte subsidie

De subsidie als bedoeld in artikel 4.20.1 bedraagt ten hoogste € 50.000.

Artikel 4.20.5 Aanvrager

Subsidie wordt verstrekt aan gemeenten.

Hoofdstuk 5 Regionale bereikbaarheid en regionaal openbaar vervoer

Paragraaf 5.1 Algemene bepalingen

Artikel 5.1.1 Begripsomschrijvingen

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • a.

    beroepsvervoer: beroepsvervoer als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet wegvervoer goederen;

  • b.

    [vervallen]

  • c.

    [vervallen]

  • d.

    [vervallen]

  • e.

    [vervallen]

  • f.

    CNG-vrachtauto: een vrachtauto die wordt aangedreven door een verbrandingsmotor die gebruik maakt van aardgas dat met behulp van een compressor is gecomprimeerd tot een druk van 200bar, waarbij het aardgas vervangen kan worden door biogas dat is gezuiverd tot aardgas

  • g.

    elektrische vrachtauto: een vrachtauto die alleen wordt aangedreven door een of meer elektromotoren met energieopslag in een batterij

  • h.

    [vervallen]

  • i.

    goederenvervoer: vervoer van goederen over de weg en over water;

  • j.

    koopovereenkomst: schriftelijke overeenkomst tussen leverancier en de subsidieaanvrager over de koop van de vrachtauto of elektrische bestelauto;

  • k.

    LNG-vrachtauto: een voertuig dat een vrachtauto als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet wegvervoer goederen is, valt onder categorie N2 of categorie N3 van Richtlijn 2007/46/EG en bij de feitelijke levering overeenkomstig de koopovereenkomst door de fabrikant als bedoeld in Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 5 september 2007 (PbEU L263) is uitgerust met een motor die als hoofdaandrijving in de vrachtauto is geplaatst en uitsluitend Liquefied Bio Gas of Liquefied Natural Gas als motorbrandstof gebruikt;

  • l.

    [vervallen]

  • m.

    [vervallen]

  • n.

    openbaar vervoer: vervoer per trein, bus, tram of regiotaxi dat wordt verzorgd door een vervoerder waaraan op grond van de Wet personenvervoer 2000 een concessie is verleend;

  • o.

    operational lease: de lessee betaalt voor het exclusieve gebruik van een vrachtauto of elektrische bestelauto gedurende een met de leasemaatschappij overeengekomen periode, waarbij de eigendom van de vrachtauto elektrische bestelauto bij de leasemaatschappij blijft;

  • p.

    Samenwerkingsovereenkomst basismobiliteit : overeenkomst tussen provincie en in regioverband samenwerkende gemeenten waarbij de vervoerstaken van de regiotaxi worden overgedragen aan de regio’s;

  • q.

    snelle fietsroute: een regionale hoofdfietsroute die hoogwaardig is ingericht voor woon-werk fietsbewegingen over langere afstanden en primair gericht is op snelle en efficiënte verplaatsing met optimale veiligheid;

  • r.

    SSK-raming: Standaardsystematiek voor Kostenramingen: de systematiek voor kostenramingen zoals deze is vastgelegd in publicatie 137 van het door het CROW uitgegeven handboek Kostenramingen - SSK 2010 of de kennismodule kostenmanagement – SSK 2018;

  • s.

    [vervallen]

  • t.

    vervoerder: de rechtspersoon die openbaar vervoer verricht, waaronder begrepen regiotaxi;

  • u.

    Definitiekader voor het Hoofdfietsnet Gelderland: door Provinciale Staten op 31 januari 2018 (PS2017-766) vastgesteld beleidskader voor het bepalen van het hoogwaardig regionaal fietsnet in Gelderland;

  • v.

    waterstofvrachtauto: een vrachtauto die volledig elektrisch worden aangedreven door middel van een of meer elektromotoren in combinatie met een waterstofbrandstofcel

Paragraaf 5.2 [vervallen]

Paragraaf 5.3 [vervallen]

Paragraaf 5.4 Infrastructurele Hoogwaardig Openbaar Vervoer

Artikel 5.4.1 Begripsomschrijvingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    plan HOV: plan van gemeenten in een regio en de provincie op het gebied van HOV;

  • b.

    hoogwaardig openbaar vervoer: openbaar vervoer per bus met een storingsvrije afwikkeling, gestrekte routes met waar nodig vrijliggende infrastructuur voor de bus, een hoge frequentie, herkenbare en goed bereikbare halte- en knooppuntvoorzieningen, een hoog niveau van dynamische reizigersinformatie en beschikbaarheid van goede en voldoende stallingsvoorzieningen voor de fiets;

  • c.

    HOV-lijn: buslijn die hoogwaardig openbaar vervoer biedt en opgenomen is in het Plan HOV;

  • d.

    OV-visie: visie, vastgesteld door Provinciale Staten op 28 mei 2014 (PS2014-248);

  • e.

    vervoerberaad: bestuurlijk overleg tussen de regio en de provincie;

  • f.

    personele inzet: werkzaamheden verricht door medewerkers van de gemeente dan wel door de gemeente ingehuurde medewerkers.

Artikel 5.4.2 Plan HOV

Gedeputeerde Staten stellen een plan HOV vast als aan de volgende vereisten wordt voldaan:

  • a.

    het plan HOV bevat activiteiten ter verbetering van de infrastructuur voor hoogwaardig openbaar vervoer;

  • b.

    de activiteiten passen in de OV-visie;

  • c.

    het vervoerberaad heeft ingestemd met het plan HOV;

  • d.

    de activiteiten zijn uitgesplitst per HOV-lijn en gemeente.

Artikel 5.4.3 Subsidiabele activiteit

Subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de AsG kan wordt verstrekt voor activiteiten die zijn opgenomen in een plan HOV.

Artikel 5.4.4 Hoogte van de subsidie

De subsidie bedraagt ten hoogste 100% van de subsidiabele kosten met een maximum van het bedrag dat voor die activiteit in het plan HOV is opgenomen.

Artikel 5.4.5 Subsidiabele kosten

  • 1. Voor subsidie komen in aanmerking de kosten zoals die zijn vastgelegd in de bij de aanvraag gevoegde SSK-raming.

  • 2. Onverminderd artikel 1.3.5 komen kosten voor personele inzet van de aanvrager niet in aanmerking voor subsidie.

  • 3. In afwijking van artikel 1.3.5, onder b, komen de kosten die gemaakt zijn in het jaar voorafgaand aan de datum waarop de aanvraag is ontvangen voor subsidie in aanmerking.

  • 4. De artikelen 1.3.6 tot en met 1.3.10 zijn niet van toepassing.

Artikel 5.4.6 Aanvrager

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan de gemeente die in het plan HOV opgenomen is en op wier grondgebied de activiteit plaatsvindt.

Artikel 5.4.7 Aanvraag

Onverminderd artikel 1.2.3 bevat de aanvraag een SSK-raming waarin geen kosten voor personele inzet zijn opgenomen.

Artikel 5.4.8 Verplichting

De aanvrager geeft opdracht voor realisatie van de activiteiten die opgenomen zijn in het plan HOV binnen een jaar vanaf de datum van de verleningsbeschikking.

Artikel 5.4.9 Weigeringsgrond

Subsidie wordt geweigerd als voor dezelfde activiteit al subsidie is verstrekt op grond van paragraaf 5.5 Overstappunten mobiliteit.

Paragraaf 5.5 Overstappunten mobiliteit

Artikel 5.5.1 Begripsomschrijving

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    overstappunt: een locatie waar een reiziger kan overstappen op een andere vorm van vervoer;

  • b.

    voorziening: openbare fysieke faciliteit die het overstappunt toegankelijker, sociaal veiliger of comfortabeler maakt.

Artikel 5.5.2 Subsidiabele activiteit

Subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de AsG kan worden verstrekt voor verbeteringen aan, dan wel nieuwbouw of uitbreiding van voorzieningen op of in de directe nabijheid van een overstappunt.

Artikel 5.5.3 Criteria

  • 1. Subsidie voor nieuwbouw of uitbreiding wordt slechts verstrekt als:

    • a.

      de voorziening ten dienste staat van het overstappunt;

    • b.

      de bezettingsgraad van de bestaande voorziening maximaal is, en

    • c.

      rekening wordt gehouden met de groei van het aantal reizigers.

  • 2. Subsidie voor verbetering wordt slechts verstrekt als deze leidt tot een verbetering van de sociale veiligheid, toegankelijkheid of comfort van het overstappunt voor de reiziger.

  • 3. Onverminderd het eerste en tweede lid wordt subsidie slechts verstrekt als er onderzoek is gedaan naar de knelpunten op het overstappunt, waarbij het overstappunt in zijn geheel is bekeken en waaruit blijkt welke afwegingen aan de subsidiabele activiteit ten grondslag liggen.

Artikel 5.5.4 Aanvrager

  • 1. Subsidie wordt verstrekt aan de eigenaar van de grond waarop het overstappunt is gelegen.

  • 2. Als het overstappunt gelegen is op grond van meerdere eigenaren, dan sluiten de grondeigenaren onderling een samenwerkingsovereenkomst waarin zij in ieder geval een penvoerder aanwijzen. Subsidie wordt verstrekt aan de penvoerder.

Artikel 5.5.5 Aanvraag

Onverminderd artikel 1.2.3 bevat de aanvraag:

  • a.

    de locatie van het overstappunt;

  • b.

    een beschrijving van de huidige situatie;

  • c.

    het onderzoek als bedoeld in artikel 5.5.3, derde lid;

  • d.

    een schetsontwerp van de activiteit;

  • e.

    een SSK-raming waarin geen interne loonkosten zijn opgenomen;

  • f.

    de planning van de werkzaamheden, en

  • g.

    indien van toepassing afschrift van de samenwerkingsovereenkomst als bedoeld in artikel 5.5.4, tweede lid.

Artikel 5.5.6 Hoogte van de subsidie

De subsidie bedraagt ten hoogste 75% van de subsidiabele kosten met een minimum van € 50.000 en een maximum van € 500.000.

Artikel 5.5.7 Subsidiabele kosten

  • 1. Voor subsidie komen in aanmerking de kosten op basis van de bij de aanvraag gevoegde SSK-raming.

  • 2. In afwijking van artikel 1.3.5, onder b, komen de kosten die gemaakt zijn in het jaar voorafgaand aan de datum waarop de aanvraag is ingediend voor subsidie in aanmerking.

  • 3. Voor subsidie komen niet in aanmerking de interne loonkosten.

  • 4. De artikelen 1.3.6 tot en met 1.3.10 zijn niet van toepassing.

Artikel 5.5.8 Verplichting

De aanvrager geeft opdracht voor realisatie van de activiteit binnen een jaar na de datum van de verleningsbeschikking.

Artikel 5.5.9 Weigeringsgronden

  • 1. Geen subsidie wordt verstrekt voor:

    • a.

      een voorziening die niet primair tot doel heeft een overstap te faciliteren.

    • b.

      beheer en onderhoud;

    • c.

      vervanging en herstel in geval van schade.

  • 2. Subsidie wordt geweigerd als voor de activiteit reeds subsidie is verstrekt op grond paragraaf 5.4 Infrastructuur Hoogwaardig Openbaar Vervoer.

Paragraaf 5.6 Vrachtfiets en elektrische bestelauto

[vervallen]

Paragraaf 5.7 Fietsvoorzieningen

[vervallen]

Paragraaf 5.8 Mobiliteitsprojecten

[vervallen]

Paragraaf 5.9 Logistiek en Goederenvervoer

Artikel 5.9.1 Subsidiabele activiteit

Subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de AsG kan worden verstrekt voor:

  • a.

    haalbaarheids- en onderzoeksstudies voor multimodaal of efficiënt en schoon goederenvervoer;

  • b.

    investeringsprojecten infrastructuur ten behoeve van overslagvoorzieningen voor multimodaal goederenvervoer;

  • c.

    pilots of praktijkproeven voor multimodaal of efficiënt en schoon goederenvervoer.

Artikel 5.9.2 Criteria

 Subsidie wordt slechts verstrekt indien:

  • a.

    de activiteiten worden uitgevoerd in de provincie Gelderland dan wel, in geval van een provinciegrensoverschrijdende goederenvervoerstroom, het eind- of beginpunt in Gelderland ligt;

  • b.

    de activiteiten passen binnen de doelstellingen van de door Provinciale Staten vastgestelde Mobiliteitsvisie, bouwsteen 4 Goederenvervoer (PS 2019-888), inclusief de nadien aangebrachte wijzigingen;

  • c.

    voor zover het een activiteit betreft als bedoeld in artikel 5.9.1 onder c, de beoogde innovatie een bijdrage of besparing oplevert voor de Gelderse logistieke sector.

Artikel 5.9.3 Hoogte van de subsidie

  • 1 De subsidie als bedoeld in artikel 5.9.1, onder a, bedraagt ten hoogste 50% van de kosten met een minimum van € 5.000 en een maximum van € 100.000.

  • 2 De subsidie als bedoeld in artikel 5.9.1, onder b, bedraagt ten hoogste 50% van de kosten met een minimum van € 5.000 en een maximum van € 1.000.000.

  • 3 De subsidie als bedoeld in artikel 5.9.1, onder c, bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten met een minimum van € 5.000 en een maximum van:

    • a.

      € 100.000 voor zover de subsidie betrekking heeft op transport over de weg;

    • b.

      € 200.000 voor zover de subsidie geen betrekking heeft op transport over de weg;

    • c.

      € 300.000 voor zover de activiteit wordt uitgevoerd door publiekrechtelijke rechtspersonen of publiekrechtelijke instellingen.

  • 4 Kosten ten behoeve van voorbereiding, administratie en toezicht worden voor ten hoogste 15% meegerekend in de subsidiabele kosten.

  • 5 Indien de activiteit als bedoeld in artikel 5.9.1, eerste lid, aanhef en onder a is opgenomen in een lijst met initiatieven als bedoeld in artikel 2.9.2, is het maximum als bedoeld in het eerste lid niet van toepassing.

Artikel 5.9.4 Weigeringsgrond

Subsidie wordt geweigerd als voor de activiteit subsidie verstrekt kan worden op grond van paragraaf 5.11 of paragraaf 6.40.

Paragraaf 5.10 Beter Benutten Vervolg

[vervallen]

Paragraaf 5.11 Duurzame vrachtauto’s

Artikel 5.11.1 Subsidiabele activiteiten

Subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de AsG kan worden verstrekt voor de koop of operational lease een CNG- of LNG-vrachtauto.

Artikel 5.11.2 Subsidiabele kosten

Subsidie kan worden verstrekt voor de kosten die voor de aanvrager volgen uit de koop- of operational leaseovereenkomst.

Artikel 5.11.3 Aanvrager

[vervallen]

Artikel 5.11.4 Criteria

Subsidie wordt slechts verstrekt indien:

  • a.

    de aanvrager gevestigd is in Gelderland of die blijkens het Handelsregister verbonden is aan een rechtspersoon die gevestigd is in Gelderland;

  • b.

    de aanvrager in geval van koop de eerste houder van het kenteken van de vrachtauto zal worden;

  • c.

    de aanvrager in geval van operational lease de eerste gebruiker van de vrachtauto zal worden;

  • d.

    de vrachtauto zal worden gebruikt of mede zal worden gebruikt voor goederenvervoer vanuit een of meer bedrijfslocaties binnen de provincie Gelderland.

Artikel 5.11.5 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie bedraagt € 8.000 per CNG- of LNG-vrachtauto.

  • 2. Per aanvraag wordt voor maximaal zeven vrachtauto’s op basis van deze paragraaf subsidie verstrekt, waarvan maximaal drie vrachtauto’s als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c

Artikel 5.11.6 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd als:

  • a.

    de datum van de offerte voor de koop- of operational leaseovereenkomst een jaar of meer voor de datum van de aanvraag ligt;

  • b.

    de datum van de koop of operational leaseovereenkomst voor de datum van de aanvraag ligt, of

  • c.

    de vrachtauto voorafgaand aan de aanvraag op kenteken is gezet.

Artikel 5.11.7 Aanvraag subsidieverlening

  • 1 Onverminderd het bepaalde in artikel 1.2.3 worden bij de aanvraag om verlening van subsidie in ieder geval de volgende gegevens verstrekt:

    • a.

      een afschrift van de offerte voor de koop of operational leaseovereenkomst van de vrachtauto;

    • b.

      een verklaring van de aanvrager dat:

      • i.

        de vrachtauto uitsluitend zal worden gebruikt door de aanvrager zelf;

      • ii.

        de vrachtauto zal worden gebruikt of mede gebruikt voor vervoer vanuit een of meer bedrijfslocaties binnen de provincie Gelderland.

  • 2 Indien sprake is van een subsidie als bedoeld in artikel 1.2.3, derde lid, wordt bij de aanvraag om verlening van subsidie over de subsidie als bedoeld in artikel 1.2.3, derde lid, de volgende gegevens verstrekt:

    • i.

      de instantie die verantwoordelijk is voor de toekenning van de subsidie;

    • ii.

      [vervallen]

    • iii.

      [vervallen]

    • iv.

      de hoogte van de subsidie;

    • v.

      de datum en het kenmerk van de besluiten tot verstrekking van de subsidie, voor zover reeds genomen.

  • 3 [vervallen]

Artikel 5.11.8 Beslissing op de aanvraag

Artikel 25, eerste tot en met derde lid, van de AsG en artikel 1.3.1 zijn niet van toepassing.

Artikel 5.11.9 Bevoorschotting

Er wordt geen voorschot uitgekeerd.

Artikel 5.11.10 Verplichtingen subsidieontvanger

  • 1 De subsidieontvanger zorgt ervoor dat:

    • a.

      [vervallen]

    • b.

      in geval van koop het kenteken van de vrachtauto met ingang van de dag van feitelijke levering van de vrachtauto op naam staat van de subsidieontvanger en tenminste drie jaar onafgebroken op naam van de subsidieontvanger blijft staan;

    • c.

      in geval van operational lease het kenteken met ingang van de dag van feitelijke levering van de vrachtauto op naam staat van de leasemaatschappij en tenminste drie jaar onafgebroken op naam van de leasemaatschappij blijft staan;

    • d.

      de subsidieontvanger de vrachtauto, onverminderd artikel 1.4.7, tenminste drie jaar onafgebroken vanaf de datum van de subsidiebeschikking gebruikt;

    • e.

      [vervallen]

  • 2 Onverminderd artikel 1.4.4 meldt de subsidieontvanger aan Gedeputeerde Staten de volgende omstandigheden binnen twee weken nadat de omstandigheid heeft plaatsgevonden:

    • a.

      de vermelding van de subsidieontvanger in het Handelsregister is ingetrokken, of gegevens in verband met die vermelding zijn gewijzigd;

    • b.

      de tenaamstelling als bedoeld in artikel 25 van het Kentekenreglement van de vrachtauto is geschorst, of gegevens in verband met deze tenaamstelling zijn gewijzigd;

    • c.

      het kentekenbewijs als bedoeld in artikel 36 van de Wegenverkeerswet 1994 van de vrachtauto is ingetrokken, of gegevens in dat kentekenbewijs zijn gewijzigd.

Artikel 5.11.11 Subsidievaststelling

Onverminderd artikel 1.2.3 worden bij de aanvraag om vaststelling de volgende gegevens verstrekt:

  • a.

    een afschrift van het kentekenbewijs als bedoeld in artikel 36 van de Wegenverkeerswet van de vrachtauto;

  • b.

    een afschrift van de koop- of operational leaseovereenkomst.

Artikel 5.11.12 [vervallen]

Artikel 5.11.13 Communautair toetsingskader

Subsidie wordt slechts verstrekt voor zover deze niet in strijd is met hoofdstuk I en artikel 36 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening.

Paragraaf 5.12 Slimme Mobiliteit

Artikel 5.12.1. Begripsomschrijvingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    regionaal uitvoeringsplan Slimme Mobiliteit: plan van de regio voor Slimme Mobiliteit;

  • b.

    regio: Arnhem Nijmegen City Region, Regio FoodValley, Regio Achterhoek, Regio Rivierenland, Regio Stedendriehoek;

  • c.

    Slimme Mobiliteit: toepassing of gebruik van nieuwe techniek, data, diensten, kennis en mogelijkheden voor gedragsbeïnvloeding met als doel bestaande infrastructuur beter te benutten.

Artikel 5.12.2 Regionaal uitvoeringsplan Slimme Mobiliteit

  • 1. Op verzoek van een regio kunnen Gedeputeerde Staten een regionaal uitvoeringsplan Slimme Mobiliteit goedkeuren.

  • 2. Gedeputeerde Staten verlenen goedkeuring aan het plan als aan de volgende vereisten wordt voldaan:

    • a.

      het plan bevat projecten gericht op Slimme Mobiliteit;

    • b.

      het plan bevat een beschrijving van de voorgenomen aanpak voor het verrichten van de beschreven projecten;

    • c.

      het plan bevat een sluitende begroting, en

    • d.

      het plan past binnen de door Gedeputeerde Staten vastgestelde Werkagenda Slimme Mobiliteit.

Artikel 5.12.3 Subsidiabele activiteit

Subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de AsG kan worden verstrekt voor de uitvoering van een regionaal uitvoeringsplan Slimme Mobiliteit.

Artikel 5.12.4 Criteria

Subsidie wordt slechts verstrekt indien Gedeputeerde Staten het regionaal uitvoeringsplan Slimme Mobiliteit van de betreffende regio hebben goedgekeurd.

Artikel 5.12.5 Aanvrager

Subsidie wordt verstrekt aan:

  • a.

    een deelnemende gemeente als bedoeld in de Regeling Gemeenschappelijk Orgaan Arnhem Nijmegen City Region;

  • b.

    Regio FoodValley;

  • c.

    Regio Achterhoek;

  • d.

    Regio Rivierenland;

  • e.

    Regio Stedendriehoek;

  • f.

    een samenwerkingsverband van de gemeenten Elburg, Ermelo, Harderwijk, Hattem, Nunspeet, Oldebroek en Putten.

Artikel 5.12.6 Subsidiabele kosten

Kosten voor de uitvoering van een regionaal uitvoeringsplan Slimme Mobiliteit die zijn gemaakt voordat de aanvraag is ingediend, komen in afwijking van artikel 1.3.5, aanhef en onder b, voor subsidie in aanmerking als deze zijn gemaakt in het kalenderjaar waarin Gedeputeerde Staten het regionale uitvoeringsplan Slimme Mobiliteit hebben goedgekeurd.

Artikel 5.12.7 Indieningstermijn

De aanvraag om subsidie wordt ingediend binnen 13 weken nadat Gedeputeerde Staten het regionale uitvoeringsplan Slimme Mobiliteit hebben goedgekeurd.

Artikel 5.12.8 Hoogte van de subsidie

De subsidie bedraagt maximaal de bijdrage van de provincie Gelderland die in het regionale uitvoeringsplan Slimme Mobiliteit is opgenomen.

Artikel 5.12.9 Aanvrager

Als de aanvraag door een deelnemende gemeente of door een bij het samenwerkingsverband betrokken gemeente mede namens de andere gemeenten wordt ingediend, dan wordt bij de aanvraag, onverminderd artikel 1.2.3, een verklaring van alle samenwerkende gemeenten overgelegd.

Artikel 5.12.10 Vaststelling

In afwijking van de artikelen 25 en 26 van de AsG is artikel 27 van de AsG van toepassing op de vaststelling van alle subsidies op grond van deze paragraaf, met dien verstande dat voor subsidies tot €125.000 in plaats van een accountantsverklaring kan worden volstaan met een verklaring als bedoeld in artikel 26, tweede lid, van de AsG.

Paragraaf 5.13 Hoofdfietsnet

Artikel 5.13.1 Begripsomschrijving

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    kern: bebouwde kom met minimaal 5000 inwoners;

  • b.

    regio: Arnhem Nijmegen City Region, Regio FoodValley, Regio Achterhoek, Regio Rivierenland, Regio Stedendriehoek of de meervoudige centrumregeling Noord-Veluwe.

Artikel 5.13.2 Subsidiabele activiteit

Subsidie als bedoeld in artikel 11 AsG kan worden verstrekt voor de aanleg of verbeteren van een fietsroute of een gedeelte daarvan.

Artikel 5.13.3 Criteria

Subsidie wordt alleen verstrekt als:

  • a.

    de fietsroute kwalificeert als een fietsroute binnen het Definitiekader voor het Hoofdfietsnet Gelderland;

  • b.

    de activiteit is gericht op de directheid, veiligheid of comfort en aantrekkelijkheid van de fietsroute;

  • c.

    de aanleg of verbetering ten minste voldoet aan de eisen die CROW stelt in de Ontwerpwijzer fietsverkeer 2016 aan directheid, veiligheid of comfort en aantrekkelijkheid, en

  • d.

    de regio heeft ingestemd met de activiteit.

Artikel 5.13.4 Aanvrager

Subsidie wordt verstrekt aan een gemeente.

Artikel 5.13.5 Aanvraag

  • 1 Onverminderde artikel 1.2.3 worden bij de aanvraag om subsidie de volgende gegevens verstrekt:

    • a.

      een kaart met de Basisregistratie Topografie als onderlegger waarop de locatie van de activiteit, de lengte van de maatregel en de aanduiding van de activiteit op de fietsroute of een deel daarvan zijn ingetekend.

    • b.

      een schriftelijke aanduiding van het begin- en eindpunt van de activiteit;

    • c.

      een dwarsprofiel van de huidige situatie en een dwarsprofiel van de activiteit;

    • d.

      een schriftelijke onderbouwing dat de activiteit binnen het hoofdfietsnet past, en

    • e.

      bij het verbeteren van een fietsroute of een deel daarvan: een fietstelling die op de datum van de aanvraag niet ouder is dan twee jaar en waaruit blijkt hoeveel fietsers er in een aaneengesloten periode van 21 dagen gedurende 24 uur per dag gebruikmaken van de fietsroute of het deel van de fietsroute waarop de activiteit betrekking heeft; of

    • f.

      bij het aanleggen van een fietsroute of een deel daarvan: een schriftelijke onderbouwing van het aantal verwachte fietsers op dat deel van de fietsroute na uitvoering van de activiteit.

  • 2 Artikel 1.2.3, eerste lid, onder b en c, is niet van toepassing.

Artikel 5.13.6 Beslissing op de aanvraag

Artikel 1.3.4 is niet van toepassing.

Artikel 5.13.7 Hoogte van de subsidie

  • 1 De subsidie bedraagt per kilometer aan te leggen of te verbeteren fietsroute of een deel daarvan, per type maatregel en aantallen fietsers:

    Maatregel/aantal fietsers

    0 tot 200 fietsers

    200 tot 500 fietsers

    500 tot 1000 fietsers

    1000 tot 2000 fietsers

    Meer dan 2000 fietsers

    Directheid

    € 260.000

    € 280.000

    € 300.000

    € 330.000

    € 360.000

    Veiligheid

    € 160.000

    € 180.000

    € 200.000

    € 230.000

    € 260.000

    Comfort en aantrekkelijkheid

    € 60.000

    € 80.000

    € 100.000

    € 130.000

    € 160.000

  • 2 De subsidie wordt berekend per 0,01 kilometer.