Regeling vervallen per 01-01-2023

Besluit van Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland houdende regels voor ruimte (Regels Ruimte voor Gelderland 2016)

Geldend van 06-01-2020 t/m 31-03-2020

Intitulé

Besluit van Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland houdende regels voor ruimte (Regels Ruimte voor Gelderland 2016)

GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Gelet op artikel 3, zesde lid, van de Algemene subsidieverordening Gelderland 2016;

BESLUITEN

Vast te stellen de volgende gewijzigde regeling: Regels Ruimte voor Gelderland 2016

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Paragraaf 1.1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1.1 Algemene begripsomschrijvingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    Algemene groepsvrijstellingsverordening: Verordening (EU) Nr. 651/2014 (PbEU van de Europese Commissie van 17 juni 2014;

  • b.

    AsG: Algemene subsidieverordening Gelderland 2016;

  • c.

    controleprotocol: instructie aan de subsidieontvanger voor het geven van aanwijzingen voor de reikwijdte en de intensiteit van de accountantscontrole;

  • d.

    directe arbeidskosten: de kosten van niet in loondienst verrichte arbeid als ZZP-er of als directeur-grootaandeelhouder;

  • e.

    directe loonkosten: het totaal van het bruto loon volgens de loonstaat, de vakantie-uitkering, de niet van winst afhankelijke eindejaarsuitkering of 13e maand, de werkgeverslasten (werkgeversdeel pensioenpremie, WW-premie, WIA/WAO-premie en bijdrage Zorgverzekeringswet) en de overige werkgeverspremies voor werkloosheids- en ziektekostenuitkeringen;

  • f.

    indirecte kosten: het totaal van indirecte loonkosten en kosten voor overhead;

  • g.

    indirecte loonkosten: het totaal van de kosten van de secundaire arbeidsvoorwaarden en de kosten van emolumenten;

  • h.

      kerntaken: kerntaken als bedoeld in het Coalitieakkoord Gelderland 2015-2019 “Ruimte voor Gelderland” d.d. 20 april 2015;

  • i.

    kosten van apparatuur:

    • i.

      gebruikskosten van bestaande apparatuur of van apparatuur die niet speciaal is aangeschaft ten behoeve van de subsidiabele activiteit;

    • ii.

      kosten van apparatuur die speciaal is aangeschaft ten behoeve van de subsidiabele activiteit;

  • j.

    kosten van derden: aan onafhankelijke derden verschuldigde kosten voor uitbesteding van diensten en het inlenen van personeel;

  • k.

    kosten van materialen: de kosten voor verbruiksgoederen;

  • l.

    Landbouw groepsvrijstellingsverordening: Verordening (EU) Nr. 702/2014 van de EuropeseCommissie van 25 juni 2014 (Pb EU L 193);

  • m.

    onafhankelijk taxateur: erkend taxateur die op onafhankelijke wijze de marktwaarde van een onroerend goed vaststelt op grond van algemeen aanvaarde waarderingsmethoden;

  • n.

    publiekrechtelijke rechtspersoon: rechtspersoon als bedoeld in artikel 1 van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;

  • o.

    rechtspersoon met een wettelijke taak: rechtspersoon voor zover die een bij of krachtens de wet geregelde taak uitoefenen en daartoe geheel of gedeeltelijk worden bekostigd uit de opbrengst van bij of krachtens de wet ingestelde heffingen.

  • p.

    sluitende begroting: een begroting waaruit blijkt dat de totale inkomsten en uitgaven voor de activiteiten met elkaar in evenwicht zijn.

Artikel 1.1.2 Toepassingsbereik

Hoofdstuk 1 is ook van toepassing op andere besluiten omtrent subsidie voor het nemen waarvan Gedeputeerde Staten bevoegd zijn dan de besluiten die worden genomen met toepassing van de hoofdstukken 2 tot en met 8.

Paragraaf 1.2 De aanvraag

Artikel 1.2.1 Tijdvak voor aanvragen

Gedeputeerde Staten kunnen een tijdvak vaststellen waarbinnen aanvragen om subsidie kunnen worden ingediend.

Artikel 1.2.2 Indieningstermijn bij verdeelplan

Voor subsidie die wordt verleend op basis van een krachtens wettelijk voorschrift vastgesteld verdeelplan waarin tenminste de subsidieontvangers en de te ontvangen subsidiebedragen worden genoemd, wordt de aanvraag om subsidie in afwijking van artikel 7, eerste lid, van de AsG uiterlijk zes maanden nadat het verdeelplan is vastgesteld ingediend.

Artikel 1.2.3 Inhoud van aanvraag om subsidie

  • 1 Bij de aanvraag om subsidie worden in elk geval de volgende gegevens verstrekt:

    • a.

      een beschrijving van de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd en de daarmee beoogde doelstellingen;

    • b.

      een begroting van de opbrengsten en kosten voor de activiteiten, voorzien van een toelichting;

    • c.

      indien de activiteiten een tijdvak van meer dan 12 maanden beslaan: een planning van de uitvoering van de activiteiten in de eerste 12 maanden en de daaraan verbonden kosten, alsmede een planning voor het resterende deel van het tijdvak waarvoor subsidie wordt gevraagd;

    • d.

      indien de aanvrager een privaatrechtelijke rechtspersoon is: zijn statuten; en

    • e.

      indien de aanvrager een privaatrechtelijke rechtspersoon is: de laatst opgemaakte jaarrekening als bedoeld in artikel 361 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, dan wel de balans en de staat van opbrengsten en kosten en de toelichting daarop of, indien deze bescheiden ontbreken, een verslag over de financiële positie van de aanvrager op het moment van indiening van de aanvraag.

  • 2 Als subsidie wordt berekend op basis van een vast bedrag per eenheid dan wordt er, in afwijking van het eerste lid onder b, een verklaring bij de aanvraag verstrekt waaruit blijkt dat de aanvrager over voldoende middelen beschikt om eventuele resterende kosten te dekken.

  • 3 Gedeputeerde Staten kunnen ontheffing verlenen van het eerste lid, onderdelen d en e.

  • 4 Gedeputeerde Staten kunnen een schriftelijke verklaring vragen van een accountant als bedoeld in artikel 393 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek omtrent de getrouwheid van de in het eerste lid, onderdeel e, bedoelde bescheiden dan wel een mededeling dat van onjuistheden niet is gebleken.

  • 5 Indien voor dezelfde activiteiten subsidie is verstrekt of aangevraagd bij een ander bestuursorgaan, doet de aanvrager daarvan mededeling in de aanvraag.

Artikel 1.2.4 Boekjaarsubsidies

  • 1 De aanvraag om een subsidie voor een boekjaar wordt ingediend voor 1 april van het jaar dat voorafgaat aan het boekjaar.

  • 2 Indien voor het jaar voorafgaand aan het boekjaar reeds subsidie werd verkregen, kan de aanvraag tot en met 30 september worden ingediend.

  • 3 Gedeputeerde Staten beslissen uiterlijk binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag.

Artikel 1.2.5 Ontvangstbevestiging

Gedeputeerde Staten zenden de aanvrager zo spoedig mogelijk na ontvangst van de aanvraag een ontvangstbevestiging, waarin de ontvangstdatum is vermeld.

Paragraaf 1.3 Beslissing op de aanvraag

Artikel 1.3.1 Directe vaststelling bij subsidies tot € 25.000

  • 1 Bij een subsidie tot € 25.000 wordt geen verleningsbesluit genomen.

  • 2 Indien sprake is van subsidieverstrekking onder opschortende voorwaarde als bedoeld in artikel 25, eerste lid, van de AsG wordt in het verleningsbesluit aangegeven binnen welke termijn de activiteit wordt uitgevoerd.

  • 3 Indien toepassing wordt gegeven aan het tweede lid bevat het verleningsbesluit tevens de datum waarop de subsidie ambtshalve wordt vastgesteld.

Artikel 1.3.2 Wijze van verdeling

  • 1 Bij het verlenen van subsidie wordt de volgorde in acht genomen waarin de aanvragen om subsidie zijn ingediend. Een aanvraag wordt slechts in de volgorde opgenomen indien zij voldoet aan de eisen die aan haar worden gesteld.

  • 2 Indien als gevolg van het verlenen van subsidie op grond van een aanvraag die is ingediend op een dag waarop meerdere aanvragen zijn ingediend het subsidieplafond zou worden bereikt, wordt de volgorde als bedoeld in het eerste lid bepaald door loting. Een aanvraag wordt slechts in de volgorde opgenomen indien zij voldoet aan de eisen die aan haar worden gesteld.

  • 3 Gedeputeerde Staten kunnen bepalen dat aanvragen binnen een bepaald tijdvak moeten worden ingediend en op basis van een onderlinge vergelijking in een rangorde worden geplaatst. Een aanvraag wordt slechts in de rangorde opgenomen indien zij voldoet aan de eisen die aan haar worden gesteld.

  • 4 Op aanvragen als bedoeld in het derde lid wordt in afwijking van het eerste lid beslist op volgorde van die rangorde.

  • 5 Gedeputeerde Staten kunnen een aanvraag als bedoeld in het vierde lid weigeren indien die niet voldoet aan de daaraan gestelde eisen.

Artikel 1.3.3 Communautair toetsingskader

  • 1. Indien de verstrekking van subsidie als een steunmaatregel in de zin van artikel 107, eerste lid, van het VwEU moet worden aangemerkt en er geen andere staatssteunoplossing voor handen is, wordt de subsidie slechts verstrekt voor zover deze niet in strijd is met Verordening (EU) Nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de de-minimissteun (PbEU L 352).

  • 2. Geen subsidie wordt verstrekt indien tegen een subsidieaanvrager een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin steun onrechtmatig en onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt is verklaard.

  • 3. Geen subsidie wordt verstrekt onder toepassing van de Algemene groepsvrijstellingsverordening of de Landbouw groepsvrijstellingsverordening aan ondernemingen in moeilijkheden als bedoeld in de Communautaire richtsnoeren inzake staatssteun voor reddings- en herstructureringssteun aan niet-financiële ondernemingen in moeilijkheden (PbEU 2014/C 249/01).

Artikel 1.3.4 Sluitende begroting

  • 1 Een subsidie wordt uitsluitend verstrekt als de begroting van de activiteit sluitend is.

  • 2 Als toepassing wordt gegeven aan artikel 1.2.3, tweede lid, wordt de begroting geacht sluitend te zijn.

Artikel 1.3.5 Niet-subsidiabele kosten

  • Geen subsidie wordt verstrekt in verband met:

    • a.

      kosten ten behoeve van het opstellen van de aanvraag;

    • b.

      kosten die worden gemaakt voordat de aanvraag is ontvangen;

    • c.

      [vervallen]

    • d.

      verrekenbare of compensabele belastingen, heffingen of lasten;

    • e.

      kosten van rente, bankdiensten, financieringen, gerechtelijke procedures, provinciale leges, boetes en sancties;

    • f.

      legeskosten indien de aanvraag wordt gedaan door een bestuursorgaan;

    • g.

      [vervallen]

    • h.

      kosten om te voldoen aan wettelijke verplichtingen of aan gangbare minimumkwaliteitseisen;

    • i.

      kosten van reguliere werkzaamheden van de aanvrager;

    • j.

      kosten gemaakt na na afloop van de in de verleningsbeschikking opgenomen projectperiode met uitzondering van accountantskosten zoals bedoeld in artikel 27, derde lid, van de AsG;

    • k.

      [vervallen]

    • l.

      [vervallen]

    • m.

      fooien, geschenken, gratificaties en bonussen;

    • n.

      kosten voor representatie, personeelsactiviteiten, overboekingen, annuleringen en outplacementtrajecten;

    • o.

      niet noodzakelijke of bovenmatige kosten.

Artikel 1.3.6 Methoden voor berekening van kosten

  • 1 De aanvrager kiest voor het berekenen van de kosten een van de volgende methoden:

    • a.

      de vaste uurtariefsystematiek;

    • b.

      de loonkosten plus vaste opslagsystematiek;

    • c.

      de integrale kostensystematiek.

  • 2 De aanvraag bevat een opgave van de gekozen systematiek.

  • 3 Op verzoek van de aanvrager kunnen Gedeputeerde Staten in afwijking van het eerste lid een andere methode vaststellen.

  • 4 Onverminderd het derde lid worden de subsidiabele kosten berekend op basis van een voor de subsidieontvanger gebruikelijke en controleerbare methode die is gebaseerd op bedrijfseconomische grondslagen en normen die in het maatschappelijk verkeer als aanvaardbaar worden beschouwd en die de subsidieontvanger stelselmatig toepast.

  • 5 In afwijking van het eerste lid wordt voor publiekrechtelijke rechtspersonen en rechtspersonen met een wettelijke taak de vaste uurtariefsystematiek toegepast, ongeacht of de subsidiabele activiteit tot de wettelijke taak van de rechtspersoon wordt gerekend.

  • 6 Gedeputeerde Staten kunnen voor rechtspersonen als bedoeld in het vijfde lid een andere methode toestaan. Het derde en het vierde lid zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 7 In afwijking van het vijfde lid kunnen instellingen voor hoger onderwijs en academische ziekenhuizen zoals bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wettenschappelijk onderzoek kiezen voor een van de methoden voor het berekenen van kosten als genoemd in het eerste lid.

Artikel 1.3.7 Vaste uurtariefsystematiek

  • 1 De kosten bij de vaste uurtariefsystematiek zijn:

    • a.

      een vast uurtarief als vergoeding voor de directe loon- en arbeidskosten en de indirecte kosten;

    • b.

      kosten van apparatuur;

    • c.

      kosten van materialen;

    • d.

      kosten van derden.

  • 2 Het vaste uurtarief bedraagt € 35.

  • 3 Het aantal gewerkte uren moet in de administratie per betrokken medewerker worden vastgelegd en bedraagt op jaarbasis ten hoogste 1.600.

  • 4 Het derde lid is niet van toepassing op subsidies waarop artikel 17, tweede lid, van de AsG van toepassing is.

Artikel 1.3.8 Loonkosten plus vaste opslagsystematiek

  • 1 De kosten bij de loonkosten plus vaste opslagsystematiek zijn:

    • a.

      een uurtarief voor directe loonkosten;

    • b.

      een opslag over de directe loonkosten als vergoeding voor de indirecte kosten;

    • c.

      een vast uurtarief als vergoeding voor de directe arbeidskosten;

    • d.

      kosten van apparatuur;

    • e.

      kosten van materialen;

    • f.

      kosten van derden.

  • 2 Het uurtarief voor de directe loonkosten wordt bepaald door de directe loonkosten per jaar te delen door de productieve uren. Het aantal productieve uren wordt bepaald door het aantal van 1600 uren te vermenigvuldigen met de deeltijdfactor. Het uurtarief bedraagt ten hoogste € 93.

  • 3 Het vaste uurtarief voor directe arbeidskosten bedraagt € 35.

  • 4 De opslag voor de indirecte kosten bedraagt 20%.

  • 5 Het aantal gewerkte uren van de betrokken medewerker wordt in de administratie met bijhorende loonkosten vastgelegd en bedraagt op jaarbasis ten hoogste 1.600 op basis van een voltijd dienstverband.

  • 6 Het vijfde lid is niet van toepassing op subsidies waarop artikel 17, tweede lid, van de AsG van toepassing is.

Artikel 1.3.9 Berekeningswijzen kosten

  • 1 Bij de toepassing van de artikelen 1.3.7 en 1.3.8 worden de kosten van apparatuur, materialen, loon- en arbeidskosten en kosten van derden, alsmede vergoedingen voor vrijwilligers berekend aan de hand van het tweede tot en met achtste lid.

  • 2 De kosten voor apparatuur als bedoeld in artikel 1.1.1, onder i, onderdeel i, worden berekend door het werkelijke gebruik van het apparaat te vermenigvuldigen met het machine-uurtarief.

  • 3 Het machine-uurtarief als bedoeld in het eerste lid wordt bepaald aan de hand van de historische aanschafprijs minus de restwaarde van het apparaat gedeeld door de normale bezetting van het apparaat en de voor het apparaat gebruikelijke afschrijvingstermijn.

  • 4 Het werkelijke gebruik van het apparaat wordt vastgelegd in een controleerbare gebruiksadministratie.

  • 5 De kosten voor apparatuur als bedoeld in artikel 1.1.1, onder i, onderdeel ii, worden berekend door middel van lineaire afschrijving van het apparaat.

  • 6 De lineaire afschrijving als bedoeld in het vijfde lid wordt bepaald aan de hand van de historische aanschafprijs minus de restwaarde van het apparaat gedeeld door de voor het apparaat gebruikelijke afschrijvingstermijn.

  • 7 De kosten van materialen worden berekend op basis van historische aanschafprijzen.

  • 8 De kosten van vergoedingen voor vrijwilligers zijn subsidiabel voor zover:

    • a.

      deze aan de vrijwilliger zijn uitbetaald;

    • b.

      het aantal gewerkte uren in de administratie met bijhorende vergoeding per vrijwilliger zijn vastgelegd;

    • c.

      de hoogte van de vergoeding bedraagt maximaal het bedrag per uur, per maand en per jaar als door de Belastingdienst voor dat jaar is vastgesteld.

Artikel 1.3.10 Integrale kostensystematiek

  • 1 De kosten bij de integrale kostensystematiek zijn:

    • a.

      een tarief voor de directe en indirecte kosten van de voor de uitvoering van de activiteiten ingezette kostendragers;

    • b.

      kosten van derden.

  • 2 De kosten per kostendrager als bedoeld in het eerste lid, onder a, worden berekend in een tarief per eenheid van deze kostendrager.

  • 3 Het tarief als bedoeld in het tweede lid wordt gebaseerd op een positief besluit van het Tarieventeam van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland ten aanzien van de Eigen verklaring integrale kostensystematiek en het rapport van bevindingen van de accountant.

  • 4 De kosten worden berekend door het aantal eenheden van de kostendragers te vermenigvuldigen met het berekende tarief, vermeerderd met de aan derden betaalde kosten voor zover deze geen deel uitmaken van dat tarief.

Artikel 1.3.11 Hoogte van de subsidie

  • 1 Indien bij de beoordeling van de subsidieaanvraag blijkt dat door de subsidie van de provincie er een overschot op de begroting ontstaat, wordt de subsidie verminderd met het bedrag dat gelijk staat aan het positief resultaat op de begroting.

  • 2 Als subsidie wordt berekend op basis van een vast bedrag per eenheid, is het eerste lid niet van toepassing.

Paragraaf 1.4 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 1.4.1 Administratieplicht

De subsidieontvanger is verplicht alle op de activiteit betrekking hebbende bewijsstukken gedurende ten minste vijf jaren na vaststelling van de subsidie te bewaren.

Artikel 1.4.2 Administratie bij subsidies vanaf € 125.000

  • 1 De subsidieontvanger is verplicht bij subsidieverstrekking vanaf € 125.000 een administratie te voeren die te allen tijde de informatie bevat die nodig is voor het afleggen van rekening en verantwoording omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden kosten en inkomsten.

  • 2 Het voeren van een administratie als bedoeld in het eerste lid houdt in ieder geval in dat:

    • a.

      alle ontvangsten en kosten in de administratie zijn vastgelegd met onderliggende bewijsstukken;

    • b.

      bewijsstukken, als onderdeel van de administratie, aanwezig zijn ten name van de subsidieontvanger en dat daaruit de aard en hoeveelheid van de geleverde goederen en diensten blijkt, en

    • c.

      uit de urenregistratie blijkt dat de gedeclareerde mensuren daadwerkelijk zijn gemaakt en rechtstreeks toe te rekenen zijn aan het project waarvoor de subsidie is verleend.

  • 3 Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing wanneer een verklaring als bedoeld in artikel 26, tweede lid, van de AsG is voorgeschreven.

Artikel 1.4.3 Voortgangsrapportage

Als een subsidie boven € 25.000 niet binnen een jaar na de subsidieverlening wordt vastgesteld, kunnen Gedeputeerde Staten de subsidieontvanger, zolang de subsidie niet is vastgesteld, eenmaal per jaar verplichten om een voortgangsrapportage over te leggen.

Artikel 1.4.4 Meldingsplicht en aanleveren van bewijsstukken

  • 1 De subsidieontvanger is verplicht om de subsidieverstrekker onverwijld schriftelijk mee te delen als de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet, niet tijdig, niet geheel of gewijzigd zullen worden verricht, of dat niet, niet tijdig of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan.

  • 2 De subsidieontvanger is verplicht om op eerste verzoek van Gedeputeerde Staten door het overleggen van bewijsstukken aan te tonen dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

Artikel 1.4.5 Vervreemding van goederen en rechten

  • 1 De subsidieontvanger is gehouden, indien met subsidie verkregen goederen en rechten binnen vijf jaar na de subsidievaststelling worden vervreemd of anderszins aan derden ter beschikking worden gesteld, Gedeputeerde Staten hiervan in kennis te stellen en de verstrekte subsidie terug te betalen, tenzij anders bepaald.

  • 2 Gedeputeerde Staten stellen het bedrag van de terug te betalen subsidie vast binnen dertien weken nadat zij kennis hebben gekregen van de omstandigheid bedoeld in het vorige lid.

  • 3 Gedeputeerde Staten kunnen ontheffing verlenen van de verplichting de subsidie terug te betalen.

Artikel 1.4.6 Vermogensvorming

  • 1 De hoogte van de vergoeding voor vermogensvorming als bedoeld in artikel 4:41 van de Algemene wet bestuursrecht is het gedeelte van de waarde van het vermogen van de subsidieontvanger, dat evenredig is aan het gedeelte van zijn totale opbrengsten dat gedurende de laatste tien jaar door de subsidie is gevormd.

  • 2 Bij de bepaling van de waarde van het vermogen wordt uitgegaan van de waarde van de vermogensbestanddelen op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt, met dien verstande dat bij verlies of beschadiging van goederen wordt uitgegaan van het bedrag dat als schadevergoeding door de subsidieontvanger is ontvangen.

  • 3 De waarde van onroerende goederen wordt bepaald op basis van hun waarde in het economisch verkeer, die van de roerende goederen op basis van hun boekwaarde. De geldmiddelen, waaronder begrepen banksaldi, worden gewaardeerd op hun nominale waarde.

  • 4 De waarde van onroerende goederen wordt voor rekening van de provincie vastgesteld door een of meer onafhankelijke deskundigen die daartoe door Gedeputeerde Staten in overeenstemming met de subsidieontvanger worden aangewezen.

  • 5 Indien minder dan tien achtereenvolgende jaren subsidie is verstrekt, wordt de vergoeding berekend op basis van het aantal jaren gedurende welke subsidie is verstrekt.

  • 6 Gedeputeerde Staten kunnen op verzoek van subsidieontvanger beslissen dat geen vergoeding verschuldigd is indien:

    • a.

      de activiteiten door een ander worden overgenomen;

    • b.

      de realisatie van de doelstelling niet in gevaar komt; en

    • c.

      de activa en passiva tegen boekwaarde, bepaald op grond van historische kostprijs, worden overgenomen door de rechtsopvolger.

Artikel 1.4.7 In stand houden resultaten

De subsidieontvanger houdt gedurende ten minste vijf jaren na vaststelling van de subsidie, of zolang als in de beschikking tot verlening van de subsidie is bepaald, de resultaten van de activiteiten in stand, tenzij de aard van de activiteiten zich daartegen verzet.

Artikel 1.4.8. Medewerking aan evaluatie

  • 1. De subsidieontvanger werkt mee aan een door of namens Gedeputeerde Staten ingesteld onderzoek, erop gericht de doeltreffendheid en de effecten van de subsidieverstrekking krachtens deze regels te evalueren.

  • 2. Voor zover deze niet bij deze regels zijn gesteld, kunnen Gedeputeerde Staten aan het besluit tot subsidieverlening of, als zodanig besluit niet is gegeven, aan het besluit tot subsidievaststelling voorschriften verbinden over de inlichtingen, gegevens en bescheiden die door de subsidieontvanger moeten worden verstrekt.

Paragraaf 1.5 Vaststelling

Artikel 1.5.1 Vaststelling van subsidie tussen € 25.000 en € 125.000

  • 1 De subsidieontvanger van een subsidie tussen €25.000 en €125.000 geeft bij het verzoek om subsidievaststelling aan:

    • a.

      of de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend zijn verricht, voorzien van een korte toelichting;

    • b.

      of aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan;

  • 2 De subsidieontvanger geeft in de verklaring als bedoeld in artikel 26, tweede lid, van de AsG aan:

    • a.

      wat het totaal van de subsidiabele kosten is;

    • b.

      in voorkomend geval wat de stand van de egalisatiereserve is;

    • c.

      wat het totaal van de opbrengsten is, inclusief bijdragen van derden is, en

    • d.

      wat het totaal van de eigen bijdragen is.

Artikel 1.5.2 Vaststelling door middel van jaarrekening bij subsidies boven € 125.000

  • 1 Indien toepassing wordt gegeven aan artikel 27, tweede lid, van de AsG gaat de aanvraag om vaststelling van de subsidie, onverminderd artikel 27, eerste, derde en vierde lid van de AsG, vergezeld van:

    • a.

      de jaarrekening waarin de subsidie separaat wordt verantwoord;

    • b.

      het jaarverslag; en

    • c.

      de accountantsverklaring en het verslag van bevindingen die in ieder geval strekken tot de verantwoording van onderdeel a.

  • 2 Uit accountantsverklaring moet blijken dat het controleprotocol is toegepast.

  • 3 De aanvraag om vaststelling als bedoeld in het eerste lid wordt ingediend uiterlijk vier weken na het verschijnen van de jaarrekening van het jaar waarin de activiteiten zijn geëindigd.

Artikel 1.5.3 Vaststelling van subsidies bij bijzonder programma

  • 1 In afwijking van artikel 1.5.2 wordt de eindverantwoording van een subsidie op grond van artikel 12 van de AsG voorzien van een accountantsverklaring, waaruit blijkt dat het controleprotocol is toegepast.

  • 2 In afwijking van artikel 1.5.2 kunnen gemeenten, waterschappen en rechtspersonen die zijn ingesteld op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen de eindverantwoording als bijlage bij de jaarrekening opnemen onder de voorwaarden dat:

    • a.

      de verklaring van de accountant mede strekt tot de verantwoording in de bijlage;

    • b.

      de gehele jaarrekening en het jaarverslag worden meegezonden;

    • c.

      het verslag van bevindingen wordt bijgevoegd, waarin de accountant een verwijzing opgenomen heeft dat de controle is uitgevoerd met inachtneming van het controleprotocol; of

    • d.

      indien een dergelijk verslag niet door de accountant is afgegeven een mededeling van de accountant dat gecontroleerd is met inachtneming van het controleprotocol.

  • 3 Het tweede lid is niet van toepassing op subsidies tot € 125.000.

  • 4 De aanvraag om vaststelling als bedoeld in het eerste lid wordt ingediend uiterlijk 12 maanden nadat de activiteiten zijn uitgevoerd.

Paragraaf 1.6 Overige bepalingen

Artikel 1.6.1 Waarderingssubsidies

In afwijking van artikel 5, tweede lid, van de AsG kan waarderingssubsidie worden verstrekt aan natuurlijke personen.

Artikel 1.6.2 Cofinanciering EFRO

Indien subsidie wordt verstrekt als provinciale cofinanciering bij een subsidie op grond van de Uitvoeringswet EFRO, is in afwijking van artikelen 5, eerste lid, 7, 8, 9, eerste lid, 14, 17, tweede lid, 20, derde lid, 21, 29, 31 en paragraaf 7 van de AsG het bepaalde bij of krachtens de Uitvoeringswet EFRO van toepassing.

Hoofdstuk 2 Duurzame ruimtelijke ontwikkeling en waterbeheer

Paragraaf 2.1 Algemene bepalingen

Artikel 2.1.1 Begripsomschrijvingen

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • a.

    collectief: een groep natuurlijke personen die zich verenigd hebben in een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid die beoogt hun belangen in een CPO-woningbouwproject te behartigen;

  • b.

    CPO: Collectief Particulier Opdrachtgeverschap;

  • c.

    CPO-woningbouwproject: de realisatie door een collectief van minimaal 3 woningen waarin de leden van het collectief gaan wonen;

  • d.

    stedelijke herstructurering: planmatig fysiek ingrijpen om verouderde en verloederde gebieden zodanig te vernieuwen dat zij voldoen aan de huidige eisen op het gebied van wonen, werken, recreëren, mobiliteit, sociale veiligheid, verduurzaming of klimaatadaptie.

Paragraaf 2.2 Ontwikkeling forten (vervallen)

Paragraaf 2.3 Gebiedsontwikkeling (vervallen)

Paragraaf 2.4 Collectief Particulier Opdrachtgeverschap

Artikel 2.4.1 Subsidiabele activiteit

Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor:

  • a.

    procesbegeleiding voordat de aanvraag is ontvangen ten behoeve van het oprichten van een collectief en ten behoeve van het opstellen van de subsidieaanvraag;

  • b.

    het opstellen van een projectplan voor de realisatie van een CPO-woningbouwproject, waarin een conclusie over de haalbaarheid is opgenomen en waar in ieder geval uit blijkt dat het collectief een vrije keuze heeft in de opdrachtverlening aan externe partijen in het bouwproces en een doorslaggevende stem heeft in het ontwerp- en bouwproces van een CPO-woningbouwproject, met inbegrip van de procesbegeleiding; of

  • c.

    het opstellen van een programma van eisen, een voorlopig ontwerp, een definitief ontwerp en een bestek, voor het realiseren van een CPO-woningbouwproject, met inbegrip van de procesbegeleiding.

Artikel 2.4.2 Criteria

  • 1. Subsidie wordt slechts verstrekt indien:

    • a.

      een namens het college van burgemeester en wethouders van de betreffende gemeente afgegeven intentieverklaring waaruit blijkt dat door de gemeente wordt meegewerkt aan de realisering van het CPO-woningbouwproject op de betreffende locatie, en

    • b.

      de procesbegeleiding wordt uitgevoerd door een onafhankelijke begeleider met ervaring in procesbegeleiding.

  • 2. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, wordt subsidie als bedoeld in artikel 2.4.1, aanhef en onder a en b, slechts verstrekt indien de eigenaar van de grond waarop of het gebouw waarin het CPO-woningbouwproject wordt gerealiseerd, de intentie heeft deze respectievelijk dit aan de leden van het collectief te verkopen of te verhuren.

  • 3. Onverminderd het eerste lid wordt subsidie als bedoeld in artikel 2.4.1, aanhef en onder c, alleen verstrekt als:

    • a.

      er een projectplan is waarin een conclusie over de haalbaarheid van het CPO-woningbouwproject is opgenomen en waar in ieder geval uit blijkt dat het collectief een vrije keuze heeft in de opdrachtverlening aan externe partijen in het bouwproces en een doorslaggevende stem heeft in het ontwerp- en bouwproces van een CPO-woningbouwproject;

    • b.

      voor de individuele leden van het collectief een financieringstoets door een bank is uitgevoerd waaruit blijkt dat zij over voldoende financiële middelen beschikken voor de realisering van het CPO-woningbouwproject;

    • c.

      de gemiddelde stichtingskosten van de woningen binnen een CPO-woningbouwproject, indien sprake is van nieuwbouw, beneden de grens van de Nationale Hypotheekgarantie ligt;

    • d.

      de gemiddelde stichtingskosten van de woningen binnen een CPO-woningbouwproject, indien sprake is van bestaande bouw of sloop van bestaande bouw met vervolgens nieuwbouw, beneden de grens van de Nationale Hypotheekgarantie vermeerderd met €30.000 ligt; en

    • e.

      de eigenaar van de grond waarop of het gebouw waarin het CPO-woningbouwproject wordt gerealiseerd de intentie heeft deze respectievelijk dit aan de leden van het collectief te verkopen.

Artikel 2.4.3 Aanvrager

Subsidie wordt verstrekt aan een collectief.

Artikel 2.4.4 Aanvraag

  • 1. Onverminderd artikel 1.2.3 worden bij de aanvraag de volgende gegevens verstrekt:

    • a.

      een verklaring van het college van burgemeester en wethouders van de betreffende gemeente dat het geen bezwaar heeft tegen de realisering van het CPO-woningbouwproject op de betreffende locatie;

    • b.

      een verklaring van de eigenaar van de grond waarop of het gebouw waarin het CPO-woningbouwproject wordt gerealiseerd, waaruit blijkt dat hij de intentie heeft de grond of het gebouw te verkopen of te verhuren aan de leden van het collectief; en

    • c.

      een lijst van deelnemers aan het collectief;

    • d.

      een offerte voor procesbegeleiding.

  • 2. Onverminderd artikel 1.2.3 en het eerste lid worden bij de aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 2.4.1, aanhef en onder c, de volgende gegevens verstrekt:

    • a.

      een namens het college van burgemeester en wethouders van de betreffende gemeente afgegeven intentieverklaring waaruit blijkt dat door de gemeente wordt meegewerkt aan realisering van het CPO-woningbouwproject op de betreffende locatie;

    • b.

      een opgave van het aantal te realiseren woningen;

    • c.

      een overzicht waaruit blijkt dat de gemiddelde stichtingskosten van de woningen binnen een CPO-woningbouwproject, indien het nieuwbouw betreft, beneden de grens van de Nationale Hypotheekgarantie ligt;

    • d.

      een overzicht waaruit blijkt dat de gemiddelde stichtingskosten van de woningen binnen een CPO-woningbouwproject, indien sprake is van bestaande bouw of sloop van bestaande bouw met vervolgens nieuwbouw, beneden de grens van de Nationale Hypotheekgarantie vermeerderd met €30.000 ligt;

    • e.

      een verklaring van het collectief dat iedere deelnemer een toets heeft ingeleverd waaruit blijkt dat zij over voldoende financiële middelen beschikken voor de realisering van het CPO-woningbouwproject.

Artikel 2.4.5 Subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 1.3.5, onder a en b, zijn subsidiabel:

  • a.

    kosten die voordat de aanvraag is ontvangen worden gemaakt aan procesbegeleiding ten behoeve van het opstellen van de subsidieaanvraag; en

  • b.

    kosten die voordat de aanvraag is ontvangen worden gemaakt ten behoeve van de formele oprichting van een collectief.

Artikel 2.4.6 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie als bedoeld in artikel 2.4.1, aanhef en onder a en b, bedraagt:

    • a.

      €2.000,- voor procesbegeleiding ter voorbereiding van de aanvraag en de formele oprichting van een collectief.

    • b.

      €10.000 voor het opstellen van een projectplan voor de realisatie van een CPO- woningbouwproject, indien het nieuwbouw betreft;

    • c.

      €12.500 voor het opstellen van een projectplan voor de realisatie van een CPO- woningbouwproject, indien het bestaande bouw betreft of sloop van bestaande bouw met vervolgens nieuwbouw.

  • 2. De subsidie als bedoeld in artikel 2.4.1, aanhef en onder c, wordt verstrekt in de vorm van een renteloze lening, met een looptijd van maximaal twee jaar, voor een bedrag van maximaal 65% van de kosten en ten hoogste:

    • a.

      €7.500 per woning tot een maximum van €150.000 per CPO-woningbouwproject indien het nieuwbouw betreft;

    • b.

      €10.000 per woning tot een maximum van €200.000 per CPO-woningbouwproject indien het bestaande bouw betreft of sloop van bestaande bouw met vervolgens nieuwbouw.

Artikel 2.4.7 Verplichtingen

  • 1. Het projectplan als bedoeld in artikel 2.4.1, aanhef en onder b, dient binnen één jaar na het verlenen van de subsidie te zijn voltooid en na voltooiing binnen een maand aan de provincie te worden overlegd.

  • 2. Met betrekking tot de subsidie als bedoeld in artikel 2.4.1, aanhef en onder c, is de ontvanger verplicht:

    • a.

      binnen twee jaar na het verlenen van de subsidie, te starten met de bouw van het CPO-woningbouwproject en dit zo snel mogelijk te melden aan de provincie;

    • b.

      de lening af te lossen op het moment dat wordt gestart met de bouw van het CPO-woningbouwproject dan wel, indien niet tijdig wordt gestart met de bouw, uiterlijk twee jaar na het verlenen van de subsidie;

    • c.

      binnen drie jaar na het verlenen van de subsidie het CPO-woningbouwproject te hebben voltooid.

  • 3. Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag de in het eerste en tweede lid genoemde termijnen verlengen.

Artikel 2.4.8 Weigeringsgronden

De subsidie als bedoeld in artikel 2.4.1, aanhef en onder c, wordt geweigerd indien niet is gebleken dat de realisering van het CPO-woningbouwproject haalbaar is.

Artikel 2.4.9 Vaststelling

Na afloop van de in artikel 2.4.7, tweede lid, aanhef en onderdeel b, genoemde termijnen wordt de subsidie ambtshalve op nihil vastgesteld.

Paragraaf 2.5 Beleef de Waal [vervallen]

Paragraaf 2.6 Waalpleisterplaatsen [vervallen]

Paragraaf 2.7 Steengoed Benutten - Tijdelijke Stimulering Sociale woningmarkt

[vervallen]

Paragraaf 2.8 Steengoed benutten – Uitvoeringsgereed en realiseren

Artikel 2.8.1 Begripsomschrijvingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    project: gecombineerde aanpak en uitvoering van maatregelen binnen een exploitatiegebied, die leiden tot fysieke realisatie;

  • b.

    bebouwde kom: bestaand stedenbouwkundig geconcentreerd samenhangende structuur van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur. Bij interpretatieverschillen geldt als bebouwde kom, de bebouwingscontour van VROM uit 2005;

  • c.

    buitengebied: gebied buiten de bebouwde kom;

  • d.

    exploitatiegebied: op kaart aangegeven gebied waarbinnen het project wordt gerealiseerd;

  • e.

    herbestemmen: geven van een nieuwe functionele bestemming aan een gebouw of gebied die juridisch wordt vastgelegd in een bestemmings- of inpassingsplan;

  • f.

    herontwikkelen: het na sloop realiseren van nieuwbouw op dezelfde locatie al dan niet in combinatie met een herinrichting van de openbare ruimte;

  • g.

    gebouw: onder gebouw wordt tevens verstaan aaneengesloten gebouwen;

  • h.

    transformatie gebouw: ingrijpende kwalitatieve aanpassingen aan een gebouw naar de eisen van de tijd, noodzakelijk voor toekomstige gebruikers of doelgroepen of verlaging van de milieucategorie in het kader van het wegnemen van milieuhinder voor de woonomgeving;

  • i.

    sloop: afbreken, afvoeren van (bouw)materialen en eventueel saneren van de bodem ten behoeve van toekomstig gebruik;

  • j.

    aanloopstraten: straten met een groot aandeel in de routing naar een kernwinkelgebied;

  • k.

    kernwinkelgebied: een aaneengesloten gebied in de binnenstad of centrum, met een hoge concentratie aan winkels, horecazaken, culturele voorzieningen en commerciële dienstverlening;

  • l.

    transformatie gebied: door herontwikkeling gerealiseerde functiewijziging van grond, gebouwen en openbare ruimte binnen de bebouwde kom met als resultaat een andere functie;

  • m.

    bodemsanering: bodemsanering waarbij sprake is van een ernstige verontreiniging op basis waarvan een goedgekeurd functiegericht saneringsplan is opgesteld;

  • n.

    nominale waarde: waarden in een exploitatie op basis van prijspeil heden, waarbij geen rekening wordt gehouden met toekomstige kosten- of opbrengstenstijging en toekomstige rentewinsten of renteverliezen;

  • o.

    footprint: de totale vloeroppervlakte van de begane grond van een gebouw;

  • p.

    beeldbepalend gebouw: een gebouw, dat door een combinatie van architectonische kwaliteit en zijn plaats in de stedenbouwkundige structuur, een belangrijke bijdrage levert aan de kwaliteit van het stads- of dorpsbeeld, dan wel van het buitengebied;

  • q.

    beeldverstorend verpauperd gebouw: een gebouw dat door een combinatie van architectonische kwaliteit en zijn plaats in de stedenbouwkundige structuur, en zo mogelijk ook door de slechte staat van onderhoud als gevolg van leegstand, een negatieve bijdrage levert aan de kwaliteit van het stads-of dorpsbeeld, dan wel van het buitengebied;

  • r.

    exploitatietekort: negatief saldo op grond van de berekening van kosten en opbrengsten op basis van:

    • 1e.

      nominale waarden direct verband houdende met en noodzakelijk voor de ontwikkeling en realisatie van het project;

    • 2e.

      een BAR van maximaal 5%, en

    • 3e.

      een Winst/Risicovoorziening van maximaal 5%;

  • s.

    BAR: het in de vastgoedsector gehanteerde bruto aanvangsrendement waarmee de verhouding wordt weergegeven tussen huuropbrengsten in het eerste jaar en de stichtingskosten;

  • t.

    erkend aannemer: in het Register Kennis en Kunde van de Monumentenwacht Gelderland opgenomen bedrijf, of een bedrijf dat is aangesloten bij de landelijke Vakgroep Restauratie.

Artikel 2.8.2 Subsidiabele activiteiten

Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor:

  • a.

    een integrale gebiedsgerichte aanpak binnen de bebouwde kom, waarbij het gaat om herbestemming, transformatie of sloop van leegstaande of leegkomende gebouwen, gecombineerd met een aanpak van de openbare ruimte en passend in een actuele visie op de ontwikkeling van het gebied;

  • b.

    stedelijke herstructurering van woongebied binnen de bebouwde kom, waarbij sprake is van verduurzaming van woningen, energietransitie en kwalitatief ruimtelijke verbeteringen;

  • c.

    het herbestemmen, transformeren en herontwikkelen van beeldbepalende gebouwen of beeldverstorende verpauperde gebouwen binnen de bebouwde kom, met een grote invloed op de omgeving;

  • d.

    slopen van panden die niet meer zinvol kunnen worden herbestemd of getransformeerd gevolgd door herbestemming van de vrijgekomen ruimte en herinvulling voor klimaat-adaptieve maatregelen en ruimtelijk kwalitatieve verbeteringen;

  • e.

    het verplaatsen van niet aan het buitengebied verbonden functies in het buitengebied naar de bebouwde kom waarbij het gaat om functies die binnenstedelijk zijn te accommoderen waarmee leegstand wordt weggenomen.

  • f.

    het herbestemmen, transformeren en herontwikkelen van beeldbepalende gebouwen of beeldverstorende verpauperde gebouwen in het buitengebied, met een grote invloed op de omgeving en waarbij de nieuwe bestemming leidt tot het vergroten van de leefbaarheid en vitaliteit van het platteland.

Artikel 2.8.3 Criteria

  • 1 Subsidie wordt slechts verstrekt indien:

    • a.

      er sprake is van een exploitatietekort;

    • b.

      de activiteiten leiden tot een ruimtelijke kwaliteitsimpuls van de bebouwde omgeving, met maatschappelijke meerwaarde ten bate van duurzame leefbaarheid;

    • c.

      de activiteiten passen binnen de regionale programmering wonen, werken (bedrijventerreinen, kantoren) en detailhandel;

    • d.

      sprake is van een functiegericht programma met een duurzaam karakter, waarvoor marktvraag is, tenzij sprake is van sloop zonder ’terugbouw’;

    • e.

      de activiteiten bijdragen aan het voorkomen of het beperken van nieuwe structurele binnenstedelijke leegstand of ruimtelijk kwalitatieve problemen; en

    • f.

      er sprake is van een gebiedsgerichte aanpak en onderbouwd met een visie op aanpak van leegstand.

  • 2 Onverminderd het eerste lid wordt subsidie als bedoeld in artikel 2.8.2, aanhef en onder b, slechts verstrekt indien het gaat om minimaal 50 woningen.

  • 3 Onverminderd het eerste lid wordt subsidie als bedoeld in artikel 2.8.2, aanhef en onder c, slechts verstrekt indien het gaat om een gebouw dat minimaal 5 jaar leeg staat, een footprint heeft van minimaal 1000 m2 en een voorgevelbreedte heeft van minimaal 25 meter.

  • 4 Onverminderd het eerste lid wordt subsidie als bedoeld in artikel 2.8.2, aanhef en onder d, slechts verstrekt indien de aanvrager aantoont dat het project in twee jaar kan worden uitgevoerd.

  • 5 Onverminderd het eerste lid wordt subsidie als bedoeld in artikel 2.8.2, aanhef en onder e, slechts verstrekt indien na verplaatsing van de functie sprake is van verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied.

  • 6 Onverminderd het eerste lid wordt subsidie als bedoeld in artikel 2.8.2, aanhef en onder f, slechts verstrekt indien het gaat om een gebouw dat minimaal 5 jaar leeg staat en een footprint heeft van minimaal 2000 m2 en waarbij de aanpak gericht is op het wegnemen van een ruimtelijk kwalitatief probleem, milieu- of geluidshinder of van een onveilige situatie.

  • 7 Als de aanvraag betrekking heeft op subsidiabele activiteiten als bedoeld in artikel 2.8.2, onder b, geldt in afwijking van het eerste lid, onder f, slechts de eis dat er sprake is van een gebiedsgerichte aanpak.

  • 8 Gedeputeerde Staten kunnen ontheffing verlenen van de in het tweede, derde en zesde lid opgenomen aantallen woningen, afmetingen en perioden van leegstand.

Artikel 2.8.4 Aanvrager

Subsidie wordt verstrekt aan gemeenten.

Artikel 2.8.5 Vooroverleg

  • 1 Voordat een aanvraag kan worden ingediend, vindt er een vooroverleg plaats aan de hand van het door de provincie beschikbaar gestelde vooroverlegformulier.

  • 2 Het vooroverleg wordt gepland binnen 8 weken na ontvangst van het in het eerste lid bedoelde formulier en vindt plaats binnen 12 weken.

  • 3 Tijdens het vooroverleg wordt in ieder geval aan de orde gesteld:

    • a.

      het percentage aan BAR dat van toepassing zal zijn op het project als de aanvrager voornemens is dit te hanteren;

    • b.

      het percentage aan Winst/Risicovoorziening dat van toepassing zal zijn op het project als de aanvrager voornemens is om dit te hanteren;

    • c.

      de haalbaarheid van het project waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

    • d.

      de projectgerelateerde klimaatambities, en

    • e.

      welke informatie bij de aanvraag moet worden ingediend.

Artikel 2.8.6 Aanvraag

Onverminderd artikel 1.2.3 bevat de aanvraag:

  • a.

    een toelichting waarin de aanvrager aangeeft op welke wijze met het project een structurele duurzame verbetering wordt verwezenlijkt, dan wel structurele leegstand zal worden voorkomen dan wel aangepakt;

  • b.

    een opgave van de financiële bijdragen van de aan het project deelnemende partijen;

  • c.

    een onderbouwing van de manier waarop leegstand op vrijkomende locaties wordt voorkomen;

  • d.

    een realistische planning die aantoont dat de uitvoering van het project kan starten en binnen 3 jaar in een aaneengesloten bouwstroom kan worden gerealiseerd en opgeleverd;

  • e.

    een kaart waarop het exploitatiegebied is aangegeven;

  • f.

    grond- en opstalexploitaties, waarbij uitgegaan wordt van nominale waarden, inclusief verwachte en verleende subsidies, behorende bij het exploitatiegebied;

  • g.

    door onafhankelijke taxateurs opgestelde taxatierapporten van de gronden en opstallen die verband houden met de realisering van het project;

  • h.

    documenten waaruit de afspraken tussen de aan het project deelnemende partijen blijken ten aanzien van planning, uitvoering, financiën en regionale programmeringsafspraken;

  • i.

    informatie waaruit blijkt dat de staatssteun- en aanbestedingsregels niet worden overtreden; en

  • j.

    informatie die bij het vooroverleg is verzocht overeenkomstig het bepaalde in artikel 2.8.5.

Artikel 2.8.7 Hoogte van de subsidie

  • 1 De hoogte van de subsidie wordt bepaald op basis van het exploitatietekort. Wanneer sprake is van circulair hergebruik van bouwmateriaal wordt de subsidie met 5% verhoogd.

  • 2 Subsidie als bedoeld in artikel 2.8.2, aanhef en onder a, bedraagt niet meer dan de investeringen van de aan het project deelnemende partijen, met een maximum van € 500.000 per project.

  • 3 Subsidie als bedoeld in artikel 2.8.2, aanhef en onder b, bedraagt niet meer dan de investeringen van de aan het project deelnemende partijen, met een maximum van € 500.000 per project.

  • 4 Subsidie als bedoeld in artikel 2.8.2, aanhef en onder c, bedraagt niet meer dan de investeringen van de aan het project deelnemende partijen, met een maximum van € 200.000 per project.

  • 5 Subsidie als bedoeld in artikel 2.8.2, aanhef en onder d, bedraagt niet meer dan de investeringen van de aan het project deelnemende partijen, met een maximum van € 100.000 per project.

  • 6 Subsidie als bedoeld in artikel 2.8.2, aanhef en onder e, bedraagt ten hoogste 50% van de sloopkosten, inclusief saneringskosten, en ten hoogste 50% van de kosten van herinvulling onbebouwd met een maximum van € 200.000 per project.

  • 7 Subsidie als bedoeld in artikel 2.8.2, aanhef en onder f, bedraagt niet meer dan de investeringen van de aan het project deelnemende partijen, met een maximum van € 200.000 per project.

  • 8 In afwijking van artikel 1.3.5, onderdeel b, mogen bij de berekening van het exploitatietekort kosten van voor de datum waarop de aanvraag is ingediend worden meegenomen.

Artikel 2.8.8 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd als:

  • a.

    verlening ervan zou leiden tot lagere dan de actuele marktconforme prijzen van de grond en gebouwen in de omgeving van het project, of

  • b.

    een gemeente per exploitatiegebied voor meer dan één activiteit subsidie zou ontvangen.

Artikel 2.8.9 Niet-subsidiabele kosten

Onverminderd het bepaalde in artikel 1.3.5 wordt geen subsidie verstrekt voor:

  • a.

    kosten die worden gemaakt tot en met het definitief ontwerp;

  • b.

    kosten die gemaakt worden voor activiteiten die buiten het exploitatiegebied van het project vallen;

  • c.

    kosten voor kwalitatieve ingrepen in de openbare ruimte die uitstijgen boven hetgeen in de gemeente gangbaar is;

  • d.

    waardedaling van gronden of opstallen veroorzaakt door markt- of economische factoren;

  • e.

    verwervingen of inbrengwaarde van onroerende zaken die in de exploitatie van het project zijn opgenomen en met een hogere waarde dan de actuele getaxeerde marktwaarde op basis van het huidige gebruik of leegstand;

  • f.

    kosten van planschade; en

  • g.

    kosten van bovenwijkse voorzieningen.

Artikel 2.8.10 Verplichtingen

  • 1 Het project wordt binnen drie jaar na de datum van de verleningsbeschikking gerealiseerd, tenzij in deze paragraaf of in de verleningsbeschikking een andere termijn is opgenomen.

  • 2 Indien sprake is van monumentale gebouwen, dient voldaan te worden aan de provinciale Uitvoeringsvoorschriften ten behoeve van duurzame instandhouding cultuurhistorische waarden.

  • 3 Als sprake is van monumentale gebouwen, dienen eventuele werkzaamheden aan deze gebouwen te worden uitgevoerd door een erkend aannemer dan wel door een aannemer die voldoet aan de aan een erkend aannemer gestelde eisen.

Artikel 2.8.11 Vaststelling

In afwijking van artikel 26 van de AsG is artikel 27 van de AsG van toepassing op de vaststelling van de subsidie, met dien verstande dat voor subsidie tot € 125.000 in plaats van een accountantsverklaring kan worden volstaan met een verklaring als bedoeld in artikel 26, tweede lid, van de AsG.

Paragraaf 2.9 Gelderse Gebiedsopgaven

Artikel 2.9.1 Algemene bepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    deelnemer: rechtspersoon, niet zijnde de aanvrager, die bij de subsidiabele activiteit samenwerkt met de aanvrager anders dan in een opdrachtgever-opdrachtnemerrelatie;

  • b.

    doelen: de doelen per gebied als bedoeld in de Uitvoeringsstrategie Gebiedsopgaven (PS2016-384) en daarop door Provinciale Staten aangebrachte aanvullingen;

  • c.

    financiële bijdrage: al hetgeen een deelnemer op eigen titel en voor eigen rekening en risicovoornemens is uit te voeren;

  • d.

    Gebied: de Achterhoek, de Veluwe, het Stedelijk Netwerk Arnhem/Nijmegen, het Stedelijk Netwerk Ede-Wageningen: Food Valley, het Stedelijk netwerk Stedendriehoek: Cleantech en de Gelderse Corridor, zoals beschreven in de Uitvoeringstrategie Gebiedsopgaven (PS2016-384);

  • e.

    gebiedsbreed overleg: een gebiedsbreed maatschappelijk samenwerkingsverband dat actief is in het kader van de Gelderse Gebiedsopgaven;

  • f.

    uitgangspunten van de gebiedsopgaven: de 15 uitgangspunten als bedoeld in de Uitvoeringsstrategie Gebiedsopgaven (PS2016-384);

  • g.

    uitvoeringsagenda: een document van het gebiedsbreed overleg dat op gebiedsniveau invulling geeft aan de doelen.

Artikel 2.9.2 Voorstel van gebiedsbreed overleg

  • 1 Een gebiedsbreed overleg verstrekt periodiek aan Gedeputeerde Staten een schriftelijk voorstel met initiatieven afkomstig uit het gebied die kunnen bijdragen aan het bereiken van de doelen.

  • 2 Het voorstel bevat ten aanzien van elk aangemeld initiatief:

    • a.

      een omschrijving van het initiatief en door de initiatiefnemer aan het gebiedsbrede overleg overgelegde informatie;

    • b.

      de datum van aanmelding van het initiatief;

    • c.

      gegevens van de initiatiefnemer;

    • d.

      een beschrijving van de wijze waarop het gebiedsbrede overleg het initiatief heeft besproken, inclusief de daarbij behorende verslagen;

    • e.

      een gemotiveerde beoordeling van het initiatief;

    • f.

      een gemotiveerde beoordeling van de uitvoerbaarheid van het initiatief, inclusief de planning voor de uitvoering daarvan,

  • 3 Het gebiedsbrede overleg zorgt ervoor dat initiatieven gedurende het gehele jaar kunnen worden aangemeld.

Artikel 2.9.3 Lijst met initiatieven

  • 1. Gedeputeerde staten stellen naar aanleiding van het voorstel als bedoeld in artikel 2.9.2, eerste lid, periodiek en voor ieder gebied een lijst van met initiatieven vast die:

    • a.

      in overeenstemming zijn met de uitgangspunten van de gebiedsopgaven, passen binnen de kerntaken ende uitvoeringsagenda; en

    • b.

      in aanmerking kunnen komen voor subsidie.

  • 2. Ter uitvoering van artikel 4 van de AsG bevat de lijst ten aanzien van elke activiteit het maximale bedrag waarvoor subsidie kan worden verstrekt.

  • 3. De lijst met initiatieven wordt bekend gemaakt in het Provinciaal Blad.

Artikel 2.9.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor het uitvoeren van activiteiten die zijn opgenomen op een lijst als bedoeld in artikel 2.9.3.

Artikel 2.9.5 Hoogte van de subsidie

De subsidie bedraagt ten hoogste 100% van de subsidiabele kosten met een minimum van € 25.000.

Artikel 2.9.6 Verplichting

De subsidieontvanger is verplicht om zijn kennis en bevindingen te delen op de in de aanvraag beschreven wijze, of in overeenstemming met de beschikking tot subsidieverlening indien Gedeputeerde Staten daarin een andere wijze van delen van kennis en bevindingen hebben bepaald of daarover aanvullende verplichtingen hebben opgelegd.

Artikel 2.9.7 Aanvraag

Onverminderd artikel 1.2.3 wordt bij de aanvraag, indien deze betrekking heeft op het verrichten van subsidiabele activiteiten, waaraan door deelnemers een financiële bijdrage wordt geleverd, een document ingediend dat is ondertekend door de aanvrager en de deelnemers waaruit ten minste blijkt:

  • a.

    de voorgenomen aanpak voor het verrichten van de activiteiten en de bijdragen hieraan door de deelnemers;

  • b.

    overeenkomstig de in artikel 2.9.6 opgenomen verplichting op welke wijze en onder welke voorwaarden aanvrager en de deelnemers hun kennis en bevindingen delen.

Artikel 2.9.8 Werking van het plafond

Indien voor activiteiten die zijn opgenomen in de lijst, het maximumbedrag waarvoor, op grond van enig artikel in deze Regels, subsidie kan worden verleend, niet van toepassing is verklaard, wordt het bedrag waarmee dit maximumbedrag wordt overschreden buiten beschouwing gelaten bij de beoordeling of het plafond voor deze activiteiten wordt overschreden.

Paragraaf 2.10 Ondersteuning bewonersinitiatieven op het gebied van sociale samenhang

Artikel 2.10.1 Subsidiabele activiteiten

Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor activiteiten van bewoners van wijken, dorpen of gemeenten die zich richten op een versterking van de samenhang binnen een bevolkingsgroep of tussen bevolkingsgroepen met inbegrip van de evaluatie daarvan.

Artikel 2.10.2 Criteria

Subsidie wordt slechts verstrekt indien:

  • a.

    het gemeentebestuur geen bezwaar heeft tegen de activiteiten;

  • b.

    de activiteiten aansluiten bij de kerntaken en de onderliggende plandoelen van de provincie;

  • c.

    de activiteiten niet al zijn of worden uitgevoerd op het moment waarop de aanvraag wordt ingediend;

  • d.

    uit de aanvraag blijkt op welke wijze de activiteiten worden geëvalueerd;

  • e.

    de activiteiten geen winstoogmerk hebben; en

  • f.

    de activiteiten met regelmaat worden georganiseerd.

Artikel 2.10.3 Aanvrager

  • 1. In afwijking van artikel 5, eerste lid, van de AsG kan subsidie worden verstrekt aan andere personen dan rechtspersonen.

  • 2. Subsidie wordt verstrekt aan rechtspersonen die blijkens hun doelstelling een bijdrage leveren aan de sociale samenhang of een samenwerkingsverband van ten minste vijf natuurlijke personen.

Artikel 2.10.4 Aanvraag

Onverminderd artikel 1.2.3 bevat de aanvraag:

  • a.

    indien deze wordt ingediend door een samenwerkingsverband van natuurlijke personen: een schriftelijk document waarin de samenwerking is beschreven en waarin in ieder geval de afspraken zijn vastgelegd over financiën, planning en verantwoordelijkheden;

  • b.

    een schriftelijke verklaring van het gemeentebestuur waaruit blijkt dat het gemeentebestuur geen bezwaar heeft tegen het initiatief.

  • c.

    een beschrijving waaruit blijkt wat het doel van de activiteiten is, wie de doelgroepen zijn en met welke frequentie die activiteiten worden georganiseerd.

Artikel 2.10.5 Hoogte van de subsidie

De subsidie bedraagt ten hoogste 75% van de kosten met een minimum van € 10.000 en een maximum van € 24.999.

Artikel 2.10.6 Niet-subsidiabele kosten

In aanvulling op artikel 1.3.5 zijn komen niet voor subsidie in aanmerking kosten voor:

  • a.

    Het beheer en onderhoud van onroerende goederen;

  • b.

    Aanpassingen die niet noodzakelijk zijn voor het realiseren van de activiteiten.

Artikel 2.10.6 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd als:

  • a.

    het aannemelijk is dat het initiatief zal leiden tot toekomstige lasten voor onderhoud of instandhouding waarvoor ten tijde van de subsidieverstrekking geen dekking bestaat;

  • b.

    het initiatief geheel of grotendeels gericht is op het organiseren van een dorps- of buurtfeest, optocht, braderie of barbecue of andere eenmalige of incidentele activiteiten;

  • c.

    het initiatief gericht is op individuele hulpverlening of de behartiging van een persoonlijk belang;

  • d.

    het initiatief zich in een onderzoeksfase bevindt; of

  • e.

    voor het initiatief subsidie is of kan worden verstrekt op grond van de paragrafen 4.2 of 4.12.

Artikel 2.10.8 Verplichtingen

  • 1. De subsidieontvanger is verplicht het initiatief te vermelden op de initiatievenkaart van de provincie via http://leefbaarheid.gelderland.nl en publiciteit te verzorgen over het initiatief op sociale media, waaronder in elk geval de website of de facebookpagina van de subsidieontvanger en de provincie.

  • 2. De uitvoering van het initiatief moet binnen twee jaar na de vaststelling van de subsidie zijn afgerond.

Paragraaf 2.11 Zoetwatervoorziening Hoge Zandgronden

Artikel 2.11.1 Begripsomschrijvingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    bestuursovereenkomst: de Bestuursovereenkomst Zoetwatervoorziening Hoge Zandgronden 2016 – 2021 regio Oost, zoals gepubliceerd in de Staatscourant op 16 december 2015;

  • b.

    initiatiefnemer: de partij die maatregelen uit het werkprogramma uitvoert;

  • c.

    investeringsvolume: het aan Zoetwater toe te rekenen investeringsvolume van het Regionale Bod “Aanbod Hoge Zandgronden” van 7 februari 2014, zoals bedoeld in de bestuursovereenkomst;

  • d.

    RBO: Regionaal Bestuurlijk Overleg Rijn-Oost;

  • e.

    Rijksbijdrage: de decentrale uitkering Deltafondsmiddelen voor Zoetwatervoorziening Hoge Zandgronden, zoals overeengekomen in de bestuursovereenkomst;

  • f.

    werkprogramma: het Werkprogramma Zoetwatervoorziening Hoge Zandgronden 2016 – 2021, “Wel goed water geven!”.

Artikel 2.11.2 Subsidiabele activiteit

Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor het uitvoeren van maatregelen conform bijlage 1 van het werkprogramma.

Artikel 2.11.3 Verplichting

De activiteit wordt uitgevoerd in de periode 2016-2021.

Artikel 2.11.4 Voorwaarde

  • 1. De subsidie wordt verleend onder de voorwaarde dat de Rijksbijdrage ter beschikking wordt gesteld.

  • 2. [vervallen]

Artikel 2.11.5 Niet-subsidiabele kosten

  • 1. In aanvulling op artikel 1.3.5 wordt geen subsidie verstrekt voor personeelskosten van de aanvrager.

  • 2. In afwijking van artikel 1.3.5, onderdelen b en f, kan subsidie worden verstrekt voor:

    • a.

      kosten die zijn gemaakt vanaf 1 januari 2016 en voordat de aanvraag is ontvangen;

    • b.

      legeskosten.

Artikel 2.11.6 Aanvrager

Subsidie wordt verstrekt aan:

  • a.

    Waterschap Rijn en IJssel;

  • b.

    Waterschap Vallei en Veluwe;

  • c.

    Gemeente Aalten;

  • d.

    Gemeente Apeldoorn;

  • e.

    Gemeente Barneveld;

  • f.

    Gemeente Bronckhorst;

  • g.

    Gemeente Doetinchem;

  • h.

    Gemeente Ede;

  • i.

    Gemeente Elburg;

  • j.

    Gemeente Harderwijk;

  • k.

    Gemeente Montferland;

  • l.

    Gemeente Nunspeet;

  • m.

    Gemeente Putten;

  • n.

    Gemeente Renswoude;

  • o.

    Gemeente Rhenen;

  • p.

    Gemeente Soest;

  • q.

    Gemeente Voorst;

  • r.

    Gemeente Winterswijk;

  • s.

    Gemeente Zutphen.

Artikel 2.11.7 Aanvraag

  • 1. Een aanvraag om subsidie kan worden ingediend tot 1 juli 2021.

  • 2. In afwijking van artikel 1.2.3 kunnen de bij de aanvraag verstrekte gegevens bestaan uit een verwijzing naar het werkprogramma.

  • 3. Er kunnen meerdere aanvragen om subsidie worden ingediend tot het maximum van de beschikbare subsidie voor die subsidieontvanger, mits per aanvraag de verhouding tussen subsidie en investeringsvolume, zoals bedoeld in artikel 2.11.8, eerste lid, niet wijzigt.

Artikel 2.11.8 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie bedraagt per subsidieontvanger ten hoogste:

    • a.

      Waterschap Rijn en IJssel €2.220.000, bij een investeringsvolume van €7.300.000;

    • b.

      Waterschap Vallei en Veluwe €880.000, bij een investeringsvolume van €2.900.000;

    • c.

      Gemeente Aalten €5.114, bij een investeringsvolume van €19.400;

    • d.

      Gemeente Apeldoorn €287.055, bij een investeringsvolume van €1.100.000;

    • e.

      Gemeente Barneveld €26.677, bij een investeringsvolume van €102.000;

    • f.

      Gemeente Bronckhorst €15.682, bij een investeringsvolume van €60.000;

    • g.

      Gemeente Doetinchem €94.776, bij een investeringsvolume van €363.000;

    • h.

      Gemeente Ede €89.406, bij een investeringsvolume van €342.500;

    • i.

      Gemeente Elburg €62.644, bij een investeringsvolume van €240.000;

    • j.

      Gemeente Harderwijk €52.246, bij een investeringsvolume van €200.000;

    • k.

      Gemeente Montferland €65.542, bij een investeringsvolume van €250.924;

    • l.

      Gemeente Nunspeet €26.080, bij een investeringsvolume van €100.000;

    • m.

      Gemeente Putten €104.407, bij een investeringsvolume van €400.000;

    • n.

      Gemeente Renswoude €9.461, bij een investeringsvolume van €40.000;

    • o.

      Gemeente Rhenen €25.313, bij een investeringsvolume van €96.800;

    • p.

      Gemeente Soest €15.682, bij een investeringsvolume van €60.000;

    • q.

      Gemeente Voorst €46.962, bij een investeringsvolume van €180.000;

    • r.

      Gemeente Winterswijk €87.446, bij een investeringsvolume van €335.000;

    • s.

      Gemeente Zutphen €29.404, bij een investeringsvolume van €112.500.

  • 2. De subsidie wordt jaarlijks conform de kasreeks voor de Rijksbijdrage bevoorschot.

  • 3. Indien de verdeling van de Rijksbijdrage in de bestuursovereenkomst of in het werkprogramma wordt aangepast, wordt de subsidie overeenkomstig aangepast.

Artikel 2.11.9 Verplichtingen

Artikel 1.4.1, eerste lid, is niet van toepassing.

Artikel 2.11.10 Vaststelling

  • 1. De subsidieontvanger dient tussen 1 januari en 1 april 2022 een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in.

  • 2. In afwijking van de artikelen 25 en 26 van de AsG is artikel 27 van de AsG van toepassing op de vaststelling van alle subsidies, met dien verstande dat voor subsidies tot €125.000 in plaats van een accountantsverklaring kan worden volstaan met een verklaring als bedoeld in artikel 26, tweede lid, van de AsG.

  • 3. Gedeputeerde Staten gaan niet eerder over tot een lagere vaststelling van de subsidie dan na advies van het RBO.

Paragraaf 2.12 Aanpassingen Gemeenschapsvoorziening

Artikel 2.12.1 Begripsomschrijvingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    gemeenschapsvoorziening: een bestaand gebouw of gedeelte van een bestaand gebouw dat voldoet aan de volgende criteria:

    • 1e.

      er vinden verschillende activiteiten voor gebruikers plaats op ten minste drie van de volgende terreinen: zorg, welzijn, cultuur, educatie en sport;

    • 2e.

      het gebouw is bestemd voor brede en meerdere gebruikersgroepen;

    • 3e.

      de gebruikers zijn als vrijwilliger actief betrokken bij de activiteiten in de gemeenschapsvoorziening;

    • 4e.

      de gebruikers die op structurele basis gebruikmaken van de gemeenschapsvoorziening zijn in meerderheid non-profitorganisaties; en

    • 5e.

      het gebouw staat ten minste zes dagen per week, inclusief de avonden, ter beschikking van de gebruikers.

  • b.

    gekwalificeerde adviseur: een adviseur in het bezit van een geldig Fedec-, EPA-U-, BREEAM- of GPR-certificaat, dan wel een daarmee vergelijkbaar certificaat.

Artikel 2.12.2 Subsidiabele activiteiten

Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor:

  • a.

    het verbeteren van de toegankelijkheid van een gemeenschapsvoorziening voor mensen met een handicap of een chronische ziekte;

  • b.

    het realiseren van maatregelen die een energiebesparend of –opwekkend effect hebben, of

  • c.

    het aanpassen van een gemeenschapsvoorziening, indien die aanpassing noodzakelijk is voor het kunnen uitvoeren van nieuwe activiteiten.

Artikel 2.12.3 Criteria

Subsidie als bedoeld in artikel 2.12.2, onder b, wordt slechts verstrekt indien er een energiescan is uitgevoerd.

Artikel 2.12.4 Aanvrager

Subsidie wordt verstrekt aan een privaatrechtelijke rechtspersoon die blijkens zijn statuten of akte van oprichting of blijkens zijn feitelijke werkzaamheden tot taak heeft om een gemeenschapsvoorziening te beheren en om ondersteuning te bieden bij de programmatische invulling van de activiteiten binnen een gemeenschapsvoorziening.

Artikel 2.12.5 Aanvraag

Onverminderd artikel 1.2.3 worden bij de aanvraag in ieder geval de volgende gegevens verstrekt:

  • a.

    voor subsidie als bedoeld in artikel 2.12.2, onder a:

    • i

      een overzicht van de bouwkundige en technische maatregelen die genomen kunnen worden om toegankelijkheid voor mensen met een handicap of chronische ziekte  te bewerkstelligen;

    • ii

      de kosten van het uitvoeren van deze maatregelen.

  • b.

    voor subsidie als bedoeld in artikel 2.12.2, onder b, een energiescan bestaande uit:

    • i.

      een overzicht van de bouwkundige en technische maatregelen die genomen kunnen worden om energiebesparing of -opwekking te bewerkstelligen;

    • ii.

      een schatting van de kosten van de maatregelen;

    • iii.

      een verklaring dat de energiescan is uitgevoerd door een gekwalificeerde adviseur; en

    • iv.

      het effect van de uit te voeren maatregelen als bedoeld op de energierekening van de aanvrager.

  • c.

    voor subsidie als bedoeld in artikel 2.12.2, onder c:

    • i.

      een verklaring van het college van burgemeester en wethouders van de betreffende gemeente waaruit blijkt dat het geen bezwaar heeft tegen de voorgenomen aanpassingen, en

    • ii.

      indien er sprake is van uitbreiding van de gemeenschapsvoorziening: een verklaring, opgesteld door de eigenaar van het pand van waaruit de nieuwe activiteiten worden verplaatst naar de gemeenschapsvoorziening, die inzicht biedt in het resterende gebruik.

Artikel 2.12.6 Hoogte van de subsidie

  • 1. Subsidie als bedoeld in artikel 2.12.2, aanhef en onder a, bedraagt 50% van de subsidiabele kosten met een minimum van € 10.000 en een maximum van € 50.000.

  • 2. Subsidie als bedoeld in artikel 2.12.2, aanhef en onder b, bedraagt 50% van de subsidiabele kosten met een minimum van € 10.000 en een maximum van € 50.000.

  • 3. Subsidie als bedoeld in artikel 2.12.2, aanhef en onder c, bedraagt 50% van de subsidiabele kosten met een minimum van € 25.000 en een maximum van € 100.000.

Artikel 2.12.7 Subsidiabele kosten

  • 1. In afwijking van artikel 1.3.5, onder h, zijn de kosten voor het verbeteren van de toegankelijkheid als bedoeld in de Wet gelijke behandeling op grond van handicap en chronische zieken subsidiabel.

  • 2. Voor de subsidie als bedoeld in artikel 2.12.2, onder c, zijn niet subsidiabel de kosten voor:

    • a.

      advies over en aanschaf van goederen ten behoeve van de inrichting en stoffering; of

    • b.

      regulier beheer en onderhoud van de gemeenschapsvoorziening.

Artikel 2.12.8 Weigeringsgronden

Subsidie als bedoeld in artikel 2.12.2, onder c, wordt geweigerd indien voor de activiteit subsidie is of kan worden verstrekt op grond van de paragraaf 6.26.

Artikel 2.12.9 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. De subsidieontvanger is verplicht de subsidiabele activiteit binnen 12 maanden na de subsidieverlening uit te voeren en geheel af te ronden.

  • 2. De subsidieontvanger is verplicht na de realisatie van de subsidiabele activiteit een actuele lijst van doelgroepen en het activiteitenprogramma voor het eerstvolgende kalenderjaar te zenden aan Gedeputeerde Staten. Indien de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling moet indienen, maken de actuele lijst en het activiteitenprogramma daarvan onderdeel uit.

Paragraaf 2.13 Steengoed benutten – Procesondersteuning

Artikel 2.13.1 Algemene bepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    herbestemming: het geven van een nieuwe functionele bestemming aan een gebouw of een gebied die wordt vastgelegd in een bestemmingplan;

  • b.

    transformatie gebouw: ingrijpende kwalitatieve aanpassingen aan een gebouw naar de eisen van de tijd, noodzakelijk voor toekomstige gebruikers of doelgroepen;

  • c.

    transformatie gebied: functiewijziging van grond, gebouwen en openbare ruimte;

  • d.

    herontwikkeling: het na sloop realiseren van nieuwbouw op dezelfde locatie al dan niet in combinatie met een herinrichting van de openbare ruimte.

Artikel 2.13.2 Subsidiabele activiteiten

Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor:

  • a.

    het uitvoeren van een haalbaarheidsonderzoek naar de ruimtelijke en financiële haalbaarheid van een herbestemming, transformatie, stedelijke herstructurering of herontwikkeling van een gebouw of een gebied;

  • b.

    het opstellen van een plan van aanpak voor de realisatie van een herbestemming, transformatie, stedelijke herstructurering of herontwikkeling van een gebouw of een gebied, of

  • c.

    de procesbegeleiding of advisering in het kader van een herbestemming, transformatie, stedelijke herstructurering of herontwikkeling van een gebouw of een gebied.

Artikel 2.13.3 Criteria

Subsidie wordt slechts verstrekt indien de gemeente en de betrokken vastgoedeigenaren de intentie hebben om hun medewerking te verlenen aan de voorgenomen subsidiabele activiteiten.

Artikel 2.13.4 Aanvrager

Subsidie wordt verstrekt aan:

  • a.

    gemeenten;

  • b.

    openbare lichamen in de zin van de Wet gemeenschappelijke regelingen;

  • c.

    stichtingen, niet zijnde een collectief, als bedoeld in onderdeel b van artikel 2.1.1, of;

  • d.

    verenigingen, niet zijnde een collectief, als bedoeld in onderdeel b van artikel 2.1.1.

Artikel 2.13.5 Aanvraag

Onverminderd artikel 1.2.3 worden bij de aanvraag om subsidie in ieder geval de volgende gegevens verstrekt:

  • a.

    een beschrijving van de herbestemming, transformatie, stedelijke herstructurering of herontwikkeling in het kader waarvan de subsidiabele activiteiten worden uitgevoerd;

  • b.

    een onderbouwing op welke wijze en in welke mate de herbestemming, transformatie of herontwikkeling leegstand verkleint of voorkomt;

  • c.

    indien de aanvrager niet een gemeente is, een schriftelijke verklaring van het gemeentebestuur dat de gemeente medewerking verleent aan de voorgenomen subsidiabele activiteit;

  • d.

    indien de aanvrager niet de eigenaar is van het onder de herbestemming, transformatie of herontwikkeling vallende vastgoed: een schriftelijke verklaring van de eigenaar waaruit blijkt dat hij medewerking verleent aan voorgenomen subsidiabele activiteit;

  • e.

    offertes van de voor de subsidiabele activiteiten in te schakelen derden.

Artikel 2.13.6 Hoogte van de subsidie

De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten met een minimum van € 5.000 en een maximum van € 50.000.

Artikel 2.13.7 Subsidiabele kosten

Voor subsidie komen in aanmerking de kosten voor de inhuur van externe deskundigen.

Artikel 2.13.8 Verplichtingen

  • 1. De subsidieontvanger is verplicht:

    • a.

      de activiteiten als bedoeld in artikel 2.13.2, aanhef en onder a en b, binnen zes maanden na het verlenen van de subsidie te hebben voltooid, welke termijn op verzoek door Gedeputeerde Staten met maximaal zes maanden kan worden verlengd;

    • b.

      de activiteiten als bedoeld in artikel 2.13.2, aanhef en onder c, binnen 12 maanden na het verlenen van de subsidie te hebben voltooid, welke termijn op verzoek door Gedeputeerde Staten met maximaal twaalf maanden kan worden verlengd.

  • 2. De subsidieontvanger is verplicht de conclusies van het haalbaarheidsonderzoek, het plan van aanpak en een omschrijving van de procesbegeleiding of advisering en de resultaten daarvan te overleggen bij het verzoek tot vaststelling van de subsidie, of als een dergelijk verzoek niet vereist is, binnen een maand na afloop van de subsidiabele activiteit.

  • 3. De subsidieontvanger werkt mee, onder meer door het verschaffen van de daartoe benodigde inlichtingen, gegevens en bescheiden, aan onderzoek dat erop is gericht de doeltreffendheid en de effecten van de subsidieverstrekking op grond van deze paragraaf te evalueren.

  • 4. De subsidieontvanger is verplicht om de kennis en de ervaring die met de gesubsidieerde activiteit is opgedaan tot één jaar na afloop van de subsidiabele activiteit te delen via het Gelders Forum: http://forum.gelderland.nl/.

Paragraaf 2.14 Beleef Het Apeldoorns Kanaal

Artikel 2.14.1 Begripsbepaling

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

bestuurlijk overleg Apeldoorns Kanaal: het overleg bestaande uit bestuurders van het waterschap Vallei en Veluwe en de gemeenten Apeldoorn, Brummen, Epe, Hattem, Heerde en Rheden.

Artikel 2.14.2 Subsidiabele activiteiten

Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor activiteiten die de beleefbaarheid en de recreatieve functie van het Apeldoorns Kanaal versterken, en

  • a.

    die plaatsvinden in de openbare infrastructuur, of

  • b.

    die bijdragen aan de ontwikkeling van de toeristisch recreatief aanbod langs het kanaal.

Artikel 2.14.3 Criteria

Subsidie als bedoeld in artikel 2.14.1 wordt alleen verstrekt als:

  • a.

    de activiteit wordt uitgevoerd in of betrekking heeft op de onmiddellijke nabijheid van het Apeldoorns Kanaal;

  • b.

    het bestuurlijk overleg Apeldoorns Kanaal heeft verklaard de realisering van de activiteit waarvoor subsidie wordt gevraagd wenselijk te achten, en

  • c.

    de activiteit is opgenomen in categorie 1, 2 of 3 van de projectenlijst opgenomen in de Uitwerkingsagenda Apeldoorns Kanaal (PS2018-308, bijlage 7).

Artikel 2.14.4 Subsidiabele kosten

  • 1 Voor subsidie komen in aanmerking de kosten voor de fysieke uitvoering van de activiteiten.

  • 2 Voor subsidie komen niet in aanmerking de interne loonkosten van een gemeente of waterschap.

  • 3 Voor aanvragen die worden ingediend voor 1 april 2019, kan, in afwijking van artikel 1.3.5, onderdelen b en f, subsidie worden verstrekt voor kosten die zijn gemaakt vanaf 1 juli 2018.

Artikel 2.14.5 Aanvrager

  • 1 Subsidie als bedoeld onder artikel 2.14.1, aanhef en onder a, wordt verstrekt aan de deelnemers van het bestuurlijk overleg Apeldoorns Kanaal.

  • 2 Subsidie als bedoeld onder artikel 2.14.1, aanhef en onder b, kan worden verstrekt aan een rechtspersoon die de versterking van het toerisme en de recreatie van het Apeldoorns Kanaal als doel heeft.

Artikel 2.14.6 Aanvraag

Onverminderd artikel 1.2.3. wordt bij de aanvraag verstrekt:

  • a.

    een verklaring van het bestuurlijk overleg Apeldoorns Kanaal waaruit blijkt dat zij de uitvoering van de activiteit wenselijk achten, en

  • b.

    een GIS-kaart met daarop aangegeven de locatie van de activiteit.

Artikel 2.14.7 Hoogte van de subsidie

  • 1 De subsidie als bedoeld in artikel 2.14.2 bedraagt 50 % van de subsidiabele kosten.

  • 2 Subsidie als bedoeld onder artikel 2.14.2, aanhef en onder b, bedraagt ten hoogste € 80.000.

Hoofdstuk 3 Milieu, energie & klimaat

Paragraaf 3.1 Algemene bepalingen

Artikel 3.1.1 Begripsomschrijvingen

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • a.

    eigenaar-bewoner: een persoon die op grond van artikel 1 van boek 5 van het Burgerlijk Wetboek eigenaar is van een koopwoning en zelf deze koopwoning bewoont;

  • b.

    bodem en ondergrond: het vaste deel van de aarde met de zich daarin bevindende vloeibare en gasvormige bestanddelen en organismen en antropogene resten van eertijdse bewoning en grondgebruik, inclusief het grondwater;

  • c.

    bodem- en ondergrondaspecten: informatie over de karakteristieken van de bodem en ondergrond, de gebruiksmogelijkheden en de effecten van het mogelijke gebruik op andere functies van de bodem en ondergrond en de effecten van bovengronds ruimtegebruik op ondergrondse functies en omgekeerd;

  • d.

    bodemverontreinigingsgegevens: gegevens afkomstig uit een bodemonderzoeksrapport dat is opgesteld door een erkende persoon of instelling zoals bedoeld in artikel 9 van het Besluit Bodemkwaliteit;

  • e.

    energielabelsprong: een verbetering van het energielabel als bedoeld in het Besluit Energieprestatie Gebouwen

  • f.

    hernieuwbare energie: niet-fossiele energie zoals windenergie, zonne-energie, geothermische energie, golfenergie, getijdenenergie, waterkrachtinstallaties, biomassa, stortgas, rioolwaterzuiveringsgas en biogas;

  • g.

    lokaal duurzaam energiebedrijf: een onderneming die hernieuwbare energie produceert waarbij de afnemers zijn gevestigd binnen een straal van 30 kilometer ten opzichte van een productielocatie van de onderneming;

  • h.

    NOM-ready: de situatie waarin een woning direct verbeterd wordt en verantwoord voorbereid is op een NOM-renovatie door middel van latere ingrepen;

  • i.

    NOM-renovatie: een renovatie van een woning die als rechtstreeks gevolg heeft dat de ingaande en uitgaande energiestromen voor gebouw gebonden energie (ruimteverwarming, comfort-koeling, ventilatie, monitoring, regelingen en hulpenergie voor deze installaties) bij een normaal leefpatroon op jaarbasis gelijk zijn aan of lager zijn dan nul;

  • j.

    scan: onderzoek waar uit moet blijken of NOM-renovatie of een NOM-Ready aanpak voor een VvE een realistische optie is dan wel, indien op basis van de scan komt vast te staan dat dit niet het geval is, een advies over welke maatregelen en welke energielabelsprong haalbaar zijn en op welke wijze dit kan worden aangepakt;

  • k.

    terugverdientijd: de subsidiabele kosten gedeeld door de verwachte jaarlijkse besparing;

  • l.

    rd-waarde: het warmte-isolerend vermogen van een materiaallaag;

  • m.

    VvE: vereniging van eigenaars als bedoeld in artikel 5:124 van het Burgerlijk Wetboek.

Paragraaf 3.2 Energieloketten [vervallen]

Paragraaf 3.3 Lokale hernieuwbare energieprojecten en participatie door natuurlijke personen, rechtspersonen zonder winstoogmerk en VvE’s

Artikel 3.3.1 Subsidiabele activiteit

Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor de uitvoering van lokale hernieuwbare energieprojecten.

Artikel 3.3.2 Criteria

  • 1. Subsidie aan lokale duurzame energiebedrijven en rechtspersonen zonder winstoogmerk wordt slechts verstrekt indien:

    • a.

      minimaal 50 natuurlijke personen wonend op 50 verschillende adressen deelnemen door middel van een financiële bijdrage;

    • b.

      de financiële deelname van voornoemde personen gezamenlijk ten minste 25% van de kosten bedraagt;

    • c.

      de bijdrage per natuurlijk persoon minimaal €50 bedraagt; en

    • d.

      het lokale hernieuwbare energieproject een terugverdientijd heeft van minimaal vijf jaar.

  • 2. Subsidie aan VvE’s wordt slechts verstrekt indien:

    • a.

      de VvE bestaat uit ten minste 50 natuurlijke personen wonend op 50 verschillende adressen;

    • b.

      de financiële deelname van de VvE ten minste 25% van de kosten bedraagt;

    • c.

      het lokale hernieuwbare energieproject een terugverdientijd heeft van minimaal vijf jaar; en

    • d.

      het lokale hernieuwbare energieproject onderdeel vormt van (aard en nagelvast is verbonden met) het gebouw of groep van gebouwen van de VvE.

Artikel 3.3.3 Aanvrager

  • 1. Subsidie wordt verstrekt aan lokale duurzame energiebedrijven, rechtspersonen zonder winstoogmerk en VvE’s.

  • 2. Als VvE’s samenwerken bij het lokale hernieuwbare energieproject kan de aanvraag door een van de bij die samenwerking betrokken VvE’s mede namens de andere VvE’s worden ingediend

Artikel 3.3.4 Niet-subsidiabele kosten (nieuw)

  • 1. Geen subsidie wordt verstrekt voor verwerving van grond of gebouwen

  • 2. Geen subsidie wordt verstrekt voor exploitatiekosten of kosten voor ontmanteling of beëindiging van het lokale hernieuwbare energieproject

Artikel 3.3.5 Aanvraag

  • 1. Onverminderd artikel 1.2.3 wordt bij de aanvraag door een lokaal duurzaam energiebedrijf of een rechtspersoon zonder winstoogmerk een document verstrekt met een overzicht van NAW-gegevens van de deelnemende natuurlijke personen, de hoogte van het ingezette bedrag per natuurlijke persoon en een opgave van het project of de projecten waaraan de ingezette bedragen worden of zijn besteed.

  • 2. Onverminderd artikel 1.2.3 wordt bij de aanvraag door een VvE verstrekt:

    • a.

      een document met een overzicht van NAW-gegevens van haar leden en van de hoogte van het gezamenlijk via de VvE ingezette bedrag;

    • b.

      een besluit van de VvE tot financiële deelname met een bedrag dat ten minste 25% van de kosten van het lokale duurzame energieproject bedraagt;

    • c.

      als de aanvraag namens samenwerkende VvE’s wordt ingediend een verklaring van alle betrokken VvE’s of een kopie van de samenwerkingsovereenkomst waaruit de aard en de omvang van de samenwerking blijkt.

Artikel 3.3.6 Hoogte van de subsidie

  • 1 De subsidie bedraagt ten hoogste 20% van de subsidiabele kosten, met een minimum van €3.500 en een maximum van €100.000.

  • 2 Voor waterkrachtinstallaties bedraagt de subsidie ten hoogste 20% van de subsidiabele kosten, met een minimum van €3.500 en een maximum van €200.000.

Artikel 3.3.7 Verplichtingen

  • 1. Het lokale duurzame energiebedrijf of de rechtspersoon zonder winstoogmerk is verplicht om ervoor zorg te dragen dat de bijdragen van natuurlijke personen ten minste 5 jaar beschikbaar blijven voor de subsidiabele activiteit.

  • 2. De VvE is verplicht om ervoor zorg te dragen dat haar bijdrage ten minste 5 jaar beschikbaar blijft voor de subsidiabele activiteit.

Paragraaf 3.4 [vervallen]

Paragraaf 3.5 Stimulering energiebesparing bij bedrijven en instellingen

Artikel 3.5.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder bedrijfscollectief: een samenwerkingsverband van bedrijven of instellingen dat rechtspersoonlijkheid bezit en waarvan de doelgroep in ieder geval de aangesloten bedrijven en instellingen betreft.

Artikel 3.5.2 Subsidiabele activiteiten

Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor:

  • a.

    het uitvoeren van een plan van aanpak voor het werven voor, het coördineren en het evalueren van en het communiceren over energiescans bij bedrijven en instellingen, en

  • b.

    het begeleiden van bedrijven of instellingen bij het inventariseren van maatregelen met behulp van een energiescan met als minimale basis de erkende maatregelen als bedoeld in bijlage 10 bij de Activiteitenregeling milieubeheer, voor zover die zijn vastgesteld voor de betreffende branche, waarbij de inventarisatie inzicht moet bieden in de kosten en de terugverdientijd van de wettelijk verplichte maatregelen, alsmede een termijn voor realisatie van die maatregelen.

Artikel 3.5.3 Criteria

  • 1. Subsidie als bedoeld in artikel 3.5.2, onder a, wordt slechts verstrekt indien de Omgevingsdienst een positieve verklaring over het plan van aanpak heeft afgegeven.

  • 2. Subsidie als bedoeld in artikel 3.5.2, onder b, wordt slechts verstrekt indien de Omgevingsdienst een positieve verklaring over de begeleiding heeft afgegeven en er afstemming met de Omgevingsdienst heeft plaatsgevonden over de voorgenomen activiteiten in relatie tot eventuele toezichts- en handhavingsactiviteiten.

  • 3. Indien de activiteiten zich richten op het gebied van meerdere Omgevingsdiensten, kan volstaan worden met een verklaring van één van de Omgevingsdiensten

Artikel 3.5.4 Weigeringsgrond

Geen subsidie wordt verstrekt voor uitsluitend de activiteiten als bedoeld in artikel 3.5.2, onder a.

Artikel 3.5.5 Subsidiabele kosten

  • 1. Voor subsidie komen in aanmerking de kosten voor de inhuur van externe deskundigheid.

  • 2. Geen subsidie wordt verstrekt voor de ontwikkeling en aanschaf van energiebesparende maatregelen.

Artikel 3.5.6 Aanvrager

Subsidie wordt verstrekt aan een bedrijfscollectief.

Artikel 3.5.7 Hoogte van de subsidie

De subsidie bedraagt:

  • a.

    ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 24.000 voor activiteiten als bedoeld in artikel 3.5.2, onder a;

  • b.

    ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten per bedrijf of instelling met een maximum van € 1.000 en een totaal maximum van € 100.000 voor activiteiten als bedoeld in artikel 3.5.2, onder b.

Artikel 3.5.8 Aanvraag

  • 1. Onverminderd artikel 1.2.3 worden bij de aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 3.5.2, onder a, in elk geval de volgende gegevens verstrekt:

    • a.

      een plan van aanpak met daarin een communicatiestrategie, een rolverdeling van bij de subsidiabele activiteit betrokken partijen, een omschrijving van de doelgroep en een borging van de realisatie van minimaal de wettelijk vereiste maatregelen binnen een termijn van maximaal drie jaar;

    • b.

      een positieve verklaring van de de gemeente of de Omgevingsdienst over het plan van aanpak als bedoeld onder a.

  • 2. Onverminderd artikel 1.2.3 worden bij de aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 3.5.2, onder b, in elk geval een verklaring van de Omgevingsdienst verstrekt waaruit blijkt dat er afstemming heeft plaatsgevonden tussen de aanvrager en de Omgevingsdienst over de begeleiding in relatie tot artikel 2.15 van het Activiteitenbesluit milieubeheer.

Artikel 3.5.9 Vaststelling

  • 1. In de toelichting als bedoeld in artikel 1.5.1, onder a, wordt opgave gedaan van:

    • a.

      het aantal bedrijven en instellingen waar voorlichting aan is gegeven als bedoeld in artikel 3.5.2, onder a, het aantal bedrijven en instellingen waar een energiescan is uitgevoerd als bedoeld in artikel 3.5.2, onder b, en de wijze waarop die voorlichting heeft plaatsgevonden;

    • b.

      het aantal bedrijven en instellingen dat zich bereid heeft verklaard om binnen drie jaar na de energiescan de energiebesparende maatregelen uit te voeren met een terugverdientijd van maximaal vijf jaar en binnen een half jaar na de energiescan een plan van aanpak hebben opgesteld voor realisatie van deze maatregelen.

  • 2. De aanvraag om vaststelling bevat afschriften van de registratie of verklaringen van de bedrijven en instellingen als bedoeld in het eerste lid, onder b.

Paragraaf 3.6 Bodemverontreinigingsgegevens op orde

Artikel 3.6.1 Subsidiabele activiteiten

Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor:

  • a.

    het selecteren van bodemverontreinigingsgegevens en het invoeren daarvan in een digitaal bodeminformatiesysteem;

  • b.

    het uitwisselen van bodemverontreinigingsgegevens tussen het digitale bodeminformatiesysteem van de aanvrager en dat van de provincie.

Artikel 3.6.2 Criteria

Subsidie wordt slechts verstrekt indien bij het invoeren van de bodemverontreinigingsgegevens gebruik wordt gemaakt van het uitwisselingsformat SIKB0101 of een daarvoor in de plaats tredend uitwisselingsformat.

Artikel 3.6.3 Aanvrager

Subsidie kan worden verstrekt aan:

  • a.

    gemeenten;

  • b.

    openbare lichamen als bedoeld in artikel 8 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

Artikel 3.6.4 Hoogte van de subsidie

  • 1 De subsidie als bedoeld in artikel 3.6.1, onder a, bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten met een minimum van € 2.000 en een maximum van € 7.500.

  • 2 De subsidie als bedoeld in artikel 3.6.1, onder b, bedraagt 100% van de subsidiabele kosten met een minimum van € 2.000 en maximum van € 7.500.

  • 3 Een aanvrager kan tot en met het jaar 2019 maximaal € 15.000 subsidie ontvangen.

Artikel 3.6.5 Verplichtingen

De subsidieontvanger is verplicht de subsidiabele activiteit binnen 12 maanden na de subsidieverlening uit te voeren en geheel af te ronden.

Paragraaf 3.7 Ondergrond in beeld ten behoeve van ruimtelijke ontwikkeling

Artikel 3.7.1 Subsidiabele activiteiten

  • 1 Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor:

    • a.

      het opstellen van een rapport over bodem- en ondergrondaspecten in een gebied;

    • b.

      het organiseren van bijeenkomsten om de inhoud van het onder a bedoelde rapport te verspreiden.

  • 2 Subsidie als bedoeld in artikel het eerste lid, onderdeel b, wordt uitsluitend verstrekt indien ook subsidie als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a is verstrekt.

Artikel 3.7.2 Verplichtingen

De ontvanger van subsidie als bedoeld in artikel 3.7.1, eerste lid, onderdeel a, is verplicht het rapport openbaar te maken via internet.

Artikel 3.7.3 Subsidiabele kosten

  • 1 Voor subsidie als bedoeld in artikel 3.7.1, eerste lid, onderdeel a, komen in aanmerking de kosten voor:

    • a.

      externe adviseurs;

    • b.

      externe procesbegeleiding;

    • c.

      onderzoek naar bodem- en ondergrondaspecten in een bepaald gebied;

    • d.

      het analyseren en verwerken van onderzoeksgegevens en bestaande informatie.

  • 2 Voor subsidie als bedoeld in artikel 3.7.1, eerste lid, onderdeel b, komen in aanmerking de kosten voor:

    • a.

      zaalhuur en catering;

    • b.

      externe adviseurs;

    • c.

      externe procesbegeleiding.

  • 3 Voor subsidie als bedoeld in artikel 3.7.1, eerste lid, onderdeel a, komen niet in aanmerking de kosten van bodemonderzoek in het kader van de Wet bodembescherming en het Besluit bodemkwaliteit.

Artikel 3.7.4 Aanvrager

Subsidie kan worden verstrekt aan:

  • a.

    gemeenten;

  • b.

    openbare lichamen als bedoeld in artikel 8 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

Artikel 3.7.5 Hoogte van de subsidie

De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten met een minimum van € 2.000 en een maximum van € 25.000 per aanvraag.

Paragraaf 3.8 Omgevingsveiligheid

Artikel 3.8.1 Subsidiabele activiteiten

Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor activiteiten die voortvloeien uit Deelprogramma 4 Lokaal EV beleid van de Impuls Omgevingsveiligheid 2020, zoals vastgesteld door het Bestuurlijk Omgevingsberaad op 30 oktober 2019.

Artikel 3.8.2 Aanvrager

Subsidie wordt verstrekt aan openbare lichamen die zijn ingesteld op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen en die fungeren als omgevingsdiensten.

Artikel 3.8.3 Hoogte van de subsidie

De subsidie bedraagt ten hoogste:

  • a.

    voor de Omgevingsdienst Achterhoek: € 93.482;

  • b.

    voor de Omgevingsdienst Noord Veluwe: € 42.288;

  • c.

    voor de Omgevingsdienst Veluwe IJssel: € 48.990;

  • d.

    voor de Omgevingsdienst Regio Arnhem: € 85.457;

  • e.

    voor de Omgevingsdienst De Vallei: € 49.299;

  • f.

    voor de Omgevingsdienst Regio Nijmegen: € 52.606;

  • g.

    voor de Omgevingsdienst Rivierenland: € 68.877.

Artikel 3.8.4

In afwijking van de artikel 1.3.6 bedraagt de subsidie voor de directe loonkosten en de indirecte kosten maximaal een bedrag per uur dat overeenkomt met het door de Omgevingsdiensten bestuurlijk vastgestelde uurtarief.

Artikel 3.8.5

Onverminderd artikel 1.2.3 bevat de aanvraag een opgave van het bestuurlijk vastgestelde uurtarief als bedoeld in artikel 3.8.4.

Paragraaf 3.9 Ondersteuning van gemeenten ten behoeve van toezicht op energiebesparing

[vervallen]

Paragraaf 3.10 Energieloketten 2018

[vervallen]

Paragraaf 3.11 Voorfinanciering ontwikkelkosten

Artikel 3.11.1 Begripsbepalingen

  • 1. In deze paragraaf wordt verstaan onder:

    • a.

      duurzaam energiebedrijf: een onderneming voor de productie van hernieuwbare energie;

    • b.

      hernieuwbare energie: windenergie en zonne-energie;

    • c.

      windpark: een of meerdere windmolens die organisatorisch en ruimtelijk met elkaar samenhangen en die een totaal gezamenlijk vermogen hebben van ten minste 5 MW;

    • d.

      zonnepark: grondgebonden zonnepanelen die organisatorisch en ruimtelijk met elkaar samenhangen met een totaal vermogen van ten minste 1 MW.

  • 2. Artikel 3.1.1, aanhef en onder g, is niet van toepassing.

Artikel 3.11.2 Subsidiabele activiteit

Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor de inhuur van externe deskundigen ten behoeve van:

  • a.

    de ruimtelijke voorbereiding van een windpark of een zonnepark;

  • b.

    projectleiding;

  • c.

    marketing en communicatie, of

  • d.

    de technische voorbereiding van een windpark of een zonnepark.

Artikel 3.11.3 Criteria

  • 1. Subsidie wordt slechts verstrekt indien:

    • a.

      de realisatie van het windpark of het zonnepark niet in strijd is met het provinciale ruimtelijke beleid;

    • b.

      de realisatie van het windpark of het zonnepark naar verwachting gefinancierd kan worden;

    • c.

      het eigen vermogen van de aanvrager ten tijde van de aanvraag en in de fase van de exploitatie voor ten minste 50% opgebracht zal worden door natuurlijke personen of door rechtspersonen waaraan voor ten minste 50% van het eigen vermogen en ten minste 50% van de zeggenschap wordt deelgenomen door natuurlijke personen door lidmaatschap, aandelen of op andere wijze, waarbij één natuurlijke persoon ten hoogste 10% van het eigen vermogen opbrengt;

    • d.

      de natuurlijke personen of rechtspersonen als bedoeld onder c ten minste voor 50% zeggenschap zullen krijgen over de exploitatie;

    • e.

      de exploitatie van het windpark of het zonnepark naar verwachting een positief bedrijfseconomisch resultaat zal behalen binnen een termijn van drie jaren na het in gebruik nemen ervan;

    • f.

      de natuurlijke personen of rechtspersonen als bedoeld onder c ten minste voor 50% zullen delen in de winst;

    • g.

      de aanvrager in staat is om voldoende gekwalificeerde personen aan te trekken of in te zetten om de realisatie en de exploitatie van het windpark of het zonnepark te verzekeren;

    • h.

      de externe deskundigen geen bestuurder zijn van de aanvrager;

    • i.

      de externe deskundigen op basis van objectieve criteria zijn geselecteerd uit ten minste drie offertes, en

    • j.

      de externe deskundigen aantoonbaar ervaring hebben op het terrein waarop zij worden ingeschakeld.

  • 2. Over de criteria als bedoeld in het eerste lid, onderdelen b tot en met g en j, wordt voorafgaand aan een beslissing op een aanvraag advies gevraagd aan Oost NL, tenzij de aanvraag buiten behandeling wordt gelaten of de aanvraag moet worden afgewezen omdat niet wordt voldaan aan enig ander criterium voor het verstrekken van subsidie.

Artikel 3.11.4 Weigeringsgrond

Subsidie als bedoeld in artikel 3.11.2, onder d, wordt geweigerd indien de ruimtelijke inpassing van het windpark of het zonnepark niet mogelijk is.

Artikel 3.11.5 Aanvrager

  • 1. Subsidie wordt verstrekt aan duurzame energiebedrijven waarbij ten minste 50 natuurlijke personen zijn aangesloten door middel van lidmaatschap, aandelen of op andere wijze en die wonen op afzonderlijke adressen.

  • 2. In afwijking van het eerste lid kan subsidie worden verstrekt aan een onderneming die voor ten minste 50% in eigendom is van een duurzaam energiebedrijf als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 3.11.6 Subsidiabele kosten

  • 1. Subsidie als bedoeld in artikel 3.11.2, onderdeel a, wordt verstrekt voor de kosten van externen ten behoeve van:

    • a.

      het opstellen van aanvragen voor ruimtelijke planvorming;

    • b.

      het opstellen van een milieueffectrapport, en

    • c.

      het uitvoeren van onderzoeken die noodzakelijk zijn voor het aanvragen van een omgevingsvergunning

  • 2. Subsidie als bedoeld in artikel 3.11.2, onderdeel b, wordt verstrekt voor de kosten van externen ten behoeve van projectleiding.

  • 3. Subsidie als bedoeld in artikel 3.11.2, onderdeel c, wordt verstrekt voor de en kosten voor het opstellen en uitvoeren van een marketing- of communicatieplan gericht op het vergroten van het draagvlak voor en de deelname van particulieren aan het duurzame energiebedrijf.

  • 4. Subsidie als bedoeld in artikel 3.11.2, onderdeel d, wordt verstrekt voor de kosten van externen ten behoeve van:

    • a.

      het uitvoeren van onderzoek ten behoeve van de financiering van de realisatie van het zonnepark of het windpark. Hieronder worden in ieder geval begrepen een financieringsplan voor de bank, een windonderzoek en een aanvraag om SDE+-subsidie;

    • b.

      het opstellen en beoordelen van contracten voor de levering van turbines en panelen;

    • c.

      het voorbereiden en regelen van de netaanpassing, en

    • d.

      juridisch en financieel advies.

Artikel 3.11.7 Hoogte van de subsidie

  • 1. Subsidie als bedoeld in artikel 3.11.2, onder a, bedraagt ten hoogste 90% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 150.000.

  • 2. Subsidie als bedoeld in artikel 3.11.2, onder b, bedraagt ten hoogste 90% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 75.000.

  • 3. Subsidie als bedoeld in artikel 3.11.2, onder c, bedraagt ten hoogste 90% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 100.000.

  • 4. Subsidie als bedoeld in artikel 3.11.2, onder d, bedraagt ten hoogste 90% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 75.000.

  • 5. In afwijking van het eerste tot en met vierde lid bedraagt de subsidie maximaal het bedrag dat wordt berekend naar rato van het aandeel dat de natuurlijke personen gezamenlijk hebben in het vermogen van de aanvrager.

  • 6. De subsidie wordt verstrekt in de vorm van een geldlening met een looptijd van maximaal vijf jaar en een rente van 5%. De subsidieontvanger is verplicht de geldlening terug te betalen, vermeerderd met de rente.

  • 7. Als blijkt dat het windpark of het zonnepark niet kan worden gerealiseerd als gevolg van strijd met een goede ruimtelijke ordening, dan besluiten Gedeputeerde Staten op een daartoe strekkend verzoek van de subsidieontvanger tot het intrekken van de verplichting tot terugbetaling van de lening en de tot dat moment gecumuleerde rente.

  • 8. Een aanvraag om een besluit als bedoeld in het zevende lid gaat vergezeld van een onderbouwing waaruit blijkt dat het windpark of het zonnepark niet kan worden gerealiseerd als gevolg van strijd met een goede ruimtelijke ordening.

Artikel 3.11.8 Aanvraag

  • 1. Voor de onderdelen a en d van artikel 3.11.2 worden afzonderlijke aanvragen ingediend. De onderdelen b en c kunnen met een aanvraag voor onderdeel a of onderdeel d gecombineerd worden.

  • 2. Onverminderd artikel 1.2.3 worden bij de aanvraag in elk geval de volgende gegevens verstrekt:

    • a.

      een document waaruit blijkt dat de realisatie van het windpark of het zonnepark niet in strijd is met het provinciale ruimtelijke beleid;

    • b.

      een document waaruit blijkt dat de realisatie van het windpark of het zonnepark naar verwachting gefinancierd kan worden;

    • c.

      een document waarin is aangegeven hoe het eigen vermogen van de aanvrager is opgebouwd en in de fase van de exploitatie zal worden opgebouwd;

    • d.

      een document waaruit blijkt dat de natuurlijke personen als bedoeld in artikel 3.11.3, eerste lid onder c, ten minste voor 50% zeggenschap zullen hebben over de exploitatie;

    • e.

      een onderbouwde prognose van het bedrijfseconomische resultaat in de vijf jaren na het in gebruik nemen van het windpark of het zonnepark;

    • f.

      een document waaruit blijkt dat ten minste 50% van de winst van de aanvrager zal worden uitgekeerd aan natuurlijke personen of aan de rechtspersoon als bedoeld in artikel 3.11.3, eerste lid onder c;

    • g.

      een document waaruit blijkt dat de aanvrager in staat is om voldoende gekwalificeerde personen aan te trekken of in te zetten om de realisatie en de exploitatie van het windpark of het zonnepark te verzekeren;

    • h.

      een beschrijving van de wijze waarop de aanvrager vergroting van het draagvlak bij en participatie door natuurlijke personen realiseert;

    • i.

      de offertes van de externe deskundigen en een document waaruit blijkt hoe de offertes zijn beoordeeld;

    • j.

      de begroting van de aanvrager voor het lopende en het volgende jaar, en

    • k.

      een overzicht van de bij de aanvrager aangesloten natuurlijke personen en hun adresgegevens.

  • 3. Onverminderd het tweede lid wordt bij een aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 3.11.2, onder d, een document gevoegd waaruit blijkt dat ruimtelijke inpassing mogelijk is.

Artikel 3.11.9 Voorwaarde

De subsidie wordt verstrekt op voorwaarde dat de ontvanger meewerkt aan de totstandkoming van een privaatrechtelijke overeenkomst van geldlening als bedoeld in artikel 4:37 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 3.11.10 Communautair toetsingskader

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt voor zover dat in overeenstemming is met hoofdstuk I en artikel 22 van de AGVV.

Paragraaf 3.12 Procesondersteuning Wijk van de toekomst

Artikel 3.12.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    wijk: een geografische eenheid van tenminste 400 woningen;

  • b.

    integraal transitieplan: een in overleg met betrokken partijen tot stand gekomen plan met maatregelen gericht op het beperken van het fossiele energieverbruik in de wijk, waaronder in ieder geval bestaande gebouwen.

Artikel 3.12.2 Subsidiabele activiteit

  • 1. Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor opdrachtverlening aan een externe deskundige voor:

    • a.

      het ontwerpen, voorbereiden en in gang zetten van een proces gericht op het maken van een integraal transitieplan voor de verduurzaming van de wijk;

    • b.

      het uitvoeren van een proces gericht op het opstellen van een integraal transitieplan.

  • 2. Subsidie kan worden verstrekt voor een proces dat is gericht op een wijk of meerdere aaneengesloten wijken.

Artikel 3.12.3 Criteria

  • 1. Subsidie wordt slechts verstrekt indien:

    • a.

      de externe deskundige is geselecteerd uit ten minste drie offertes;

    • b.

      de externe deskundige aantoonbaar ervaring heeft op het terrein waarop hij wordt ingeschakeld.

  • 2. Gedeputeerde Staten kunnen ontheffing verlenen van het eerste lid, onder a ten aanzien van subsidie als bedoeld in artikel 3.12.2, eerste lid, onder b.

Artikel 3.12.4 Voorwaarden

Subsidie als bedoeld in artikel 3.12.2, eerste lid, onder b wordt slechts verstrekt als de aanvrager een document kan overleggen waaruit blijkt:

  • a.

    hoe het daar genoemde proces, zal worden ingericht en welke partijen hierbij zullen worden betrokken;

  • b.

    hoeveel energie er in de wijk wordt gebruikt voor het treffen van maatregelen en een inschatting van het energiegebruik nadat maatregelen getroffen zijn, en

  • c.

    dat er bereidheid is bij bewoners en andere betrokken partijen om deel te nemen aan het proces om te komen tot een transitieplan.

Artikel 3.12.5 Aanvrager

Subsidie wordt verstrekt aan een gemeente.

Artikel 3.12.6 Subsidiabele kosten

Voor subsidie komen in aanmerking de kosten van:

  • a.

    de externe deskundige, en

  • b.

    andere kosten die rechtstreeks verband houden met het proces met een maximum van 10% van de totale kosten.

Artikel 3.12.7 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie als bedoeld in artikel 3.12.2, eerste lid, onder a bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 10.000.

  • 2. De subsidie als bedoeld in artikel 3.12.2, eerste lid, onder b bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 50.000.

  • 3. In afwijking van het tweede lid bedraagt de subsidie als bedoeld in artikel 3.12.2, eerste lid, onder b ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 40.000 indien voor de betreffende wijk subsidie is verleend als bedoeld in artikel 3.12.2, eerste lid 1, onder a.

Artikel 3.12.8 Aanvraag

  • 1. Onverminderd artikel 1.2.3 worden bij de aanvraag de volgende gegevens overgelegd:

    • a.

      de offertes als bedoeld in artikel 3.12.3;

    • b.

      documenten waaruit blijkt dat de deskundige ervaring heeft op het terrein waarop hij wordt ingeschakeld, en

    • c.

      een aanduiding op kaart van de betreffende wijk of wijken.

  • 2. Onverminderd het eerste lid wordt bij de aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 3.12,2, eerste lid, onder b het document gevoegd als bedoeld in artikel 3.12.4.

Artikel 3.12.9 Verplichtingen

  • 1. De aanvrager brengt binnen zes weken na beëindiging van de activiteiten verslag uit aan Gedeputeerde Staten.

  • 2. Het verslag van de activiteiten als bedoeld in artikel 3.12.2, eerste lid, onder a bevat ten minste een beschrijving van:

    • a.

      de gevolgde aanpak;

    • b.

      de bereidheid van de betrokken partijen, met name de bewoners, om deel te nemen aan het proces tot verduurzaming van de wijk, en

    • c.

      de wijze waarop de externe deskundige het proces heeft begeleid.

  • 3. Het verslag over de activiteiten als bedoeld in artikel 3.12.2, eerste lid, onder b bevat ten minste een beschrijving van:

    • a.

      de gevolgde aanpak;

    • b.

      het verloop van het proces;

    • c.

      gemaakte afspraken;

    • d.

      de deelnemende partijen aan het proces en hun inbreng;

    • e.

      het netwerk in de wijk;

    • f.

      het draagvlak voor een transitie bij de betrokken partijen;

    • g.

      risico’s en de wijze waarop deze gemitigeerd kunnen worden, en

    • h.

      de wijze waarop is deelgenomen aan communities of practice.

Artikel 3.12.10

Indien de subsidie meer bedraagt dan € 24.999 wordt ten behoeve van de vaststelling van de subsidie het verslag als bedoeld in artikel 3.12.9, derde lid, aangemerkt als het inhoudelijk verslag als bedoeld in artikel 26, eerste lid, van de AsG.

Paragraaf 3.13 Procesondersteuning VvE’s

Artikel 3.13.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    VvE-beheerder: de onderneming die het financiële, administratieve, technische of bouwkundige beheer voor de VvE verzorgt;

  • b.

    Zeer Energiezuinig Pakket:

    • i.

      isolatie van dak, gevel, vloer, glas, kozijnen en deuren waarbij de maatregelen na uitvoering moeten voldoen aan de volgende isolatiewaarden:

      • 1e.

        dakisolatie minimale Rc-waarde 6,5 [m2K/W];

      • 2e.

        gevelisolatie minimale Rc-waarde 5,0 [m2K/W];

      • 3e.

        vloerisolatie minimale Rc-waarde 4,0 [m2K/W];

      • 4e.

        triple glas maximale U-waarde 0,7 [W/m2K];

      • 5e.

        isolerende kozijnen maximale U-waarde 1,5 [W/m2K];

      • 6e.

        isolerende deuren in de gevel maximale U-waarde 1,5 [W/m2K]; en

    • ii.

      een systeem voor CO2-gestuurde ventilatie of balansventilatie met warmteterugwinning,

Artikel 3.13.2 Subsidiabele activiteit

Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor de inhuur van een of meerdere externe deskundigen voor het begeleiden van een VvE of een bewonersvereniging bij het voorbereiden van een NOM- of NOM-ready renovatie of een Zeer Energiezuinig Pakket, waaronder:

  • a.

    het opstellen van een uitvraag door de VvE voor het ineens of in stappen naar NOM renoveren of verbeteren van een gebouw of uitvoering van een Zeer Energiezuinig Pakket;

  • b.

    het begeleiden van de VvE bij het beoordelen van offertes van bouw- en installatiebedrijven;

  • c.

    het begeleiden van de VvE bij de besluitvorming binnen de VvE over NOM- of NOM-ready renovatie of de uitvoering van een Zeer Energiezuinig Pakket;

  • d.

    het begeleiden van de VvE bij het verkrijgen van financiering voor NOM- of NOM-ready renovatie of de uitvoering van een Zeer Energiezuinig Pakket.

Artikel 3.13.3 Criteria

Subsidie wordt slechts verstrekt indien:

  • a.

    de externe deskundigen geen lid zijn van de aanvrager;

  • b.

    de externe deskundigen niet VvE-beheerder zijn voor de betreffende VvE van het gebouw;

  • c.

    de externe deskundigen zijn geselecteerd uit ten minste drie offertes;

  • d.

    de externe deskundigen aantoonbaar ervaring hebben op het terrein waarop zij worden ingeschakeld, en

  • e.

    de externe deskundigen nu en in het vervolg van het proces geen rol spelen als of in opdracht van aanbiedende of uitvoerende partijen.

Artikel 3.13.4 Voorwaarden

Subsidie wordt slechts verstrekt als de aanvrager een scan als bedoeld in paragraaf 3.4 of een vergelijkbaar onderzoek kan overleggen dat ten minste inzicht geeft in:

  • a.

    de haalbaarheid van een NOM-renovatie ineens of in stappen of de uitvoering van een Zeer Energiezuinig Pakket, waarbij de organisatorische en juridische bevindingen op basis van de splitsingsakte worden meegenomen;

  • b.

    een beschrijving van de voor een NOM-renovatie of voor de uitvoering van een Zeer Energiezuinig Pakket benodigde bouwkundige en technische maatregelen;

  • c.

    de energetische effecten door het uitvoeren van de onder b bedoelde maatregelen;

  • d.

    een indicatie van de kosten van de onder b bedoelde maatregelen;

  • e.

    het effect van de onder b bedoelde maatregelen op de financiële positie van de aanvrager, inclusief zijn liquiditeitspositie, en

  • f.

    een beschrijving van het proces dat nodig is om de onder b bedoelde maatregelen te treffen.

Artikel 3.13.5 Weigeringsgronden

  • 1. Subsidie wordt geweigerd als de aanvrager minder dan tien wooneenheden omvat of als aanvrager geen ondertekende samenwerkingsovereenkomst kan overleggen waaruit blijkt dat de samenwerkende VvE’s samen meer dan tien wooneenheden omvatten.

  • 2. Subsidie wordt geweigerd als de aanvrager of de in de samenwerking betrokken VvE’s niet is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel.

Artikel 3.13.6 Aanvrager

  • 1. Subsidie wordt verstrekt aan een VvE.

  • 2. Als VvE’s samenwerken bij het proces om te komen tot NOM, NOM-ready renovatie of het toepassen van een Zeer Energiezuinig Pakket kan de aanvraag door een van de bij die samenwerking betrokken VvE’s mede namens de andere VvE’s worden ingediend

Artikel 3.13.7 Subsidiabele kosten

Voor subsidie komen in aanmerking de kosten voor de inhuur van de externe deskundigen.

Artikel 3.13.8 Hoogte van de subsidie

De subsidie bedraagt ten hoogste 80% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 35.000.

Artikel 3.13.9 Aanvraag

Onverminderd artikel 1.2.3 worden bij de aanvraag de volgende gegevens overgelegd:

  • a.

    de scan of het onderzoek als bedoeld in artikel 3.13.4;

  • b.

    de offertes als bedoeld in artikel 3.13.3, aanhef en onder c;

  • c.

    documenten waaruit blijkt dat de deskundige ervaring heeft op het terrein waarop hij wordt ingeschakeld;

  • d.

    een verklaring waaruit blijkt dat de externe deskundige geen lid is van de aanvrager;

  • e.

    een verklaring waaruit blijkt dat de externe deskundige niet de VvE-beheerder is, en

  • f.

    een verklaring waaruit blijkt dat de externe deskundige nu en in het vervolg van het proces geen rol spelen als of in opdracht van aanbiedende of uitvoerende partijen;

  • g.

    als de aanvraag namens samenwerkende VvE’s wordt ingediend een verklaring van alle betrokken VvE’s of een kopie van de samenwerkingsovereenkomst waaruit de aard en de omvang van de samenwerking blijkt.

Paragraaf 3.14 [vervallen]

Paragraaf 3.15 [vervallen]

Paragraaf 3.16 Elektrische deelauto’s

Artikel 3.16.1 Begripsomschrijvingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

elektrische deelauto: een nieuwe, volledig elektrisch aangedreven personenauto die tegen betaling wordt gebruikt door derden.

Artikel 3.16.2 Subsidiabele activiteit

Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor de exploitatie van elektrische deelauto’s.

Artikel 3.16.3 Hoogte van de subsidie

De subsidie bedraagt € 5.000 per elektrische deelauto.

Artikel 3.16.4 Verplichtingen

  • 1. Binnen 8 maanden na verstrekking van de subsidie zijn de elektrische deelauto’s in gebruik.

  • 2. De elektrische deelauto’s zijn digitaal te reserveren, te traceren, te openen, te starten en te betalen.

  • 3. De elektrische deelauto’s worden op standplaatsen in Gelderland geplaatst.

  • 4. De elektrische deelauto’s worden na verstrekking van de subsidie gedurende een aaneengesloten periode van ten minste 48 maanden gebruikt als deelauto.

  • 5. De elektrische deelauto wordt gedurende de periode bedoeld in het vierde lid gebruikt door ten minste vijf verschillende bestuurders.

Artikel 3.16.5 Aanvraag

  • 1. Per kalenderjaar kan een aanvrager één aanvraag indienen.

  • 2. Per aanvraag wordt subsidie aangevraagd voor ten minste twee en ten hoogste tien elektrische deelauto’s.

Artikel 3.16.6 Weigeringsgrond

  • 1. Subsidie wordt niet verstrekt voor zover de koopovereenkomst of de leaseovereenkomst voor de elektrische deelauto is aangegaan vóór 1 mei 2019.

  • 2. Subsidie wordt niet verstrekt voor zover de aanvrager niet de eerste eigenaar is van de elektrische deelauto ingeval van koop of de eerste gebruiker in geval van lease.

Artikel 3.16.7 Vaststelling

In afwijking van artikel 26 van de AsG worden subsidies die meer bedragen van € 25.000 vastgesteld zonder voorafgaand verleningsbesluit.

Paragraaf 3.17 Energieloketten 2020

Artikel 3.17.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    actieve marktbenadering: een door de aanvrager geregisseerde planmatige aanpak waarin particuliere woningeigenaren in een wijk of een buurt, of bepaalde doelgroepen in een wijk, een buurt of in de gemeente, worden benaderd om energiebesparende maatregelen aan hun woningen te treffen of om hernieuwbare energie op te wekken;

  • b.

    conversie: het aantal mensen dat na een benadering daadwerkelijk tot het treffen van energiebesparingsmaatregelen of het opwekken van hernieuwbare energie overgaat;

  • c.

    digitaal: via e-mail en via een website;

  • d.

    energieloket: een informatiepunt gericht op het informeren van bewoners over energiebesparing en energiebesparende maatregelen aan en opwekking van hernieuwbare energie bij bestaande woningen en mogelijkheden om die maatregelen te financieren;

  • e.

    professionalisering: activiteiten gericht op het vergroten van de bekendheid, zichtbaarheid, toegankelijkheid en bereikbaarheid van het energieloket, het door ontwikkelen van een klantvolgsysteem en een monitoringsysteem en het opzetten of uitwerken van een businessmodel voor het energieloket;

  • f.

    social marketing: de toepassing van marketingconcepten en -technieken om positieve maatschappelijke of sociale veranderingen te bewerkstelligen;

  • g.

    wijken en buurten: wijken en buurten als bedoeld in de publicatie Kerncijfers wijken en buurten van het CBS.

Artikel 3.17.2 Subsidiabele activiteit

Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor het financieren van energieloketten.

Artikel 3.17.3 Criteria

Subsidie wordt alleen verstrekt als:

  • a.

    het energieloket gedurende geheel 2020 operationeel is;

  • b.

    het energieloket fysiek, digitaal en telefonisch bereikbaar is voor het verstrekken van informatie;

  • c.

    het energieloket gebruik maakt van een klantvolgsysteem en een monitoringssysteem;

  • d.

    de aanvrager met het energieloket afspraken heeft gemaakt over het uitvoeren van een actieve marktbenadering, en

  • e.

    professionalisering wordt doorgevoerd.

Artikel 3.17.4 Aanvrager

  • 1. Subsidie wordt verstrekt aan gemeenten

  • 2. Als gemeenten samenwerken bij het in stand houden van een gezamenlijk energieloket kan de aanvraag door een van de bij die samenwerking betrokken gemeenten mede namens de andere gemeenten worden ingediend

Artikel 3.17.5 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie bedraagt de som van het inwoneraantal op 1 januari 2019 vermenigvuldigd met een bedrag van € 0,50

  • 2. Het inwoneraantal wordt bepaald aan de hand van CBS-gegevens

  • 3. Kosten die in 2020 worden gemaakt, zijn subsidiabel

  • 4. Artikel 1.3.5, onder b, is niet van toepassing

Artikel 3.17.6 Aanvraag

Onverminderd artikel 1.2.3 worden bij de aanvraag in elk geval de volgende gegevens verstrekt:

  • a.

    een beknopte beschrijving van de visie van de gemeenten en het energieloket op de functie van het energieloket in relatie tot de opgave energietransitie in de gebouwde omgeving;

  • b.

    een beknopt plan van aanpak met een beschrijving van de activiteiten die het energieloket zal gaan uitvoeren. In het plan van aanpak is ten minste uitgewerkt een toelichting op de doelgroepen waarop het energieloket zich richt en wordt ingegaan op de wijze waarop marktpartijen actief worden benaderd en uitgenodigd om hun aanbod te presenteren;

  • c.

    een beschrijving van de social marketing indien deze wordt toegepast, alsmede een beschrijving van de wijze waarop marktpartijen bij de aanpak worden betrokken;

  • d.

    een beschrijving van de ontwikkeling en professionalisering van het energieloket. In deze beschrijving wordt ingegaan op wijze waarop de continuïteit van het energieloket wordt geborgd;

  • e.

    een beschrijving van de wijze waarop het energieloket fysiek, digitaal en telefonisch bereikbaar is;

  • f.

    het inwoneraantal op 1 januari 2019 aan de hand van CBS-gegevens;

  • g.

    als de aanvraag namens samenwerkende gemeenten wordt ingediend een verklaring van alle samenwerkende gemeenten of een kopie van de samenwerkingsovereenkomst waaruit de aard en de omvang van de samenwerking blijkt.

Artikel 3.17.7 Vaststelling

De subsidie wordt vastgesteld zonder dat een voorafgaande beschikking tot subsidieverlening wordt gegeven.

Artikel 3.17.8 Verplichtingen

  • 1. De subsidieontvanger is verplicht om in januari 2021 een rapportage te overleggen waarin een beschrijving wordt gegeven van:

    • a.

      de activiteiten van het energieloket in 2020;

    • b.

      de daarbij behaalde resultaten, en

    • c.

      de wijze waarop dit een bijdrage levert aan CO2-reductie van 55% in 2030

  • 2. Bij de beschrijving van de resultaten als bedoeld in het eerste lid, onder b, wordt gebruik gemaakt van de data uit het klantvolgsysteem en monitoringsysteem

Paragraaf 3.18 Ondersteuning van gemeenten ten behoeve van toezicht op energiebesparing 2020

Artikel 3.18.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    energieverbruikers: bedrijven die vallen onder de reikwijdte van artikel 2.15 van het Activiteitenbesluit milieubeheer;

  • b.

    Gelderse aanpak: een aanpak gericht op communicatie, stimulering van bedrijven via collectieve projecten en handhaving;

  • c.

    toezicht: toezicht op de naleving van artikel 2.15 van het Activiteitenbesluit milieubeheer.

Artikel 3.18.2 Subsidiabele activiteit

Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor het uitoefenen van toezicht in 2020.

Artikel 3.18.3 Criteria

  • 1. Subsidie wordt alleen verstrekt als:

    • a.

      de aanvrager de Gelderse aanpak volgt;

    • b.

      de aanvrager een overeenkomst heeft met de Omgevingsdienst over toezicht

  • 2. Subsidie wordt voorts alleen verstrekt als de aanvrager in 2020 bij ten minste 20% van het aantal energieverbruikers in de gemeente toezicht uitoefent

  • 3. Het aantal energieverbruikers in een gemeente wordt bepaald aan de hand van gegevens van de Gelderse omgevingsdiensten

Artikel 3.18.4 Aanvrager

Subsidie wordt verstrekt aan gemeenten.

Artikel 3.18.5 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie bedraagt € 400 per energieverbruiker waar in 2020 toezicht wordt uitgeoefend

  • 2. Artikel 1.3.5, onder b, is niet van toepassing

Artikel 3.18.6 Aanvraag

Onverminderd artikel 1.2.3 worden bij de aanvraag in elk geval de volgende gegevens verstrekt:

  • a.

    een plan waarin wordt beschreven op welke wijze gedurende de jaren 2018, 2019 en 2020 bij ten minste 20% van de energieverbruikers in de gemeente toezicht is of wordt uitgeoefend;

  • b.

    de overeenkomst als bedoeld in artikel 3.14.3, eerste lid, aanhef en onder b;

  • c.

    een opgave van het aantal energieverbruikers.

Artikel 3.18.7 Verplichtingen

Onverminderd artikel 1.4.3 is de aanvrager verplicht om uiterlijk in februari 2021 een rapportage te overleggen waaruit blijkt bij hoeveel bedrijven toezicht in 2020 is uitgeoefend

Hoofdstuk 4 Vitaal platteland, natuurbeheer en ontwikkeling natuurgebieden

Paragraaf 4.1 Algemene bepalingen

Artikel 4.1.1 Begripsomschrijvingen

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • a.

    agrarisch collectief: vereniging als bedoeld in artikel 3.1 van de Subsidieverordening Natuur- en Landschapsbeheer Gelderland 2016;

  • b.

    agrarisch natuurbeheer: natuurbeheer op landbouwgronden;

  • c.

    ambitiekaart: kaart behorende bij het vigerende Natuurbeheerplan Gelderland waarop de begrenzing is vastgelegd van bestaande en nieuwe natuur;

  • d.

    Beleidsnota Actieve Soortenbescherming: de Beleidsnota Actieve Soortenbescherming Gelderland zoals vastgesteld door Gedeputeerde Staten bij besluit van 6 januari 2015, inclusief de nadien aangebrachte wijzigingen;

  • e.

    duurzaam functioneren van de toplaag: handhaven of herstellen van het op lange termijn functioneren van de werking van het bodem en watersysteem in de bovenlaag van de bodem;

  • f.

    faunavoorziening: een voorziening die het dieren mogelijk maakt openbare infrastructuur veiliger over te steken;

  • g.

    functieverandering: het feitelijk en publiekrechtelijk wijzigen van het gebruik van grond van landbouw naar natuur en het vestigen van een kwalitatieve verplichting op die grond;

  • h.

    ganzenrustgebied: gebied bedoeld om overwinterende beschermde inheemse ganzen rust te bieden en welk gebied door Provinciale Staten als zodanig is vastgesteld;

  • i.

    gebouw: opstal alsmede het kadastrale perceel waarop deze opstal is gelegen;

  • j.

    gebruiksgerechtigde: een natuurlijk persoon of rechtspersoon die op grond van pacht of erfpacht zeggenschap heeft over het landbouwbedrijf;

  • k.

    gecertificeerde begunstigde: begunstigde die beschikt over of gebruik maakt van een certificaat als bedoeld in artikel 1.11 van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer Gelderland 2016;

  • l.

    GNN: Gelders natuurnetwerk zoals begrensd door Provinciale Staten bij vaststelling van de Omgevingsverordening provincie Gelderland bij besluit van 24 september 2014 dan wel de op basis van de Omgevingsverordening provincie Gelderland door Gedeputeerde Staten nadien gewijzigde begrenzing;

  • m.

    grondgebruiker: degene die gerechtigd is de grond, waarop het onderzoek wordt uitgevoerd, te gebruiken;

  • n.

    grondstrategieplan: een door Gedeputeerde Staten vastgesteld plan waarin is vastgelegd de wijze waarop ruiling , aan- en verkoop van gronden plaatsvindt ten behoeve van het bereiken van provinciale doelen in een bepaald gebied;

  • o.

    grote onderneming: onderneming waar minstens 250 personen werkzaam zijn en waarvan de jaaromzet 50 miljoen EUR of het jaarlijkse balanstotaal 43 miljoen EUR overschrijdt, zoals bepaald in artikel 2, bijlage I van Landbouw groepsvrijstellingsverordening;

  • p.

    hagen en heggen: opgaande lijnvormige elementen bestaande uit loofhoutsoorten, niet zijnde vlecht-, knip- of scheerheggen;

  • q.

    inrichting: de uitvoering van maatregelen die de fysieke kenmerken van het natuurterrein wijzigen;

  • r.

    knelpunt: een locatie waarvan door onderzoek is gebleken dat daar regelmatig dieren worden aangereden of verdrinken of waarbij het voor ter plaatse levende dieren onmogelijk is om openbare infrastructuur te passeren;

  • s.

    landbouwactiviteit: activiteit als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder b van de Verordening (EU) Nr. 1306/2013 van het Europees parlement en de Raad van 17 december 2013 (PbEU L347/549

  • t.

    landbouwbedrijf: een eenheid die grond, gebouwen en voorzieningen omvat die voor de primaire landbouwproductie worden gebruikt als bedoeld in artikel 2 onder 8 van de Landbouw groepsvrijstellingsverordening, Verordening (EU) Nr. 702/2014 van de Europese Commissie van 25 juni 2014 (Pb EU L 193), niet zijnde een glastuinbouwbedrijf;

  • u.

    landbouwbedrijfsgebouw: een gebouw met bijbehorende voorzieningen dat gebruikt wordt ten behoeve van de uitoefening van een landbouwbedrijf;

  • v.

    landschapselementen: groene opgaande elementen bestaande uit inheemse loofhoutsoorten;

  • w.

    leefgebied: gebied waarin alle fasen in de levenscyclus van een of meer prioritaire soorten zich kunnen afspelen;

  • x.

    leefgebied SNLG: een leefgebied als bedoeld in artikel 1.1 onder p van de Subsidieverordening Natuur- en Landschapsbeheer Gelderland 2016.

  • y.

    modernisering: vervanging van een bestaand landbouwbedrijfsgebouw of van bestaande voorzieningen op de nieuwe locatie door een nieuw, modern gebouw of nieuwe, moderne voorzieningen waarbij de betrokken productie, of technologie fundamenteel wordt gewijzigd;

  • z.

    Nationale Landschappen: Nationale Landschappen zoals aangewezen in de Uitwerking streekplan Gelderland 2005;

  • aa.

    Natura 2000-gebied: door het Rijk aangewezen Natura 2000-gebieden op basis van de Wet natuurbescherming;

  • bb.

    Natura 2000-doelstellingen: instandhoudings- en ontwikkeldoelstellingen van het betreffende Natura 2000-gebie;

  • cc.

    natura 2000-maatregelen: maatregelen voor herstel van de natuurkwaliteiten zoals beschreven in Natura 2000-beheerplannen of ontwerpbeheerplannen van door Gedeputeerde Staten vastgestelde Natura 2000-gebieden;

  • dd.

    natuur, groen of landschap: natuurlijk ingerichte of in te richten openbaar toegankelijke plekken of vanaf de openbare weg zichtbare plekken;

  • ee.

    natuurambitieterrein: terrein dat is opgenomen op de ambitiekaart, dat is aangeduid als N00.01 en waarvoor onder “indicatieve verhouding beheertypen” is aangegeven welke beheertypen op deze grond van toepassing zijn na functieverandering van landbouw naar natuur;

  • ff.

    natuurbeheerplan: een plan als bedoeld in artikel 1.3 van de Subsidieverordening Natuur- en Landschapsbeheer Gelderland 2016;

  • gg.

    natuurbeheertype: in bijlage 1 van de Subsidieverordening Natuur- en Landschapsbeheer Gelderland 2016 opgenomen soort natuur zoals nader beschreven in de Index Natuur en Landschap;

  • hh.

    natuurgebied: gebied bestaande uit meerdere natuurterreinen;

  • ii.

    natuurontwikkelplan: een door Gedeputeerde Staten vastgesteld plan waarin een gebied is aangewezen en voor subsidie in aanmerking kan komen voor het behoud van hoge actuele natuurwetenschappelijke, landschappelijke, cultuurhistorische of bosbouwkundige waarden;

  • jj.

    natuurterrein: grond die op de ambitiekaart is begrensd als bestaande of als nieuwe natuur als eenheid is weergegeven, of waarvoor een subsidie voor functieverandering als bedoeld in artikel 4.9.1 is verstrekt; 

  • kk.

    nieuwe natuur: op de ambitiekaart aangegeven nog niet ingerichte landbouwgronden of voormalige landbouwgronden aangeduid als N00.01 dan wel nog niet ingerichte natuurgronden aangeduid als N00.02, waar het natuurbeheertype of indicatieve verhouding natuurbeheertypen nog niet is gerealiseerd binnen het GNN;

  • ll.

    PAS-gebiedsanalyses: ecologische analyse van een stikstofgevoelig Natura 2000-gebied dat deel uitmaakt van de passende beoordeling van het PAS, waarin herstel- en andere maatregelen zijn opgenomen die achteruitgang van de kwaliteit van habitattypen en leefgebieden van soorten stopt of de kwaliteit verbetert;

  • mm.

    PAS-herstelmaatregel: gebiedspecifieke maatregel of activiteit, onderzoek of monitoring, opgenomen in een PAS-gebiedsanalyse en ter uitvoering van het PAS-programma of is opgenomen op de PAS-maatregelenkaarten.

  • nn.

    PAS-maatregelenkaarten: kaarten ten behoeve van de uitvoering van de PAS-herstelmaatregelen;

  • oo.

    prioritaire soorten: soorten als bedoeld in bijlage 3 bij deze regels;

  • pp.

    Programma-aanvraag: een aanvraag van een voor natuurbeheer gecertificeerd begunstigde voor meerdere, niet aaneengesloten natuurterreinen;

  • qq.

    marktwaarde: de waarde in het vrije economische verkeer;

  • rr.

    soortenbeschermingsmaatregelen: maatregelen gericht op behoud van een of meer prioritaire soorten of systeemherstel in de parels zoals opgenomen in de nota Actieve soortenbescherming Gelderland, vastgesteld door Gedeputeerde Staten d.d. 6 januari 2015;

  • ss.

    Biodiversiteitsplan: plan dat is gericht op het vergroten van de biodiversiteit en door een orgaan van de gemeente is vastgesteld.

  • tt.

    faunaschade: schade als bedoeld in artikel 6.1 van de Wet natuurbescherming;

  • uu.

    invasieve exoten: zonnebaars, Aziatische duizendknopen, reuzenbalsemien, reuzenberenklauw, Canadese guldenroede en late guldenroede;

  • vv.

    primaire landbouwproductie: de productie van in bijlage I bij het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie vermelde producten van de bodem en van de veehouderij die geen verdere bewerking hebben ondergaan die de aard van deze producten wijzigt

Paragraaf 4.2 Landschap en biodiversiteit

Artikel 4.2.1 Subsidiabele activiteit

Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor:

  • a.

    de aanleg, het herstel of het uitvoeren van achterstallig onderhoud van landschapselementen;

  • b.

    maatregelen die het voortplanten, opgroeien en foerageren van diersoorten mogelijk maken in een bestaand gebied of binnen migratieafstand van een gebied waar diersoorten voorkomen;

  • c.

    het opstellen van een biodiversiteitsplan;

  • d.

    de aanleg van openbaar toegankelijke onverharde paden;

  • e.

    de aanleg van kleinschalige recreatieve voorzieningen;

  • f.

    de aanleg van eenvoudige houten loopbruggetjes;

  • g.

    burgerparticipatie en het vergroten van de maatschappelijke betrokkenheid bij het landschap;

  • h.

    educatieve natuur- en landschapsvoorlichting gericht op jongeren;

  • i.

    investeringen in het behoud van kleine vanaf de openbare weg zichtbare cultuurhistorische objecten. 

Artikel 4.2.2 Criteria

Subsidie wordt alleen verstrekt als:

  • a.

    [vervallen]

  • b.

    de nieuw aan te leggen landschapselementen, als bedoeld in artikel 4.2.1, onderdeel a, niet zijnde struweelhagen en heggen, aan de volgende criteria voldoen:

    • 1e.

      de aan te leggen houtopstanden omvatten tenminste 10 are;

    • 2e.

      de aan te leggen rijbeplanting omvat tenminste 10 bomen;

    • 3e.

      de aan te leggen boomgaarden hoogstamboomgaarden zijn en tussen de 15 en 50 bomen omvatten.

  • c.

    het achterstallig onderhoud, als bedoeld in artikel 4.2.1, onderdeel a, gedurende vijf jaar voorafgaand aan de aanvraag niet is gesubsidieerd en aan de volgende landschapselementen plaatsvindt:

    • 1e.

      poelen alsmede wielen en kolken;

    • 2e.

      struweelhagen;

    • 3e.

      lanen van ten minste 50 jaar oud;

    • 4e.

      houtwallen in combinatie met het herstel van wallichamen, greppels, en het handhaven van enkele staande dode bomen;

    • 5e.

      hoogstambomen met een diameter van tenminste 20 centimeter op een hoogte van 1,50 meter van de grond en onderdeel zijn van een boomgaard van tenminste tien fruitbomen;

    • 6e.

      knotbomen met een diameter van tenminste 20 centimeter op een hoogte van 1,50 meter van de grond en geplaatst in een rij van tenminste 10 bomen;

    • 7e.

      steilranden;

  • d.

    de aanvrager maatregelen ter verbetering of realisering van een gebied, als bedoeld in artikel 4.2.1, onderdeel b, onderbouwt met een projectplan;

  • e.

    het uitvoeren van de maatregelen ter verbetering of realisatie van een leefgebied, als  bedoeld in artikel 4.2.1, onderdeel b, is gericht op een niet-prioritaire inheemse diersoort;

  • f.

    aan te leggen poelen, zijnde een maatregel ter verbetering of realisatie van een gebied, als bedoeld in artikel 4.2.1, onderdeel b:

    • 1e.

      een minimale omvang hebben van 3 are en gelegen zijn op een locatie met grondwatertrap 3 of natter;

    • 2e.

      gelegen zijn in gebieden waar de boomkikker, heikikker of kamsalamander voorkomt;

  • g.

    gras- en akkerranden, zijnde een maatregel ter verbetering of realisatie van een gebied, als bedoeld in artikel 4.2.1, onderdeel b, minimaal vier meter breed zijn.

  • h.

    het biodiversiteitsplan, als bedoeld in artikel 4.2.1, onderdeel c, in ieder geval de volgende onderwerpen beschrijft:

    • 1e.

      de in het gebied voorkomende planten en dieren;

    • 2e.

      de in het gebied gewenste planten en dieren;

    • 3e.

      het actief beschermen van de in het plan genoemde soorten;

    • 4e.

      natuurinclusief bouwen en vergunnen;

    • 5e.

      het inrichten en beheren van openbaar groen en bermen, en

    • 6e.

      het betrekken van inwoners bij biodiversiteit;

  • i.

    de aanleg van openbaar toegankelijke onverharde paden, als bedoeld in artikel 4.2.1, onderdeel d, aan de volgende voorwaarden voldoet:

    • 1e.

      het initiatief voor de aanleg van de paden afkomstig is vanuit de samenleving;

    • 2e.

      de aanleg van de paden de beleving van het landschap en de verdiencapaciteit van recreatie en toerisme vergroot;

    • 3e.

      de paden worden opgenomen in een wandelnetwerk.

  • j.

    de in artikel 4.2.1, onderdeel f bedoelde loopbruggetjes worden aangelegd in openbaar toegankelijke routes ter vervanging van oorspronkelijk aanwezige bruggen;

  • k.

    de investeringen als bedoeld in artikel 4.2.1, onderdeel i, van belang zijn voor de identiteit van het landschap en voor zover het wielen en kolken betreft, deze zijn aangewezen als identiteitsbepalend element in het gemeentelijk landschapsbeleid;

  • l.

    de kosten voor subsidiabele activiteiten voldoen aan de normen uit het Normenboek Natuur, Bos en Landschap, uitgegeven door Wageningen University & Research, mits hierin voor de betreffende subsidiabele activiteit een norm is opgenomen.  

Artikel 4.2.3 Niet-subsidiabele kosten

Voor subsidie komen niet in aanmerking kosten voor:

  • a.

    activiteiten als bedoeld in artikel 4.2.1, onderdeel a en b, binnen het Gelders Natuur Netwerk;

  • b.

    rapportage of verantwoording;

  • c.

    aankoop of verkoop van onroerende goederen en waardedaling van grond;

  • d.

    ambtelijke inzet;

  • e.

    vergoeding voor het beheer van gras- of akkerranden en opbrengstderving als bedoeld in artikel 4.2.1, onderdeel i, en

  • f.

    vergoeding voor het vellen en opruimen van bomen in bestaande lanen bij laanherstel. 

Artikel 4.2.4 Aanvrager

  • 1 Subsidie kan worden verstrekt aan:

    • a.

      gemeenten;

    • b.

      bos- of landgoedeigenaren;

    • c.

      stichtingen met als statutaire doelstelling educatieve natuur- en landschapsvoorlichting, voor zover het betreft de subsidie als bedoeld in artikel 4.2.1, onderdeel h.

  • 2 In afwijking van artikel 5, eerste lid, van de AsG kan subsidie ook worden verstrekt aan andere personen dan rechtspersonen.

  • 3 Subsidie voor het opstellen van een biodiversiteitsplan, als bedoeld in artikel 4.2.1, onderdeel c, wordt alleen verstrekt aan gemeenten.

Artikel 4.2.5 Hoogte van de subsidie

  • 1 De subsidie aan gemeenten bedraagt ten hoogste 75% van de subsidiabele kosten voor activiteiten binnen de begrenzing van de Gelderse Nationale Landschappen.

  • 2 Voor activiteiten buiten de begrenzing van de Nationale Landschappen bedraagt de subsidie aan gemeenten ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten.

  • 3 Voor gemeenten geldt een minimum van € 25.000 per subsidieaanvraag en een maximum van € 200.000 per gemeente.

  • 4 De subsidie aan bos- en landgoedeigenaren bedraagt ten hoogste 75% van de subsidiabele kosten, met een minimum van € 7.500 per subsidieaanvraag en een maximum van € 200.000 per bos- en landgoedeigenaar.

  • 5 De subsidie als bedoeld in artikel 4.2.1, onderdeel h, bedraagt ten hoogste 25% van de subsidiabele kosten, met een minimum van € 7.500 per subsidieaanvraag en een maximum van € 25.000 per aanvrager.

  • 6 Artikel 1.3.6, vijfde lid, is niet van toepassing als de aanvrager Staatsbosbeheer is.

  • 7 Planvorming in combinatie met uitvoering van de subsidiabele activiteit als bedoeld in artikel 4.2.1, onderdeel a, is subsidiabel tot een maximum van 10% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 500.

  • 8 Voor particuliere aanvragers is projectleiding en coördinatie subsidiabel tot een maximum van 15% van de subsidiabele kosten.

  • 9 De normbedragen voor achterstallig onderhoud als bedoeld in artikel 4.2.1, onderdeel a, bedragen per eenheid:

    • 1e.

      voor poelen, wielen en kolken: € 3,00 per m2;

    • 2e.

      voor struweelhagen: € 11,00 per m;

    • 3e.

      voor lanen: € 30,00 per boom;

    • 4e.

      voor houtwallen: € 1,53 per m2;

    • 5e.

      voor hoogstamfruitbomen: € 51,15 per boom;

    • 6e.

      voor knotbomen: € 34,11 per boom:

    • 7e.

      voor steilranden: € 0,39 per m2.

  • 10 In afwijking van het eerste en tweede lid, bedraagt de subsidie voor het opstellen van een biodiversiteitsplan, als bedoeld in artikel 4.2.1, onderdeel c, ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 25.000.

  • 11 In afwijking van het eerste en tweede lid, bedraagt de subsidie voor investeringen in kleinschalige elementen als bedoeld in artikel 4.2.1 onderdeel j, ten hoogste 25% van de investering met een maximum van € 5.000 per element.

Artikel 4.2.6 Weigeringsgrond

Subsidie wordt geweigerd als het activiteiten betreft:

  • a.

    als bedoeld in artikel 4.2.1, onderdeel a, uitgevoerd binnen de begrenzing van een buitenplaats met de status rijksmonument;

  • b.

    met betrekking tot het aanleggen van beplanting binnen het agrarisch bouwblok op agrarische bouwpercelen;

  • c.

    die plaatsvinden op terreinen in eigendom van een publiekrechtelijke rechtspersoon voor zover deze geen eigendom zijn van Staatsbosbeheer;

  • d.

    waarvoor al op grond van artikel 4.6.1, onderdeel g, subsidie is verstrekt;

  • e.

    die worden uitgevoerd in het bos of het landgoed dat niet voor het publiek is opengesteld. 

Artikel 4.2.7 Verplichtingen

  • 1 De subsidieontvanger is verplicht bij de vaststelling van de subsidie een topografische kaart aan te leveren waarop de activiteiten zijn aangegeven.

  • 2 Het bepaalde in het eerste lid geldt niet voor subsidie ontvangen voor activiteiten als bedoeld in artikel 4.2.1, onderdeel c, g en h.

  • 3 De subsidieaanvrager is verplicht bij aanleg, herstel of onderhoud van landschapselementen, als bedoeld in artikel 4.2.1, onderdeel a, of bij het nemen van maatregelen ter verbetering of realisering van een gebied, als bedoeld in artikel 4.2.1, onderdeel b, inheems plantmateriaal en zaaizaad te gebruiken, of als inheems plantmateriaal en zaaizaad niet beschikbaar is, plantmateriaal en zaaizaad uit dezelfde klimaatzone te gebruiken.

  • 4 Landschapselementen die zijn aangelegd of beheerd met toekenning van een subsidie op grond van deze paragraaf, dienen tenminste 10 jaar in stand gehouden te worden.

Paragraaf 4.3 Faunavoorzieningen

Artikel 4.3.1 Subsidiabele activiteit

Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor de aanleg van een faunavoorziening.

Artikel 4.3.2 Criteria

Subsidie wordt slechts verstrekt voor zover de subsidiabele activiteit:

  • a.

    bijdraagt aan het oplossen van een knelpunt voor fauna in de infrastructuur;

  • b.

    gericht is op een soort die is aangewezen in de Beleidsnota actieve soortenbescherming Gelderland; en

  • c.

    gericht is op een knelpunt waarvan de aanwezigheid gebleken is uit onderzoek en de resultaten van dat onderzoek zijn vastgelegd in een onderzoeksrapport.

Artikel 4.3.3 Subsidiabele kosten

Voor subsidie komen in aanmerking de kosten voor:

  • a.

    de aanleg van de faunavoorziening; en

  • b.

    de kosten voor procesondersteuning en begeleiding.

Artikel 4.3.4 Aanvrager

  • 1 Subsidie wordt verstrekt aan eigenaren en beheerders van openbare infrastructuur.

  • 2 In afwijking van artikel 5, eerste lid, van de AsG kan subsidie ook aan andere personen dan rechtspersonen worden verstrekt.

Artikel 4.3.5 Aanvraag

Onverminderd artikel 1.2.3 worden bij de aanvraag in elk geval gevoegd een GIS kaart met daarop aangegeven de faunavoorziening en het onderzoeksrapport als bedoeld in artikel 4.3.2, onder c.

Artikel 4.3.6 Hoogte van de subsidie

  • 1 De subsidie als bedoeld in artikel 4.3.3, onder a, bedraagt; ten hoogste 75% van de subsidiabele kosten met een minimum van € 25.000 en een maximum van € 150.000.

  • 2 De subsidie als bedoeld in artikel 4.3.3, onder b, bedraagt ten hoogste 10% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 15.000.

  • 3 Artikel 1.3.6, vijfde lid, is niet van toepassing indien de aanvrager Staatsbosbeheer is.

Artikel 4.3.7 Weigeringsgrond

Subsidie wordt geweigerd indien de faunavoorziening wordt aangelegd op grond van een verplichting tot mitigatie of compensatie.

Artikel 4.3.8 Verplichtingen

[vervallen]

Paragraaf 4.4 Grondverwerving ten behoeve van het Gelders Natuurnetwerk

Artikel 4.4.1 Subsidiabele activiteiten

Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor:

  • a.

    de verwerving van een natuurambitieterrein;

  • b.

    de beëindiging van pachtovereenkomsten ten aanzien van een natuurambitieterrein;

  • c.

    verkrijging van het recht van eigendom van een natuurambitieterrein in combinatie met de waardedaling van gelijktijdig in eigendom verkregen gebouwen als gevolg van functieverandering van het natuurambitieterrein naar natuur.

Artikel 4.4.2 Criteria

  • 1 Subsidie als bedoeld in artikel 4.4.1 wordt slechts verstrekt indien:

    • a.

      de landbouwproductiecapaciteit van het natuurambitieterrein in de vijf jaren voorafgaand aan de aanvraag onafgebroken is gebruikt; en

    • b.

      de verwerving noodzakelijk is vanuit het oogpunt van natuur- of landschapsbescherming, bescherming van cultuurhistorische waarden of bosbouwkundige waarden, of natuurontwikkeling.

  • 2 Subsidie als bedoeld in artikel 4.4.1, onder b, wordt slechts verstrekt voor:

    • a.

      de beëindiging van pachtovereenkomsten die reeds waren gevestigd op het moment waarop het natuurambitieterrein door de aanvrager is verworven en die pachtovereenkomsten zijn gevestigd voor vaststelling van het nationaal natuurbeleidsplan in 1990; en

    • b.

      beëindiging van de op het natuurambitieterrein gevestigde pachtovereenkomst indien dat noodzakelijk is vanuit het oogpunt van natuur- of landschapsbescherming, bescherming van cultuurhistorische waarden of bosbouwkundige waarden, of natuurontwikkeling.

  • 3 Subsidie als bedoeld in artikel 4.4.1, onder c, wordt slechts verstrekt:

    • a.

      indien het natuurambitieterrein dat in eigendom wordt verkregen een omvang van ten minste 10 hectare heeft;

    • b.

      indien het natuurambitieterrein en de gebouwen deel uitmaken van hetzelfde gebied waarvoor een natuurontwikkelplan is vastgesteld.

Artikel 4.4.3 Subsidiabele kosten

  • 1 In afwijking van artikel 1.3.5, onder b, komen voor subsidie als bedoeld in artikel 4.4.1, onder a, in aanmerking de kosten voor:

    • a.

      verwerving van een natuurambitieterrein, die bestaan uit het verschil in marktwaarde voor en na de functieverandering en inrichting;

    • b.

      een taxatie van het verschil in marktwaarde voor en na functieverandering en inrichting door een onafhankelijke taxateur;

    • c.

      het kadastraal recht en het registratierecht;

    • d.

      veiling;

    • e.

      notaris;

    • f.

      inschrijving in de openbare registers;

    • g.

      overdrachtsbelasting;

    • h.

      schenkingsrecht;

    • i.

      het afkopen van landinrichtingsrente voor het verworven terrein;

    • j.

      vooronderzoek of historisch bodemonderzoek volgens NEN 5725;

    • k.

      milieukundig bodemonderzoek volgens NEN 5740; en

    • l.

      bemiddeling.

  • 2 In afwijking van artikel 1.3.5, onder b, komen voor subsidie als bedoeld in artikel 4.4.1, onder b, in aanmerking de kosten voor:

    • a.

      het vrijmaken van pacht van genoemd terrein, blijkend uit een taxatie door een onafhankelijke taxateur;

    • b.

      een taxatie door een onafhankelijke taxateur; en

    • c.

      bemiddeling.

  • 3 In afwijking van artikel 1.3.5, onder b, komen voor subsidie als bedoeld in artikel 4.4.1, onder c, in aanmerking:

    • a.

      de kosten voor de verwerving van het natuurambitieterrein als bedoeld in het eerste lid, onder a tot en met k; en

    • b.

      het negatieve waardeverschil van de gebouwen ontstaan door het verschil in marktwaarde van het natuurambitieterrein in combinatie met de gebouwen op het moment van aankoop en de reële marktwaarde van de combinatie van het natuurambitieterrein met de gebouwen bij feitelijke en publiekrechtelijke functieverandering van het natuurambitieterrein naar natuur, voor zover het aandeel hierin van de gebouwen betreft en blijkend uit een taxatie door een onafhankelijke taxateur waarin de waarde van de gebouwen is gespecificeerd.

Artikel 4.4.4 Aanvrager

  • 1 Subsidie als bedoeld in artikel 4.4.1, onder a en c, wordt verstrekt aan een ieder die duurzaam natuurbeheer verricht of voldoende aannemelijk maakt dat hij duurzaam natuurbeheer kan en zal verrichten.

  • 2 Subsidie als bedoeld in artikel 4.4.1, onder b, wordt verstrekt aan een eigenaar van een terrein die duurzaam natuurbeheer verricht of voldoende aannemelijk maakt dat hij duurzaam natuurbeheer kan en zal verrichten.

  • 3 In afwijking van artikel 5, eerste lid, van de AsG kan subsidie ook worden verstrekt aan andere personen dan rechtspersonen.

  • 5. De in het vorige lid bepaalde maximum subsidiebedragen kunnen worden toegekend indien een in artikel 4.4.1, onder c bedoeld natuurambitieterrein een omvang heeft van 20 hectare of groter.

  • 6. De in het vierde lid bedoelde maximum subsidiebedragen kunnen naar rato worden toegekend indien een in artikel 4.4.1, onder c bedoeld natuurambitieterrein een omvang heeft kleiner dan 20 ha, waarbij geldt dat het maximum toe te kennen percentage voor ambitieterreinen van 10 hectare 50% bedraagt.

Artikel 4.4.5 Aanvraag

  • 1 In afwijking van artikel 7, eerste lid, van de AsG wordt een aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 4.4.1, onder a en c, uiterlijk op de dag voor het passeren van de notariële akte van levering ingediend.

  • 2 In afwijking van artikel 7, eerste lid, van de AsG wordt een aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 4.4.1, onder b, uiterlijk op de dag voor de beëindiging van de pachtovereenkomst ingediend.

  • 3 Een aanvraag tot subsidieverlening gaat vergezeld van een GIS-kaart met daarin aangegeven de buitengrenzen van het natuurambitiegebied waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.

Artikel 4.4.6 Hoogte van de subsidie

  • 1 De subsidie als bedoeld in artikel 4.4.1, onder a, bedraagt ten hoogste:

    • a.

      100% van de subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 4.4.3, eerste lid, onder a, met een maximum van 85% van de waarde van de grond als landbouwgrond;

    • b.

      100% van de subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 4.4.3, eerste lid, onder b tot en met j;

    • c.

      € 4.500 voor de kosten als bedoeld in artikel 4.4.3, eerste lid, onder k;

    • d.

      voor bemiddelingskosten: 90% van de loonkosten, bedoeld in artikel 1.3.8, met uitzondering van het eerste lid, onder c, of 90% van de kosten van derden.

  • 2 De subsidie als bedoeld in artikel 4.4.1, onder b, bedraagt ten hoogste 100% van de subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 4.4.3, tweede lid, onder a en b. De subsidie voor de kosten als bedoeld in artikel 4.4.3, tweede lid, onder c bedraagt 90% van de loonkosten, bedoeld in artikel 1.3.8, met uitzondering van het eerste lid, onder c van artikel 1.3.8, of 90% van de kosten van derden.

  • 3 Voor zover voor verwerving of pachtvrij maken van een natuurambitieterrein subsidie is verstrekt door Gedeputeerde Staten op grond van een andere regeling of door een bestuursorgaan van een ander overheidslichaam, wordt de subsidie zoveel lager verstrekt als noodzakelijk om betaling boven de werkelijke kosten of maximale vergoeding op grond van Europese regels of deze regeling te voorkomen.

  • 4 De subsidie als bedoeld in artikel 4.4.1, onder c, bedraagt ten hoogste:

    • a.

      100% van de subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 4.4.3, eerste lid, onder a, met een maximum van 85% van de waarde van de grond als landbouwgrond;

    • b.

      100% van de subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 4.4.3, eerste lid, onder b tot en met j;

    • c.

      € 4.500 voor de kosten als bedoeld in artikel 4.4.3, eerste lid, onder k;

    • d.

      50% van de subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 4.4.3, derde lid, onder b, met een maximum van € 500.000 per subsidieaanvraag.

Artikel 4.4.7 Verplichtingen

  • 1 De subsidieontvanger is verplicht:

    • a.

       zorg te dragen voor de verwerving dan wel pachtvrij maken van het natuurambitieterrein waarvoor hij subsidie ontvangt binnen twaalf weken na de subsidieverlening;

    • b.

      het verworven dan wel pachtvrij gemaakte natuurambitieterrein direct na verwerving dan wel pachtvrij maken als natuur te beheren;

    • c.

      het verworven dan wel pachtvrij gemaakte natuurambitieterrein binnen twee jaar na verwerving dan wel pachtvrij maken overeenkomstig de indicatieve verhouding beheertypen dat ingevolge het natuurbeheerplan op dit terrein in stand moet worden gehouden in te richten en te beheren;

    • d.

      zorg te dragen dat het verworven dan wel pachtvrij gemaakte natuurambitieterrein tenminste 358 dagen per jaar wordt opengesteld en toegankelijk blijft voor het publiek, tenzij daarvan door Gedeputeerde Staten ontheffing wordt verleend;

    • e.

      eventuele opbrengsten van het verworven dan wel pachtvrij gemaakte natuurambitieterrein uitsluitend aan duurzaam natuurbeheer te besteden; en

    • f.

      bij het bevoegd gezag een aanvraag in te dienen tot aanpassing van de bestemming inhoudende dat het verworven dan wel pachtvrij gemaakte natuurambitieterrein enkel als natuur mag worden gebruikt.

  • 2 Op verzoek van de subsidieontvanger kunnen de termijnen genoemd in het eerste lid, onder a, b en c worden verlengd.

  • 3 Ontheffing als bedoeld in het eerste lid, onder d, wordt verleend indien:

    • a.

      gehele of gedeeltelijke sluiting van het verworven dan wel pachtvrij gemaakte natuurambitieterrein noodzakelijk is ter voldoening aan de bij of krachtens de Wet natuurbescherming gestelde regels voor soortenbescherming of voor Natura 2000-gebieden vastgestelde instandhoudingsdoelstellingen en toegangsbeperkingen;

    • b.

      het verworven dan wel pachtvrij gemaakte natuurambitieterrein door buiten de macht van de subsidieontvanger gelegen oorzaken blijvend geheel of gedeeltelijk niet bereikbaar of naar zijn aard niet begaanbaar is;

    • c.

      sluiting van ten hoogste één hectare van het verworven dan wel pachtvrij gemaakte natuurambitieterrein wenselijk is vanwege de bescherming van de persoonlijke levenssfeer; of

    • d.

      andere belangen gehele of gedeeltelijke sluiting rechtvaardigen.

  • 4 Het is de subsidieontvanger niet toegestaan om het verworven dan wel pachtvrij gemaakte natuurambitieterrein te vervreemden, te verpachten of daarop zakelijke rechten te vestigen, behoudens toestemming van Gedeputeerde Staten.

  • 5 De subsidieontvanger is bij vervreemding, verpachting of vestiging van zakelijke rechten verplicht ingevolge deze regeling verstrekte subsidie binnen een termijn van zes maanden terug te betalen aan de provincie Gelderland, tenzij hiervan in de toestemming als bedoeld in het vierde lid ontheffing is verleend.

  • 6 Binnen twaalf weken na verlening van de subsidie sluit de subsidieontvanger met de provincie Gelderland een overeenkomst als bedoeld in artikel 4:36 van de Algemene wet bestuursrecht, waarin is opgenomen:

    • a.

      de verplichting, inhoudende dat de subsidieontvanger het verworven dan wel pachtvrij gemaakte natuurambitieterrein niet gebruikt of doet gebruiken als landbouwgrond, het terrein inricht en beheert overeenkomstig het natuurbeheertype zoals voorgeschreven in het natuurbeheerplan en datgene nalaat wat de veiligstelling van de ecosystemen met de daarbij behorende soorten in gevaar brengt of verstoort; en

    • b.

      dat de verplichting, als bedoeld onder a, zal overgaan op al degenen die het verworven dan wel pachtvrij gemaakte natuurambitieterrein onder bijzondere of algemene titel zullen verkrijgen en dat mede gebonden zullen zijn al degenen die van de rechthebbende een recht op gebruik van het terrein zullen krijgen.

  • 7 De overeenkomst als bedoeld in het zesde lid wordt uiterlijk binnen vier weken na totstandkoming daarvan op last van de subsidieontvanger als kwalitatieve verplichting ten aanzien van het verworven dan wel pachtvrij gemaakte natuurambitieterrein ingeschreven in de openbare registers.

  • 8 Indien de subsidieontvanger ook andere economische activiteiten verricht dan de verwerving van terreinen ten behoeve van natuurbeheer als bedoeld in deze regeling, is hij verplicht een gescheiden boekhouding te voeren overeenkomstig punt 41 van de EU-kaderregeling inzake staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst (2012/C 8/03).

  • 9 In afwijking van artikel 1.4.1, derde lid, is de subsidieontvanger verplicht de administratie en alle documenten inzake een aan hem verstrekte subsidie gedurende een periode van twintig jaar nadat de subsidie is verleend te bewaren.

Artikel 4.4.8 Verplichtingen bij aanvraag subsidievaststelling

  • 1 In afwijking van artikel 25, tweede lid, van de AsG wordt de subsidie niet ambtshalve vastgesteld en dient de subsidieontvanger binnen 13 weken na afloop van de activiteiten een aanvraag om vaststelling van de subsidie in.

  • 2 Bij de aanvraag om vaststelling wordt een afschrift van de overeenkomstig het bepaalde in artikel 4.4.7, zevende lid, in de openbare registers ingeschreven kwalitatieve verplichting overlegd.

  • 3 Bij de aanvraag om vaststelling van subsidie als bedoeld in artikel 4.4.1, worden de volgende gegevens verstrekt:

    • a.

      een afschrift van de notariële akte van levering van het terrein of een afschrift van de notariële akte van vestiging van het erfpachtrecht op het terrein; en

    • b.

      in voorkomend geval een afschrift van een schriftelijke overeenkomst tot beëindiging van het recht van opstal, vruchtgebruik, erfdienstbaarheden of een pachtovereenkomst of een afschrift van de uitspraak van de pachtkamer tot ontbinding als bedoeld in artikel 7:377 Burgerlijk Wetboek.

  • 4 Bij de aanvraag tot vaststelling van de subsidie als bedoeld in artikel 4.4.1, onder b, wordt in elk geval een afschrift van een schriftelijke overeenkomst tot beëindiging van de pachtovereenkomst of een afschrift van de uitspraak van de pachtkamer tot ontbinding van de pachtovereenkomst als bedoeld in artikel 7:377 Burgerlijk Wetboek verstrekt.

  • 5 Bij de aanvraag tot vaststelling van de subsidie als bedoeld in artikel 4.4.1, onder c, wordt een afschrift van de notariële akte van levering van het natuurambitieterrein en de gebouwen verstrekt.

  • 6 Bij de aanvraag tot vaststelling van de subsidie wordt een afschrift overgelegd van het verzoek tot wijziging van het bestemmingsplan.

  • 7 Er wordt vrijstelling verleend van de verplichting genoemd in artikel 27, derde lid, van de AsG.

  • 8 In afwijking van artikel 24, eerste lid, van de AsG dient aanvrager binnen 13 weken na inschrijving van de kwalitatieve verplichting in de openbare registers een aanvraag in tot vaststelling van de subsidie.

Artikel 4.4.9 Communautair toetsingskader

  • 1. Artikel 1.3.3, eerste lid, is niet van toepassing.

  • 2. Subsidie wordt slechts verstrekt voor zover deze niet in strijd is met het Besluit van de Europese Commissie van 13 juli 2011, (C2011) 4945, met betrekking tot steunmaatregel N308/2010.

Paragraaf 4.5 Verplaatsing landbouwbedrijfsgebouwen ten behoeve van het Gelders Natuurnetwerk

Artikel 4.5.1 Subsidiabele activiteit

Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor de verplaatsing van een landbouwbedrijfsgebouw.

Artikel 4.5.2 Criteria

 Subsidie wordt slechts verstrekt indien door verplaatsing van het landbouwbedrijfsgebouw:

  • a.

    ten minste 5 hectares natuurambitieterrein gelegen binnen een Natura 2000-gebied beschikbaar komen die daarna ingericht kunnen worden ten behoeve van de Natura 2000-doelstellingen van dat gebied; of

  • b.

    ten minste 15 hectares natuurambitieterrein gelegen in het GNN beschikbaar komen in een gebied, welke gronden daarna ingericht kunnen worden ten behoeve van de doelstellingen genoemd in het natuurbeheerplan.

Artikel 4.5.3 Subsidiabele kosten

Voor subsidie komen in aanmerking:

  • a.

    de kosten voor het demonteren, verplaatsen en weer opbouwen van een bestaand landbouwbedrijfsgebouw;

  • b.

    de kosten voor het aanpassen van een landbouwbedrijfsgebouw of het oprichten van een landbouwbedrijfsgebouw op de nieuwe locatie, ter vervanging van een bestaand landbouwbedrijfsgebouw op de bestaande locatie.

Artikel 4.5.4 Aanvrager

  • 1 Subsidie wordt verstrekt aan de eigenaar of gebruiksgerechtigde van het te verplaatsen landbouwbedrijfsgebouw.

  • 2 In afwijking van artikel 5, eerste lid, van de AsG kan subsidie ook worden verstrekt aan andere personen dan rechtspersonen.

Artikel 4.5.5 Hoogte van de subsidie

  • 1 De subsidie bedraagt ten hoogste 100% van de subsidiabele kosten.

  • 2 Als de verplaatsing gepaard gaat met modernisering van voorzieningen of verhoging van de productiecapaciteit, bedraagt de subsidie naast het bepaalde in het eerste lid ten hoogste 40% van de met de modernisering of verhoging van de productiecapaciteit gepaard gaande kosten.

  • 3 De subsidie bedraagt ten hoogste € 400.000.

Artikel 4.5.6 Verplichtingen

  • 1 De subsidieontvanger is verplicht binnen 12 maanden na subsidieverlening:

    • a.

      zijn landbouwbedrijfsgebouw te verplaatsen;

    • b.

      op de als gevolg van de verplaatsing vrijkomende natuurambitieterrein gelegen binnen het Natura 2000-gebied of het GNN een kwalitatieve verplichting te vestigen of te doen vestigen, inhoudende dat het perceel niet gebruikt zal worden als landbouwgrond.

  • 2 Op verzoek van de subsidieontvanger kan de termijn genoemd in het eerste lid aanhef en onder a, worden verlengd.

  • 3 Het bepaalde in het eerste lid, onder b, geldt niet voor zover de provincie binnen 12 maanden na de subsidieverlening de gronden aankoopt.

Artikel 4.5.7 Communautair toetsingskader

In afwijking van artikel 1.3.3, eerste lid, wordt subsidie slechts verstrekt voor zover deze niet in strijd is met hoofdstuk I en artikel 16 van de Landbouw groepsvrijstellingsverordening Verordening (EU), Nr. 702/2014 van de Europese Commissie van 25 juni 2014 (Pb EU L 193).

Paragraaf 4.6 Behoud van prioritaire soorten

Artikel 4.6.1 Subsidiabele activiteit

Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor:

  • a.

    kweek in combinatie met introductie van een prioritaire soort in een leefgebied;

  • b.

    introductie van een prioritaire soort in een leefgebied;

  • c.

    handmatig bestuiven van een prioritaire plantensoort in een leefgebied;

  • d.

    onderzoek gericht op het in kaart brengen van het voorkomen van een prioritaire soort in een leefgebied en het in kaart brengen van plekken waar maatregelen ten behoeve van die specifieke soort genomen moeten worden;

  • e.

    onderzoek gericht op de effectiviteit van maatregelen ten aanzien van het behoud van een prioritaire soort;

  • f.

    onderzoek gericht op het bepalen van maatregelen die noodzakelijk zijn voor het behoud van een prioritaire soort in een leefgebied;

  • g.

    inrichtingsmaatregelen ten behoeve van het behoud of versterking van het leefgebied van een prioritaire soort.

Artikel 4.6.2 Criteria

  • 1 Subsidie wordt slechts verstrekt ten behoeve van activiteiten en locaties die zijn opgenomen in Bijlage 3 bij deze regels.

  • 2 In afwijking van het eerste lid kan subsidie worden verstrekt voor activiteiten en locaties waarvan op basis van onderzoek of gedocumenteerde veldervaringen aannemelijk is dat zij bijdragen aan het behoud van prioritaire soorten in Gelderland en dat deze activiteiten aanvullend dan wel gelijkwaardig zijn ten opzichte van de activiteiten en locaties bedoeld in het eerste lid.

  • 3 Subsidie als bedoeld in artikel 4.6.1, onder a en b, wordt slechts verstrekt indien de aanvrager bij de aanvraag een vrijstelling of ontheffing als bedoeld in artikel 75 van de Flora- en Faunawet of de daarvoor in de plaats tredende bepalingen in de Wet Natuurbescherming overlegt die ziet op het betreffende leefgebied en de betreffende soort.

  • 4 Subsidie ten behoeve van onderzoek en bescherming van flora en fauna wordt slechts verstrekt voor maatregelen die uitgevoerd moeten worden in een leefgebied indien voor die uitvoering toestemming en medewerking is verkregen van de eigenaar van het leefgebied, of degene die krachtens overeenkomst of zakelijk recht gerechtigd is tot het gebruik van het leefgebied .

Artikel 4.6.3 Aanvrager

  • 1 Subsidie wordt verstrekt aan de eigenaar van het leefgebied of degene die krachtens overeenkomst of zakelijk recht gerechtigd is tot het gebruik van het leefgebied.

  • 2 Subsidie wordt verstrekt aan een organisatie gericht op onderzoek en bescherming van flora en fauna.

  • 3 In afwijking van artikel 5, eerste lid, van de AsG kan subsidie ook aan andere personen dan rechtspersonen worden verstrekt.

Artikel 4.6.4 Hoogte van de subsidie

  • 1 De subsidie bedraagt ten hoogste 95% van de subsidiabele kosten met een minimum van € 2.500 en een maximum van € 30.000 per activiteit als bedoeld in artikel 4.6.1, onder a tot en met f.

  • 2 Subsidie voor meerdere activiteiten, als bedoeld in artikel 4.6.1, onder a tot en met g, kan gestapeld worden tot een maximum van € 300.000 per aanvraag.

  • 3. De subsidie bedraagt ten hoogste 95% van de subsidiabele kosten met een minimum van € 2.500 en een maximum van € 95.000 per activiteit als bedoeld in artikel 4.6.1, onder g.

  • 4. Artikel 1.3.6, vijfde lid, is niet van toepassing indien de aanvrager Staatsbosbeheer is.

Artikel 4.6.5 Weigeringsgrond

Subsidie wordt geweigerd ten behoeve van maatregelen die zijn opgelegd op grond van de Wet Natuurbescherming.

Paragraaf 4.7 Rustgebieden voor ganzen

Artikel 4.7.1 Subsidiabele activiteit

Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor het bieden van rust voor trekganzen in de winter.

Artikel 4.7.2 Criteria

Subsidie wordt slechts verstrekt indien:

  • a.

    de subsidiabele activiteit betrekking heeft op het niet verjagen van ganzen in de periode tussen 1 november en 1 april op percelen die zijn aangewezen als ganzenrustgebied;

  • b.

    een aanvraag om een tegemoetkoming in faunaschade is ingediend via www.faunaschade.nl;

  • c.

    door of in opdracht van Gedeputeerde Staten schade is getaxeerd die is veroorzaakt door overwinterende natuurlijk in het wild levende ganzen van soorten als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn in het betreffende seizoen; en

  • d.

    de percelen voldoen aan de in de Beleidsregels tegemoetkoming faunaschade Gelderland gestelde voorwaarden om voor een tegemoetkoming in aanmerking te komen.

Artikel 4.7.3 Aanvrager

  • 1 Subsidie wordt verstrekt aan de geregistreerde grondgebruiker van de percelen volgens de jaarlijkse Gecombineerde Opgave van RVO.

  • 2 In afwijking van artikel 5, eerste lid, van de AsG kan subsidie ook worden verstrekt aan andere personen dan rechtspersonen

Artikel 4.7.4 Aanvraag

  • 1 In afwijking van artikel 7, eerste lid, van de AsG wordt een aanvraag om subsidie ingediend voor 1 juli van het jaar waarin de periode als bedoeld in artikel 4.7.1 eindigt waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 2 In afwijking van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel kunnen Gedeputeerde Staten besluiten de subsidie met toepassing van artikel 4:44 Algemene wet bestuursrecht ambtshalve te verlenen.

Artikel 4.7.5 Hoogte van de subsidie

De subsidie bedraagt ten hoogste € 50 per hectare waarop zich schade heeft voorgedaan per periode als bedoeld in artikel 4.7.1.

Artikel 4.7.6 Communautair toetsingskader

In afwijking van artikel 1.3.3, eerste lid, wordt subsidie slechts verstrekt voor zover deze niet in strijd is met Verordening (EU) nr. 1408/2013 van de Europese Commissie van 18 december 2013 (PbEU L 352/09).

Paragraaf 4.8 Inrichting van het Gelders Natuurnetwerk

Artikel 4.8.1 Subsidiabele activiteit

Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor:

  • a.

    de inrichting van nieuwe natuur;

  • b.

    het treffen van PAS-herstelmaatregelen, niet zijnde de inrichting van nieuwe natuur;

  • c.

    het uitvoeren van natura 2000-maatregelen, niet zijnde de inrichting van nieuwe natuur;

  • d.

    het uitvoeren van herstelmaatregelen voor natte landnatuur, niet zijnde de inrichting van nieuwe natuur.

Artikel 4.8.2 Criteria

  • 1 Subsidie voor inrichting van nieuwe natuur als bedoeld in artikel 4.8.1, onder a, wordt slechts verstrekt als de inrichtingsmaatregelen de gewenste natuurkwaliteit zoals aangegeven als indicatieve verhouding beheertypen op de ambitiekaart van het natuurterrein realiseren.

  • 2 In afwijking van het eerste lid kan een subsidie worden verleend voor een ander natuurbeheertype of een indicatieve verhouding beheertype dan is opgenomen op de ambitiekaart, als:

    • a.

      de aanvrager door middel van een landschapsecologische onderbouwing aantoont dat het vigerende natuurbeheertype of indicatieve verhouding beheertype van het natuurgebied niet realiseerbaar of doelmatig is; of

    • b.

      het voorgestelde nieuwe natuurbeheertype invulling geeft aan hogere potenties die in het natuurterrein voorkomen en doelmatig zijn; en

    • c.

      met het door de aanvrager voorgestelde natuurbeheertype de natuurkwaliteit van het natuurgebied wordt geborgd.

  • 3 Subsidie voor PAS-herstelmaatregelen als bedoeld in artikel 4.8.1, onder b, wordt alleen verstrekt voor activiteiten opgenomen in de PAS-gebiedsanalyse of de PAS-maatregelenkaart.

  • 4 Subsidie voor Natura 2000-maatregelen als bedoeld in artikel 4.8.1, onder c, wordt slechts verstrekt indien in het investeringsplan als bedoeld in artikel 4.8.5, tweede lid, voldoende aannemelijk wordt gemaakt dat de maatregelen bijdragen aan de beoogde kwaliteitsverbetering van het Natura 2000-gebied.

  • 5 Subsidie voor herstelmaatregelen voor natte landnatuur als bedoeld in artikel 4.8.1, onder d, wordt alleen verstrekt als in het investeringsplan als bedoeld in artikel 4.8.5, tweede lid, voldoende aannemelijk wordt gemaakt dat de maatregelen bijdragen aan herstel van de natte landnatuur binnen de gebieden aangegeven op de kaart Natte Natuur Gelderland, opgenomen als bijlage 4 bij de Omgevingsvisie.

  • 6 [vervallen]

  • 7 Als de aanvrager een grote onderneming is, wordt subsidie slechts verstrekt als aanvrager het stimulerend effect van de aangevraagde subsidie aantoont door middel van een beschrijving van de situatie zonder steun, te staven met bewijsstukken.

Artikel 4.8.3 Subsidiabele kosten

  • 1 In afwijking van artikel 1.3.5, onder a en b, komen voor subsidie in aanmerking:

    • a.

      inrichtingskosten;

    • b.

      voorbereidingskosten die gemaakt zijn voor het opstellen van het investeringsplan als bedoeld in artikel 4.8.5, tweede lid, of het opstellen van een programma-aanvraag met een maximum van 15% van de totale subsidiabele kosten;

    • c.

      onderzoekskosten die nodig zijn voor het bepalen van de te nemen inrichtingsmaatregelen;

    • d.

      accountantskosten, als de subsidiebeschikking een accountantsverklaring voorschrijft;

    • e.

      beheerkosten voor agrarische natuurterreinen die gemaakt zijn in een periode direct voorafgaand aan de omvorming van agrarisch natuurbeheer tot natuurbeheer, waarvoor geen vergoeding voor agrarisch natuurbeheer is ontvangen, en kosten voor beheer dat nodig is na afloop van de inrichting, totdat voor de terreinen een subsidie voor natuurbeheer kan worden aangevraagd.

  • 2 In afwijking van artikel 1.3.5, onder b, komen naast de kosten als bedoeld in het eerste lid voor subsidie als bedoeld in artikel 4.8.1, onder b, ook in aanmerking:

    • a.

      kosten voor de uitvoering van onderzoek;

    • b.

      kosten voor de uitvoering van monitoring.

Artikel 4.8.4 Aanvrager

  • 1 Subsidie kan worden verstrekt aan een natuurlijke persoon of rechtspersoon die zeggenschap heeft over het terrein waarvoor subsidie wordt aangevraagd krachtens eigendom of erfpacht.

  • 2 Een programma-aanvraag kan slechts worden aangevraagd door een gecertificeerde begunstigde.

  • 3 In afwijking van het eerste lid kan een gecertificeerde begunstigde een programma-aanvraag indienen voor gronden waarover deze begunstigde geen zeggenschap heeft, mits de eigenaar of erfpachter instemt met de aanvraag.

  • 4 In afwijking van artikel 5, eerste lid, van de AsG kan subsidie ook worden verstrekt aan andere personen dan rechtspersonen.

Artikel 4.8.5 Aanvraag

  • 1 Als het natuurterrein is belast met erfpacht dient de aanvraag vergezeld te gaan van een verklaring van geen bezwaar van de eigenaar dan wel de erfpachter.

  • 2 Een aanvraag gaat vergezeld van een investeringsplan bestaande uit:

    • a.

      een beschrijving van de uitgangssituatie;

    • b.

      een beschrijving van het op de ambitiekaart opgenomen natuurbeheertype ter uitvoering van de onder 4.8.1, onderdeel a, genoemde activiteiten;

    • c.

      een beschrijving van de uit te voeren maatregelen;

    • d.

      een beschrijving van het te voeren beheer nadat de maatregelen zijn uitgevoerd;

    • e.

      een opgave van de oppervlakte waarop de maatregelen zullen worden uitgevoerd;

    • f.

      een tijdplanning waarbinnen de maatregelen zullen worden uitgevoerd en een planning van de uitgaven;

    • g.

      een gespecificeerde begroting;

    • h.

      topografische kaart met een schaal van ten hoogste 1:10.000 waarop de locatie van de te treffen maatregelen is weergegeven.

  • 3 Een aanvraag tot subsidieverlening voor een programma-aanvraag gaat vergezeld van:

    • a.

      opgave van het aantal hectares nieuwe natuur per natuurgebied waarop de maatregelen ter uitvoering van de onder 4.8.1, onder a, genoemde activiteiten zal worden uitgevoerd,

      voorzien van een jaarplanning voor de looptijd van het programma;

    • b.

      een beschrijving van de uit te voeren activiteiten als bedoeld in artikel 4.8.1, onder b tot en met d, met per activiteit en per natuurgebied per natuurbeheertype een beknopte beschrijving van:

      • i.

          de uit te voeren maatregelen binnen het natuurgebied;

      • ii.

          de oppervlakte waarop de maatregelen zullen worden uitgevoerd, afgerond in hectares;

      • iii.

          een begroting;

      • iv.

          een jaarplanning van de realisatie voor de looptijd van het programma en een planning van de uitgaven.

    • c.

      een GIS-kaart met daarin aangegeven de buitengrenzen van het natuurgebied waarin de maatregelen als bedoeld in artikel 4.8.1 worden gerealiseerd;

    • d.

      een GIS-kaart waarop de PAS-herstelmaatregelen zijn aangeduid.

  • 4 Voor een aanvraag tot subsidieverlening voor een programma-aanvraag dient, indien de aanvrager geen zeggenschap heeft over het natuurgebied, de aanvrager te beschikken over een verklaring waarmee de eigenaar dan wel de erfpachter instemt met de subsidieaanvraag, welke verklaring op verzoek van het bevoegd gezag dient te worden overlegd;

  • 5 Een programma-aanvraag kan slechts worden ingediend als het een aanvraag betreft voor ten minste 40 hectare inrichting van nieuwe natuur, zoals bedoeld in artikel 4.8.1, onder a, of ten minste 150 hectare uitvoering herstelmaatregelen, als bedoeld in artikel 4.8.1, onder b, c en d.

  • 6. Als de aanvrager een grote onderneming is, gaat de subsidieaanvraag vergezeld van een uitgebreide beschrijving van het contrafeitelijke scenario waarin de begunstigde geen steun toegekend krijgt.

  • 7. Een aanvraag om subsidie wordt ingediend voor 1 januari 2022.

Artikel 4.8.6 Hoogte van de subsidie

  • 1 De subsidie bedraagt ten hoogste:

    • a.

      95% van de subsidiabele kosten voor inrichting van nieuwe natuur als bedoeld in artikel 4.8.1, onder a, met een maximum van € 15.000 per hectare per subsidieaanvraag.

    • b.

      100% van de subsidiabele kosten voor uitvoering PAS-herstelmaatregelen, als bedoeld in artikel 4.8.1, onder b, tot de maximale subsidiebedragen per maatregel zoals opgenomen in bijlage 1 bij deze regels;

    • c.

      95% van de subsidiabele kosten voor maatregelen als bedoeld in artikel 4.8.1, onder c en d, tot de maximale subsidiebedragen per maatregel zoals opgenomen in bijlage 1 bij deze regels.

  • 2 Gedeputeerde Staten kunnen in bijzondere gevallen afwijken van de maximale bedragen als bedoeld in het eerste lid, op voorwaarde dat:

    • a.

      de aanvrager aantoont dat de inrichting meer kost dan de maxima; en

    • b.

      de kosten niet kunnen worden gemiddeld binnen het project of het programma.

  • 3 Artikel 1.3.6, vijfde lid, is niet van toepassing indien de aanvrager Staatsbosbeheer is.

Artikel 4.8.7 Weigeringsgrond

Subsidie wordt niet verstrekt voor verwijderen van bodemverontreiniging of afval.

Artikel 4.8.8 Verplichtingen

  • 1 De subsidieontvanger is verplicht om na de uitvoering van de inrichting de gerealiseerde natuur in stand te houden.

  • 2 De ontvanger van subsidie voor inrichting van nieuwe natuur binnen een programma-aanvraag als bedoeld in artikel 4.8.1, onder a, dient het natuurterrein in te richten overeenkomstig de indicatieve verhouding beheertypen op de ambitiekaart zoals die luidt op het moment van indiening van de aanvraag.

  • 3 [vervallen]

Artikel 4.8.9 Looptijd

Het tijdvak tot verlening van subsidie bedraagt:

  • a.

    maximaal drie jaar voor een individuele aanvraag;

  • b.

    maximaal zes jaar voor een programma-aanvraag.

Artikel 4.8.10 Gescheiden boekhouding

Als de ontvanger van subsidie als bedoeld in artikel 4.8.1, ook economische activiteiten verricht, is hij verplicht een gescheiden boekhouding te voeren overeenkomstig punt 44 van de EU-kaderregeling inzake staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst (2012/C 8/03).

Artikel 4.8.11 Communautair toetsingskader

  • 1. Artikel 1.3.3, eerste lid, is niet van toepassing.

  • 2. Subsidie wordt slechts verstrekt voor zover dit niet in strijd is met het besluit van de Europese Commissie van 7 juli 2017, C(2017) 4589, met betrekking tot steunmaatregel SA.37960 (2015/N).

Artikel 4.8.12 Transparantie

Ten aanzien van subsidie die op grond van deze regeling wordt verleend maken Gedeputeerde Staten binnen zes maanden na de datum van subsidieverlening de volgende gegevens bekend:

  • a.

    de gegevens, bedoeld in deel I, paragraaf 3.7, onderdeel 128, onder a en b, van het landbouwsteunkader; en

  • b.

    de gegevens, bedoeld in deel I, paragraaf 3.7, onderdeel 128, onder c, van het landbouwsteunkader, voor zover de individuele steun meer bedraagt dan:

    • 1°.

      € 60.000 voor begunstigden die actief zijn in de primaire landbouwproductie; of

    • 2°.

      € 500.000 voor begunstigden in de sectoren van de verwerking van landbouwproducten, de afzet van landbouwproducten, de bosbouwsector of activiteiten die buiten het toepassingsgebied van artikel 42 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie vallen.

Paragraaf 4.9 Functieverandering ten behoeve van het Gelders Natuurnetwerk

Artikel 4.9.1 Subsidiabele activiteit

Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor functieverandering.

Artikel 4.9.2 Criteria

Subsidie wordt slechts verstrekt indien:

  • a.

    de grond waarvoor subsidie is aangevraagd is begrensd als N00.01 op de ambitiekaart;

  • b.

    de landbouwproductiecapaciteit van de grond in de vijf jaren voorafgaand aan de aanvraag onafgebroken is gebruikt;

  • c.

    de grond waarvoor subsidie is aangevraagd tevens inrichting plaatsvindt als bedoeld in artikel 4.8.1, onder a; en

  • d.

    de taxatie uitgevoerd wordt door een door Gedeputeerde Staten in te schakelen taxateur.

Artikel 4.9.3 Subsidiabele kosten

Voor subsidie komt in aanmerking de door een taxateur bepaalde waardedaling van de grond, gebaseerd op het verschil in marktwaarde voor en na de functieverandering en inrichting.

Artikel 4.9.4 Aanvrager

  • 1 Subsidie wordt verstrekt aan de eigenaar van de grond waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft.

  • 2 In afwijking van artikel 5, eerste lid, van de AsG kan subsidie ook worden verstrekt aan andere personen dan rechtspersonen.

Artikel 4.9.5 Aanvraag

  • 1 Onverminderd artikel 1.2.3 wordt bij de aanvraag een topografische kaart met een schaal van ten hoogste 1:10.000 gevoegd waarop de grenzen van de grond zijn aangegeven, en de op die grond gelegen wegen en paden.

  • 2 Als op de grond een recht van hypotheek is gevestigd, wordt onverminderd artikel 1.2.3 bij de aanvraag een verklaring van geen bezwaar gevoegd van degene aan wie het recht van hypotheek toekomt.

  • 3. Als de aanvrager een grote onderneming is, gaat de subsidieaanvraag vergezeld van een uitgebreide beschrijving van het contrafeitelijke scenario waarin de begunstigde geen steun toegekend krijgt.

  • 4. Een aanvraag om subsidie wordt ingediend voor 1 januari 2022.

Artikel 4.9.6 Hoogte van de subsidie

  • 1 De subsidie bedraagt ten hoogste 100% van de subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 4.9.3, met een maximum van 85% van de waarde van de grond als landbouwgrond.

  • 2 Als voor verwerving of pachtvrij maken van een natuurambitieterrein, al op grond van deze of een andere regeling subsidie is verstrekt, waardoor het totaal aan subsidie voor de betreffende activiteit meer bedraagt dan:

    • a.

      de werkelijke kosten die de activiteiten met zich meebrengen;

    • b.

      de maximale vergoeding die op grond van Europese voorschriften mag worden gegeven;

    • c.

      de maximale vergoeding die op grond van het plattelandsontwikkelingsprogramma 2014-2020 mag worden gegeven, of

    • d.

      85% van de waarde van de grond als landbouwgrond, wordt de subsidie als bedoeld in artikel 4.9.1 zoveel lager vastgesteld als noodzakelijk is om te voorkomen dat de subsidie meer bedraagt dan de hiervoor genoemde onderdelen.

Artikel 4.9.7 Weigeringsgrond

  • 1 Subsidie wordt geweigerd voor functieverandering die dient tot uitvoering van wettelijke of contractuele verplichtingen.

  • 2 Subsidie wordt geweigerd voor grond die om niet van de overheid is verkregen.

  • 3 Subsidie kan worden geweigerd voor gronden die niet tegen marktwaarde van de overheid zijn verkregen.

  • 4 Subsidie wordt niet verstrekt voor grond waarop nog verplichtingen rusten op grond van:

    • a.

      de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer Gelderland;

    • b.

      de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer van de minister van economische zaken;

    • c.

      hoofdstuk 4 of afdeling 5.1.3 van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer Gelderland 2009;

    • d.

      de Regeling stimulering bosuitbreiding op landbouwgronden; of

    • e.

      de Beschikking ter zake van het uit productie nemen van bouwland.

Artikel 4.9.8 Verplichtingen

  • 1 Binnen twaalf weken na verlening van de subsidie sluit de subsidieontvanger met de provincie Gelderland een overeenkomst als bedoeld in artikel 4:36 van de Algemene wet bestuursrecht, waarin is opgenomen:

    • a.

      de verplichting dat de subsidieontvanger de grond niet gebruikt of doet gebruiken als landbouwgrond, het terrein beheert overeenkomstig het natuurbeheertype zoals voorgeschreven in het natuurbeheerplan en datgene nalaat wat de veiligstelling van het natuurbeheertype verstoort; en

    • b.

      dat de verplichting, als bedoeld onder a, zal overgaan op al degenen die het terrein onder bijzondere of algemene titel zullen verkrijgen en dat mede gebonden zullen zijn al degenen die van de rechthebbende een recht op gebruik van het terrein zullen krijgen.

  • 2 De verplichtingen als bedoeld in het eerste lid worden uiterlijk binnen vier weken nadat de overeenkomst als bedoeld in het eerste lid is tot stand gekomen op initiatief van de subsidieontvanger en op kosten van de provincie als kwalitatieve verplichting ten aanzien van het terrein ingeschreven in de openbare registers.

  • 3 Subsidieontvanger is verplicht er voor zorg te dragen dat een afschrift van de kwalitatieve verplichting binnen vier weken na inschrijving in de openbare registers in afschrift wordt toegezonden aan de Gedeputeerde Staten.

  • 4 Op verzoek van de subsidieontvanger kunnen de termijnen als bedoeld in voorgaande leden van dit artikel worden verlengd.

  • 5 Subsidieontvanger is verplicht zorg te dragen dat de grond waarvoor subsidie wordt aangevraagd ten minste 358 dagen per jaar wordt opengesteld en toegankelijk blijft voor het publiek, tenzij daarvan door Gedeputeerde Staten ontheffing wordt verleend;

  • 6 Ontheffing als bedoeld in lid 5 wordt verleend als:

    • a.

      gehele of gedeeltelijke sluiting van het terrein noodzakelijk is ter voldoening aan de bij of krachtens de Wet natuurbescherming gestelde regels voor soortenbescherming of voor Natura-2000-gebieden vastgestelde instandhoudingsdoelstellingen en toegangsbeperkingen.

    • b.

      het terrein door buiten de macht van de subsidieontvanger gelegen oorzaken blijvend geheel of gedeeltelijk niet bereikbaar of naar zijn aard niet begaanbaar is;

    • c.

      sluiting van ten hoogste één hectare van het terrein wenselijk is vanwege de bescherming van de persoonlijke levenssfeer; of

    • d.

      andere belangen gehele of gedeeltelijke sluiting rechtvaardigen.

  • 7 Subsidieontvanger is verplicht binnen twaalf weken na subsidieverlening bij het bevoegd gezag een aanvraag in te dienen tot aanpassing van de bestemming inhoudende dat de grond enkel als natuur mag worden gebruikt.

  • 8 Artikel 1.4.7 is niet van toepassing.

Artikel 4.9.9 Verplichtingen bij aanvraag subsidievaststelling

Bij de aanvraag tot vaststelling van de subsidie wordt een afschrift overgelegd van het verzoek tot wijziging van het bestemmingsplan.

Artikel 4.9.10 Bevoorschotting

In afwijking van artikel 21 van de AsG wordt nadat de aanvrager een afschrift heeft overgelegd van de vestiging van de kwalitatieve verplichting een voorschot uitgekeerd van ten hoogste 90%.

Artikel 4.9.11 Communautair toetsingskader

  • Artikel 1.3.3, eerste lid, is niet van toepassing.

Artikel 4.9.12 Transparantie

Ten aanzien van subsidie die op grond van deze regeling wordt verleend maken Gedeputeerde Staten binnen zes maanden na de datum van subsidieverlening de volgende gegevens bekend:

  • a.

    de gegevens, bedoeld in deel I, paragraaf 3.7, onderdeel 128, onder a en b, van het landbouwsteunkader; en

  • b.

    de gegevens, bedoeld in deel I, paragraaf 3.7, onderdeel 128, onder c, van het landbouwsteunkader, voor zover de individuele steun meer bedraagt dan:

    • 1°.

      € 60.000 voor begunstigden die actief zijn in de primaire landbouwproductie; of

    • 2°.

      € 500.000 voor begunstigden in de sectoren van de verwerking van landbouwproducten, de afzet van landbouwproducten, de bosbouwsector of activiteiten die buiten het toepassingsgebied van artikel 42 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie vallen.

Paragraaf 4.10 Inrichting ten behoeve van agrarisch natuur- en landschapsbeheer

Artikel 4.10.1 Subsidiabele activiteit

Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor het aanpassen van de fysieke condities of kenmerken van percelen landbouwgrond gelegen in een leefgebied SNLG.

Artikel 4.10.2 Criteria

Subsidie wordt slechts verstrekt indien:

  • a.

    voor de percelen landbouwgrond een subsidie is verstrekt voor agrarisch natuur- en landschapsbeheer op grond van artikel 3.2 van de Subsidieverordening Natuur- en Landschapsbeheer Gelderland 2016 of een subsidie op grond van die regeling is aangevraagd voor agrarisch natuur- en landschapsbeheer voor het volgende kalenderjaar, en

  • b.

    de inrichting bijdraagt aan de verhoging van de effectiviteit van het agrarisch natuur- en landschapsbeheer voor de soorten waarvoor het beheer op het betreffende perceel wordt uitgevoerd.

Artikel 4.10.3 Subsidiabele kosten

  • 1. Voor subsidie komen in aanmerking:

    • a.

      kosten voor het maken van een inrichtingsplan voor zover het plan betrekking heeft op maatregelen gericht op wijziging van de oppervlaktewaterstand of grondverzet;

    • b.

      kosten voor maatregelen gericht op wijziging van de oppervlaktewaterstand;

    • c.

      kosten van grondverzet;

    • d.

      kosten van verwijdering van begroeiing en beplanting, en

    • e.

      overige kosten voor zover die noodzakelijk zijn voor de inrichting van het leefgebied SNLG.

  • 2. Geen subsidie wordt verstrekt voor het verwijderen van bodemverontreiniging of afval.

Artikel 4.10.4 Aanvrager

Subsidie wordt verstrekt aan een agrarisch collectief.

Artikel 4.10.5 Aanvrager

Onverminderd artikel 1.2.3 wordt bij de aanvraag een kaart gevoegd waarop de locatie van de werkzaamheden is aangeduid.

Artikel 4.10.6 Hoogte van de subsidie

  • 1 De subsidie bedraagt ten hoogste 95% van de subsidiabele kosten met een minimum van € 5.000,-met dien verstande dat de subsidie niet meer bedraagt dan € 8.000,- per hectare van het leefgebied SNLG.

  • 2 De subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 4.10.3, eerste lid onder a, bedragen maximaal 15% van het totaalbedrag dat voor subsidie in aanmerking komt.

Artikel 4.10.7 Weigeringsgronden

Geen subsidie wordt verstrekt als voor de aangevraagde percelen al eerder een subsidie op grond van artikel 4.10.1 is verstrekt.

Artikel 4.10.8 Verplichtingen van de subsidieontvanger

De subsidieontvanger is verplicht de subsidiabele activiteiten binnen 12 maanden na de subsidieverlening uit te voeren.

Artikel 4.10.9 Communautair toetsingskader

Subsidie wordt slechts verstrekt voor zover deze niet in strijd is met het Besluit van de Europese Commissie van 7 juli 2017, C(2017) 4589, met betrekking tot steunmaatregel SA.37960 (2015/N).

Paragraaf 4.11 Soortenmanagementplan

Artikel 4.1.1 Begripsomschrijvingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    gebiedsgerichte ontheffing: ontheffing van de verboden als bedoeld in de artikelen 3.1, 3.2, zesde lid, 3.5, 3.6, tweede lid en 3.10, eerste lid, van de Wet natuurbescherming bij activiteiten binnen een plangebied waarbij de maatregelen het functioneel leefgebied van de beschermde soorten, ongeacht de aard van de negatieve effecten van de toegestane activiteiten, versterken;

  • b.

    soortenmanagementplan: plan gericht op het verbeteren van de staat van instandhouding van soorten en ter onderbouwing van de aanvraag om een gebiedsgerichte ontheffing.

Artikel 4.11.1 Subsidiabele activiteit

Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor het opstellen van een soortenmanagementplan.

Artikel 4.11.2 Criteria

  • 1.

    Subsidie voor het opstellen van een soortenmanagementplan wordt alleen verstrekt als:

    • a.

      het plan de informatie bevat genoemd in Bijlage 2 van de Uitvoeringsregels Wet natuurbescherming Gelderland 2018;

    • b.

      het plan gericht is op:

      • 1e.

        verduurzaming van woningen in de bebouwde kom;

      • 2e.

        laanbeplantingen of houtwallen buiten de bebouwde kom;

      • 3e.

        asbestsanering of de sloop van schuren op gronden met een agrarische bestemming, of

      • 4e.

        inrichting en beheer van watergangen van een geheel stroomgebied;

    • c.

      de maatregelen in het plan ertoe leiden dat de staat van instandhouding van de soorten, die voorkomen in het plangebied en die beïnvloed worden door de gebiedsgerichte ontheffing, verbetert, en

    • d.

      de ecologische gegevens van het plan maximaal vijf jaar oud zijn.

Artikel 4.11.3 Subsidiabele kosten

Voor subsidie als bedoeld in artikel 4.11.1 onder a komen in aanmerking:

  • a.

    kosten voor het opstellen van een soortenmanagementplan;

  • b.

    kosten voor het hiervoor benodigde inventarisatieonderzoek.

Artikel 4.11.4 Aanvrager

Subsidie wordt verstrekt aan een gemeente of waterschap.

Artikel 4.11.5 Aanvraag

Onverminderd artikel 1.2.3 verstrekt de aanvrager bij de aanvraag:

  • a.

    een offerte van een adviesbureau voor de kosten als bedoeld in artikel 4.11.3, en

  • b.

    een kaart en een beknopte beschrijving van het plangebied. 

Artikel 4.11.6 Hoogte van de subsidie

De subsidie voor het opstellen van een soortenmanagementplan bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 25.000.

Artikel 4.11.7 Weigeringsgrond

Subsidie wordt geweigerd als aan de aanvrager al eerder subsidie op grond van deze regeling is verstrekt.

Artikel 4.11.8 Verplichtingen

De ontvanger van subsidie stelt het soortenmanagementplan binnen 18 maanden na het verlenen van de subsidie vast.

Paragraaf 4.12 Burgerbetrokkenheid bij natuur, groen en landschap

Artikel 4.12.1 Subsidiabele activiteit

  • 1 Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor:

    • a.

      het aanleggen of beheren van natuur, groen of landschap door burgers in hun leefomgeving,

    • b.

      het betrekken van burgers bij activiteiten op het gebied van natuur, groen of landschap in hun leefomgeving, of

    • c.

      het betrekken van burgers bij activiteiten op het gebied van natuur, groen of landschap in hun leefomgeving door bijdragen te verstrekken aan initiatieven van vrijwilligers om natuur, groen of landschap aan te leggen of te beheren.

  • 2 Onder het aanleggen of beheren wordt in ieder geval verstaan:

    • a.

      het planten van bomen, struiken en planten;

    • b.

      het geschikt maken van een terrein zodat er zich planten of dieren kunnen vestigen;

    • c.

      snoeien, maaien en dunnen;

    • d.

      het plaatsen van houten zitbankjes.

  • 3 Onder het betrekken van burgers als bedoeld in artikel 4.12.1, eerste lid, onder b, wordt in ieder geval verstaan:

    • a.

      het organiseren van bijeenkomsten en werkdagen;

    • b.

      het opstellen en verspreiden van informatiemateriaal, niet zijnde boeken;

    • c.

      het geven van voorlichting.

Artikel 4.12.2 Niet-subsidiabele kosten

  • 1 Voor subsidie komen niet in aanmerking kosten voor:

    • a.

      aankoop van onroerende goederen;

    • b.

      waardedaling van grond of opbrengstderving;

    • c.

      gebouwen of inrichting daarvan, of

    • d.

      aankoop van machines die benodigd zijn om de activiteiten uit te voeren.

  • 2 Onverminderd het eerste lid komen kosten voor subsidie als bedoeld in artikel 4.12.1, eerste lid, onder c, niet in aanmerking voor subsidie als de vrijwilligers die een initiatief ondernemen niet ten minste een financiële bijdrage leveren ter hoogte van 35% van het verstrekte bedrag als bedoeld in artikel 4.12.7, derde lid.

Artikel 4.12.3 Aanvrager

  • 1 In afwijking van artikel 5, eerste lid, van de AsG, wordt subsidie als bedoeld in artikel 4.12.1, eerste lid, onder a, uitsluitend verstrekt aan een samenwerkingsverband van ten minste vijf natuurlijke personen dat of een rechtspersoon die zich inzet voor natuur, groen of landschap.

  • 2 Subsidie als bedoeld in artikel 4.12, eerste lid, onder b of c, wordt uitsluitend verstrekt aan een vereniging of stichting met de statutaire doelstelling betreffende inzet voor natuur, groen of landschap, niet zijnde een bos- of landgoedeigenaar.

Artikel 4.12.4 Aanvraag

  • 1 Onverminderd artikel 1.2.3 verstrekt de aanvrager bij de aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 4.12.1, eerste lid, aanhef en onder a, in ieder geval:

    • a.

      een door de deelnemende personen ondertekend schriftelijk document waarin zij verklaren de activiteit uit te voeren;

    • b.

      een schriftelijke toestemming van de eigenaar van het perceel waarop de aanleg of het beheer betrekking heeft;

    • c.

      een kaart waarop is aangegeven waar de activiteit wordt gerealiseerd, en

    • d.

      een onderbouwing waaruit blijkt dat de activiteit past binnen het bestemmingsplan.

  • 2 Onverminderd artikel 1.2.3 verstrekt de aanvrager bij de aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 4.12.1, eerste lid, aanhef en onder b of c, in ieder geval een plan van aanpak.

  • 3 In het plan van aanpak, bedoeld in het tweede lid, beschrijft de aanvrager hoe hij burgers betrekt bij activiteiten op het gebied van natuur, groen of landschap in hun leefomgeving.

  • 4 Een aanvrager kan maximaal éénmaal per kalenderjaar subsidie ontvangen.

Artikel 4.12.5 Hoogte van de subsidie

  • 1 De subsidie als bedoeld in artikel 4.12.1, eerste lid, onder a of b, bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten met een minimum van € 5.000 en een maximum van € 50.000.

  • 2 De subsidie als bedoeld in artikel 4.12.1, eerste lid, onder c, bedraagt ten hoogste 100% van de subsidiabele kosten met een minimum van € 25.000 en een maximum van € 50.000.

  • 3 Ten hoogste 40% van de subsidiabele kosten bij de subsidie als bedoeld in artikel 4.12, eerste lid, onder a, mag bestaan uit kosten voor externe ondersteuning.

  • 4 Ten hoogste 40% van de subsidiabele kosten bij de subsidie als bedoeld in artikel 4.12, eerste lid, onder b, mag bestaan uit kosten voor personele inzet.

  • 5 Ten hoogste 20% van de subsidiabele kosten bij de subsidie als bedoeld in artikel 4.12, eerste lid, onder c, mag bestaan uit kosten voor personele inzet.

Artikel 4.12.6 Weigeringsgrond

Subsidie als bedoeld in artikel 4.12.1, eerste lid, onder a wordt niet verstrekt voor zover de activiteit betrekking heeft op:

  • a.

    terreinen die zijn opgenomen in het natuurbeheerplan;

  • b.

    het periodiek inzaaien van terreinen en de daarmee gepaard gaande werkzaamheden;

  • c.

    sier- en groenteteelt, of

  • d.

    privé tuinen. 

Artikel 4.12.7 Verplichtingen

  • 1 Als de subsidie direct is vastgesteld als bedoeld in artikel 25 van de AsG, is de ontvanger verplicht de activiteit binnen een jaar na de vaststelling van de subsidie te hebben uitgevoerd.

  • 2 De ontvanger is verplicht binnen vier weken na het afronden van de activiteit publiciteit aan de activiteit te geven via een website of sociale media.

  • 3 Onverminderd het tweede lid verstrekt de ontvanger van een subsidie als bedoeld in artikel 4.12.1, eerste lid, aanhef en onder c, ten hoogste € 5.000 per initiatief van vrijwilligers.

Paragraaf 4.13 Kennisontwikkeling- en overdracht duurzaam functioneren van de toplaag

Artikel 4.13.1 Subsidiabele activiteiten

Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor een project dat is gericht op:

  • a.

    het ontwikkelen van kennis over het duurzaam functioneren van de toplaag;

  • b.

    het overdragen van kennis over het duurzaam functioneren van de toplaag, of

  • c.

    een combinatie van a en b.

Artikel 4.13.2 Criteria

Subsidie wordt slechts verstrekt indien:

  • a.

    het project wordt verricht door een kennis- of onderzoeksinstelling en tenminste een grondgebruiker;

  • b.

    de afspraken, taken en verantwoordelijkheden van de deelnemende partijen voor de uitvoering van het project zijn vastgelegd in een overeenkomst;

  • c.

    aantoonbaar sprake is van een kennishiaat over het duurzaam functioneren van de toplaag;

  • d.

    de onderzoeksvragen van het project voortvloeien uit wetenschappelijk onderzoek;

  • e.

    het onderzoek betrekking heeft op ten minste twee van de volgende onderwerpen: organische stof, bodemchemie, bodemleven, bodemstructuur, waterhuishouding of beworteling.

Artikel 4.13.3 Aanvrager

Subsidie wordt verstrekt aan een kennis- of onderzoeksinstelling.

Artikel 4.13.4 Aanvraag

  • 1. Onverminderd artikel 1.2.3 wordt bij de aanvraag voor een subsidie als bedoeld in artikel 4.13.1 onder a, gevoegd een kaart waarop de locatie van het project is aangeduid.

  • 2. Onverminderd artikel 1.2.3 wordt bij de aanvraag voor een subsidie als bedoeld in artikel 4.13.1 onder b, gevoegd een beschrijving van de wijze van kennisoverdracht.

Artikel 4.13.5 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie als bedoeld in artikel 4.13.1, onder a, bedraagt ten hoogste 80% van de kosten met een een maximum van € 75.000.

  • 2. De subsidie als bedoeld in artikel 4.13.1, onder b, bedraagt ten hoogste 80% van de kosten met een een maximum van € 10.000.

Artikel 4.13.6 Weigeringsgrond

Subsidie als bedoeld in artikel 4.13.1 onder a wordt geweigerd indien:

  • a.

    het onderzoek betrekking heeft op het ontwikkelen van machines voor landbouwmechanisatie of mestverwerkingsinstallaties;

  • b.

    het onderzoek betrekking heeft op een project dat is gericht op het maximaliseren van de winst van een bedrijf of onderneming;

  • c.

    het project kan leiden tot risico’s op bodemuitputting of bodemverontreiniging op de korte en lange termijn, of

  • d.

    het project uitsluitend gericht is op het in beeld brengen van bodemverontreiniging of bemestingstoestand van een individuele grondgebruiker.

Artikel 4.13.7 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. De subsidieontvanger is verplicht de subsidiabele activiteiten binnen 4 jaar na de subsidieverlening uit te voeren.

  • 2. De subsidieontvanger zendt binnen de in het eerste lid gestelde termijn een exemplaar van het onderzoeksresultaat aan Gedeputeerde Staten.

  • 3. Als de subsidie na de in het eerste lid gestelde termijn nog moet worden vastgesteld, wordt het onderzoeksrapport bij de aanvraag tot vaststelling gevoegd.

  • 4. De subsidieontvanger stelt de opgedane kennis en ervaring beschikbaar aan een brede groep van grondgebruikers. De subsidieontvanger zal daarbij afzien van het inroepen van eventuele intellectuele eigendomsrechten. De onderzoeksresultaten zullen worden gepubliceerd op de website van de provincie en blijven daar beschikbaar gedurende tenminste vijf jaar.

Artikel 4.13.8 Communautair toetsingskader

In afwijking van artikel 1.1.3, eerste lid, worden subsidies onder deze paragraaf slechts verstrekt indien deze niet in strijd zijn met hoofdstuk I en artikel 31 van de Landbouwgroepsvrijstellingsverordening, Verordening (EU), Nr. 702/2014 van de Europese Commissie van 25 juni 2014 (Pb EU L 193).

Paragraaf 4.14 Agrarisch waterbeheer door loonwerkbedrijven

Artikel 4.14.1 Begripsomschrijving

In deze paragraaf wordt verstaan onder loonwerkbedrijf: een onderneming waarin de activiteiten overwegend bestaan uit het met, aan of door machines of werktuigen voor derden verrichten van landbouwambachtenwerkzaamheden, cultuurtechnische werkzaamheden of meststoffendistributie.

Artikel 4.14.2 Subsidiabele activiteit

Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor bovenwettelijke investeringen door loonwerkbedrijven in machines die bijdragen aan de doelstellingen van de Kaderrichtlijn water (Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000) en de Nitraatrichtlijn (Richtlijn 91/676/EEG van de Raad van 12 december 1991).

Artikel 4.14.3 Criteria

Subsidie wordt slechts verstrekt als:

  • a.

    de investering is opgenomen in bijlage 2 bij deze regels, en

  • b.

    de aanvrager blijkens het Handelsregister een vestiging heeft in de provincie Gelderland.

Artikel 4.14.4 Subsidiabele kosten

Voor subsidie komen in aanmerking:

  • a.

    de kosten voor de koop van nieuwe onderdelen voor de aanpassing van bestaande machines;

  • b.

    de montage van de in onderdeel a bedoelde nieuwe onderdelen;

  • c.

    de meerkosten voor de koop van nieuwe machines die een aanpassing vormen ten opzichte van standaardmachines

Artikel 4.14.5 Aanvrager

Subsidie wordt verstrekt aan MKB-ondernemingen.

Artikel 4.14.6 Aanvraag

  • 1. Onverminderd artikel 1.2.3 verstrekt de aanvrager bij de aanvraag een offerte van een leverancier voor de kosten als bedoeld in artikel 4.14.4.

  • 2. Een aanvrager kan maximaal éénmaal per kalenderjaar subsidie ontvangen.

Artikel 4.14.7 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie bedraagt ten hoogste 40% van de subsidiabele kosten.

  • 2. De subsidie bedraagt ten minste € 3.000 en ten hoogste € 20.000.

Artikel 4.14.8 Verplichtingen

In afwijking van artikel 1.4.1, eerste lid, is de subsidieontvanger verplicht om de activiteit binnen 18 maanden na de subsidievaststelling uit te voeren.

Artikel 4.14.9 Communautair toetsingskader

[vervallen]

Paragraaf 4.15 Groene schoolpleinen

Artikel 4.15.1 Begripsomschrijvingen:

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    school: onderwijsinstelling voor basis- of voorgezet onderwijs;

  • b.

    groen schoolplein: buitenruimte met natuurlijke elementen en beplanting nabij de school waarvan leerlingen in ieder geval tijdens schooltijd gebruik maken.

Artikel 4.15.2 Subsidiabele activiteit

Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de Algemene subsidieverordening Gelderland 2016 kan worden verstrekt voor het ontwerp en de aanleg van groene schoolpleinen.

Artikel 4.15.3 Criteria

Een subsidie kan worden verstrekt:

  • a.

    voor het ontwerpen en het aanleggen van een groen schoolplein;

  • b.

    als het groene schoolplein natuurlijke elementen en beplanting bevat en een deel van de bestrating wordt vervangen door een waterdoorlatende ondergrond;

  • c.

    als het ontwerp van het groene schoolplein tot stand is gekomen in samenwerking met leerlingen en docenten;

  • d.

    als het groene schoolplein de mogelijkheid biedt om buitenlessen te geven, en

  • e.

    als de grondeigenaar toestemming geeft voor het aanleggen van het groene schoolplein.  

Artikel 4.15.4 Aanvrager

Subsidie wordt verstrekt aan een school.

Artikel 4.15.5 Aanvraag

Onverminderd artikel 1.2.3 bevat de aanvraag een projectbeschrijving, voorzien van een ontwerp van het groene schoolplein, waarin staat:

  • a.

    op welke wijze wordt voldaan aan artikel 4.15.3;

  • b.

    op welke wijze het project bijdraagt aan de biodiversiteit;

  • c.

    op welke wijze de subsidieontvanger voornemens is de buitenlessen te geven op het groene schoolplein, en

  • d.

    op welke wijze het onderhoud en beheer van het groene schoolplein wordt geborgd.  

Artikel 4.15.6 Subsidiabele kosten

Voor subsidie komen in aanmerking:

  • a.

    de kosten van de aanleg;

  • b.

    in afwijking van artikel 1.3.5, onder b, de kosten van het ontwerp van het groene schoolplein.

Artikel 4.15.7 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie bedraagt ten hoogste 75% van de totale subsidiabele kosten van het project met een maximum van € 17.500 per project.

  • 2. De subsidie voor het ontwerp van het groene schoolplein bedraagt ten hoogste 10% van de totale subsidiabele kosten van het project.

Artikel 4.15.8 Niet-subsidiabele kosten

Voor subsidie komen niet in aanmerking:

  • a.

    vergoedingen voor vrijwilligers;

  • b.

    kosten voor kunstgras;

  • c.

    interne loonkosten van de school.

Artikel 4.15.9 Weigeringsgronden

De subsidie wordt geweigerd als:

  • a.

    de te verlenen subsidie minder bedraagt dan € 5.000;

  • b.

    aan de school voor hetzelfde schoolplein al subsidie is verstrekt op grond van deze paragraaf.

Artikel 4.15.10 Verplichtingen

  • 1 De subsidieontvanger is verplicht het groene schoolplein binnen 24 maanden na de subsidieverlening aan te leggen.

  • 2 De subsidieontvanger stelt foto’s beschikbaar van het schoolplein voor en na de aanleg van het groene schoolplein, die vrij van rechten door de subsidieverstrekker gebruikt kunnen worden.

  • 3 De subsidieontvanger meldt de subsidieverstrekker wanneer het groene schoolplein geopend wordt.

Paragraaf 4.16 Medegebruik van graslanden door edelherten

Artikel 4.16.1 Subsidiabele activiteit

Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor het toestaan van medegebruik van graslanden door edelherten gedurende het hele kalenderjaar.

Artikel 4.16.2 Criteria

Subsidie wordt alleen verstrekt als:

  • a.

    de subsidiabele activiteit betrekking heeft op percelen die zijn gelegen in een gebied dat door Gedeputeerde Staten is aangewezen als gebied waarvoor geen aanvraag hoeft te worden ingediend voor een tegemoetkoming voor faunaschade;

  • b.

    door of in opdracht van Gedeputeerde Staten faunaschade aan graslanden is getaxeerd die is veroorzaakt door edelherten, en

  • c.

    de percelen voldoen aan de in de Beleidsregels tegemoetkoming faunaschade Gelderland gestelde voorwaarden om voor een tegemoetkoming in aanmerking te komen.

Artikel 4.16.3 Aanvrager

Subsidie wordt verstrekt aan agrariërs.

Artikel 4.16.4 Aanvraag

  • 1. In afwijking van artikel 7, eerste lid, van de AsG dient de aanvrager een aanvraag om subsidie in tijdens het kalenderjaar waarin faunaschade is geleden.

  • 2. In afwijking van artikel 7, eerste lid, van de AsG wordt de aanvraag om subsidie tijdens of na uitvoering van de subsidiabele activiteit ingediend.

  • 3. Artikel 1.2.3, eerste lid, onder b tot en met e, is niet van toepassing.

Artikel 4.16.5 Hoogte van de subsidie

De subsidie bedraagt € 50 per hectare waarop in het betreffende kalenderjaar faunaschade is getaxeerd.

Artikel 4.16.6 Weigeringsgrond

De subsidie wordt geweigerd als voor het betreffende perceel al subsidie is verstrekt op grond van paragraaf 3 van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer Gelderland 2016.

Artikel 4.16.7 Communautair toetsingskader

In afwijking van artikel 1.3.3, eerste lid, wordt subsidie alleen verstrekt als deze niet in strijd is met Verordening (EU) nr. 1408/2013 van de Europese Commissie van 18 december 2013 (PbEU L 352/09).

Paragraaf 4.17 Aanpak invasieve exoten

Artikel 4.17.1 Subsidiabele activiteit

Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor:

  • a.

    het verwijderen en verwijderd houden gedurende drie jaren of beheersen van één of meer invasieve exoten in combinatie met een projectplan;

  • b.

    het opstellen van een gebiedsplan voor de aanpak van invasieve exoten.

Artikel 4.17.2 Criteria

  • 1. Subsidie als bedoeld in artikel 4.17.1, onder a, wordt alleen verstrekt als:

    • a.

      de subsidiabele activiteit wordt uitgevoerd in het Gelders Natuurnetwerk of in een Natura 2000-gebied;

    • b.

      de subsidiabele activiteit bijdraagt aan de bescherming van de biodiversiteit in een Gelderse natuurparel, als opgenomen in bijlage 1 bij de Beleidsnota Actieve Soortenbescherming, en

    • c.

      de subsidiabele activiteit betrekking heeft op de aanpak van een geïsoleerde populatie.

  • 2. Het eerste lid, onder b en c, is niet van toepassing voor zover de aanvraag betrekking heeft op de zonnebaars.

  • 3. Onverminderd het eerste en het tweede lid wordt subsidie voor de zonnebaars alleen verstrekt als er sprake is van een geïsoleerd water.

  • 4. Subsidie als bedoeld in artikel 4.17.1, onder b, wordt alleen verstrekt als het gebiedsplan:

    • a.

      betrekking heeft op het totale grondgebied van een gemeente of het stroomgebied van een of meer waterlopen dat wordt beheerd door het waterschap, en

    • b.

      betrekking heeft op een of meer invasieve exoten.

Artikel 4.17.3 Gebiedsplan

Het gebiedsplan, als bedoeld in artikel 4.17.1, onder b, bevat een beschrijving van:

  • a.

    de verspreiding van de aan te pakken invasieve exoten;

  • b.

    de maatregelen om de invasieve exoten aan te pakken;

  • c.

    een prioritering van de te nemen maatregelen, en

  • d.

    hoe de samenwerking tussen verschillende partijen die actief zijn binnen het grondgebied of stroomgebied wordt bevorderd of vormgegeven.

Artikel 4.17.4 Subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 1.3.5, onderdeel b, komen de kosten voor het opstellen van een plan van aanpak als bedoeld in het aanvraagformulier die gemaakt zijn voordat de aanvraag is ontvangen voor subsidie in aanmerking.

Artikel 4.17.5 Aanvrager

  • 1. Subsidie als bedoeld in artikel 4.17.1, onder a, wordt verstrekt aan de eigenaar van het perceel, degene die krachtens overeenkomst of zakelijk recht gerechtigd is tot het gebruik van het perceel of anderszins met schriftelijke toestemming van de eigenaar van het perceel gebruik kan maken van het perceel.

  • 2. In afwijking van artikel 5, eerste lid, van de AsG kan subsidie als bedoeld in artikel 4.17.1, onder a, ook aan andere personen dan rechtspersonen worden verstrekt

  • 3. Subsidie als bedoeld in artikel 4.17.1, onder b, kan worden verstrekt aan een gemeente of waterschap.

Artikel 4.17.6 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie als bedoeld in artikel 4.17.1, onder a, bedraagt maximaal 90% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 75.000 per aanvrager.

  • 2. De subsidie voor het projectplan als bedoeld in artikel 4.17.1, onder a, bedraagt maximaal 10% van de totale subsidiabele kosten.

  • 3. De subsidie als bedoeld in artikel 4.17.1, onder b, bedraagt € 10.000.

Artikel 4.17.7 Weigeringsgronden

  • 1. Subsidie als bedoeld in artikel 4.17.1, onder a, wordt geweigerd als voor hetzelfde perceel voor dezelfde activiteit al subsidie op grond van de Subsidieverordening Natuur- en landschapsbeheer Gelderland 2016 is verleend of verstrekt.

  • 2. Subsidie als bedoeld in artikel 4.17.1, onder b, wordt geweigerd als voor hetzelfde gebied al eerder subsidie op grond van deze paragraaf is verleend of verstrekt.

Artikel 4.17.8 Verplichtingen

  • 1. De aanvrager van de subsidie als bedoeld in artikel 4.17.1, onder a, monitort en evalueert de effecten van de getroffen maatregelen en rapporteert hierover twee jaar na de start van de uitvoering aan Gedeputeerde Staten.

  • 2. De aanvrager van subsidie als bedoeld in artikel 4.17.1, onder b, stuurt het gebiedsplan naar Gedeputeerde Staten.

  • 3. De aanvrager van subsidie als bedoeld in artikel 4.17.1, onder b, meldt de voortgang van de uitvoering van gebiedsplan in het tweede jaar na de totstandkoming van het plan aan Gedeputeerde Staten aan de hand van de in artikel 4.17.3 genoemde onderdelen.

Hoofdstuk 5 Regionale bereikbaarheid en regionaal openbaar vervoer

Paragraaf 5.1 Algemene bepalingen

Artikel 5.1.1 Begripsomschrijvingen

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • a.

    beroepsvervoer: beroepsvervoer als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet wegvervoer goederen;

  • b.

    [vervallen]

  • c.

    Bestedingsplan DU: een door Gedeputeerde Staten vastgesteld plan, waarin de besteding is vastgelegd van de decentralisatie-uitkering Projecten verkeer en vervoer;

  • d.

    Bestedingsplan BDU: door Gedeputeerde Staten vastgesteld plan, waarin de besteding is vastgelegd van de brede doeluitkering als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Wet BDU verkeer en vervoer;

  • e.

    communautaire vergunning: vergunning als bedoeld in artikel 4 van verordening (EG) nr. 1072/2009 van de Raad van de Europese Unie van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor toegang tot de markt voor internationaal goederenvervoer over de weg (PbEU L 300/72);

  • f.

    CNG-vrachtauto: een vrachtauto die wordt aangedreven door een verbrandingsmotor die gebruik maakt van aardgas dat met behulp van een compressor is gecomprimeerd tot een druk van 200bar, waarbij het aardgas vervangen kan worden door biogas dat is gezuiverd tot aardgas

  • g.

    elektrische vrachtauto: een vrachtauto die alleen wordt aangedreven door een of meer elektromotoren met energieopslag in een batterij

  • h.

    gewaarmerkt afschrift van de communautaire vergunning: een gewaarmerkt afschrift van de communautaire vergunning als bedoeld in artikel 4, derde lid, van Verordening 1072/2009/EG, dat bij de indiening van de aanvraag niet ouder is dan vier weken;

  • i.

    goederenvervoer: vervoer van goederen over de weg en over water;

  • j.

    koopovereenkomst: schriftelijke overeenkomst tussen leverancier en de subsidieaanvrager over de koop van de vrachtauto of elektrische bestelauto;

  • k.

    LNG-vrachtauto: een voertuig dat een vrachtauto als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet wegvervoer goederen is, valt onder categorie N2 of categorie N3 van Richtlijn 2007/46/EG en bij de feitelijke levering overeenkomstig de koopovereenkomst door de fabrikant als bedoeld in Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 5 september 2007 (PbEU L263) is uitgerust met een motor die als hoofdaandrijving in de vrachtauto is geplaatst en uitsluitend Liquefied Bio Gas of Liquefied Natural Gas als motorbrandstof gebruikt;

  • l.

    MIAM: Meerjaren InvesteringsAgenda Mobiliteit met een overzicht van alle (beoogde) projecten en programma’s die een bijdrage leveren aan regionale bereikbaarheid en regionaal openbaar vervoer;

  • m.

    mobiliteitsmanagement: alle activiteiten gericht op het afstemmen van vraag en aanbod van verkeer en vervoer gericht op het keuzeproces en bewustwording van de reiziger en goederen;

  • n.

    openbaar vervoer: vervoer per trein, bus, tram of regiotaxi dat wordt verzorgd door een vervoerder waaraan op grond van de Wet personenvervoer 2000 een concessie is verleend;

  • o.

    operational lease: de lessee betaalt voor het exclusieve gebruik van een vrachtauto of elektrische bestelauto gedurende een met de leasemaatschappij overeengekomen periode, waarbij de eigendom van de vrachtauto elektrische bestelauto bij de leasemaatschappij blijft;

  • p.

    Samenwerkingsovereenkomst basismobiliteit : overeenkomst tussen provincie en in regioverband samenwerkende gemeenten waarbij de vervoerstaken van de regiotaxi worden overgedragen aan de regio’s;

  • q.

    snelle fietsroute: een regionale hoofdfietsroute die hoogwaardig is ingericht voor woon-werk fietsbewegingen over langere afstanden en primair gericht is op snelle en efficiënte verplaatsing met optimale veiligheid;

  • r.

    SSK-raming: Standaardsystematiek voor Kostenramingen: de systematiek voor kostenramingen zoals deze is vastgelegd in publicatie 137 van het door het CROW uitgegeven handboek Kostenramingen - SSK 2010 of de kennismodule kostenmanagement – SSK 2018;

  • s.

    verlader: bedrijf dat dat goederen van het ene transportmiddel overlaadt in het andere;

  • t.

    vervoerder: de rechtspersoon die openbaar vervoer verricht, waaronder begrepen regiotaxi;

  • u.

    Definitiekader voor het Hoofdfietsnet Gelderland: door Provinciale Staten op 31 januari 2018 (PS2017-766) vastgesteld beleidskader voor het bepalen van het hoogwaardig regionaal fietsnet in Gelderland;

  • v.

    waterstofvrachtauto: een vrachtauto die volledig elektrisch worden aangedreven door middel van een of meer elektromotoren in combinatie met een waterstofbrandstofcel

Paragraaf 5.2 Infrastructuurprojecten

Artikel 5.2.1 Subsidiabele activiteit

Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor:

  • a.

    infrastructurele projecten waarvoor in het MIAM middelen beschikbaar zijn gesteld; en

  • b.

    infrastructurele projecten waarvoor in de bestedingsplannen BDU en de bestedingsplannen DU middelen beschikbaar zijn gesteld.

Artikel 5.2.2 Aanvrager

Subsidie wordt verstrekt aan publiekrechtelijke rechtspersonen en aan ProRail B.V.

Artikel 5.2.3 Hoogte van de subsidie

  • 1 De subsidie als bedoeld in artikel 5.2.1, onderdeel a, bedraagt ten hoogste 100% van de kosten.

  • 2 De subsidie als bedoeld in artikel 5.2.1, onderdeel b, bedraagt ten hoogste het bedrag dat in de bestedingsplannen BDU is opgenomen.

  • 3 Kosten ten behoeve van voorbereiding, administratie en toezicht erop worden voor ten hoogste 15% meegerekend in de kosten.

Paragraaf 5.3 Regiotaxi

Artikel 5.3.1 Subsidiabele activiteit

Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor het verrichten van vervoer in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning in de vorm van regiotaxi en de bijbehorende kosten voor het beheer van de regiotaxi.

Artikel 5.3.2 Criteria

Subsidie voor het verrichten van openbaar vervoer wordt slechts verstrekt als de aanvrager met de provincie een Samenwerkingsovereenkomst basismobiliteit heeft gesloten.

Artikel 5.3.3 Aanvrager

  • 1. Subsidie wordt verstrekt aan gemeenten en openbare lichamen in de zin van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

  • 2. In afwijking van het eerste lid kan subsidie worden verstrekt aan een rechtspersoon waaraan de in het eerste lid genoemde aanvragers haar taak ten aanzien van de regiotaxi heeft overgedragen

Artikel 5.3.4 Hoogte van de subsidie

De subsidie bedraagt het bedrag zoals is overeengekomen in artikel 8 van de Samenwerkingsovereenkomst basismobiliteit.

Paragraaf 5.4 Infrastructurele Hoogwaardig Openbaar Vervoer

Artikel 5.4.1 Begripsomschrijvingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    plan HOV: plan van gemeenten in een regio en de provincie op het gebied van HOV;

  • b.

    hoogwaardig openbaar vervoer: openbaar vervoer per bus met een storingsvrije afwikkeling, gestrekte routes met waar nodig vrijliggende infrastructuur voor de bus, een hoge frequentie, herkenbare en goed bereikbare halte- en knooppuntvoorzieningen, een hoog niveau van dynamische reizigersinformatie en beschikbaarheid van goede en voldoende stallingsvoorzieningen voor de fiets;

  • c.

    HOV-lijn: buslijn die hoogwaardig openbaar vervoer biedt en opgenomen is in het Plan HOV;

  • d.

    OV-visie: visie, vastgesteld door Provinciale Staten op 28 mei 2014 (PS2014-248);

  • e.

    vervoerberaad: bestuurlijk overleg tussen de regio en de provincie;

  • f.

    personele inzet: werkzaamheden verricht door medewerkers van de gemeente dan wel door de gemeente ingehuurde medewerkers.

Artikel 5.4.2 Plan HOV

Gedeputeerde Staten stellen een plan HOV vast als aan de volgende vereisten wordt voldaan:

  • a.

    het plan HOV bevat activiteiten ter verbetering van de infrastructuur voor hoogwaardig openbaar vervoer;

  • b.

    de activiteiten passen in de OV-visie;

  • c.

    het vervoerberaad heeft ingestemd met het plan HOV;

  • d.

    de activiteiten zijn uitgesplitst per HOV-lijn en gemeente;

  • e.

    het plan HOV bevat een beschrijving van de voorgenomen aanpak voor het verrichten van de activiteiten, en

  • f.

    het plan HOV bevat per activiteit een SSK-raming waarin geen kosten voor personele inzet zijn opgenomen.

Artikel 5.4.3 Subsidiabele activiteit

Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan wordt verstrekt voor activiteiten die zijn opgenomen in een plan HOV.

Artikel 5.4.4 Hoogte van de subsidie

De subsidie bedraagt ten hoogste 100% van de subsidiabele kosten met een maximum van het bedrag dat voor die activiteit in het plan HOV is opgenomen.

Artikel 5.4.5 Subsidiabele kosten

  • 1. Voor subsidie komen in aanmerking de kosten zoals die zijn vastgelegd in de bij het plan HOV gevoegde SSK-raming.

  • 2. Onverminderd artikel 1.3.5 komen kosten voor personele inzet van de aanvrager niet in aanmerking voor subsidie.

  • 3. In afwijking van artikel 1.3.5, onder b, komen de kosten die gemaakt zijn in het jaar voorafgaand aan de datum waarop de aanvraag is ontvangen voor subsidie in aanmerking.

  • 4. De artikelen 1.3.6 tot en met 1.3.10 zijn niet van toepassing.

Artikel 5.4.6 Aanvrager

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan de gemeente die in het plan HOV opgenomen is en op wier grondgebied de activiteit plaatsvindt.

Artikel 5.4.7 Verplichting

De aanvrager geeft opdracht voor realisatie van de activiteiten die opgenomen zijn in het plan HOV binnen een jaar vanaf de datum van de verleningsbeschikking.

Artikel 5.4.8 Weigeringsgrond

Subsidie wordt geweigerd als voor dezelfde activiteit al subsidie is verstrekt op grond van paragraaf 5.5 Overstappunten mobiliteit.

Paragraaf 5.5 Overstappunten mobiliteit

Artikel 5.5.1 Begripsomschrijving

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    overstappunt: een locatie waar een reiziger kan overstappen op een andere vorm van vervoer;

  • b.

    voorziening: openbare fysieke faciliteit die het overstappunt toegankelijker, sociaal veiliger of comfortabeler maakt.

Artikel 5.5.2 Subsidiabele activiteit

Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor verbeteringen aan, dan wel nieuwbouw of uitbreiding van voorzieningen op of in de directe nabijheid van een overstappunt.

Artikel 5.5.3 Criteria

  • 1. Subsidie voor nieuwbouw of uitbreiding wordt slechts verstrekt als:

    • a.

      de voorziening ten dienste staat van het overstappunt;

    • b.

      de bezettingsgraad van de bestaande voorziening maximaal is, en

    • c.

      rekening wordt gehouden met de groei van het aantal reizigers.

  • 2. Subsidie voor verbetering wordt slechts verstrekt als deze leidt tot een verbetering van de sociale veiligheid, toegankelijkheid of comfort van het overstappunt voor de reiziger.

  • 3. Onverminderd het eerste en tweede lid wordt subsidie slechts verstrekt als er onderzoek is gedaan naar de knelpunten op het overstappunt, waarbij het overstappunt in zijn geheel is bekeken en waaruit blijkt welke afwegingen aan de subsidiabele activiteit ten grondslag liggen.

Artikel 5.5.4 Aanvrager

  • 1. Subsidie wordt verstrekt aan de eigenaar van de grond waarop het overstappunt is gelegen.

  • 2. Als het overstappunt gelegen is op grond van meerdere eigenaren, dan sluiten de grondeigenaren onderling een samenwerkingsovereenkomst waarin zij in ieder geval een penvoerder aanwijzen. Subsidie wordt verstrekt aan de penvoerder.

Artikel 5.5.5 Aanvraag

Onverminderd artikel 1.2.3 bevat de aanvraag:

  • a.

    de locatie van het overstappunt;

  • b.

    een beschrijving van de huidige situatie;

  • c.

    het onderzoek als bedoeld in artikel 5.5.3, derde lid;

  • d.

    een schetsontwerp van de activiteit;

  • e.

    een SSK-raming waarin geen interne loonkosten zijn opgenomen;

  • f.

    de planning van de werkzaamheden, en

  • g.

    indien van toepassing afschrift van de samenwerkingsovereenkomst als bedoeld in artikel 5.5.4, tweede lid.

Artikel 5.5.6 Hoogte van de subsidie

De subsidie bedraagt ten hoogste 75% van de subsidiabele kosten met een minimum van € 50.000 en een maximum van € 500.000.

Artikel 5.5.7 Subsidiabele kosten

  • 1. Voor subsidie komen in aanmerking de kosten op basis van de bij de aanvraag gevoegde SSK-raming.

  • 2. In afwijking van artikel 1.3.5, onder b, komen de kosten die gemaakt zijn in het jaar voorafgaand aan de datum waarop de aanvraag is ingediend voor subsidie in aanmerking.

  • 3. Voor subsidie komen niet in aanmerking de interne loonkosten.

  • 4. De artikelen 1.3.6 tot en met 1.3.10 zijn niet van toepassing.

Artikel 5.5.8 Verplichting

De aanvrager geeft opdracht voor realisatie van de activiteit binnen een jaar na de datum van de verleningsbeschikking.

Artikel 5.5.9 Weigeringsgronden

  • 1. Geen subsidie wordt verstrekt voor:

    • a.

      een voorziening die niet primair tot doel heeft een overstap te faciliteren.

    • b.

      beheer en onderhoud;

    • c.

      vervanging en herstel in geval van schade.

  • 2. Subsidie wordt geweigerd als voor de activiteit reeds subsidie is verstrekt op grond paragraaf 5.4 Infrastructuur Hoogwaardig Openbaar Vervoer.

Paragraaf 5.6 Vrachtfiets en elektrische bestelauto

Artikel 5.6.1 Begripsomschrijving

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    vrachtfiets: bakfiets bedoeld voor goederenvervoer;

  • b.

    elektrische bestelauto: elektrisch aangedreven bestelauto die opgenomen is in de Milieulijst milieu-en investeringsaftrek en willekeurige afschrijving milieu-investeringen 2019;

  • c.

    kentekenbewijs: bewijs als bedoeld in artikel 36 van de Wegenverkeerswet 1994.

Artikel 5.6.2 Subsidiabele activiteit

Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan wordt verstrekt voor de aanschaf of operational lease van een elektrische bestelauto of vrachtfiets.

Artikel 5.6.3 Criteria

Subsidie wordt slechts verstrekt als:

  • a.

    de aanvrager blijkens het Handelsregister een vestiging heeft in de provincie Gelderland;

  • b.

    de aanvrager in geval van koop de eerste eigenaar van de vrachtfiets zal zijn;

  • c.

    de aanvrager in geval van koop de eerste houder van het kenteken van de elektrische bestelauto zal worden;

  • d.

    de aanvrager in geval van operational lease de eerste gebruiker van de elektrische bestelauto of vrachtfiets zal worden, en

  • e.

    het vervoermiddel ingezet wordt voor goederenvervoer.

Artikel 5.6.4 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie bedraagt:

    • a.

      € 4000 voor de aanschaf of operational lease van een elektrische bestelauto;

    • b.

      € 1500 voor de aanschaf of operational lease van een vrachtfiets bij een aanschafwaarde vanaf € 3000;

    • c.

      € 500 voor de aanschaf of operational lease van een vrachtfiets bij een aanschafwaarde tot € 3000.

  • 2. Per aanvrager wordt voor maximaal zeven voertuigen op basis van deze paragraaf subsidie verstrekt.

Artikel 5.6.5

  • 1. Voor subsidie komen in aanmerking de kosten voor de aanschaf of operational lease van de elektrische bestelauto of vrachtfiets.

  • 2. Artikelen 1.3.4 en 1.3.5, eerste lid, onderdeel b, zijn niet van toepassing.

Artikel 5.6.6 Aanvrager

In afwijking van artikel 5, eerste lid, van de AsG kan subsidie ook worden verstrekt aan andere personen dan rechtspersonen.

Artikel 5.6.7 Aanvraag

Onverminderd artikel 1.2.3 worden bij de aanvraag om subsidie in ieder geval de volgende gegevens verstrekt:

  • a.

    een afschrift van de koopovereenkomst bij de aanschaf van een vrachtfiets of een bestelauto;

  • b.

    ingeval van koop van een bestelauto een afschrift van het kentekenbewijs;

  • c.

    ingeval van operational lease een verklaring van de leasemaatschappij dat zij zelf afziet van een aanvraag tot subsidie voor dit voertuig, en

  • d.

    een verklaring van de aanvrager dat:

    • i.

      in geval van koop van een bestelauto het kenteken van de elektrische bestelauto op naam staat van de subsidieontvanger en tenminste drie jaar onafgebroken op naam van de subsidieontvanger blijft staan.

    • ii.

      in geval van operational lease van een bestelauto het kenteken met ingang van de dag van feitelijke levering op naam staat van de leasemaatschappij en tenminste drie jaar onafgebroken op naam van de leasemaatschappij blijft staan;

    • iii.

      de aanvrager het gesubsidieerde vervoermiddel tenminste drie jaar onafgebroken vanaf de datum van de subsidiebeschikking zal inzetten als transportmiddel voor goederenvervoer vanuit de Gelderse vestiging van de onderneming.

Artikel 5.6.8 Verplichtingen subsidieontvanger

Onverminderd artikel 1.4.4 meldt de subsidieontvanger aan Gedeputeerde Staten de volgende omstandigheden binnen twee weken nadat zij hebben plaatsgevonden:

  • a.

    de vermelding van de subsidieontvanger in het Handelsregister is ingetrokken of gegevens in verband met die vermelding zijn gewijzigd;

  • b.

    de tenaamstelling van de bestelauto is geschorst of gegevens in verband met deze tenaamstelling zijn gewijzigd, of

  • c.

    het kentekenbewijs van de bestelauto is ingetrokken of gegevens in dat kentekenbewijs zijn gewijzigd.

Artikel 5.6.9 Weigeringsgrond

Subsidie wordt geweigerd als:

  • a.

    de koop- of operational leaseovereenkomst gedateerd is voor 1 januari 2019, of

  • b.

    het voertuig ingezet wordt voor personenvervoer.

Paragraaf 5.7 Fietsvoorzieningen

[vervallen]

Paragraaf 5.8 Mobiliteitsprojecten

Artikel 5.8.1 Subsidiabele activiteit

Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor haalbaarheidsstudies, onderzoek, pilots en projecten gericht op gedragsbeïnvloeding met betrekking tot mobiliteit.

Artikel 5.8.2 Aanvrager

Subsidie wordt verstrekt aan:

  • a.

    gemeenten;

  • b.

    privaatrechtelijke rechtspersonen:

    • i.

       voor zover de activiteit gericht is op de eigen organisatie en uitsluitend voor eigen gebruik is; of

    • ii.

      die zich krachtens hun statuten inzetten voor de bevordering van mobiliteitsmanagement.

Artikel 5.8.3 Hoogte van de subsidie

De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de kosten met een minimum van € 5.000 en een maximum van € 50.000.

Paragraaf 5.9 Logistiek en Goederenvervoer

Artikel 5.9.1 Subsidiabele activiteit

Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor:

  • a.

    haalbaarheids- en onderzoeksstudies voor multimodaal of efficiënt en schoon goederenvervoer;

  • b.

    investeringsprojecten infrastructuur ten behoeve van overslagvoorzieningen voor multimodaal goederenvervoer;

  • c.

    pilots of praktijkproeven voor multimodaal of efficiënt en schoon goederenvervoer.

Artikel 5.9.2 Criteria

 Subsidie wordt slechts verstrekt indien:

  • a.

    de activiteiten worden uitgevoerd in de provincie Gelderland dan wel, in geval van een provinciegrensoverschrijdende goederenvervoerstroom, het eind- of beginpunt in Gelderland ligt;

  • b.

      de activiteiten passen binnen het strategisch uitvoeringsprogramma logistiek en Goederenvervoer;

  • c.

    voor zover het een activiteit betreft als bedoeld in artikel 5.9.1 onder c, de beoogde innovatie een bijdrage of besparing oplevert voor de Gelderse logistieke sector.

Artikel 5.9.3 Hoogte van de subsidie

  • 1 De subsidie als bedoeld in artikel 5.9.1, onder a, bedraagt ten hoogste 50% van de kosten met een minimum van € 5.000 en een maximum van € 100.000.

  • 2 De subsidie als bedoeld in artikel 5.9.1, onder b, bedraagt ten hoogste 50% van de kosten met een minimum van € 5.000 en een maximum van € 1.000.000.

  • 3 De subsidie als bedoeld in artikel 5.9.1, onder c, bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten met een minimum van € 5.000 en een maximum van:

    • a.

      € 100.000 voor zover de subsidie betrekking heeft op transport over de weg;

    • b.

      € 200.000 voor zover de subsidie geen betrekking heeft op transport over de weg;

    • c.

      € 300.000 voor zover de activiteit wordt uitgevoerd door publiekrechtelijke rechtspersonen of publiekrechtelijke instellingen.

  • 4 Kosten ten behoeve van voorbereiding, administratie en toezicht worden voor ten hoogste 15% meegerekend in de subsidiabele kosten.

  • 5 Indien de activiteit als bedoeld in artikel 5.9.1, eerste lid, aanhef en onder a is opgenomen in een lijst met initiatieven als bedoeld in artikel 2.9.2, is het maximum als bedoeld in het eerste lid niet van toepassing.

Artikel 5.9.4 Weigeringsgrond

Subsidie wordt geweigerd als voor de activiteit subsidie verstrekt kan worden op grond van paragraaf 5.11.

Paragraaf 5.10 Beter Benutten Vervolg

[vervallen]

Paragraaf 5.11 Duurzame vrachtauto’s

Artikel 5.11.1 Subsidiabele activiteiten

Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor de koop of operational lease van CNG-, elektrische, LNG- of waterstofvrachtauto’s.

Artikel 5.11.2 Subsidiabele kosten

  • 1 Subsidie kan worden verstrekt voor de kosten die voor de aanvrager volgen uit de koop- of operational leaseovereenkomst.

  • 2 Artikel 1.3.5, aanhef en onder b, is niet van toepassing.

Artikel 5.11.3 Aanvrager

Subsidie kan worden verstrekt aan een vervoerder in de zin van artikel 1.1. van de Wet wegvervoer goederen of aan een verlader.

Artikel 5.11.4 Criteria

Subsidie wordt slechts verstrekt indien:

  • a.

    de aanvrager blijkens het Handelsregister een vestiging heeft in de provincie Gelderland;

  • b.

    de aanvrager in geval van koop de eerste houder van het kenteken van de vrachtauto zal worden;

  • c.

    de aanvrager in geval van operational lease de eerste gebruiker van de vrachtauto zal worden;

  • d.

    de vrachtauto zal worden gebruikt of mede zal worden gebruikt voor goederenvervoer vanuit een of meer bedrijfslocaties binnen de provincie Gelderland; en

  • e.

    de aanvrager beschikt over een communautaire vergunning indien de vrachtauto zal worden gebruikt of mede zal worden gebruikt voor beroepsvervoer en op de aanvrager geen vrijstelling op grond van artikel 4 van het Besluit wegvervoer goederen van toepassing is.

Artikel 5.11.5 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie bedraagt:

    • a.

      € 8.000 per CNG- of LNG-vrachtauto;

    • b.

      € 4000 per elektrische vrachtauto met een nettogewicht tot 7,5 ton;

    • c.

      € 27.000 per elektrische of waterstofvrachtauto met een nettogewicht vanaf 7,5 ton

  • 2. Per aanvraag wordt voor maximaal zeven vrachtauto’s op basis van deze paragraaf subsidie verstrekt, waarvan maximaal drie vrachtauto’s als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c

Artikel 5.11.6 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd als:

  • a.

    de datum van de offerte voor de koop- of operational leaseovereenkomst een jaar of meer voor de datum van de aanvraag ligt;

  • b.

    de datum van de koop of operational leaseovereenkomst een jaar of meer voor de datum van de aanvraag ligt, of

  • c.

    de vrachtauto voorafgaand aan de aanvraag op kenteken is gezet.

Artikel 5.11.7 Aanvraag subsidieverlening

  • 1 Onverminderd het bepaalde artikel 1.2.3 worden bij de aanvraag om verlening van subsidie in ieder geval de volgende gegevens verstrekt:

    • a.

      een afschrift van de offerte voor de koop of operational leaseovereenkomst van de vrachtauto;

    • b.

      een verklaring van de aanvrager dat:

      • i.

        de vrachtauto uitsluitend zal worden gebruikt door de aanvrager zelf;

      • ii.

        de vrachtauto zal worden gebruikt of mede gebruikt voor vervoer vanuit een of meer bedrijfslocaties binnen de provincie Gelderland.

  • 2 Indien sprake is van een subsidie als bedoeld in artikel 1.2.3, vijfde lid, wordt bij de aanvraag om verlening van subsidie over de subsidie als bedoeld in artikel 1.2.3, vijfde lid, de volgende gegevens verstrekt:

    • i.

      de instantie die verantwoordelijk is voor de toekenning van de subsidie;

    • ii.

      [vervallen]

    • iii.

      [vervallen]

    • iv.

      de hoogte van de subsidie;

    • v.

      de datum en het kenmerk van de besluiten tot verstrekking van de subsidie, voor zover reeds genomen.

  • 3 Indien de vrachtauto zal worden gebruikt of mede zal worden gebruikt voor beroepsvervoer en op de subsidieontvanger geen vrijstelling op grond van artikel 4 van het Besluit wegvervoer goederen van toepassing is, wordt bij de aanvraag een gewaarmerkt afschrift van de communautaire vergunning van de aanvrager verstrekt.

Artikel 5.11.8 Beslissing op de aanvraag

Artikel 25, eerste tot en met derde lid, van de AsG en artikel 1.3.1 zijn niet van toepassing.

Artikel 5.11.9 Bevoorschotting

Er wordt geen voorschot uitgekeerd.

Artikel 5.11.10 Verplichtingen subsidieontvanger

  • 1 De subsidieontvanger zorgt ervoor dat:

    • a.

      [vervallen]

    • b.

      in geval van koop het kenteken van de vrachtauto met ingang van de dag van feitelijke levering van de vrachtauto op naam staat van de subsidieontvanger en tenminste drie jaar onafgebroken op naam van de subsidieontvanger blijft staan;

    • c.

      in geval van operational lease het kenteken met ingang van de dag van feitelijke levering van de vrachtauto op naam staat van de leasemaatschappij en tenminste drie jaar onafgebroken op naam van de leasemaatschappij blijft staan;

    • d.

      de subsidieontvanger de vrachtauto, onverminderd artikel 1.4.7, tenminste drie jaar onafgebroken vanaf de datum van de subsidiebeschikking gebruikt;

    • e.

      [vervallen]

  • 2 Onverminderd artikel 1.4.4 meldt de subsidieontvanger aan Gedeputeerde Staten de volgende omstandigheden binnen twee weken nadat de omstandigheid heeft plaatsgevonden:

    • a.

      de vermelding van de subsidieontvanger in het Handelsregister is ingetrokken, of gegevens in verband met die vermelding zijn gewijzigd;

    • b.

      de tenaamstelling als bedoeld in artikel 25 van het Kentekenreglement van de vrachtauto is geschorst, of gegevens in verband met deze tenaamstelling zijn gewijzigd;

    • c.

      het kentekenbewijs als bedoeld in artikel 36 van de Wegenverkeerswet 1994 van de vrachtauto is ingetrokken, of gegevens in dat kentekenbewijs zijn gewijzigd; of

    • d.

      de communautaire vergunning van de subsidieontvanger is ingetrokken, of gegevens in die vergunning zijn gewijzigd.

Artikel 5.11.11 Subsidievaststelling

Onverminderd artikel 1.2.3 worden bij de aanvraag om vaststelling de volgende gegevens verstrekt:

  • a.

    een afschrift van het kentekenbewijs als bedoeld in artikel 36 van de Wegenverkeerswet van de vrachtauto;

  • b.

    een afschrift van de koop- of operational leaseovereenkomst.

Artikel 5.11.12 [vervallen]

Artikel 5.11.13 Communautair toetsingskader

Subsidie wordt slechts verstrekt voor zover deze niet in strijd is met hoofdstuk I en artikel 36 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening.

Paragraaf 5.12 Slimme Mobiliteit

Artikel 5.12.1. Begripsomschrijvingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    regionaal uitvoeringsplan Slimme Mobiliteit: plan van de regio voor Slimme Mobiliteit;

  • b.

    regio: Arnhem Nijmegen City Region, Regio FoodValley, Regio Achterhoek, Regio Rivierenland, Regio Stedendriehoek en de meervoudige centrumregeling Noord-Veluwe;

  • c.

    Slimme Mobiliteit: toepassing of gebruik van nieuwe techniek, data, diensten, kennis en mogelijkheden voor gedragsbeïnvloeding met als doel bestaande infrastructuur beter te benutten.

Artikel 5.12.2 Regionaal uitvoeringsplan Slimme Mobiliteit

  • 1. Op verzoek van een regio kunnen Gedeputeerde Staten een regionaal uitvoeringsplan Slimme Mobiliteit goedkeuren.

  • 2. Gedeputeerde Staten verlenen goedkeuring aan het plan als aan de volgende vereisten wordt voldaan:

    • a.

      het plan bevat projecten gericht op Slimme Mobiliteit;

    • b.

      het plan bevat een beschrijving van de voorgenomen aanpak voor het verrichten van de beschreven projecten;

    • c.

      het plan bevat een sluitende begroting, en

    • d.

      het plan past binnen de door Gedeputeerde Staten vastgestelde Werkagenda Slimme Mobiliteit.

Artikel 5.12.3 Subsidiabele activiteit

Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor de uitvoering van een regionaal uitvoeringsplan Slimme Mobiliteit.

Artikel 5.12.4 Criteria

Subsidie wordt slechts verstrekt indien Gedeputeerde Staten het regionaal uitvoeringsplan Slimme Mobiliteit van de betreffende regio hebben goedgekeurd.

Artikel 5.12.5 Aanvrager

Subsidie wordt verstrekt aan:

  • a.

    een deelnemende gemeente als bedoeld in de Regeling Gemeenschappelijk Orgaan Arnhem Nijmegen City Region;

  • b.

    Regio FoodValley;

  • c.

    Regio Achterhoek;

  • d.

    Regio Rivierenland;

  • e.

    Regio Stedendriehoek;

  • f.

    een gastheergemeente als bedoeld in de meervoudige centrumregeling Noord-Veluwe 2017

Artikel 5.12.6 Subsidiabele kosten

Kosten voor de uitvoering van een regionaal uitvoeringsplan Slimme Mobiliteit die zijn gemaakt voordat de aanvraag is ingediend, komen in afwijking van artikel 1.3.5, aanhef en onder b, voor subsidie in aanmerking als deze zijn gemaakt in het kalenderjaar waarin Gedeputeerde Staten het regionale uitvoeringsplan Slimme Mobiliteit hebben goedgekeurd.

Artikel 5.12.7 Indieningstermijn

De aanvraag om subsidie wordt ingediend binnen 13 weken nadat Gedeputeerde Staten het regionale uitvoeringsplan Slimme Mobiliteit hebben goedgekeurd.

Artikel 5.12.8 Hoogte van de subsidie

De subsidie bedraagt maximaal de bijdrage van de provincie Gelderland die in het regionale uitvoeringsplan Slimme Mobiliteit is opgenomen.

Artikel 5.12.9 Aanvraag

Als de subsidie wordt aangevraagd door een deelnemende gemeente of een gastheergemeente, dan wordt bij de aanvraag onverminderd artikel 1.2.3 een verklaring overlegd waaruit blijkt dat de deelnemende gemeente of de gastheergemeente als zodanig is aangewezen door de andere gemeenten in de Regeling Gemeenschappelijk Orgaan Arnhem Nijmegen City Region of de meervoudige centrumregeling Noord-Veluwe 2017.

Artikel 5.12.10 Vaststelling

In afwijking van de artikelen 25 en 26 van de AsG is artikel 27 van de AsG van toepassing op de vaststelling van alle subsidies op grond van deze paragraaf, met dien verstande dat voor subsidies tot €125.000 in plaats van een accountantsverklaring kan worden volstaan met een verklaring als bedoeld in artikel 26, tweede lid, van de AsG.

Paragraaf 5.13 Hoofdfietsnet

Artikel 5.13.1 Begripsomschrijving

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    kern: bebouwde kom met minimaal 5000 inwoners;

  • b.

    regio: Arnhem Nijmegen City Region, Regio FoodValley, Regio Achterhoek, Regio Rivierenland, Regio Stedendriehoek of de meervoudige centrumregeling Noord-Veluwe.

Artikel 5.13.2 Subsidiabele activiteit

Subsidie als bedoeld in artikel 11 AsG kan worden verstrekt voor de aanleg of verbeteren van een fietsroute of een gedeelte daarvan.

Artikel 5.13.3 Criteria

Subsidie wordt alleen verstrekt als:

  • a.

    de fietsroute kwalificeert als een fietsroute binnen het Definitiekader voor het Hoofdfietsnet Gelderland;

  • b.

    de activiteit is gericht op de directheid, veiligheid of comfort en aantrekkelijkheid van de fietsroute;

  • c.

    de aanleg of verbetering ten minste voldoet aan de eisen die CROW stelt in de Ontwerpwijzer fietsverkeer 2016 aan directheid, veiligheid of comfort en aantrekkelijkheid, en

  • d.

    de regio heeft ingestemd met de activiteit.

Artikel 5.13.4 Aanvrager

Subsidie wordt verstrekt aan een gemeente.

Artikel 5.13.5 Aanvraag

  • 1 Onverminderde artikel 1.2.3 worden bij de aanvraag om subsidie de volgende gegevens verstrekt:

    • a.

      een kaart met de Basisregistratie Topografie als onderlegger waarop de locatie van de activiteit, de lengte van de maatregel en de aanduiding van de activiteit op de fietsroute of een deel daarvan zijn ingetekend.

    • b.

      een schriftelijke aanduiding van het begin- en eindpunt van de activiteit;

    • c.

      een dwarsprofiel van de huidige situatie en een dwarsprofiel van de activiteit;

    • d.

      een schriftelijke onderbouwing dat de activiteit binnen het hoofdfietsnet past, en

    • e.

      bij het verbeteren van een fietsroute of een deel daarvan: een fietstelling die op de datum van de aanvraag niet ouder is dan twee jaar en waaruit blijkt hoeveel fietsers er in een aaneengesloten periode van 21 dagen gedurende 24 uur per dag gebruikmaken van de fietsroute of het deel van de fietsroute waarop de activiteit betrekking heeft; of

    • f.

      bij het aanleggen van een fietsroute of een deel daarvan: een schriftelijke onderbouwing van het aantal verwachte fietsers op dat deel van de fietsroute na uitvoering van de activiteit.

  • 2 Artikel 1.2.3, eerste lid, onder b en c, is niet van toepassing.

Artikel 5.13.6 Beslissing op de aanvraag

Artikel 1.3.4 is niet van toepassing.

Artikel 5.13.7 Hoogte van de subsidie

  • 1 De subsidie bedraagt per kilometer aan te leggen of te verbeteren fietsroute of een deel daarvan, per type maatregel en aantallen fietsers:

    Maatregel/aantal fietsers

    0 tot 200 fietsers

    200 tot 500 fietsers

    500 tot 1000 fietsers

    1000 tot 2000 fietsers

    Meer dan 2000 fietsers

    Directheid

    € 260.000

    € 280.000

    € 300.000

    € 330.000

    € 360.000

    Veiligheid

    € 160.000

    € 180.000

    € 200.000

    € 230.000

    € 260.000

    Comfort en aantrekkelijkheid

    € 60.000

    € 80.000

    € 100.000

    € 130.000

    € 160.000

  • 2 De subsidie wordt berekend per 0,01 kilometer.

  • 3 De subsidie wordt met 20% verhoogd als de activiteit betrekking heeft op het aanleggen of verbeteren van een gehele fietsroute tussen twee kernen die het begin- en eindpunt vormen van de fietsroute.

  • 4 De hoogte van de subsidie bedraagt ten minste € 25.000 en ten hoogste € 500.000.

Artikel 5.13.8 Verplichtingen

De activiteit is binnen drie jaar afgerond na het besluit tot subsidieverlening.

Artikel 5.13.9 Weigeringsgrond

Geen subsidie wordt verstrekt voor:

  • a.

    de aanleg of de verbetering van een snelle fietsroute als bedoeld in het Definitiekader voor het Hoofdfietsnet Gelderland;

  • b.

    onderhoud.

Artikel 5.13.10 Accountantsverklaring

Artikel 27, derde lid, van de AsG, is niet van toepassing.

§ 5.14 Snelle fietsroutes

Artikel 5.14.1 Begripsbepalingen

[vervallen]

Artikel 5.14.2 Subsidiabele activiteit

Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor de aanleg van een snelle fietsroute.

Artikel 5.14.3 Criteria

  • 1 Subsidie wordt alleen verstrekt als:

    • a.

      het een snelle fietsroute betreft als bedoeld in het Definitiekader voor het Hoofdfietsnet Gelderland;

    • b.

      de aanvrager samen met één of meerdere gemeenten uitvoering geeft aan de subsidiabele activiteit, en

    • c.

      de samenwerkende gemeenten een overeenkomst hebben gesloten met elkaar en met de provincie voor de realisatie van de snelle fietsroute volgens een door Gedeputeerde Staten vastgesteld model.

  • 2 Gedeputeerde Staten kunnen afwijken van het eerste lid, onderdeel a.

Artikel 5.14.4 Aanvrager

Subsidie wordt verstrekt aan de gemeente die blijkens de aanvraag optreedt als penvoerder van de samenwerkende gemeenten.

Artikel 5.14.5 Aanvraag

De aanvraag om subsidie wordt ingediend binnen 13 weken na het aangaan van de overeenkomst.

Artikel 5.14.6 Verplichtingen

In afwijking van artikel 1.4.7 is de subsidieontvanger verplicht de snelle fietsroute tenminste 10 jaar in stand te houden.

Artikel 5.14.7 Subsidiabele kosten

  • 1 Voor subsidie komen in aanmerking de kosten zoals deze zijn vastgelegd in de bij de overeenkomst gevoegde SSK-raming.

  • 2 In afwijking van artikel 1.3.5, onder b, komen de kosten die gemaakt zijn voor de datum van de aanvraag voor subsidie in aanmerking.

Artikel 5.14.8 Hoogte van de subsidie

De hoogte van de subsidie bedraagt ten hoogste 90% procent van de subsidiabele kosten.

Paragraaf 5.15 Rapport duurzaam goederenvervoer over de weg

Artikel 5.15.1 Subsidiabele activiteit

Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor het opstellen van een rapport door een externe deskundige.

Artikel 5.15.2 Criteria

  • 1. Het rapport geeft ten minste inzicht in:

    • a

      een beschrijving van het gebruik van het wagenpark van de aanvrager op het gebied van het goederenvervoer;

    • b.

      de verduurzamingsalternatieven voor het wagenpark;

    • c.

      de inpasbaarheid van een elektrische of waterstofvrachtauto in de reguliere logistieke planning;

    • d.

      de opleidingsbehoefte binnen het bedrijf van de aanvrager om te kunnen rijden met elektrische of waterstofvrachtauto’s;

    • e.

      een doorrekening van de financiële consequenties het verduurzamen van het wagenpark voor het bedrijf van de aanvrager.

  • 2. Uit het rapport blijkt dat de externe deskundige die het rapport heeft opgesteld:

    • a

      praktijkervaring heeft in het uitvoeren van planningsactiviteiten binnen een internationaal opererende logistieke onderneming;

    • b.

      ervaring heeft met het adviseren en begeleiden van vervoerders en verladers op het terrein van wagenparkbeheer, en

    • c.

      beschikt over actuele kennis van de verduurzamingsmogelijkheden voor een wagenpark.

Artikel 5.15.3 Aanvrager

Subsidie kan worden verstrekt aan een vervoerder in de zin van artikel 1.1. van de Wet wegvervoer goederen of aan een verlader met een vestiging in Gelderland.

Artikel 5.15.4 Subsidiabele kosten.

Voor subsidie komen in aanmerking de kosten van het rapport.

Artikel 5.15.5 Hoogte van de subsidie

De subsidie bedraagt € 3.000.

Artikel 5.15.6 Aanvraag

  • 1. In afwijking van artikel 7, eerste lid, van de AsG wordt de aanvraag om subsidie ingediend na uitvoering van de activiteit.

  • 2. Onverminderd artikel 1.2.3 bevat de aanvraag:

    • a.

      het rapport;

    • b.

      de factuur van de externe deskundige;

    • c.

      een mededeling van de aanvrager in hoeverre hij de conclusies van het rapport ten aanzien van de onderdelen b, c en d van artikel 5.15.2 heeft opgevolgd.

Hoofdstuk 6 Regionale economie

Paragraaf 6.1 Algemene bepalingen

Artikel 6.1.1 Begripsomschrijvingen

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • a.

    Actieplan Vrijetijdseconomie: het actieplan zoals vastgesteld bij besluit van Gedeputeerde Staten van Gelderland van 22 mei 2012;

  • b.

    arbeidsmarktdiscrepantie: kwalitatief of kwantitatief verschil tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt;

  • c.

    arm’s length-voorwaarden: de voorwaarden van de transactie tussen de contractpartijen die niet afwijken van die welke zouden zijn overeengekomen tussen onafhankelijke ondernemingen, en die geen enkele vorm van heimelijke verstandhouding behelzen. Iedere transactie die voortvloeit uit een open, transparante en niet-discriminerende procedure wordt geacht te voldoen aan het arm's length-beginsel;

  • d.

    basisvoorwaarden: voorwaarden waaraan een business case moet voldoen, zijnde duidelijkheid omtrent een beproefde techniek, aangetoonde marktkansen, een beschouwing van de financiering van de marktintroductie en de organisatorische inbedding van de marktintroductie;

  • e.

    [vervallen]

  • f.

    [vervallen]

  • g.

    vervallen;

  • h.

    bedrijventerrein: terrein in gebruik van meer dan één bedrijf, dat vanwege zijn bestemming bestemd en geschikt is voor gebruik door handel, nijverheid, industrie en commerciële en niet-commerciële dienstverlening;

  • i.

    [vervallen]

  • j.

    [vervallen]

  • k.

    concept: een schriftelijke uitwerking van een innovatie met een onderbouwing ter voldoening aan ten minste één van de basisvoorwaarden;

  • l.

    daadwerkelijke samenwerking: samenwerking tussen ten minste twee onafhankelijke partijen om kennis of technologie uit te wisselen of om een gemeenschappelijke doelstelling op basis van een taakverdeling te bereiken, waarbij de partijen samen de omvang van het samenwerkingsproject bepalen, bijdragen aan de tenuitvoerlegging ervan, en het risico en de resultaten ervan delen. Eén of meer partijen kunnen de volledige kosten van het project dragen en zodoende de andere partijen bevrijden van de aan het project verbonden financiële risico's. Contractonderzoek en het verrichten van onderzoeksdiensten worden niet als vormen van samenwerking beschouwd.

  • m.

    demonstratiefabriek: een productielocatie waar een bewezen technologie op industriële schaal wordt toegepast en verbeterd en de op die productielocatie opgedane kennis en ervaring wordt gedeeld met MKB-ondernemingen;

  • n.

    economische spin-off: het realiseren van de additionele opbrengsten door het vergroten van bestedingen van bezoekers, deelnemers, media en de organisaties in Gelderland;

  • o.

    [vervallen]

  • p.

    [vervallen]

  • q.

    experimentele ontwikkeling: het verwerven, combineren, vormgeven en gebruiken van bestaande wetenschappelijke, technologische, zakelijke en andere relevante kennis en vaardigheden, gericht op het ontwikkelen van nieuwe of verbeterde producten, procedés of diensten. Dit kan ook activiteiten omvatten die gericht zijn op de conceptuele formulering, de planning en documentering van alternatieve producten, procedés of diensten. Experimentele ontwikkeling kan prototyping, demonstraties, pilotontwikkeling, testen en validatie omvatten van nieuwe of verbeterde producten, procedés of diensten in omgevingen die representatief zijn voor het functioneren onder reële omstandigheden, met als hoofddoel verdere technische verbeteringen aan te brengen aan producten, procedés of diensten die niet grotendeels vast staan. Dit kan de ontwikkeling omvatten van een commercieel bruikbaar prototype of pilot die noodzakelijkerwijs het commerciële eindproduct is en die te duur is om te produceren alleen met het oog op het gebruik voor demonstratie- en validatiedoeleinden. Onder experimentele ontwikkeling wordt niet verstaan routinematige of periodieke wijziging van bestaande producten, productielijnen, fabricageprocessen, diensten en andere courante activiteiten, zelfs indien die wijzigingen verbeteringen kunnen inhouden;

  • r.

    haalbaarheidsproject: haalbaarheidsproject: een project ten behoeve van een innovatie dat bestaat uit een haalbaarheidsstudie of een combinatie van een haalbaarheidsstudie en experimentele ontwikkeling of industrieel onderzoek;

  • s.

    haalbaarheidsstudie: het onderzoek en de analyse van het potentieel van een project, met als doel de besluitvorming te ondersteunen door objectief en rationeel de sterke en de zwakke punten van een project, de kansen en risico's in kaart te brengen, waarbij ook wordt aangegeven welke middelen nodig zijn om het project te kunnen doorvoeren en wat uiteindelijk de slaagkansen zijn;

  • t.

    [vervallen]

  • u.

    industrieel onderzoek: planmatig of kritisch onderzoek dat is gericht op het opdoen van nieuwe kennis en vaardigheden met het oog op de ontwikkeling van nieuwe producten, procedés of diensten, of om bestaande producten, procedés of diensten aanmerkelijk te verbeteren. Het omvat de creatie van onderdelen voor complexe systemen en kan ook de bouw omvatten van prototypes in een laboratoriumomgeving en/of in een omgeving met gesimuleerde interfaces voor bestaande systemen, alsmede pilotlijnen, wanneer dat nodig is voor het industriële onderzoek en met name voor de validering van generieke technologie;

  • v.

    innovatie: het proces waarbij kennis en technologie, worden samengebracht met het benutten van marktkansen voor nieuwe of betere producten, diensten en zakelijke processen ten opzichte van wat al op de markt beschikbaar is;

  • w.

    innovatieadviesproject: een door een kennisinstelling of een onafhankelijke adviesorganisatie, niet zijnde de aanvrager, ten behoeve van een innovatie verrichte activiteit bestaande uit het, al dan niet op basis van te verrichten nader onderzoek, adviseren over een toepassingsgerichte kennisvraag van een ondernemer, uitgaande van voor de ondernemer nieuwe kennis met betrekking tot de vernieuwing van producten, productieprocessen of diensten, dan wel het verstrekken van innovatiesteun in de vorm van innovatieadviesdiensten of innovatieondersteuningsdiensten als bedoeld in artikel 2, nummers 94 en 95 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening;

  • x.

    innovatieprogramma Topsectoren: programma zoals bedoeld in artikel 3.4.2 van de Regeling nationale EZ-subsidies en gepubliceerd in Staatscourant 2015, 10567 en te raadplegen op www.op-oost.eu of daarvoor in de plaats tredende programma’s;

  • y.

    innovatieve onderneming: een onderneming

    • i.

        die aan de hand van een door een externe deskundige uitgevoerde evaluatie kan aantonen dat zij in de voorzienbare toekomst producten, diensten of procedés zal ontwikkelen die in technologisch opzicht nieuw zijn of een wezenlijke verbetering inhouden ten opzichte van de huidige stand van de techniek in deze sector, en die een risico op technologische of industriële mislukking inhouden; of

    • ii.

        waarvan de kosten voor onderzoek en ontwikkeling ten minste 10 % bedragen van haar totale exploitatiekosten in ten minste één van de drie jaren voorafgaande aan de toekenning van de steun of, in het geval van een startende onderneming zonder enige financiële voorgeschiedenis, bij de audit van haar lopende belastingjaar, gecertificeerd door een onafhankelijke accountant;

  • z.

    kennisinstelling: een instelling zoals bedoeld in artikel 3.4.1, eerste lid, van de Regeling nationale EZ-subsidies of een daarvoor in de plaats tredende regeling;

  • aa.

    kernsport: atletiek, met inbegrip van de wandelsport, judo, tennis, hippische sport, volleybal en wielersport;

  • bb.

    kernsportbond:

    • i.

      atletiek: Koninklijke Nederlandse Atletiekunie en Koninklijke Wandel Bond Nederland;

    • ii.

      hippische sport: Koninklijke Nederlandse Hippische Sportfederatie;

    • iii.

      wielersport: Koninklijke Nederlandsche Wielerunie en Nederlandse Toerfietsunie;

    • iv.

      volleybal: Nederlanse Volleybalbond;

    • v.

      judo: Judobond Nederland;

    • vi.

      tennissport: Koninklijke Nederlandse Lawn Tennis Bond;

  • cc.

    maakindustrie: het met behulp van machines bedrijfsmatig bewerken van grondstoffen en produceren van halffabricaten en eindproducten voor de commerciële markt;

  • dd.

    [vervallen]

  • ee.

    marktintroductie: overgang van de eindfase van het innovatieproces naar de pioniersfase van ondernemerschap; fase waarin afnemers en producenten van innovatieve producten overeenkomsten aangaan;

  • ff.

    MKB-onderneming: een onderneming die behoort tot de categorie kleine, middelgrote en micro-ondernemingen in de zin van artikel 2 van de bijlage bij de Aanbeveling (EG) nr. 2003/361 van de Europese Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (PbEU L 124);

  • gg.

    multisportevenement: een sportevenement, dat bestaat uit wedstrijden tussen georganiseerde teams of individuele sporters in twee of meer sporten, waarvan tenminste één kernsport.

  • hh.

    ondersteunende sector: de sectoren ICT, water, creatieve industrie, chemie of maakindustrie;   startende onderneming: een kleine onderneming tot vijf jaar na haar registratie, die nog geen winst heeft uitgekeerd en niet uit een fusie is ontstaan. Voor een onderneming die zich niet hoeft te laten registreren, kan de periode van vijf jaar geacht worden aan te vangen op het tijdstip dat de onderneming ofwel haar economische activiteiten aanvangt of belastingplichtig wordt voor haar economische activiteiten

  • ii.

    [vervallen]

  • jj.

    [vervallen]

  • kk.

    [vervallen]

  • ll.

    primaire landbouwproductie: de in bijlage I bij het Verdrag betreffende de werking van de EU vermelde producten van de bodem en van de veehouderij die geen verdere bewerking hebben ondergaan die de aard van deze producten wijzigt;

  • mm.

    proeftuinen: fysieke of virtuele proefomgeving voor meerdere onafhankelijke ondernemingen en organisaties waar eindgebruikers van innovatieprojecten of innovatieprocessen in participeren teneinde te komen tot versnelde marktintroducties van een innovatief product;

  • nn.

    programma van side events: een plan tot uitvoering van twee of meer side events;

  • oo.

    programma: samenhangende reeks van projecten en activiteiten met een gezamenlijk doel;

  • pp.

    regiocontract: contract tussen enerzijds provincie en anderzijds regio's en steden in het kader van het Programma Stad en Regio;

  • qq.

    Regionale Bureaus voor Toerisme: organisaties ter bevordering van toerisme per regio zoals aangegeven op een als bijlage bij onderhavige subsidieregeling gevoegde kaart;

  • rr.

    Regionale Centra voor Technologie: de stichting Achterhoeks Centrum voor Technologie te Doetinchem, de stichting Platform Creatieve Technologie te Arnhem, de stichting RCT Rivierenland te Tiel, de stichting RCT Vallei te Ede, stichting Regionaal Nijmeegs Centrum voor Technologie te Nijmegen, stichting Innovatienetwerk Stedendriehoek te Apeldoorn, de stichting Veluws Centrum voor Technologie te Nunspeet;

  • ss.

    route: fiets-, wandel-, mountainbike-, ruiter-, men- of vaarroute die nuttige of interessante plaatsen op basis van de aantrekkelijkheid van het landschap met elkaar verbindt;

  • tt.

    side event: evenement-versterkende activiteit voor, tijdens of na het sportevenement, dat een duidelijke verbinding heeft met het sportevenement en gericht is op het vergroten van de maatschappelijk of economische spin-off van het sportevenement;

  • uu.

    sportbond: vereniging die op nationaal niveau representatief is voor een of meer takken van sport en aangesloten is bij een internationale bond;

  • vv.

    [vervallen]

  • ww.

    sporttalent: sporter, woonachtig in Gelderland, aan wie door NOC*NSF de Topsport Talentstatus is toegekend of door Stichting Topsport Gelderland de status van Gelders sporttalent;

  • xx.

    [vervallen]

  • yy.

    vrijetijdseconomie: de economie die bestaat uit ondernemingen die zich in hoofdzaak bezighouden met dienstverlening ten behoeve van (dag)recreanten en toeristen;

  • zz.

    [vervallen]

  • aaa.

    [vervallen]

  • bbb.

     Regionaal multisporttalentencentrum: een organisatie gericht op de opleiding van een geselecteerde groep talenten in diverse sporten;

  • ccc.

    Regionaal Talentencentrum: een organisatie gericht op de opleiding van een geselecteerde groep talenten binnen een kernsport;

  • ddd.

    Long Term Athlete Development: model, toegepast door NOC/NSF en de stichting Topsport Gelderland, dat specifieke informatie bevat over training, competitie en herstel gebaseerd op de ontwikkeling van sporters op verschillende niveaus en in alle leeftijdsfasen;

  • eee.

    sportgenerieke knowhow: kennis en vaardigheden op de volgende deelgebieden: de mentale kant van prestatiegedrag, sportvoeding en gezonde leefstijl, krachttraining, sport medische kunde, combinatie school en sport, antidoping en communicatie en media;

  • fff.

    sportieve buitenruimte: een ruimte in de buitenlucht die door haar ligging en voorzieningen stimuleert om te gaan sporten;

  • ggg.

    sportparkorganisatie: een rechtspersoon zonder winstoogmerk of een als verbonden partij van een gemeente aan te merken rechtspersoon, die het beheer voert over een terrein met gebouwen, velden en andere voorzieningen voor meer dan één sportvereniging;

  • hhh.

    sportvereniging: een vereniging of andere rechtspersoon zonder winstoogmerk voor personen die met elkaar een of meer sporten beoefenen of hierbij nauw betrokken zijn

  • iii.

    topsporttalentschool: een school die beschikt over een licentie Topsporttalentschool als bedoeld in de Beleidsregel verstrekking licentie Topsporttalentschool VO van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

  • jjj.

    topsportvriendelijke school: een school voor voortgezet, middelbaar of hoger beroepsonderwijs of universiteit met een specifiek beleid gericht op topsport en onderwijs, op grond waarvan sporttalenten tijd en begeleiding krijgen om opleiding en sportcarrière te combineren;

  • kkk.

    tweederingskernsport: golf, gymnastiek, handbal, hockey, schaatsen (inclusief skeeleren), schermen, vrouwenvoetbal, waterpolo of zwemmen;

  • lll.

    Uitvoeringsbeleid Gelderland Sport: het Uitvoeringsbeleid van Gedeputeerde Staten ter uitvoering van het programma Gelderland Sport 2016-2019/2020 (PS2015-589);

  • mmm.

    MKB-innovatiestimuleringsplan: het innovatiestimuleringsplan van een topsector of een daarvoor in de plaats tredend programma, zoals gepubliceerd op https://www.rvo.nl/subsidies-regelingen/topsectoren-mit;

  • nnn.

    MIT-R&D-samenwerkingsproject: project, bestaande uit industrieel onderzoek of experimentele ontwikkeling of een combinatie hiervan, in daadwerkelijke samenwerking uitgevoerd door een MIT-R&D-samenwerkingsverband;

  • ooo.

    MIT-R&D-samenwerkingsverband: verband dat geen rechtspersoonlijkheid bezit, bestaande uit twee of meer niet in een groep verbonden MKB-ondernemers, welk verband is opgericht ten behoeve van de uitvoering van een MIT-R&D-samenwerkingsproject;

  • ppp.

    routenetwerk: netwerk voor fietsen, wandelen, mountainbiken, mennen, paardrijden of varen, gevormd door minimaal 20 knooppunten of keuzepunten;

  • qqq.

    Veluwe: gebied bestaande uit het grondgebied van de gemeenten Apeldoorn, Arnhem, Barneveld, Brummen, Ede, Elburg, Epe, Ermelo, Harderwijk, Hattem, Heerde, Nijkerk, Nunspeet, Oldebroek, Renkum, Rheden, Putten, Rozendaal, Scherpenzeel, Voorst en Wageningen

Paragraaf 6.2 Routenetwerken

Artikel 6.2.1 Subsidiabele activiteit

  • 1. Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor:

    • a.

      het ontwerpen van een routenetwerk; of

    • b.

      het aanleggen of verbeteren van een routenetwerk.

  • 2. Onder het aanleggen of verbeteren van een routenetwerk wordt mede begrepen het digitaal beschikbaar maken ervan.

Artikel 6.2.2 Subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 1.3.5, eerste lid onder a en b, zijn kosten voor het opstellen van de aanvraag en kosten voor het rondkrijgen van de financiering van het project die zijn gemaakt voordat de aanvraag is ingediend subsidiabel.

Artikel 6.2.3 Criteria

Subsidie wordt alleen verstrekt als:

  • a.

    het routenetwerk wordt gevormd door minimaal 20 knooppunten of keuzepunten;

  • b.

    het routenetwerk aansluit op en verwijst naar een routenetwerk, mits in een aangrenzend gebied al een routenetwerk ligt; en

  • c.

    het routenetwerk, voor zover gelegen buiten de bebouwde kom, verwijst naar horeca en recreatieve voorzieningen die zijn gelegen binnen 500 meter van het routenetwerk.

Artikel 6.2.4 Aanvraag

  • 1. Onverminderd artikel 1.2.3 wordt bij de aanvraag om subsidie voor het ontwerpen van een routenetwerk in elk geval een kaart verstrekt, waarop is aangegeven:

    • a.

      het gebied waarop het ontwerp zich richt; en

    • b.

      de al bestaande routenetwerken.

  • 2. Onverminderd artikel 1.2.3 wordt bij de aanvraag om subsidie voor het aanleggen of verbeteren van een routenetwerk in elk geval een kaart verstrekt, waarop is aangegeven:

    • a.

      het aan te leggen of te verbeteren routenetwerk;

    • b.

      als een gedeelte van een routenetwerk verwijderd wordt: het gedeelte dat verwijderd wordt;

    • c.

      het aangrenzend gebied inclusief de al bestaande routenetwerken waarop kan worden aangesloten; en

    • d.

      de verwijzingen naar horeca en recreatieve voorzieningen.

Artikel 6.2.5 Hoogte van de subsidie

  • 1. De kosten voor het opstellen van de aanvraag, projectmanagement en kosten voor de financiering van het project bedragen maximaal 10% van de kosten in de begroting.

  • 2. De subsidie bedraagt:

    • a.

      50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 15.000 voor het ontwerpen van een routenetwerk;

    • b.

      50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 250.000 voor het aanleggen of verbeteren van een routenetwerk.

Artikel 6.2.6 Weigeringsgrond

  • 1. Subsidie wordt geweigerd voor zover de aanvraag ziet op de aanleg, wijziging of beheer en onderhoud van infrastructuur en recreatieve voorzieningen.

  • 2. Subsidie wordt geweigerd voor zover de aanvraag betrekking heeft op een routenetwerk dat ligt op de Veluwe.

Paragraaf 6.3 Routes

Artikel 6.3.1 Subsidiabele activiteit

  • 1. Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor:

    • a.

      het verwijderen van een route; of

    • b.

      het opstellen van een businesscase voor een route.

  • 2. Onder het verwijderen van een route wordt mede verstaan het digitaal verwijderen ervan.

Artikel 6.3.2 Criteria

Subsidie voor het verwijderen van een route wordt alleen verstrekt als:

  • a.

    is aangetoond dat de route niet meer kloppend is; en

  • b.

    de eigenaar van de route toestemming heeft gegeven voor het verwijderen van de route, tenzij de eigenaar van de route niet te achterhalen is.

Artikel 6.3.3 Subsidiabele kosten

Voor subsidie voor het opstellen van een businesscase voor een route komen alleen in aanmerking de kosten voor het inhuren van een externe adviseur.

Artikel 6.3.4 Aanvrager

  • 1. Subsidie voor het verwijderen van een route wordt alleen verstrekt aan gemeenten, Stichting Achterhoek Toerisme, Stichting Regionaal Bureau voor Toerisme Arnhem Nijmegen Veluwe en Stichting Regionaal Bureau voor Toerisme Rivierenland.

  • 2. Subsidie voor het opstellen van een businesscase wordt alleen verstrekt aan een rechtspersoon die blijkens zijn statuten of akte van oprichting of blijkens zijn feitelijke werkzaamheden mede de ontwikkeling of het onderhoud van routes tot doel heeft.

Artikel 6.3.5 Aanvraag

Onverminderd artikel 1.2.3 wordt bij de aanvraag om subsidie voor het verwijderen van een route in elk geval een kaart verstrekt waarop de te verwijderen route is aangegeven.